Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertprogramma

Concertprogramma

Wereldpremière Tan Dun's Requiem for Nature

Wereldpremière Tan Dun's Requiem for Nature

Gashouder (Westergas Amsterdam)
01 juli 2023
20.15 uur

Print dit programma

Koninklijk Concertgebouworkest
Tan Dun dirigent
Candice Chung sopraan
Jiangfan Yong Tibetaanse sopraan
Hasibagen khoomei-bas (Mongoolse keelzang), morin khuur
Han Yan pipa
Laurens Symfonisch instudering Wiecher Mandemaker
Pierre Audi creatief partner
Jean Kalman lichtontwerp
Gilbert Nouno video design
Wojciech Dziedzic kostuumadvies
Frans Willem de Haas regieassistent

Dit programma maakt deel uit van de serie A en het Holland Festival.

Het concert wordt voorzien van tekstprojectie in het Engels. Lees en print de zangteksten hier.

Ook interessant:
- Handleiding bij het Requiem for Nature
Componist Tan Dun: ‘Ik beschouw het Concertgebouworkest als deel van mijn familie’

Tan Dun (1957)

Requiem for Nature (2022-23)
Confession
Mantra
The Deer of Nine Colors
Black Air
Fire Sea
Tears of Nature
geschreven in opdracht van het Koninklijk Concertgebouworkest;
wereldpremière

er is geen pauze

einde ± 21.30 uur

Dit programma wordt mede mogelijk gemaakt door financiële ondersteuning van Ammodo.

Gashouder (Westergas Amsterdam) 01 juli 2023 20.15 uur

Koninklijk Concertgebouworkest
Tan Dun dirigent
Candice Chung sopraan
Jiangfan Yong Tibetaanse sopraan
Hasibagen khoomei-bas (Mongoolse keelzang), morin khuur
Han Yan pipa
Laurens Symfonisch instudering Wiecher Mandemaker
Pierre Audi creatief partner
Jean Kalman lichtontwerp
Gilbert Nouno video design
Wojciech Dziedzic kostuumadvies
Frans Willem de Haas regieassistent

Dit programma maakt deel uit van de serie A en het Holland Festival.

Het concert wordt voorzien van tekstprojectie in het Engels. Lees en print de zangteksten hier.

Ook interessant:
- Handleiding bij het Requiem for Nature
Componist Tan Dun: ‘Ik beschouw het Concertgebouworkest als deel van mijn familie’

Tan Dun (1957)

Requiem for Nature (2022-23)
Confession
Mantra
The Deer of Nine Colors
Black Air
Fire Sea
Tears of Nature
geschreven in opdracht van het Koninklijk Concertgebouworkest;
wereldpremière

er is geen pauze

einde ± 21.30 uur

Dit programma wordt mede mogelijk gemaakt door financiële ondersteuning van Ammodo.

Toelichting

Wereldpremière Tan Dun's Requiem for Nature

door Martijn Voorvelt

De componist/dirigent Tan Dun verbindt in zijn multimediale werken graag de rijke geschiedenis van China met de grote vraagstukken van onze tijd. Daarbij zijn cultuur en natuur met elkaar verknoopt. Zo was The Map (2002) voor cello, orkest en video geïnspireerd door een sjamaan die sprak met de wind, de wolken en de bladeren. ‘Metaforisch gezien is het orkest de natuur, symboliseert de solist de mensen en representeert video de traditie’, verklaarde Tan Dun. In The Wolf, dat hij in 2015 componeerde voor het Concertgebouworkest en solobassist Dominic Seldis, staat de wolf van de Mongoolse steppen symbool voor de menselijke geest en onze relatie met de natuur.

De componist/dirigent Tan Dun verbindt in zijn multimediale werken graag de rijke geschiedenis van China met de grote vraagstukken van onze tijd. Daarbij zijn cultuur en natuur met elkaar verknoopt. Zo was The Map (2002) voor cello, orkest en video geïnspireerd door een sjamaan die sprak met de wind, de wolken en de bladeren. ‘Metaforisch gezien is het orkest de natuur, symboliseert de solist de mensen en representeert video de traditie’, verklaarde Tan Dun. In The Wolf, dat hij in 2015 componeerde voor het Concertgebouworkest en solobassist Dominic Seldis, staat de wolf van de Mongoolse steppen symbool voor de menselijke geest en onze relatie met de natuur.

  • Tan Dun dirigeert het Concertgebouworkest

    foto: Renske Vrolijk

    Tan Dun dirigeert het Concertgebouworkest

    foto: Renske Vrolijk

  • Tan Dun dirigeert het Concertgebouworkest

    foto: Renske Vrolijk

    Tan Dun dirigeert het Concertgebouworkest

    foto: Renske Vrolijk

In mei 2018 hield Tan Dun zijn Buddha Passion voor orkest, koor en solisten ten doop tijdens de Dresdner Musikfestspiele, waarna uitvoeringen volgden in Melbourne, Hongkong, Los Angeles, Seattle, München en Londen. Eeuwenoude muurschilderingen in de grotten van Dunhuang (in westelijk China) komen tot leven in die muziekdramatische vertelling, met karakters als de Kleine Prins, de Vogel van Alle Levens en de Bodhi-boom. Opnieuw zijn natuur en cultuur nauw verbonden – maar Tan Dun maakt duidelijk dat die eenheid in gevaar is: de mens vernietigt zijn eigen natuurlijke en culturele oorsprong.

De verstoorde relatie tussen de mens en moeder Aarde staat centraal in het nieuwe Requiem for Nature. Tan Dun bewerkte enkele specifieke delen van de Buddha Passion die betrokken zijn op de natuur, componeerde nieuwe delen, en smeedde alles aaneen. De zang­teksten – van klaagzangen en gebeden tot theatrale dialogen – zijn van Tan Dun zelf, aangevuld met boeddhistische teksten uit de Tang-dynastie (618–904) en van Hsing Yun (1927–2023), een Taiwanese boeddhistische leider die in februari overleed. Ze worden gezongen in het Engels, Sanskriet, Mongools (Hasibagen, keelzanger en bespeler van de morin khuur of paardenkopviool), Tibetaans (inheemse sopraan Jiangfan Yong) en Kantonees (sopraan Candice Chung). Naast uitgebreide solo’s voor pipa, een Chinese luit (hier bespeeld door Han Yan), zijn er ook veel solistische passages in het orkest, bijvoorbeeld van de harp en een keur aan slagwerkinstrumenten.

Confession

De mensheid roept de natuur aan, overdenkt zijn zonden en vraagt om vergiffenis in het gedragen eerste deel. Dit gebeurt eerst in het koor boven een lang aangehouden c in het hele orkest, waarna de Mongoolse khoomei-bas namens de mensheid opbiecht wat hij allemaal heeft misdaan. ‘Je nodigde me uit in je huis, en ik betaalde je voor je gastvrijheid terug met totale verwoesting’. Zijn misdaden jegens de natuur worden rijkelijk geïllustreerd door de slagwerkers met onder meer waterdruppels, paukenglissando’s, grote trom, windbuis, steendrum en temple blocks. Een staccato pendelbeweging leidt tot een groot crescendo in het hele orkest, gevolgd door een snellere, percussieve episode. De solisten voegen zich bij het koor voor een hymne aan de natuur, terwijl urgente aanzwellende orkest­golven de boodschap kracht bijzetten. De aanroep ‘o’ wordt gezongen in langzame frasen die stijgen en dalen, eerst alleen door de vrouwen, dan in canon met de mannen, met in de strijkers oosters klinkende glissando’s.

Mantra

In het tweede deel worden verhalende, theatrale episodes afgewisseld met beschouwende en plechtige mantra’s, die in het Sanskriet worden gezongen. In koor en orkest ontspint zich een verhaal waarin de mens leert hoeveel een ziel waard is. Het begint met een schijnbaar onschuldig spel: een kind (in het verhaal de Kleine Prins) jaagt een vogeltje op. Als het beestje neervalt en sterft, is het kind eerst geschokt, dan verdrietig – het verliest zijn onschuld. Dan vertelt de natuur dat ze het kind – de mens – zal vergeven als het zorgt voor een balans in het lijden. Hoe? Leg het vogeltje en een deel van jezelf op een weegschaal en zorg dat ze evenveel wegen (in trillende blazersnoten weerklinkt het balanceren). Dat lijkt een eitje, totdat blijkt dat je je hele leven in de waagschaal moet stellen en ondraaglijke pijn moet lijden. De les: alle zielen – van mier tot dinosaurus – hebben hetzelfde gewicht.

The Deer of Nine Colors

Sopraan Candice Chung draagt in quasi Peking-operastijl een verhaal voor over het Negenkleurige Hert (jiu se lu). Dit mythische dier, de reïncarnatie van een boom die ooit door mensen werd geveld, is nu de ziel van het woud waar ze samen met de andere herten leeft, verborgen voor de mensen. Op een dag hoort ze hoe een verdrinkende man op hulp roept. Ze kan niet anders dan hem redden, tegen beter weten (en de protesten van de andere herten) in. Ze laat de man beloven nooit haar verblijfplaats te verraden. Maar als de man thuis komt, hoort hij dat de koning een gigantische beloning heeft uitgeloofd aan degene die hem het Negenkleurige Hert kan bezorgen. Zonder blikken of blozen leidt hij de mensen naar haar toe, en doodt haar. In een afsluitend koraal vraagt de mensheid (als in deel I) om vergeving. Het verhaal krijgt later een verrassend vervolg. Pipaspeelster Han Yan verbindt dit deel aan het volgende.

‘O mensen, mogen jullie en ik één zijn’, zingt de keelzanger

Black Air

Een solo voor fantan pipa (gedragen pipa, die dansend bespeeld kan worden) wordt begeleid door strijkers en harp. De solo vervolgt op een gewone pipa, terwijl het koor een treurzang inzet die eindigt als een gebed: ‘Vergeef mij en mijn gierigheid, laat je Karma in duizendvoud onze zondige zielen omhelzen, opdat we je niet langer vernietigen, o natuur’. De mystieke klanken van waterdruppels en vingercymbaaltjes vormen de overgang naar het volgende deel.

Fire Sea

Boven machtige koperakkoorden, gepuncteerd met accenten van de strijkers en houtblazers, vertelt de keelzanger van een stervende aarde, met een vlammende zee en smeltende rotsen. Te midden van dit apocalyptische visioen vindt hij langs de Zijderoute een stervende vrouw die hij met zijn lied en zijn laatste druppels water in leven houdt. Daarmee reïncarneert het Negenkleurige Hert in deze vrouw, Nina, vertolkt door   de Tibetaanse sopraan. Ze legt uit dat de zijderupsen in haar dorp door een onverklaarbare epidemie zijn uitgestorven; ze is op reis gegaan om nieuwe rupsen en cocons te verzamelen in het Oosten, maar is uitgeput en bang dat ze de terugreis niet kan voltooien.

De Zijderoute symboliseert hier verbinding tussen culturen, en tussen de harten van de mensen. De onbekende reiziger stelt zich voor als de zingende monnik Kongxian, afkomstig uit Dunhuang – een Tibetaanse stad in de woestijn die bekend staat om zijn bijzondere grottekeningen. Nina is er ooit geweest en koestert de herinnering, terwijl ze in de bitter koude nacht sterft in de armen van de monnik. Begeleid door pipa en een lage toon in de strijkers zingt de Tibetaanse sopraan dan een tekst uit de Tang-dynastie, de Hart-sutra, waarin Sariputra – een van de twee belangrijkste discipelen van Boeddha – verlichting bereikt wanneer hij beseft dat er geen grenzen zijn tussen hem, zijn denken en wat hem omringt. Het koor sluit het vijfde deel a cappella af.

Tears of Nature

In het slotdeel keren veel muzikale elementen uit het eerste deel terug, waaronder de slagwerkgeluiden, de glissando-melodie in de strijkers, de crescendo-passages en de stijgende en dalende koormelodie op ‘o’. In Tibetaanse theaterstijl bidt de sopraan tot de zon en de maan dat de natuur de mensen ‘geneest van hun virussen en de hebzucht in hun zielen’, opdat de mensen leren de wereld te delen met de andere levensvormen. ‘O mensen, mogen jullie en ik één zijn’, zingt de keelzanger, waarna het koor, het orkest en alle solisten ten slotte samen de vergevingsgezinde natuur tot klinken brengen. 

In mei 2018 hield Tan Dun zijn Buddha Passion voor orkest, koor en solisten ten doop tijdens de Dresdner Musikfestspiele, waarna uitvoeringen volgden in Melbourne, Hongkong, Los Angeles, Seattle, München en Londen. Eeuwenoude muurschilderingen in de grotten van Dunhuang (in westelijk China) komen tot leven in die muziekdramatische vertelling, met karakters als de Kleine Prins, de Vogel van Alle Levens en de Bodhi-boom. Opnieuw zijn natuur en cultuur nauw verbonden – maar Tan Dun maakt duidelijk dat die eenheid in gevaar is: de mens vernietigt zijn eigen natuurlijke en culturele oorsprong.

De verstoorde relatie tussen de mens en moeder Aarde staat centraal in het nieuwe Requiem for Nature. Tan Dun bewerkte enkele specifieke delen van de Buddha Passion die betrokken zijn op de natuur, componeerde nieuwe delen, en smeedde alles aaneen. De zang­teksten – van klaagzangen en gebeden tot theatrale dialogen – zijn van Tan Dun zelf, aangevuld met boeddhistische teksten uit de Tang-dynastie (618–904) en van Hsing Yun (1927–2023), een Taiwanese boeddhistische leider die in februari overleed. Ze worden gezongen in het Engels, Sanskriet, Mongools (Hasibagen, keelzanger en bespeler van de morin khuur of paardenkopviool), Tibetaans (inheemse sopraan Jiangfan Yong) en Kantonees (sopraan Candice Chung). Naast uitgebreide solo’s voor pipa, een Chinese luit (hier bespeeld door Han Yan), zijn er ook veel solistische passages in het orkest, bijvoorbeeld van de harp en een keur aan slagwerkinstrumenten.

Confession

De mensheid roept de natuur aan, overdenkt zijn zonden en vraagt om vergiffenis in het gedragen eerste deel. Dit gebeurt eerst in het koor boven een lang aangehouden c in het hele orkest, waarna de Mongoolse khoomei-bas namens de mensheid opbiecht wat hij allemaal heeft misdaan. ‘Je nodigde me uit in je huis, en ik betaalde je voor je gastvrijheid terug met totale verwoesting’. Zijn misdaden jegens de natuur worden rijkelijk geïllustreerd door de slagwerkers met onder meer waterdruppels, paukenglissando’s, grote trom, windbuis, steendrum en temple blocks. Een staccato pendelbeweging leidt tot een groot crescendo in het hele orkest, gevolgd door een snellere, percussieve episode. De solisten voegen zich bij het koor voor een hymne aan de natuur, terwijl urgente aanzwellende orkest­golven de boodschap kracht bijzetten. De aanroep ‘o’ wordt gezongen in langzame frasen die stijgen en dalen, eerst alleen door de vrouwen, dan in canon met de mannen, met in de strijkers oosters klinkende glissando’s.

Mantra

In het tweede deel worden verhalende, theatrale episodes afgewisseld met beschouwende en plechtige mantra’s, die in het Sanskriet worden gezongen. In koor en orkest ontspint zich een verhaal waarin de mens leert hoeveel een ziel waard is. Het begint met een schijnbaar onschuldig spel: een kind (in het verhaal de Kleine Prins) jaagt een vogeltje op. Als het beestje neervalt en sterft, is het kind eerst geschokt, dan verdrietig – het verliest zijn onschuld. Dan vertelt de natuur dat ze het kind – de mens – zal vergeven als het zorgt voor een balans in het lijden. Hoe? Leg het vogeltje en een deel van jezelf op een weegschaal en zorg dat ze evenveel wegen (in trillende blazersnoten weerklinkt het balanceren). Dat lijkt een eitje, totdat blijkt dat je je hele leven in de waagschaal moet stellen en ondraaglijke pijn moet lijden. De les: alle zielen – van mier tot dinosaurus – hebben hetzelfde gewicht.

The Deer of Nine Colors

Sopraan Candice Chung draagt in quasi Peking-operastijl een verhaal voor over het Negenkleurige Hert (jiu se lu). Dit mythische dier, de reïncarnatie van een boom die ooit door mensen werd geveld, is nu de ziel van het woud waar ze samen met de andere herten leeft, verborgen voor de mensen. Op een dag hoort ze hoe een verdrinkende man op hulp roept. Ze kan niet anders dan hem redden, tegen beter weten (en de protesten van de andere herten) in. Ze laat de man beloven nooit haar verblijfplaats te verraden. Maar als de man thuis komt, hoort hij dat de koning een gigantische beloning heeft uitgeloofd aan degene die hem het Negenkleurige Hert kan bezorgen. Zonder blikken of blozen leidt hij de mensen naar haar toe, en doodt haar. In een afsluitend koraal vraagt de mensheid (als in deel I) om vergeving. Het verhaal krijgt later een verrassend vervolg. Pipaspeelster Han Yan verbindt dit deel aan het volgende.

‘O mensen, mogen jullie en ik één zijn’, zingt de keelzanger

Black Air

Een solo voor fantan pipa (gedragen pipa, die dansend bespeeld kan worden) wordt begeleid door strijkers en harp. De solo vervolgt op een gewone pipa, terwijl het koor een treurzang inzet die eindigt als een gebed: ‘Vergeef mij en mijn gierigheid, laat je Karma in duizendvoud onze zondige zielen omhelzen, opdat we je niet langer vernietigen, o natuur’. De mystieke klanken van waterdruppels en vingercymbaaltjes vormen de overgang naar het volgende deel.

Fire Sea

Boven machtige koperakkoorden, gepuncteerd met accenten van de strijkers en houtblazers, vertelt de keelzanger van een stervende aarde, met een vlammende zee en smeltende rotsen. Te midden van dit apocalyptische visioen vindt hij langs de Zijderoute een stervende vrouw die hij met zijn lied en zijn laatste druppels water in leven houdt. Daarmee reïncarneert het Negenkleurige Hert in deze vrouw, Nina, vertolkt door   de Tibetaanse sopraan. Ze legt uit dat de zijderupsen in haar dorp door een onverklaarbare epidemie zijn uitgestorven; ze is op reis gegaan om nieuwe rupsen en cocons te verzamelen in het Oosten, maar is uitgeput en bang dat ze de terugreis niet kan voltooien.

De Zijderoute symboliseert hier verbinding tussen culturen, en tussen de harten van de mensen. De onbekende reiziger stelt zich voor als de zingende monnik Kongxian, afkomstig uit Dunhuang – een Tibetaanse stad in de woestijn die bekend staat om zijn bijzondere grottekeningen. Nina is er ooit geweest en koestert de herinnering, terwijl ze in de bitter koude nacht sterft in de armen van de monnik. Begeleid door pipa en een lage toon in de strijkers zingt de Tibetaanse sopraan dan een tekst uit de Tang-dynastie, de Hart-sutra, waarin Sariputra – een van de twee belangrijkste discipelen van Boeddha – verlichting bereikt wanneer hij beseft dat er geen grenzen zijn tussen hem, zijn denken en wat hem omringt. Het koor sluit het vijfde deel a cappella af.

Tears of Nature

In het slotdeel keren veel muzikale elementen uit het eerste deel terug, waaronder de slagwerkgeluiden, de glissando-melodie in de strijkers, de crescendo-passages en de stijgende en dalende koormelodie op ‘o’. In Tibetaanse theaterstijl bidt de sopraan tot de zon en de maan dat de natuur de mensen ‘geneest van hun virussen en de hebzucht in hun zielen’, opdat de mensen leren de wereld te delen met de andere levensvormen. ‘O mensen, mogen jullie en ik één zijn’, zingt de keelzanger, waarna het koor, het orkest en alle solisten ten slotte samen de vergevingsgezinde natuur tot klinken brengen. 

door Martijn Voorvelt

Wereldpremière Tan Dun's Requiem for Nature

door Martijn Voorvelt

De componist/dirigent Tan Dun verbindt in zijn multimediale werken graag de rijke geschiedenis van China met de grote vraagstukken van onze tijd. Daarbij zijn cultuur en natuur met elkaar verknoopt. Zo was The Map (2002) voor cello, orkest en video geïnspireerd door een sjamaan die sprak met de wind, de wolken en de bladeren. ‘Metaforisch gezien is het orkest de natuur, symboliseert de solist de mensen en representeert video de traditie’, verklaarde Tan Dun. In The Wolf, dat hij in 2015 componeerde voor het Concertgebouworkest en solobassist Dominic Seldis, staat de wolf van de Mongoolse steppen symbool voor de menselijke geest en onze relatie met de natuur.

De componist/dirigent Tan Dun verbindt in zijn multimediale werken graag de rijke geschiedenis van China met de grote vraagstukken van onze tijd. Daarbij zijn cultuur en natuur met elkaar verknoopt. Zo was The Map (2002) voor cello, orkest en video geïnspireerd door een sjamaan die sprak met de wind, de wolken en de bladeren. ‘Metaforisch gezien is het orkest de natuur, symboliseert de solist de mensen en representeert video de traditie’, verklaarde Tan Dun. In The Wolf, dat hij in 2015 componeerde voor het Concertgebouworkest en solobassist Dominic Seldis, staat de wolf van de Mongoolse steppen symbool voor de menselijke geest en onze relatie met de natuur.

  • Tan Dun dirigeert het Concertgebouworkest

    foto: Renske Vrolijk

    Tan Dun dirigeert het Concertgebouworkest

    foto: Renske Vrolijk

  • Tan Dun dirigeert het Concertgebouworkest

    foto: Renske Vrolijk

    Tan Dun dirigeert het Concertgebouworkest

    foto: Renske Vrolijk

In mei 2018 hield Tan Dun zijn Buddha Passion voor orkest, koor en solisten ten doop tijdens de Dresdner Musikfestspiele, waarna uitvoeringen volgden in Melbourne, Hongkong, Los Angeles, Seattle, München en Londen. Eeuwenoude muurschilderingen in de grotten van Dunhuang (in westelijk China) komen tot leven in die muziekdramatische vertelling, met karakters als de Kleine Prins, de Vogel van Alle Levens en de Bodhi-boom. Opnieuw zijn natuur en cultuur nauw verbonden – maar Tan Dun maakt duidelijk dat die eenheid in gevaar is: de mens vernietigt zijn eigen natuurlijke en culturele oorsprong.

De verstoorde relatie tussen de mens en moeder Aarde staat centraal in het nieuwe Requiem for Nature. Tan Dun bewerkte enkele specifieke delen van de Buddha Passion die betrokken zijn op de natuur, componeerde nieuwe delen, en smeedde alles aaneen. De zang­teksten – van klaagzangen en gebeden tot theatrale dialogen – zijn van Tan Dun zelf, aangevuld met boeddhistische teksten uit de Tang-dynastie (618–904) en van Hsing Yun (1927–2023), een Taiwanese boeddhistische leider die in februari overleed. Ze worden gezongen in het Engels, Sanskriet, Mongools (Hasibagen, keelzanger en bespeler van de morin khuur of paardenkopviool), Tibetaans (inheemse sopraan Jiangfan Yong) en Kantonees (sopraan Candice Chung). Naast uitgebreide solo’s voor pipa, een Chinese luit (hier bespeeld door Han Yan), zijn er ook veel solistische passages in het orkest, bijvoorbeeld van de harp en een keur aan slagwerkinstrumenten.

Confession

De mensheid roept de natuur aan, overdenkt zijn zonden en vraagt om vergiffenis in het gedragen eerste deel. Dit gebeurt eerst in het koor boven een lang aangehouden c in het hele orkest, waarna de Mongoolse khoomei-bas namens de mensheid opbiecht wat hij allemaal heeft misdaan. ‘Je nodigde me uit in je huis, en ik betaalde je voor je gastvrijheid terug met totale verwoesting’. Zijn misdaden jegens de natuur worden rijkelijk geïllustreerd door de slagwerkers met onder meer waterdruppels, paukenglissando’s, grote trom, windbuis, steendrum en temple blocks. Een staccato pendelbeweging leidt tot een groot crescendo in het hele orkest, gevolgd door een snellere, percussieve episode. De solisten voegen zich bij het koor voor een hymne aan de natuur, terwijl urgente aanzwellende orkest­golven de boodschap kracht bijzetten. De aanroep ‘o’ wordt gezongen in langzame frasen die stijgen en dalen, eerst alleen door de vrouwen, dan in canon met de mannen, met in de strijkers oosters klinkende glissando’s.

Mantra

In het tweede deel worden verhalende, theatrale episodes afgewisseld met beschouwende en plechtige mantra’s, die in het Sanskriet worden gezongen. In koor en orkest ontspint zich een verhaal waarin de mens leert hoeveel een ziel waard is. Het begint met een schijnbaar onschuldig spel: een kind (in het verhaal de Kleine Prins) jaagt een vogeltje op. Als het beestje neervalt en sterft, is het kind eerst geschokt, dan verdrietig – het verliest zijn onschuld. Dan vertelt de natuur dat ze het kind – de mens – zal vergeven als het zorgt voor een balans in het lijden. Hoe? Leg het vogeltje en een deel van jezelf op een weegschaal en zorg dat ze evenveel wegen (in trillende blazersnoten weerklinkt het balanceren). Dat lijkt een eitje, totdat blijkt dat je je hele leven in de waagschaal moet stellen en ondraaglijke pijn moet lijden. De les: alle zielen – van mier tot dinosaurus – hebben hetzelfde gewicht.

The Deer of Nine Colors

Sopraan Candice Chung draagt in quasi Peking-operastijl een verhaal voor over het Negenkleurige Hert (jiu se lu). Dit mythische dier, de reïncarnatie van een boom die ooit door mensen werd geveld, is nu de ziel van het woud waar ze samen met de andere herten leeft, verborgen voor de mensen. Op een dag hoort ze hoe een verdrinkende man op hulp roept. Ze kan niet anders dan hem redden, tegen beter weten (en de protesten van de andere herten) in. Ze laat de man beloven nooit haar verblijfplaats te verraden. Maar als de man thuis komt, hoort hij dat de koning een gigantische beloning heeft uitgeloofd aan degene die hem het Negenkleurige Hert kan bezorgen. Zonder blikken of blozen leidt hij de mensen naar haar toe, en doodt haar. In een afsluitend koraal vraagt de mensheid (als in deel I) om vergeving. Het verhaal krijgt later een verrassend vervolg. Pipaspeelster Han Yan verbindt dit deel aan het volgende.

‘O mensen, mogen jullie en ik één zijn’, zingt de keelzanger

Black Air

Een solo voor fantan pipa (gedragen pipa, die dansend bespeeld kan worden) wordt begeleid door strijkers en harp. De solo vervolgt op een gewone pipa, terwijl het koor een treurzang inzet die eindigt als een gebed: ‘Vergeef mij en mijn gierigheid, laat je Karma in duizendvoud onze zondige zielen omhelzen, opdat we je niet langer vernietigen, o natuur’. De mystieke klanken van waterdruppels en vingercymbaaltjes vormen de overgang naar het volgende deel.

Fire Sea

Boven machtige koperakkoorden, gepuncteerd met accenten van de strijkers en houtblazers, vertelt de keelzanger van een stervende aarde, met een vlammende zee en smeltende rotsen. Te midden van dit apocalyptische visioen vindt hij langs de Zijderoute een stervende vrouw die hij met zijn lied en zijn laatste druppels water in leven houdt. Daarmee reïncarneert het Negenkleurige Hert in deze vrouw, Nina, vertolkt door   de Tibetaanse sopraan. Ze legt uit dat de zijderupsen in haar dorp door een onverklaarbare epidemie zijn uitgestorven; ze is op reis gegaan om nieuwe rupsen en cocons te verzamelen in het Oosten, maar is uitgeput en bang dat ze de terugreis niet kan voltooien.

De Zijderoute symboliseert hier verbinding tussen culturen, en tussen de harten van de mensen. De onbekende reiziger stelt zich voor als de zingende monnik Kongxian, afkomstig uit Dunhuang – een Tibetaanse stad in de woestijn die bekend staat om zijn bijzondere grottekeningen. Nina is er ooit geweest en koestert de herinnering, terwijl ze in de bitter koude nacht sterft in de armen van de monnik. Begeleid door pipa en een lage toon in de strijkers zingt de Tibetaanse sopraan dan een tekst uit de Tang-dynastie, de Hart-sutra, waarin Sariputra – een van de twee belangrijkste discipelen van Boeddha – verlichting bereikt wanneer hij beseft dat er geen grenzen zijn tussen hem, zijn denken en wat hem omringt. Het koor sluit het vijfde deel a cappella af.

Tears of Nature

In het slotdeel keren veel muzikale elementen uit het eerste deel terug, waaronder de slagwerkgeluiden, de glissando-melodie in de strijkers, de crescendo-passages en de stijgende en dalende koormelodie op ‘o’. In Tibetaanse theaterstijl bidt de sopraan tot de zon en de maan dat de natuur de mensen ‘geneest van hun virussen en de hebzucht in hun zielen’, opdat de mensen leren de wereld te delen met de andere levensvormen. ‘O mensen, mogen jullie en ik één zijn’, zingt de keelzanger, waarna het koor, het orkest en alle solisten ten slotte samen de vergevingsgezinde natuur tot klinken brengen. 

In mei 2018 hield Tan Dun zijn Buddha Passion voor orkest, koor en solisten ten doop tijdens de Dresdner Musikfestspiele, waarna uitvoeringen volgden in Melbourne, Hongkong, Los Angeles, Seattle, München en Londen. Eeuwenoude muurschilderingen in de grotten van Dunhuang (in westelijk China) komen tot leven in die muziekdramatische vertelling, met karakters als de Kleine Prins, de Vogel van Alle Levens en de Bodhi-boom. Opnieuw zijn natuur en cultuur nauw verbonden – maar Tan Dun maakt duidelijk dat die eenheid in gevaar is: de mens vernietigt zijn eigen natuurlijke en culturele oorsprong.

De verstoorde relatie tussen de mens en moeder Aarde staat centraal in het nieuwe Requiem for Nature. Tan Dun bewerkte enkele specifieke delen van de Buddha Passion die betrokken zijn op de natuur, componeerde nieuwe delen, en smeedde alles aaneen. De zang­teksten – van klaagzangen en gebeden tot theatrale dialogen – zijn van Tan Dun zelf, aangevuld met boeddhistische teksten uit de Tang-dynastie (618–904) en van Hsing Yun (1927–2023), een Taiwanese boeddhistische leider die in februari overleed. Ze worden gezongen in het Engels, Sanskriet, Mongools (Hasibagen, keelzanger en bespeler van de morin khuur of paardenkopviool), Tibetaans (inheemse sopraan Jiangfan Yong) en Kantonees (sopraan Candice Chung). Naast uitgebreide solo’s voor pipa, een Chinese luit (hier bespeeld door Han Yan), zijn er ook veel solistische passages in het orkest, bijvoorbeeld van de harp en een keur aan slagwerkinstrumenten.

Confession

De mensheid roept de natuur aan, overdenkt zijn zonden en vraagt om vergiffenis in het gedragen eerste deel. Dit gebeurt eerst in het koor boven een lang aangehouden c in het hele orkest, waarna de Mongoolse khoomei-bas namens de mensheid opbiecht wat hij allemaal heeft misdaan. ‘Je nodigde me uit in je huis, en ik betaalde je voor je gastvrijheid terug met totale verwoesting’. Zijn misdaden jegens de natuur worden rijkelijk geïllustreerd door de slagwerkers met onder meer waterdruppels, paukenglissando’s, grote trom, windbuis, steendrum en temple blocks. Een staccato pendelbeweging leidt tot een groot crescendo in het hele orkest, gevolgd door een snellere, percussieve episode. De solisten voegen zich bij het koor voor een hymne aan de natuur, terwijl urgente aanzwellende orkest­golven de boodschap kracht bijzetten. De aanroep ‘o’ wordt gezongen in langzame frasen die stijgen en dalen, eerst alleen door de vrouwen, dan in canon met de mannen, met in de strijkers oosters klinkende glissando’s.

Mantra

In het tweede deel worden verhalende, theatrale episodes afgewisseld met beschouwende en plechtige mantra’s, die in het Sanskriet worden gezongen. In koor en orkest ontspint zich een verhaal waarin de mens leert hoeveel een ziel waard is. Het begint met een schijnbaar onschuldig spel: een kind (in het verhaal de Kleine Prins) jaagt een vogeltje op. Als het beestje neervalt en sterft, is het kind eerst geschokt, dan verdrietig – het verliest zijn onschuld. Dan vertelt de natuur dat ze het kind – de mens – zal vergeven als het zorgt voor een balans in het lijden. Hoe? Leg het vogeltje en een deel van jezelf op een weegschaal en zorg dat ze evenveel wegen (in trillende blazersnoten weerklinkt het balanceren). Dat lijkt een eitje, totdat blijkt dat je je hele leven in de waagschaal moet stellen en ondraaglijke pijn moet lijden. De les: alle zielen – van mier tot dinosaurus – hebben hetzelfde gewicht.

The Deer of Nine Colors

Sopraan Candice Chung draagt in quasi Peking-operastijl een verhaal voor over het Negenkleurige Hert (jiu se lu). Dit mythische dier, de reïncarnatie van een boom die ooit door mensen werd geveld, is nu de ziel van het woud waar ze samen met de andere herten leeft, verborgen voor de mensen. Op een dag hoort ze hoe een verdrinkende man op hulp roept. Ze kan niet anders dan hem redden, tegen beter weten (en de protesten van de andere herten) in. Ze laat de man beloven nooit haar verblijfplaats te verraden. Maar als de man thuis komt, hoort hij dat de koning een gigantische beloning heeft uitgeloofd aan degene die hem het Negenkleurige Hert kan bezorgen. Zonder blikken of blozen leidt hij de mensen naar haar toe, en doodt haar. In een afsluitend koraal vraagt de mensheid (als in deel I) om vergeving. Het verhaal krijgt later een verrassend vervolg. Pipaspeelster Han Yan verbindt dit deel aan het volgende.

‘O mensen, mogen jullie en ik één zijn’, zingt de keelzanger

Black Air

Een solo voor fantan pipa (gedragen pipa, die dansend bespeeld kan worden) wordt begeleid door strijkers en harp. De solo vervolgt op een gewone pipa, terwijl het koor een treurzang inzet die eindigt als een gebed: ‘Vergeef mij en mijn gierigheid, laat je Karma in duizendvoud onze zondige zielen omhelzen, opdat we je niet langer vernietigen, o natuur’. De mystieke klanken van waterdruppels en vingercymbaaltjes vormen de overgang naar het volgende deel.

Fire Sea

Boven machtige koperakkoorden, gepuncteerd met accenten van de strijkers en houtblazers, vertelt de keelzanger van een stervende aarde, met een vlammende zee en smeltende rotsen. Te midden van dit apocalyptische visioen vindt hij langs de Zijderoute een stervende vrouw die hij met zijn lied en zijn laatste druppels water in leven houdt. Daarmee reïncarneert het Negenkleurige Hert in deze vrouw, Nina, vertolkt door   de Tibetaanse sopraan. Ze legt uit dat de zijderupsen in haar dorp door een onverklaarbare epidemie zijn uitgestorven; ze is op reis gegaan om nieuwe rupsen en cocons te verzamelen in het Oosten, maar is uitgeput en bang dat ze de terugreis niet kan voltooien.

De Zijderoute symboliseert hier verbinding tussen culturen, en tussen de harten van de mensen. De onbekende reiziger stelt zich voor als de zingende monnik Kongxian, afkomstig uit Dunhuang – een Tibetaanse stad in de woestijn die bekend staat om zijn bijzondere grottekeningen. Nina is er ooit geweest en koestert de herinnering, terwijl ze in de bitter koude nacht sterft in de armen van de monnik. Begeleid door pipa en een lage toon in de strijkers zingt de Tibetaanse sopraan dan een tekst uit de Tang-dynastie, de Hart-sutra, waarin Sariputra – een van de twee belangrijkste discipelen van Boeddha – verlichting bereikt wanneer hij beseft dat er geen grenzen zijn tussen hem, zijn denken en wat hem omringt. Het koor sluit het vijfde deel a cappella af.

Tears of Nature

In het slotdeel keren veel muzikale elementen uit het eerste deel terug, waaronder de slagwerkgeluiden, de glissando-melodie in de strijkers, de crescendo-passages en de stijgende en dalende koormelodie op ‘o’. In Tibetaanse theaterstijl bidt de sopraan tot de zon en de maan dat de natuur de mensen ‘geneest van hun virussen en de hebzucht in hun zielen’, opdat de mensen leren de wereld te delen met de andere levensvormen. ‘O mensen, mogen jullie en ik één zijn’, zingt de keelzanger, waarna het koor, het orkest en alle solisten ten slotte samen de vergevingsgezinde natuur tot klinken brengen. 

door Martijn Voorvelt

Biografie

Tan Dun, componist

Tan Dun verlegt de grenzen van de klassieke muziek door het gebruik van multimedia en door Westerse en Oosterse tradities met elkaar te vermengen. De componist, dirigent en UNESCO Global Goodwill Ambassador werd gelauwerd met onder meer een Grammy Award, een Grawemeyer Award, een Oscar en een Golden Lion Lifetime Achievement Award.

Zijn composities zijn overal ter wereld te horen in vooraanstaande operahuizen, op festivals en op radio en televisie.

Tan Dun componeerde de eerste Internet Symphony in opdracht van Google/YouTube, een werk dat meer dan 23 miljoen online luisteraars bereikte. Zijn multimediawerk The Map, waarvan de Boston Symphony Orchestra en cellist Yo Yo Ma en de wereldpremière gaven, is in meer dan dertig landen live uitgevoerd. In opdracht van de International Olympic Committee (IOC) componeerde hij de muziek voor de Olympische Spelen in Peking in 2008. Tan Dun leidde orkesten als het London Symphony Orchestra, het BBC Symphony Orchestra, het Orchestre National de France en de Filarmonica della Scala in Milaan. In 2001 stond hij voor het eerst voor het Concertgebouworkest; in 2009 kwam hij terug.

In 2015 leidde hij het orkest in de wereldpremière van The Wolf met solocontrabassist Dominic Seldis, en het opdrachtwerk Nu Shu: The Secret Songs of Women met soloharpiste Petra van der Heide. Zijn opdrachtwerk Three Muses in Video Game voor het Concertgebouworkest en solotrombonist Jörgen van Rijen werd in november 2021 in première gebracht onder leiding van Shiyeon Sung.

Hasibagen, Khoomei-bas (Mongoolse keelzang), morin khuur

Hasibagen uit Mongolië is een bekende keelzanger en bespeler van de morin khuur (paardenkopviool).

Hij is docent aan het Centraal Conservatorium van Peking en oprichter van de World Music Studio en de bands Mongolian Fancier en (in Polen) DAGADANA.

In 2000 studeerde hij af aan de kunstacademie van Inner Mongolia University, waar hij lesgaf tot 2007, om vervolgens over te stappen op de Shimizu Kunihito Natural School in Tokio. Zijn album Song of Chile viel in de prijzen tijdens de Chinese Music Awards 2015. Hasibagen werkte samen met onder anderen het Kölner Klaviertrio en celliste Joanna Sachryn en nam deel aan de wereldtournee van de Chinese zangeres en klankkunstenares Zhu Zheqin.

Verder trad hij op tijdens onder meer de Boao Asia Summit, het festival Les Traversées Tatihou in Frankrijk, Autumn Tiger Music Season in Taiwan, het 38th Anniversary China-Thailand Festival en muziekfestivals in onder meer Hamburg, Sint-Petersburg en Białystok.

Candice Chung, sopraan

Candice Chung (voluit: Chung Ka Yan Candice) werd geboren in Hongkong. Ze studeerde in de Verenigde Staten aan de Manhattan School of Music en de Eastman School of Music, en was finalist tijdens zowel de Classical Singer Vocal Competition als de Jessie Kneisel Lieder Competi­tion.

Tegenwoordig treedt ze veel op met Opera Hong Kong, waar ze eerder deel uitmaakte van het talent­ontwikkelingsprogramma.

Onder haar recente operarollen vinden we Norina in Donizetti’s Don Pasquale, Micaela in Bizets Carmen en Fiordiligi in Mozarts Così fan tutte. Ook zong ze de titelrol van Donizetti’s Maria Stuarda. Haar concertrepertoire bevat onder meer Bachs Magnificat in D groot, Händels Messiah en Orffs Carmina Burana.

Sinds 2018 is ze lid van het innovatieve collectief Bel Canto Singers, dat de musical The Happy Prince & The Other Wise Man ontwikkelde, en de ‘jukebox-­opera’s’ My Beloved (met muziek van Puccini) en The Merry Widow (Léhar en Johann Strauss jr. in het Kantonees).

Han Yan, pipa

Han Yan is een jonge pipaspeelster en -docente aan het conservatorium van Shanghai. Ze werd geboren in Qingdao, waar ze al vanaf jonge leeftijd studeerde bij Shao Xiu Chong aan de Wenhua kunstacademie.

Ze vervolgde haar studie bij Dong Nan en aan het China Conservatory of Music bij Yang Jing, bij wie ze in 2018 afstudeerde.

Han Yan trad op met onder meer de symfonieorkesten van Qingdao, Suzhou, Shenzhen, Shanghai en Guizhou, het Shanghai Opera House Symphony Orchestra en het China Philharmonic Orchestra.

Ze gaf recitals en kamermuziekconcerten in diverse landen; zo was ze soliste tijdens een festival voor Chinese en westerse muziek van het Chinese ministerie van cultuur en trad ze op in Thailand, Australië en Nieuw-Zeeland. Tan Dun nodigde haar in 2020 uit te soleren in zijn ­Pipaconcert; ook speelde ze mee op de opname van One Earth One Spring, de muziek die Tan Dun schreef voor de vijftiende biodiversiteitsconferentie van de Verenigde Naties in 2022.

Laurens Symfonisch, koor

Laurens Symfonisch is een jong symfonisch koor, bedoeld om op hoog niveau composities uit te kunnen voeren die een groot koor vereisen met een professionele klank.

Het staat onder artistieke leiding van Wiecher Mandemaker.

Sinds 2010 zijn grote successen geoogst met symfonische projecten, waaronder Beethovens Negende symfonie in samenwerking met het Orkest van de Achttiende Eeuw, werken van Britten met het BBC Scottish Symphony Orchestra en meerdere concerten met het Rotterdams Philharmonisch Orkest, inclusief filmconcerten ron­dom The Lord of the Rings.

Op het Gergiev Festival trad het koor op met onder meer Brittens War Requiem, Elgars The Dream of Gerontius en Berlioz’ La damnation de Faust. Van de samenwerking met het ­Concertgebouworkest in september 2018, in Jeanne d’Arc au bûcher van ­Honegger, verscheen in juni 2019 een veelgeprezen cd op het label RCO Live. De laatste samenwerkingen met het orkest waren in juni/juli 2023 in de wereldpremière van Tan Duns Requiem for Nature en in september 2023 in Mahlers Derde symfonie onder Klaus Mäkelä.

Pierre Audi, mise-en-espace

Pierre Audi was in 1979 oprichter van het Londense Almeida ­Theatre. In 1988 werd hij directeur van De Nederlandse Opera (later De Nationale Opera) waar hij talloze succesproducties regisseerde en nieuw repertoire initieerde. Van 2005 tot 2014 was hij artistiek directeur van het Holland Festival.

Ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van De Nationale Opera richtte Pierre Audi in 2015 het Opera Forward Festival op.

In september 2018 nam hij afscheid als directeur; hij regisseerde nog wel onder meer het Stockhausen-project aus LICHT in de Gashouder tijdens het Holland Festival van 2019. Pierre Audi is artistiek directeur van Park Avenue Armory in New York en van het Festival d’Aix-en-Provence.

Als creatief partner van het Concertgebouworkest sinds 2021 was hij nauw betrokken bij programma’s in de Grote Zaal – Händels Acis and Galatea onder leiding van Leonardo García Alarcón en concerten onder leiding van Barbara Hannigan in het najaar van 2022 – en bij twee concerten in de Gashouder: ­Symphonic Loops in februari 2022 met Damon Albarn en andere gastmusici en Requiem for Nature onder leiding van Tan Dun in juni-juli 2023.