De aantrekkingskracht van Louis Andriessen
door Jaqueline Oskamp 16 feb. 2025 16 februari 2025
In mei verschijnt Groots is de liefde, de Louis Andriessen-biografie van Jacqueline Oskamp. Op deze pagina’s vindt u een voorpublicatie, exclusief voor Preludium. In dit fragment wordt duidelijk hoe Andriessen componisten uit de hele wereld naar Amsterdam trok.
Calliope Tsoupaki en Louis Andriessen in Middelburg, 1992
Hoe meer Andriessen in het buitenland doceert, hoe meer verzoeken hij krijgt om bij hem te mogen studeren – vanaf eind jaren tachtig komt een onafgebroken stroom van geloofsbrieven op gang, vergezeld van partituren en cassettebandjes. Veel jonge componisten wenden zich tot Andriessen omdat de doorsnee hedendaagse muziek niet aansluit bij hun belevingswereld. De Poolse Jerzy Kronowicz wil bij Andriessen studeren omdat ‘your pieces seem to treat of important problems of the present-day’. Zeker in de Verenigde Staten speelt het formalisme aan de universiteiten de wat avontuurlijker ingestelde componisten parten. Sam Hayden beklaagt zich erover dat hij aan Columbia University nauwelijks feedback krijgt op zijn stukken en het gevoel heeft dat hij zich in ‘een vacuüm’ bevindt. Net als John Cage in de VS vertegenwoordigt Andriessen een anarchistische levenshouding, hij straalt uit meer geïnteresseerd te zijn in ideeën dan in materiële zaken en hij is toegankelijk voor jonge mensen. De New Yorkse Michelle DiBucci besluit op zeker moment Andriessen te bellen met de vraag of ze bij hem zou kunnen studeren. Omdat ’s ochtends haar het beste tijdstip lijkt, zet ze de wekker op half drie ’s nachts. Tot haar grote verbazing is het eerste wat Andriessen zegt: ‘Zeg, het is wel héél vroeg bij jou!’ Tot officiële lessen komt het niet, maar dit nachtelijke telefoontje is het begin van een lange vriendschap.
Iedere aspirant-student kiest zijn eigen toonhoogte om de aandacht van Andriessen te trekken. De Brits-Cypriotische componist Yannis Kyriakides stuurt Andriessen een rechttoe rechtaan verzoek om bij hem te mogen studeren, met een door Steve Martland gesouffleerde verleidingspoging als postscriptum: ‘I play ping-pong’. Richard Ayres, net afgestudeerd in het Engelse Huddersfield, kan zijn geluk niet op als hij hoort dat hij op het Koninklijk Conservatorium is aangenomen voor een master: ‘I have enough money to pay the fees + a little bit more for living. I have sold everything, borrowed off everyone and have been working as a house painter for months – I’m going to do it.!!!’ Calliope Tsoupaki zoekt juist vanuit een depressieve stemming contact met Amsterdam: in haar thuisland Griekenland verkeert ze in een intellectueel en emotioneel isolement. Haar toekomstperspectief is een baan als muziekleraar op een van de eilanden, terwijl haar talent en ambitie om te componeren in haar kolken. Andriessen is haar baken in die woelige baren: ‘I need very much your opinion and your guidance, because you are the only person who can tell me what I need to hear.’
Lees ook het interview met Calliope Tsoupaki.
Niet altijd is Andriessen even welwillend. ‘Saai’, ‘knoeipot’, ‘het gewone verhaal’ of ‘ouwe mannetjesmuziek’, schrijft hij dan in de kantlijn van een toegezonden partituur; met de opdracht aan zijn assistente om de betreffende student zo snel mogelijk te ‘ontmoedigen’. Maar vaak is de componist-in-spe welkom: in de loop der jaren zullen talloze studenten van Andriessen leren hoe je dat doet, een goede partituur schrijven. Terwijl hij aan de ene kant inspeelt op de individuele vragen en behoeften van zijn pupillen, reikt Andriessen ook algemeen bruikbaar gereedschap aan, met een grote nadruk op discipline. Op de fiets springen en gaan trappen, is een beeld dat hij graag gebruikt en wat zoveel betekent als: niet aan de kant staan te wikken en wegen, maar dóen. Nog zo’n universele aanwijzing: beperk je tot één idee en schrap alles wat overbodig is. Vaak geeft hij het advies om in de verbeelding in de concertzaal te gaan zitten en te luisteren naar wat er klinkt: ‘Componeren is in feite luisteren’, houdt hij zijn leerlingen voor, ‘naar wat jij relevant vindt om gehoord te worden.’ Of deze leerstelling: ‘Elke noot moet betekenis hebben, vanaf de allereerste maat.’ Aan zijn Poolse leerling Maciej Kabza schrijft hij: ‘In je creatieve denken moet je radicaal, scherp en controversieel zijn. Niet doen wat mensen van je verwachten dat je zult doen (…) maar rigide regels creëren, waar de muziek zelf om vraagt.’ En de Ierse componist Donnacha Dennehy moedigt hij aan ‘grote risico’s’ te nemen: ‘Dat is het beste wat je kunt doen.’ ‘Efficiëntie is de vijand van de kunst,’ houdt hij Ed Harsh voor. Echter, met een goede partituur ben je er nog niet. Andriessen geeft ook tips hoe te laveren tussen verschillende partijen in het muziekleven. Aan zijn Nederlands-Amerikaanse leerling Ron Ford legt hij de nuances uit: wanneer je je ‘moeilijk’ of ‘stug’ mag opstellen en wanneer je beter kunt meebewegen. Van een ensemble of dirigent gedaan krijgen wat het stuk nodig heeft, is even essentieel als de juiste basnoot schrijven.
Met de leerlingen die tijdelijk naar Amsterdam komen – of zelfs in Nederland blijven wonen, zoals Richard Ayres, David Dramm, Jeff Hamburg, Yannis Kyriakides en Calliope Tsoupaki – trekt hij ook buiten de lessen veel op. Aangevuld met Nederlandse pupillen, onder wie Rozalie Hirs en Martijn Padding, ontstaat een kleine gemeenschap van intimi. Samen avant-gardefilms zien, dans- en theatervoorstellingen bezoeken in Frascati, napraten in café De Blincker, naar concerten in De IJsbreker, in Andriessens bootje door de grachten peddelen, met een groepje doorzakken, kaarten en rummikuppen op Keizersgracht 740. Zo ontrolt zich een doorlopend gesprek over muziek, kunst en het leven. Andriessen ontfermt zich over zijn leerlingen als een vader over zijn kinderen. Hij bezoekt hun repetities en concerten, zorgt dat niemand sociaal buiten de boot valt, en legt voor hen belangrijke contacten in het muziekleven. David Dramm geeft hij de telefoonnummers van hoornist en IJsbreker-oprichter Jan Wolff en van programmamaker Han Reiziger – twee eigenzinnige mannen met een mateloze muzikale kennis, bevlogenheid en doorzettingsvermogen, precies dat wat de Nederlandse nieuwe-muziekscene zo bijzonder maakt.
De meeste buitenlandse compositiestudenten keren na een tijdje weer huiswaarts, waarop een nieuwe stroom brieven volgt. Veelzeggend is de melancholische kreet van Paul Steenhuisen uit Vancouver, die schrijft dat hij pas na tweeënhalve maand over ‘the initial shock of being back’ heen is. ‘Compared to Amsterdam, this place is boring. I miss all of the concerts I went to there. (…) when I compose you are in my brain telling me ‘this is too idealistic’ or to be aware of my bass notes. I think that is good.’
Groots is de liefde. Biografie van Louis Andriessen
(1939-2021) verschijnt rond 15 mei 2025 bij uitgeverij Ambo|Anthos. Jacqueline Oskamp schreef ook de toelichtingen op de programma’s van het Concertgebouworkest op donderdag 6 en vrijdag 7 maart, met onder andere De Stad van Dis van Louis Andriessen en Another Day van Calliope Tsoupaki. Bekijk de toelichting van Calliope Tsoupaki en de toelichting van Louis Andriessen.
Calliope Tsoupaki en Louis Andriessen in Middelburg, 1992
Hoe meer Andriessen in het buitenland doceert, hoe meer verzoeken hij krijgt om bij hem te mogen studeren – vanaf eind jaren tachtig komt een onafgebroken stroom van geloofsbrieven op gang, vergezeld van partituren en cassettebandjes. Veel jonge componisten wenden zich tot Andriessen omdat de doorsnee hedendaagse muziek niet aansluit bij hun belevingswereld. De Poolse Jerzy Kronowicz wil bij Andriessen studeren omdat ‘your pieces seem to treat of important problems of the present-day’. Zeker in de Verenigde Staten speelt het formalisme aan de universiteiten de wat avontuurlijker ingestelde componisten parten. Sam Hayden beklaagt zich erover dat hij aan Columbia University nauwelijks feedback krijgt op zijn stukken en het gevoel heeft dat hij zich in ‘een vacuüm’ bevindt. Net als John Cage in de VS vertegenwoordigt Andriessen een anarchistische levenshouding, hij straalt uit meer geïnteresseerd te zijn in ideeën dan in materiële zaken en hij is toegankelijk voor jonge mensen. De New Yorkse Michelle DiBucci besluit op zeker moment Andriessen te bellen met de vraag of ze bij hem zou kunnen studeren. Omdat ’s ochtends haar het beste tijdstip lijkt, zet ze de wekker op half drie ’s nachts. Tot haar grote verbazing is het eerste wat Andriessen zegt: ‘Zeg, het is wel héél vroeg bij jou!’ Tot officiële lessen komt het niet, maar dit nachtelijke telefoontje is het begin van een lange vriendschap.
Iedere aspirant-student kiest zijn eigen toonhoogte om de aandacht van Andriessen te trekken. De Brits-Cypriotische componist Yannis Kyriakides stuurt Andriessen een rechttoe rechtaan verzoek om bij hem te mogen studeren, met een door Steve Martland gesouffleerde verleidingspoging als postscriptum: ‘I play ping-pong’. Richard Ayres, net afgestudeerd in het Engelse Huddersfield, kan zijn geluk niet op als hij hoort dat hij op het Koninklijk Conservatorium is aangenomen voor een master: ‘I have enough money to pay the fees + a little bit more for living. I have sold everything, borrowed off everyone and have been working as a house painter for months – I’m going to do it.!!!’ Calliope Tsoupaki zoekt juist vanuit een depressieve stemming contact met Amsterdam: in haar thuisland Griekenland verkeert ze in een intellectueel en emotioneel isolement. Haar toekomstperspectief is een baan als muziekleraar op een van de eilanden, terwijl haar talent en ambitie om te componeren in haar kolken. Andriessen is haar baken in die woelige baren: ‘I need very much your opinion and your guidance, because you are the only person who can tell me what I need to hear.’
Lees ook het interview met Calliope Tsoupaki.
Niet altijd is Andriessen even welwillend. ‘Saai’, ‘knoeipot’, ‘het gewone verhaal’ of ‘ouwe mannetjesmuziek’, schrijft hij dan in de kantlijn van een toegezonden partituur; met de opdracht aan zijn assistente om de betreffende student zo snel mogelijk te ‘ontmoedigen’. Maar vaak is de componist-in-spe welkom: in de loop der jaren zullen talloze studenten van Andriessen leren hoe je dat doet, een goede partituur schrijven. Terwijl hij aan de ene kant inspeelt op de individuele vragen en behoeften van zijn pupillen, reikt Andriessen ook algemeen bruikbaar gereedschap aan, met een grote nadruk op discipline. Op de fiets springen en gaan trappen, is een beeld dat hij graag gebruikt en wat zoveel betekent als: niet aan de kant staan te wikken en wegen, maar dóen. Nog zo’n universele aanwijzing: beperk je tot één idee en schrap alles wat overbodig is. Vaak geeft hij het advies om in de verbeelding in de concertzaal te gaan zitten en te luisteren naar wat er klinkt: ‘Componeren is in feite luisteren’, houdt hij zijn leerlingen voor, ‘naar wat jij relevant vindt om gehoord te worden.’ Of deze leerstelling: ‘Elke noot moet betekenis hebben, vanaf de allereerste maat.’ Aan zijn Poolse leerling Maciej Kabza schrijft hij: ‘In je creatieve denken moet je radicaal, scherp en controversieel zijn. Niet doen wat mensen van je verwachten dat je zult doen (…) maar rigide regels creëren, waar de muziek zelf om vraagt.’ En de Ierse componist Donnacha Dennehy moedigt hij aan ‘grote risico’s’ te nemen: ‘Dat is het beste wat je kunt doen.’ ‘Efficiëntie is de vijand van de kunst,’ houdt hij Ed Harsh voor. Echter, met een goede partituur ben je er nog niet. Andriessen geeft ook tips hoe te laveren tussen verschillende partijen in het muziekleven. Aan zijn Nederlands-Amerikaanse leerling Ron Ford legt hij de nuances uit: wanneer je je ‘moeilijk’ of ‘stug’ mag opstellen en wanneer je beter kunt meebewegen. Van een ensemble of dirigent gedaan krijgen wat het stuk nodig heeft, is even essentieel als de juiste basnoot schrijven.
Met de leerlingen die tijdelijk naar Amsterdam komen – of zelfs in Nederland blijven wonen, zoals Richard Ayres, David Dramm, Jeff Hamburg, Yannis Kyriakides en Calliope Tsoupaki – trekt hij ook buiten de lessen veel op. Aangevuld met Nederlandse pupillen, onder wie Rozalie Hirs en Martijn Padding, ontstaat een kleine gemeenschap van intimi. Samen avant-gardefilms zien, dans- en theatervoorstellingen bezoeken in Frascati, napraten in café De Blincker, naar concerten in De IJsbreker, in Andriessens bootje door de grachten peddelen, met een groepje doorzakken, kaarten en rummikuppen op Keizersgracht 740. Zo ontrolt zich een doorlopend gesprek over muziek, kunst en het leven. Andriessen ontfermt zich over zijn leerlingen als een vader over zijn kinderen. Hij bezoekt hun repetities en concerten, zorgt dat niemand sociaal buiten de boot valt, en legt voor hen belangrijke contacten in het muziekleven. David Dramm geeft hij de telefoonnummers van hoornist en IJsbreker-oprichter Jan Wolff en van programmamaker Han Reiziger – twee eigenzinnige mannen met een mateloze muzikale kennis, bevlogenheid en doorzettingsvermogen, precies dat wat de Nederlandse nieuwe-muziekscene zo bijzonder maakt.
De meeste buitenlandse compositiestudenten keren na een tijdje weer huiswaarts, waarop een nieuwe stroom brieven volgt. Veelzeggend is de melancholische kreet van Paul Steenhuisen uit Vancouver, die schrijft dat hij pas na tweeënhalve maand over ‘the initial shock of being back’ heen is. ‘Compared to Amsterdam, this place is boring. I miss all of the concerts I went to there. (…) when I compose you are in my brain telling me ‘this is too idealistic’ or to be aware of my bass notes. I think that is good.’
Groots is de liefde. Biografie van Louis Andriessen
(1939-2021) verschijnt rond 15 mei 2025 bij uitgeverij Ambo|Anthos. Jacqueline Oskamp schreef ook de toelichtingen op de programma’s van het Concertgebouworkest op donderdag 6 en vrijdag 7 maart, met onder andere De Stad van Dis van Louis Andriessen en Another Day van Calliope Tsoupaki. Bekijk de toelichting van Calliope Tsoupaki en de toelichting van Louis Andriessen.