Concertprogramma
Olivia Vermeulen, Jan Philip Schulze, Harriet Krijgh en Joséphine Olech
Kleine Zaal 07 november 2023 20.15 uur
Olivia Vermeulen mezzosopraan
Jan Philip Schulze piano
Joséphine Olech fluit
Harriet Krijgh cello
Dit concert maakt deel uit van de serie Vocaal I.
Zangteksten zijn gratis verkrijgbaar aan de zaal.
Ook interessant:
- Olivia Vermeulen: ‘Achteraf denk ik: ‘Móest dat nou allemaal?’’
Philippe Gaubert (1879-1941)
Trois aquarelles (1921)
voor fluit, cello en piano
Par un clair matin
Soir d’automne
Sérénade
Jacques Ibert (1890-1962)
Deux stèles orientées (1925)
voor zang en fluit
Mon amante a les vertus de
l’eau... (Doux)
On me dit... (Moderé)
Georges Bizet (1838-1875)
Adieux de l’hôtesse arabe (1867)
voor zang en piano
Maurice Ravel (1875-1937)
Chansons madécasses (1925-26)
voor mezzosopraan, fluit, cello en piano
Nahandove
Aoua!
Il est doux
pauze ± 21.00 uur
André Caplet (1878-1925)
Viens, une flûte invisible soupire (1900)
voor mezzosopraan, fluit en piano
Fazıl Say (1970)
Gezi Park 3, op. 54b (2014)
ballade voor mezzosopraan en piano
Maurice Ravel
Shéhérazade (1903)
oorspronkelijk voor mezzosopraan en piano; eigen bewerking voor mezzosopraan, piano, fluit en cello
Asie
La flûte enchantée
L’indifférent
einde ± 21.55 uur
Olivia Vermeulen mezzosopraan
Jan Philip Schulze piano
Joséphine Olech fluit
Harriet Krijgh cello
Dit concert maakt deel uit van de serie Vocaal I.
Zangteksten zijn gratis verkrijgbaar aan de zaal.
Ook interessant:
- Olivia Vermeulen: ‘Achteraf denk ik: ‘Móest dat nou allemaal?’’
Philippe Gaubert (1879-1941)
Trois aquarelles (1921)
voor fluit, cello en piano
Par un clair matin
Soir d’automne
Sérénade
Jacques Ibert (1890-1962)
Deux stèles orientées (1925)
voor zang en fluit
Mon amante a les vertus de
l’eau... (Doux)
On me dit... (Moderé)
Georges Bizet (1838-1875)
Adieux de l’hôtesse arabe (1867)
voor zang en piano
Maurice Ravel (1875-1937)
Chansons madécasses (1925-26)
voor mezzosopraan, fluit, cello en piano
Nahandove
Aoua!
Il est doux
pauze ± 21.00 uur
André Caplet (1878-1925)
Viens, une flûte invisible soupire (1900)
voor mezzosopraan, fluit en piano
Fazıl Say (1970)
Gezi Park 3, op. 54b (2014)
ballade voor mezzosopraan en piano
Maurice Ravel
Shéhérazade (1903)
oorspronkelijk voor mezzosopraan en piano; eigen bewerking voor mezzosopraan, piano, fluit en cello
Asie
La flûte enchantée
L’indifférent
einde ± 21.55 uur
Toelichting
Philippe Gaubert 1879-1941
Gaubert: Trois aquarelles
Philippe Gaubert blonk uit als fluitist en dirigent en was vanaf 1920 dertig jaar lang muzikaal leider van de Opéra de Paris. Componeren was een bijzaak waarmee hij niettemin belangrijke bijdragen heeft geleverd aan het repertoire voor fluit, het instrument dat hij door en door kende. Zijn muziek is onmiskenbaar Frans: elegant en welbespraakt in de taal van het impressionisme. Suggereert de titel Trois aquarelles een losse pols, de muziek is zorgvuldig uitgewerkt in drie delen van substantie.
Hoewel oorspronkelijk geschreven voor het standaardtrio piano, viool en cello, leeft Trois aquarelles vooral voort in Gauberts alternatieve versie met fluit in plaats van viool. Na een vrolijk eerste deel en een zacht melancholiek tweede laat Gaubert in Sérénade het Baskenland doorschemeren, waar hij een zomerhuis had.
Philippe Gaubert blonk uit als fluitist en dirigent en was vanaf 1920 dertig jaar lang muzikaal leider van de Opéra de Paris. Componeren was een bijzaak waarmee hij niettemin belangrijke bijdragen heeft geleverd aan het repertoire voor fluit, het instrument dat hij door en door kende. Zijn muziek is onmiskenbaar Frans: elegant en welbespraakt in de taal van het impressionisme. Suggereert de titel Trois aquarelles een losse pols, de muziek is zorgvuldig uitgewerkt in drie delen van substantie.
Hoewel oorspronkelijk geschreven voor het standaardtrio piano, viool en cello, leeft Trois aquarelles vooral voort in Gauberts alternatieve versie met fluit in plaats van viool. Na een vrolijk eerste deel en een zacht melancholiek tweede laat Gaubert in Sérénade het Baskenland doorschemeren, waar hij een zomerhuis had.
Jacques Ibert 1890-1962
Ibert: Deux stèles orientées
Jacques Ibert liet zich graag bekoren door het exotische. Het neoclassicisme was voor hem een inspiratiebron, maar zijn stijl laat zich lastig definiëren. Ook in het tweedelige Deux stèles orientées mengt hij eigengereid stijlen en technieken in de ongewone combinatie van fluit en stem.
Het gelijknamige gedicht van Victor Segalen leverde de tekst, gebaseerd op anonieme Chinese bronnen. Segalen was in China geboeid door traditionele stenen tabletten (‘stèles’) met formele inscripties; deze zetten hem aan tot modernistische poëzie met een cultureel hybride karakter.
Jacques Ibert liet zich graag bekoren door het exotische. Het neoclassicisme was voor hem een inspiratiebron, maar zijn stijl laat zich lastig definiëren. Ook in het tweedelige Deux stèles orientées mengt hij eigengereid stijlen en technieken in de ongewone combinatie van fluit en stem.
Het gelijknamige gedicht van Victor Segalen leverde de tekst, gebaseerd op anonieme Chinese bronnen. Segalen was in China geboeid door traditionele stenen tabletten (‘stèles’) met formele inscripties; deze zetten hem aan tot modernistische poëzie met een cultureel hybride karakter.
Georges Bizet 1838-1875
Bizet: Adieux de l’hôtesse arabe
Ook vóór het impressionisme lieten componisten zich quasi oosters bedwelmen. Georges Bizet roept zeer effectief een ‘oriëntaalse’ sfeer op, een fata morgana bijna, in dit hypnotiserende meesterwerkje op een gedicht van Victor Hugo. Een formele structuur ontbreekt – de muziek lijkt volledig door de tekst geleid. Die is onverbloemd seksueel getint en het is niet voor het eerst dat Bizet warmloopt voor ongebruikelijke of verboden liefde (zie ook de opera Carmen) met een voorkeur voor prostituees.
Aan het eind van Adieux de l’hôtesse arabe wordt van de vertolker gevraagd ‘gebroken door snikken’ te zingen. Een eigenaardig verzoek, maar ontegenzeggelijk versmelt in dit lied grootse poëzie met grootse muziek.
Ook vóór het impressionisme lieten componisten zich quasi oosters bedwelmen. Georges Bizet roept zeer effectief een ‘oriëntaalse’ sfeer op, een fata morgana bijna, in dit hypnotiserende meesterwerkje op een gedicht van Victor Hugo. Een formele structuur ontbreekt – de muziek lijkt volledig door de tekst geleid. Die is onverbloemd seksueel getint en het is niet voor het eerst dat Bizet warmloopt voor ongebruikelijke of verboden liefde (zie ook de opera Carmen) met een voorkeur voor prostituees.
Aan het eind van Adieux de l’hôtesse arabe wordt van de vertolker gevraagd ‘gebroken door snikken’ te zingen. Een eigenaardig verzoek, maar ontegenzeggelijk versmelt in dit lied grootse poëzie met grootse muziek.
Maurice Ravel 1875-1937
Ravel: Chansons madécasses
Net als de iets oudere Claude Debussy was Maurice Ravel ongelukkig met de term ‘impressionisme’ die op beide Franse nieuwlichters werd geplakt. Hoe het ook zij, de muziek van beide componisten is sterk gericht op sfeer, en heeft meer dan eens een exotische component. Ravels Chansons madécasses klinken zeker exotisch, in lijn met zijn fascinatie voor de cultuur van de Orïent. Minder voor de hand ligt een andere invloed: de nieuwe muzikale weg die Arnold Schönberg insloeg na zijn breuk met de conventionele tonaliteit.
Ravel componeerde de drie liederen voor een kwartet met de stem als hoofdinstrument. Hij nam de suggestie van zijn Amerikaanse opdrachtgever Elizabeth Sprague Coolidge over om naast piano ook fluit en cello voor te schrijven. Hij schiep hiermee een unieke klankwereld, schitterend in zijn eenvoud en helderheid.
De toenmalige blik op 'het oosten' was blijkbaar niet alleen romantiserend
Ravel gebruikte drie gedichten uit de Chansons madécasses (1787) van Évariste de Parny en liet zich inspireren door hun emotionele lading. Het eerste en langste lied, Nahandove, is zwoel erotisch getint. Nahandove wordt bezongen door haar minnaar, twee coupletten lang met alleen de cello als begeleiding, maar als zij eraan komt gaat het tempo omhoog en vallen piano en fluit in. Erotische broeierigheid, koortsige verwachting en het liefdesspel zelf wentelen door het lied, tot het eindigt zoals het begon – met alleen de cello.
Verrassend aan het tweede lied is de kwaadheid in de tekst, gericht tegen de witte man. Deze krijgt vorm in de verontrustende muziek. Méfiez-vous des blancs (‘Pas op voor de blanken’) is de oorspronkelijk titel van De Parny’s gedicht, Aoua! een waarschuwingskreet. Ravels tekstkeuze ontkracht op zijn minst gedeeltelijk het verwijt van ‘oriëntalisme’, een etiket dat tegenwoordig misschien iets te kwistig wordt rondgeplakt. De toenmalige blik op ‘het oosten’ was blijkbaar niet alleen romantiserend of pure cultural appropriation.
In Il est doux, het derde en laatste lied, is de sfeer opnieuw broeierig. Tropische hitte maakt bewegen tot een opgave; gepraat over dansen roept een lui, sensueel ritme op. Met de aankondiging dat het tijd wordt om in de keuken aan de slag te gaan, eindigt de muziek abrupt. Een wereld(je) verdwijnt in het niets
Net als de iets oudere Claude Debussy was Maurice Ravel ongelukkig met de term ‘impressionisme’ die op beide Franse nieuwlichters werd geplakt. Hoe het ook zij, de muziek van beide componisten is sterk gericht op sfeer, en heeft meer dan eens een exotische component. Ravels Chansons madécasses klinken zeker exotisch, in lijn met zijn fascinatie voor de cultuur van de Orïent. Minder voor de hand ligt een andere invloed: de nieuwe muzikale weg die Arnold Schönberg insloeg na zijn breuk met de conventionele tonaliteit.
Ravel componeerde de drie liederen voor een kwartet met de stem als hoofdinstrument. Hij nam de suggestie van zijn Amerikaanse opdrachtgever Elizabeth Sprague Coolidge over om naast piano ook fluit en cello voor te schrijven. Hij schiep hiermee een unieke klankwereld, schitterend in zijn eenvoud en helderheid.
De toenmalige blik op 'het oosten' was blijkbaar niet alleen romantiserend
Ravel gebruikte drie gedichten uit de Chansons madécasses (1787) van Évariste de Parny en liet zich inspireren door hun emotionele lading. Het eerste en langste lied, Nahandove, is zwoel erotisch getint. Nahandove wordt bezongen door haar minnaar, twee coupletten lang met alleen de cello als begeleiding, maar als zij eraan komt gaat het tempo omhoog en vallen piano en fluit in. Erotische broeierigheid, koortsige verwachting en het liefdesspel zelf wentelen door het lied, tot het eindigt zoals het begon – met alleen de cello.
Verrassend aan het tweede lied is de kwaadheid in de tekst, gericht tegen de witte man. Deze krijgt vorm in de verontrustende muziek. Méfiez-vous des blancs (‘Pas op voor de blanken’) is de oorspronkelijk titel van De Parny’s gedicht, Aoua! een waarschuwingskreet. Ravels tekstkeuze ontkracht op zijn minst gedeeltelijk het verwijt van ‘oriëntalisme’, een etiket dat tegenwoordig misschien iets te kwistig wordt rondgeplakt. De toenmalige blik op ‘het oosten’ was blijkbaar niet alleen romantiserend of pure cultural appropriation.
In Il est doux, het derde en laatste lied, is de sfeer opnieuw broeierig. Tropische hitte maakt bewegen tot een opgave; gepraat over dansen roept een lui, sensueel ritme op. Met de aankondiging dat het tijd wordt om in de keuken aan de slag te gaan, eindigt de muziek abrupt. Een wereld(je) verdwijnt in het niets
André Caplet 1878-1925
Caplet: Viens, une flûte invisible soupire
Ook André Caplet, een vriend van Claude Debussy en verantwoordelijk voor meerdere orkestraties van diens werken, werd een impressionist genoemd. Dit lied voor stem, piano en fluit – zuchtend en wel – bevestigt die reputatie. Opnieuw is hier een gedicht van Victor Hugo getoonzet.
Tussen de coupletten charmeert de fluit mysterieus terwijl de piano de ambiance in dit kleurrijke kleinood bepaalt. ‘Het vredigste lied is dat van herders, het vrolijkste lied is dat van vogels, het betoverendste lied is dat van minnaars.’
Ook André Caplet, een vriend van Claude Debussy en verantwoordelijk voor meerdere orkestraties van diens werken, werd een impressionist genoemd. Dit lied voor stem, piano en fluit – zuchtend en wel – bevestigt die reputatie. Opnieuw is hier een gedicht van Victor Hugo getoonzet.
Tussen de coupletten charmeert de fluit mysterieus terwijl de piano de ambiance in dit kleurrijke kleinood bepaalt. ‘Het vredigste lied is dat van herders, het vrolijkste lied is dat van vogels, het betoverendste lied is dat van minnaars.’
Fazıl Say 1970
Say: Gezi Park 3
Als enige niet-Fransman in dit programma gunt de Turkse pianist/componist Fazıl Say – dit seizoen Spotlight-artiest van Het Concertgebouw – ons een blik vanuit de binnenkant van de huidige werkelijkheid in het oosten – en die verschilt nogal van de exotische droomwereld van vroegere Europese kunstenaars. In zijn drieluik Gezi Park reflecteert Say op de gebeurtenissen in Istanboel in het voorjaar van 2013.
Een langdurig massaprotest tegen de overheid werd toen door bruut politiegeweld beëindigd. Zijn er woorden voor zo’n geweldsexplosie? Gezi Park 3 is een woordloze meditatie, een Turkse klaagzang. Het geweld kan niet uitblijven. In de pianopartij kolkt de woede eerst onderhuids om later door te breken in een hevige climax.
Als enige niet-Fransman in dit programma gunt de Turkse pianist/componist Fazıl Say – dit seizoen Spotlight-artiest van Het Concertgebouw – ons een blik vanuit de binnenkant van de huidige werkelijkheid in het oosten – en die verschilt nogal van de exotische droomwereld van vroegere Europese kunstenaars. In zijn drieluik Gezi Park reflecteert Say op de gebeurtenissen in Istanboel in het voorjaar van 2013.
Een langdurig massaprotest tegen de overheid werd toen door bruut politiegeweld beëindigd. Zijn er woorden voor zo’n geweldsexplosie? Gezi Park 3 is een woordloze meditatie, een Turkse klaagzang. Het geweld kan niet uitblijven. In de pianopartij kolkt de woede eerst onderhuids om later door te breken in een hevige climax.
Maurice Ravel 1875-1937
Ravel: Shéhérazade
Ook met de liedcyclus Shéhérazade richtte Ravel zich op de Oriënt. De gelijknamige hoofdpersoon is de heldin van de Vertellingen van duizend-en-een-nacht, de klassieke Arabische raamvertelling over een vrouw, minnares van de Perzische Sjah, die haar executie met succes uitstelt en ten slotte ontloopt door elke nacht een verhaal te vertellen dat steevast eindigt met een onverbiddelijke cliffhanger – morgen verder. Dit ‘sprookje’ spreekt al eeuwen tot de verbeelding van kunstenaars en componisten. Nog in 2015 presenteerde de Amerikaanse componist John Adams zijn Scheherazade.2, waarin de viool de titelrol vertolkt. Maurice Ravel raakte gegrepen door de gedichten van zijn kennis Tristan Klingsor, die op zijn beurt verrukt was van de symfonische suite Sheherazade van Nikolaj Rimski-Korsakov uit 1888. Voor de tweede keer zette Ravel zich aan een stuk getiteld Shéhérazade, na een vroeg orkestwerk met dezelfde naam. Nu werden het drie liederen voor sopraan en orkest waarvan hij later ook een versie voor zangstem en piano maakte. Voor het programma van vandaag maakte Jan Philip Schulze een speciale bewerking voor piano, cello en fluit. De combinatie in één programma met Ravels identiek geïnstrumenteerde Chansons madécasses plaatst deze bewerking in een interessant licht.
Het openingslied Asie was oorspronkelijk het slotlied, later veranderde de componist van gedachten. Met zo’n tien minuten het langste van de drie liederen, in de donkere toonsoort es klein, gaat een oriëntaalse fantasie los in sfeerschetsen van Arabië, India en – een dramatisch hoogtepunt – China. ‘Je voudrais voir…’ (‘ik zou willen zien’): wensdromen van een Europeaan over de vermeende verlokkingen van het verre Azië als ontsnapping aan het gewone leven. De fantasieën worden koortsachtiger en de muziek intenser, om tenslotte terug te zakken naar een gelijkmatige alledaagsheid.
Gezeten naast haar slapende zich als meester beschouwende, hoort een tot slaaf gemaakt meisje in La flûte enchantée het fluitspel van haar minnaar buiten. De melodie, droef maar ook vrolijk, bereikt haar oren als een vliegende kus. Gecomponeerd in de phrygische toonladder roept de melodie meteen een oosterse sfeer op.
L’indifférent staat voor een androgyne jongeling met een sterke aantrekkingskracht op de protagonist in het derde en laatste lied van de cyclus. Het onverschillige jongmens komt niet binnen voor een glaasje wijn. Dit gedicht heeft geleid tot speculatie – de dichter c.q. ik-persoon is immers een man, dus hoe moeten we dit opvatten? Wanneer Ravels liedcyclus door een vrouw wordt gezongen valt in de toonzetting alles gelukkig weer op zijn heteroseksuele plek. Niettemin een bijzonder aspect van het lied – destijds pikant en nu ‘verrassend modern’. De golvende strijkersmotieven in de orkestpartij worden wel vergeleken met Debussy’s Nocturnes, maar of die overeenkomst in een bewerking voor trio ook hoorbaar is?
Ook met de liedcyclus Shéhérazade richtte Ravel zich op de Oriënt. De gelijknamige hoofdpersoon is de heldin van de Vertellingen van duizend-en-een-nacht, de klassieke Arabische raamvertelling over een vrouw, minnares van de Perzische Sjah, die haar executie met succes uitstelt en ten slotte ontloopt door elke nacht een verhaal te vertellen dat steevast eindigt met een onverbiddelijke cliffhanger – morgen verder. Dit ‘sprookje’ spreekt al eeuwen tot de verbeelding van kunstenaars en componisten. Nog in 2015 presenteerde de Amerikaanse componist John Adams zijn Scheherazade.2, waarin de viool de titelrol vertolkt. Maurice Ravel raakte gegrepen door de gedichten van zijn kennis Tristan Klingsor, die op zijn beurt verrukt was van de symfonische suite Sheherazade van Nikolaj Rimski-Korsakov uit 1888. Voor de tweede keer zette Ravel zich aan een stuk getiteld Shéhérazade, na een vroeg orkestwerk met dezelfde naam. Nu werden het drie liederen voor sopraan en orkest waarvan hij later ook een versie voor zangstem en piano maakte. Voor het programma van vandaag maakte Jan Philip Schulze een speciale bewerking voor piano, cello en fluit. De combinatie in één programma met Ravels identiek geïnstrumenteerde Chansons madécasses plaatst deze bewerking in een interessant licht.
Het openingslied Asie was oorspronkelijk het slotlied, later veranderde de componist van gedachten. Met zo’n tien minuten het langste van de drie liederen, in de donkere toonsoort es klein, gaat een oriëntaalse fantasie los in sfeerschetsen van Arabië, India en – een dramatisch hoogtepunt – China. ‘Je voudrais voir…’ (‘ik zou willen zien’): wensdromen van een Europeaan over de vermeende verlokkingen van het verre Azië als ontsnapping aan het gewone leven. De fantasieën worden koortsachtiger en de muziek intenser, om tenslotte terug te zakken naar een gelijkmatige alledaagsheid.
Gezeten naast haar slapende zich als meester beschouwende, hoort een tot slaaf gemaakt meisje in La flûte enchantée het fluitspel van haar minnaar buiten. De melodie, droef maar ook vrolijk, bereikt haar oren als een vliegende kus. Gecomponeerd in de phrygische toonladder roept de melodie meteen een oosterse sfeer op.
L’indifférent staat voor een androgyne jongeling met een sterke aantrekkingskracht op de protagonist in het derde en laatste lied van de cyclus. Het onverschillige jongmens komt niet binnen voor een glaasje wijn. Dit gedicht heeft geleid tot speculatie – de dichter c.q. ik-persoon is immers een man, dus hoe moeten we dit opvatten? Wanneer Ravels liedcyclus door een vrouw wordt gezongen valt in de toonzetting alles gelukkig weer op zijn heteroseksuele plek. Niettemin een bijzonder aspect van het lied – destijds pikant en nu ‘verrassend modern’. De golvende strijkersmotieven in de orkestpartij worden wel vergeleken met Debussy’s Nocturnes, maar of die overeenkomst in een bewerking voor trio ook hoorbaar is?
Philippe Gaubert 1879-1941
Gaubert: Trois aquarelles
Philippe Gaubert blonk uit als fluitist en dirigent en was vanaf 1920 dertig jaar lang muzikaal leider van de Opéra de Paris. Componeren was een bijzaak waarmee hij niettemin belangrijke bijdragen heeft geleverd aan het repertoire voor fluit, het instrument dat hij door en door kende. Zijn muziek is onmiskenbaar Frans: elegant en welbespraakt in de taal van het impressionisme. Suggereert de titel Trois aquarelles een losse pols, de muziek is zorgvuldig uitgewerkt in drie delen van substantie.
Hoewel oorspronkelijk geschreven voor het standaardtrio piano, viool en cello, leeft Trois aquarelles vooral voort in Gauberts alternatieve versie met fluit in plaats van viool. Na een vrolijk eerste deel en een zacht melancholiek tweede laat Gaubert in Sérénade het Baskenland doorschemeren, waar hij een zomerhuis had.
Philippe Gaubert blonk uit als fluitist en dirigent en was vanaf 1920 dertig jaar lang muzikaal leider van de Opéra de Paris. Componeren was een bijzaak waarmee hij niettemin belangrijke bijdragen heeft geleverd aan het repertoire voor fluit, het instrument dat hij door en door kende. Zijn muziek is onmiskenbaar Frans: elegant en welbespraakt in de taal van het impressionisme. Suggereert de titel Trois aquarelles een losse pols, de muziek is zorgvuldig uitgewerkt in drie delen van substantie.
Hoewel oorspronkelijk geschreven voor het standaardtrio piano, viool en cello, leeft Trois aquarelles vooral voort in Gauberts alternatieve versie met fluit in plaats van viool. Na een vrolijk eerste deel en een zacht melancholiek tweede laat Gaubert in Sérénade het Baskenland doorschemeren, waar hij een zomerhuis had.
Jacques Ibert 1890-1962
Ibert: Deux stèles orientées
Jacques Ibert liet zich graag bekoren door het exotische. Het neoclassicisme was voor hem een inspiratiebron, maar zijn stijl laat zich lastig definiëren. Ook in het tweedelige Deux stèles orientées mengt hij eigengereid stijlen en technieken in de ongewone combinatie van fluit en stem.
Het gelijknamige gedicht van Victor Segalen leverde de tekst, gebaseerd op anonieme Chinese bronnen. Segalen was in China geboeid door traditionele stenen tabletten (‘stèles’) met formele inscripties; deze zetten hem aan tot modernistische poëzie met een cultureel hybride karakter.
Jacques Ibert liet zich graag bekoren door het exotische. Het neoclassicisme was voor hem een inspiratiebron, maar zijn stijl laat zich lastig definiëren. Ook in het tweedelige Deux stèles orientées mengt hij eigengereid stijlen en technieken in de ongewone combinatie van fluit en stem.
Het gelijknamige gedicht van Victor Segalen leverde de tekst, gebaseerd op anonieme Chinese bronnen. Segalen was in China geboeid door traditionele stenen tabletten (‘stèles’) met formele inscripties; deze zetten hem aan tot modernistische poëzie met een cultureel hybride karakter.
Georges Bizet 1838-1875
Bizet: Adieux de l’hôtesse arabe
Ook vóór het impressionisme lieten componisten zich quasi oosters bedwelmen. Georges Bizet roept zeer effectief een ‘oriëntaalse’ sfeer op, een fata morgana bijna, in dit hypnotiserende meesterwerkje op een gedicht van Victor Hugo. Een formele structuur ontbreekt – de muziek lijkt volledig door de tekst geleid. Die is onverbloemd seksueel getint en het is niet voor het eerst dat Bizet warmloopt voor ongebruikelijke of verboden liefde (zie ook de opera Carmen) met een voorkeur voor prostituees.
Aan het eind van Adieux de l’hôtesse arabe wordt van de vertolker gevraagd ‘gebroken door snikken’ te zingen. Een eigenaardig verzoek, maar ontegenzeggelijk versmelt in dit lied grootse poëzie met grootse muziek.
Ook vóór het impressionisme lieten componisten zich quasi oosters bedwelmen. Georges Bizet roept zeer effectief een ‘oriëntaalse’ sfeer op, een fata morgana bijna, in dit hypnotiserende meesterwerkje op een gedicht van Victor Hugo. Een formele structuur ontbreekt – de muziek lijkt volledig door de tekst geleid. Die is onverbloemd seksueel getint en het is niet voor het eerst dat Bizet warmloopt voor ongebruikelijke of verboden liefde (zie ook de opera Carmen) met een voorkeur voor prostituees.
Aan het eind van Adieux de l’hôtesse arabe wordt van de vertolker gevraagd ‘gebroken door snikken’ te zingen. Een eigenaardig verzoek, maar ontegenzeggelijk versmelt in dit lied grootse poëzie met grootse muziek.
Maurice Ravel 1875-1937
Ravel: Chansons madécasses
Net als de iets oudere Claude Debussy was Maurice Ravel ongelukkig met de term ‘impressionisme’ die op beide Franse nieuwlichters werd geplakt. Hoe het ook zij, de muziek van beide componisten is sterk gericht op sfeer, en heeft meer dan eens een exotische component. Ravels Chansons madécasses klinken zeker exotisch, in lijn met zijn fascinatie voor de cultuur van de Orïent. Minder voor de hand ligt een andere invloed: de nieuwe muzikale weg die Arnold Schönberg insloeg na zijn breuk met de conventionele tonaliteit.
Ravel componeerde de drie liederen voor een kwartet met de stem als hoofdinstrument. Hij nam de suggestie van zijn Amerikaanse opdrachtgever Elizabeth Sprague Coolidge over om naast piano ook fluit en cello voor te schrijven. Hij schiep hiermee een unieke klankwereld, schitterend in zijn eenvoud en helderheid.
De toenmalige blik op 'het oosten' was blijkbaar niet alleen romantiserend
Ravel gebruikte drie gedichten uit de Chansons madécasses (1787) van Évariste de Parny en liet zich inspireren door hun emotionele lading. Het eerste en langste lied, Nahandove, is zwoel erotisch getint. Nahandove wordt bezongen door haar minnaar, twee coupletten lang met alleen de cello als begeleiding, maar als zij eraan komt gaat het tempo omhoog en vallen piano en fluit in. Erotische broeierigheid, koortsige verwachting en het liefdesspel zelf wentelen door het lied, tot het eindigt zoals het begon – met alleen de cello.
Verrassend aan het tweede lied is de kwaadheid in de tekst, gericht tegen de witte man. Deze krijgt vorm in de verontrustende muziek. Méfiez-vous des blancs (‘Pas op voor de blanken’) is de oorspronkelijk titel van De Parny’s gedicht, Aoua! een waarschuwingskreet. Ravels tekstkeuze ontkracht op zijn minst gedeeltelijk het verwijt van ‘oriëntalisme’, een etiket dat tegenwoordig misschien iets te kwistig wordt rondgeplakt. De toenmalige blik op ‘het oosten’ was blijkbaar niet alleen romantiserend of pure cultural appropriation.
In Il est doux, het derde en laatste lied, is de sfeer opnieuw broeierig. Tropische hitte maakt bewegen tot een opgave; gepraat over dansen roept een lui, sensueel ritme op. Met de aankondiging dat het tijd wordt om in de keuken aan de slag te gaan, eindigt de muziek abrupt. Een wereld(je) verdwijnt in het niets
Net als de iets oudere Claude Debussy was Maurice Ravel ongelukkig met de term ‘impressionisme’ die op beide Franse nieuwlichters werd geplakt. Hoe het ook zij, de muziek van beide componisten is sterk gericht op sfeer, en heeft meer dan eens een exotische component. Ravels Chansons madécasses klinken zeker exotisch, in lijn met zijn fascinatie voor de cultuur van de Orïent. Minder voor de hand ligt een andere invloed: de nieuwe muzikale weg die Arnold Schönberg insloeg na zijn breuk met de conventionele tonaliteit.
Ravel componeerde de drie liederen voor een kwartet met de stem als hoofdinstrument. Hij nam de suggestie van zijn Amerikaanse opdrachtgever Elizabeth Sprague Coolidge over om naast piano ook fluit en cello voor te schrijven. Hij schiep hiermee een unieke klankwereld, schitterend in zijn eenvoud en helderheid.
De toenmalige blik op 'het oosten' was blijkbaar niet alleen romantiserend
Ravel gebruikte drie gedichten uit de Chansons madécasses (1787) van Évariste de Parny en liet zich inspireren door hun emotionele lading. Het eerste en langste lied, Nahandove, is zwoel erotisch getint. Nahandove wordt bezongen door haar minnaar, twee coupletten lang met alleen de cello als begeleiding, maar als zij eraan komt gaat het tempo omhoog en vallen piano en fluit in. Erotische broeierigheid, koortsige verwachting en het liefdesspel zelf wentelen door het lied, tot het eindigt zoals het begon – met alleen de cello.
Verrassend aan het tweede lied is de kwaadheid in de tekst, gericht tegen de witte man. Deze krijgt vorm in de verontrustende muziek. Méfiez-vous des blancs (‘Pas op voor de blanken’) is de oorspronkelijk titel van De Parny’s gedicht, Aoua! een waarschuwingskreet. Ravels tekstkeuze ontkracht op zijn minst gedeeltelijk het verwijt van ‘oriëntalisme’, een etiket dat tegenwoordig misschien iets te kwistig wordt rondgeplakt. De toenmalige blik op ‘het oosten’ was blijkbaar niet alleen romantiserend of pure cultural appropriation.
In Il est doux, het derde en laatste lied, is de sfeer opnieuw broeierig. Tropische hitte maakt bewegen tot een opgave; gepraat over dansen roept een lui, sensueel ritme op. Met de aankondiging dat het tijd wordt om in de keuken aan de slag te gaan, eindigt de muziek abrupt. Een wereld(je) verdwijnt in het niets
André Caplet 1878-1925
Caplet: Viens, une flûte invisible soupire
Ook André Caplet, een vriend van Claude Debussy en verantwoordelijk voor meerdere orkestraties van diens werken, werd een impressionist genoemd. Dit lied voor stem, piano en fluit – zuchtend en wel – bevestigt die reputatie. Opnieuw is hier een gedicht van Victor Hugo getoonzet.
Tussen de coupletten charmeert de fluit mysterieus terwijl de piano de ambiance in dit kleurrijke kleinood bepaalt. ‘Het vredigste lied is dat van herders, het vrolijkste lied is dat van vogels, het betoverendste lied is dat van minnaars.’
Ook André Caplet, een vriend van Claude Debussy en verantwoordelijk voor meerdere orkestraties van diens werken, werd een impressionist genoemd. Dit lied voor stem, piano en fluit – zuchtend en wel – bevestigt die reputatie. Opnieuw is hier een gedicht van Victor Hugo getoonzet.
Tussen de coupletten charmeert de fluit mysterieus terwijl de piano de ambiance in dit kleurrijke kleinood bepaalt. ‘Het vredigste lied is dat van herders, het vrolijkste lied is dat van vogels, het betoverendste lied is dat van minnaars.’
Fazıl Say 1970
Say: Gezi Park 3
Als enige niet-Fransman in dit programma gunt de Turkse pianist/componist Fazıl Say – dit seizoen Spotlight-artiest van Het Concertgebouw – ons een blik vanuit de binnenkant van de huidige werkelijkheid in het oosten – en die verschilt nogal van de exotische droomwereld van vroegere Europese kunstenaars. In zijn drieluik Gezi Park reflecteert Say op de gebeurtenissen in Istanboel in het voorjaar van 2013.
Een langdurig massaprotest tegen de overheid werd toen door bruut politiegeweld beëindigd. Zijn er woorden voor zo’n geweldsexplosie? Gezi Park 3 is een woordloze meditatie, een Turkse klaagzang. Het geweld kan niet uitblijven. In de pianopartij kolkt de woede eerst onderhuids om later door te breken in een hevige climax.
Als enige niet-Fransman in dit programma gunt de Turkse pianist/componist Fazıl Say – dit seizoen Spotlight-artiest van Het Concertgebouw – ons een blik vanuit de binnenkant van de huidige werkelijkheid in het oosten – en die verschilt nogal van de exotische droomwereld van vroegere Europese kunstenaars. In zijn drieluik Gezi Park reflecteert Say op de gebeurtenissen in Istanboel in het voorjaar van 2013.
Een langdurig massaprotest tegen de overheid werd toen door bruut politiegeweld beëindigd. Zijn er woorden voor zo’n geweldsexplosie? Gezi Park 3 is een woordloze meditatie, een Turkse klaagzang. Het geweld kan niet uitblijven. In de pianopartij kolkt de woede eerst onderhuids om later door te breken in een hevige climax.
Maurice Ravel 1875-1937
Ravel: Shéhérazade
Ook met de liedcyclus Shéhérazade richtte Ravel zich op de Oriënt. De gelijknamige hoofdpersoon is de heldin van de Vertellingen van duizend-en-een-nacht, de klassieke Arabische raamvertelling over een vrouw, minnares van de Perzische Sjah, die haar executie met succes uitstelt en ten slotte ontloopt door elke nacht een verhaal te vertellen dat steevast eindigt met een onverbiddelijke cliffhanger – morgen verder. Dit ‘sprookje’ spreekt al eeuwen tot de verbeelding van kunstenaars en componisten. Nog in 2015 presenteerde de Amerikaanse componist John Adams zijn Scheherazade.2, waarin de viool de titelrol vertolkt. Maurice Ravel raakte gegrepen door de gedichten van zijn kennis Tristan Klingsor, die op zijn beurt verrukt was van de symfonische suite Sheherazade van Nikolaj Rimski-Korsakov uit 1888. Voor de tweede keer zette Ravel zich aan een stuk getiteld Shéhérazade, na een vroeg orkestwerk met dezelfde naam. Nu werden het drie liederen voor sopraan en orkest waarvan hij later ook een versie voor zangstem en piano maakte. Voor het programma van vandaag maakte Jan Philip Schulze een speciale bewerking voor piano, cello en fluit. De combinatie in één programma met Ravels identiek geïnstrumenteerde Chansons madécasses plaatst deze bewerking in een interessant licht.
Het openingslied Asie was oorspronkelijk het slotlied, later veranderde de componist van gedachten. Met zo’n tien minuten het langste van de drie liederen, in de donkere toonsoort es klein, gaat een oriëntaalse fantasie los in sfeerschetsen van Arabië, India en – een dramatisch hoogtepunt – China. ‘Je voudrais voir…’ (‘ik zou willen zien’): wensdromen van een Europeaan over de vermeende verlokkingen van het verre Azië als ontsnapping aan het gewone leven. De fantasieën worden koortsachtiger en de muziek intenser, om tenslotte terug te zakken naar een gelijkmatige alledaagsheid.
Gezeten naast haar slapende zich als meester beschouwende, hoort een tot slaaf gemaakt meisje in La flûte enchantée het fluitspel van haar minnaar buiten. De melodie, droef maar ook vrolijk, bereikt haar oren als een vliegende kus. Gecomponeerd in de phrygische toonladder roept de melodie meteen een oosterse sfeer op.
L’indifférent staat voor een androgyne jongeling met een sterke aantrekkingskracht op de protagonist in het derde en laatste lied van de cyclus. Het onverschillige jongmens komt niet binnen voor een glaasje wijn. Dit gedicht heeft geleid tot speculatie – de dichter c.q. ik-persoon is immers een man, dus hoe moeten we dit opvatten? Wanneer Ravels liedcyclus door een vrouw wordt gezongen valt in de toonzetting alles gelukkig weer op zijn heteroseksuele plek. Niettemin een bijzonder aspect van het lied – destijds pikant en nu ‘verrassend modern’. De golvende strijkersmotieven in de orkestpartij worden wel vergeleken met Debussy’s Nocturnes, maar of die overeenkomst in een bewerking voor trio ook hoorbaar is?
Ook met de liedcyclus Shéhérazade richtte Ravel zich op de Oriënt. De gelijknamige hoofdpersoon is de heldin van de Vertellingen van duizend-en-een-nacht, de klassieke Arabische raamvertelling over een vrouw, minnares van de Perzische Sjah, die haar executie met succes uitstelt en ten slotte ontloopt door elke nacht een verhaal te vertellen dat steevast eindigt met een onverbiddelijke cliffhanger – morgen verder. Dit ‘sprookje’ spreekt al eeuwen tot de verbeelding van kunstenaars en componisten. Nog in 2015 presenteerde de Amerikaanse componist John Adams zijn Scheherazade.2, waarin de viool de titelrol vertolkt. Maurice Ravel raakte gegrepen door de gedichten van zijn kennis Tristan Klingsor, die op zijn beurt verrukt was van de symfonische suite Sheherazade van Nikolaj Rimski-Korsakov uit 1888. Voor de tweede keer zette Ravel zich aan een stuk getiteld Shéhérazade, na een vroeg orkestwerk met dezelfde naam. Nu werden het drie liederen voor sopraan en orkest waarvan hij later ook een versie voor zangstem en piano maakte. Voor het programma van vandaag maakte Jan Philip Schulze een speciale bewerking voor piano, cello en fluit. De combinatie in één programma met Ravels identiek geïnstrumenteerde Chansons madécasses plaatst deze bewerking in een interessant licht.
Het openingslied Asie was oorspronkelijk het slotlied, later veranderde de componist van gedachten. Met zo’n tien minuten het langste van de drie liederen, in de donkere toonsoort es klein, gaat een oriëntaalse fantasie los in sfeerschetsen van Arabië, India en – een dramatisch hoogtepunt – China. ‘Je voudrais voir…’ (‘ik zou willen zien’): wensdromen van een Europeaan over de vermeende verlokkingen van het verre Azië als ontsnapping aan het gewone leven. De fantasieën worden koortsachtiger en de muziek intenser, om tenslotte terug te zakken naar een gelijkmatige alledaagsheid.
Gezeten naast haar slapende zich als meester beschouwende, hoort een tot slaaf gemaakt meisje in La flûte enchantée het fluitspel van haar minnaar buiten. De melodie, droef maar ook vrolijk, bereikt haar oren als een vliegende kus. Gecomponeerd in de phrygische toonladder roept de melodie meteen een oosterse sfeer op.
L’indifférent staat voor een androgyne jongeling met een sterke aantrekkingskracht op de protagonist in het derde en laatste lied van de cyclus. Het onverschillige jongmens komt niet binnen voor een glaasje wijn. Dit gedicht heeft geleid tot speculatie – de dichter c.q. ik-persoon is immers een man, dus hoe moeten we dit opvatten? Wanneer Ravels liedcyclus door een vrouw wordt gezongen valt in de toonzetting alles gelukkig weer op zijn heteroseksuele plek. Niettemin een bijzonder aspect van het lied – destijds pikant en nu ‘verrassend modern’. De golvende strijkersmotieven in de orkestpartij worden wel vergeleken met Debussy’s Nocturnes, maar of die overeenkomst in een bewerking voor trio ook hoorbaar is?
Biografie
Olivia Vermeulen, mezzosopraan
De Nederlandse Olivia Vermeulen studeerde in Detmold bij Mechtild Böhme en in Berlijn bij Julie Kaufmann, nam deel aan masterclasses van Dietrich Fischer-Dieskau, Andreas Scholl, Thomas Quasthoff en Irwin Gage en maakte deel uit van de operastudio van de Komische Oper in Berlijn.
Onder leiding van René Jacobs debuteerde ze in 2016 in de Staatsoper Unter den Linden in Berlijn en tourde ze met het Freiburger Barockorchester.
Ze zong opera in de theaters van Dijon, Versailles, Parijs, Moskou en Amsterdam en op de festivals van Halle, Bregenz en Aix-en-Provence. Op de Kissinger Sommer bracht ze liederen van Wolfgang Rihm in première. Olivia Vermeulen soleerde bij het London Symphony Orchestra, het Budapest Festival Orchestra, het Ensemble Modern, de Camerata Salzburg, de Berliner Philharmoniker en het Bach Collegium Japan.
In de Kleine Zaal gaf de mezzosopraan voor het laatst een recital in november 2023, en in de Grote Zaal soleerde ze tijdens de VriendenLoterij ZomerConcerten 2023 in Mozarts Krönungsmesse met het Radio Filharmonisch Orkest en het Groot Omroepkoor.
Jan Philip Schulze, piano
De Duitse pianist Jan Philip Schulze is actief als solist, kamermusicus en liedbegeleider en geeft les aan de Musikhochschule van Hannover. Zelf studeerde hij aan de Musikhochschule in München en het Tsjaikovski Conservatorium in Moskou. Onder zijn docenten waren Helmut Deutsch en Dietrich Fischer-Dieskau.
In de beginjaren van zijn carrière won Jan Philip Schulze prijzen van belangrijke concoursen in onder meer Spanje, Italië en Zuid-Afrika
Inmiddels treedt hij op in tal van bekende concertzalen, zoals de Koninklijke Muntschouwburg in Brussel, de Londense Wigmore Hall en La Scala in Milaan. Naast werk uit het verleden vertolkt de pianist graag moderne en hedendaagse muziek: hij nam alle pianowerken van Hans Werner Henze op en brengt geregeld nieuw werk in première. Jan Philip Schulze musiceerde met vele bekende vocalisten, onder wie Juliane Banse, Dietrich Henschel, Jonas Kaufmann en Violeta Urmana.
Met deze laatste zangeres was hij in 2006 ook te gast in Het Concertgebouw. Met Olivia Vermeulen verzorgde Jan Philip Schulze in de Kleine Zaal recitals op 10 mei 2015, 25 februari 2020 en 2 november 2021. In mei 2021 maakte hij met haar op datzelfde podium ook de opnames voor hun laatste gezamenlijke cd Hello Darkness.
Joséphine Olech, fluit
Joséphine Olech had vanaf haar twaalfde les van Nathalie Rozat en studeerde af aan het Conservatoire National Superieur in haar geboorteplaats Parijs bij Sophie Cherrier en Vincent Lucas.
Sinds 2017 is ze eerste fluitist in het Rotterdams Philharmonisch Orkest, nadat ze in seizoen 2015/2016 had deelgenomen aan de Academie van het Concertgebouworkest.
Orkestervaring deed ze ook op in de zomers van 2014, 2015 en 2016 in het Gustav Mahler Jugendorchester. In 2019 won de fluitiste de Carl Nielsen International Competition. Als solist werd ze geëngageerd door onder meer het Koninklijke Philharmonisch Orkest van Stockholm, de Philharmonie Magdeburg en het Orchestre des Pays de Savoie. In 2021 bracht Joséphine Olech haar tweede cd uit: soloconcerten van Carl Nielsen, Theodoor Verhey en Jean Françaix opgenomen met het Odense Symfonieorkest.
Als promotor van nieuwe muziek voor haar instrument bracht ze in 2021 een in opdracht gecomponeerd fluitconcert van Thierry Escaich in première met het Rotterdams Philharmonisch Orkest onder leiding van Lahav Shani. Kamermuziek speelde Joséphine Olech op festivals als het Copenhagen Summer Festival, het Mecklenburg-Vorpommern Festival en de Folle Journée de Nantes.
Harriet Krijgh, cello
Harriet Krijgh studeerde aan het conservatorium in Utrecht, in Wenen bij Lilia Schulz-Bayrova en aan de Kronberg Academy bij Frans Helmerson. In 2015 won ze het concours van de Cello Biënnale in Amsterdam.
Ze soleerde bij het London Philharmonic Orchestra, de Academy of St Martin in the Fields, de Münchner Philharmoniker, het Deutsches Symphonie-Orchester Berlin, de Wiener Symphoniker, het Orchestre Philharmonique de Radio France, Hong Kong Sinfonietta, het Sydney Symphony Orchestra en het Boston Symphony Orchestra.
Vorige winter tourde ze met het Nationaal Jeugdorkest door Nederland en naar de Wiener Musikverein.
Kamermuziek speelt ze graag met de pianisten Lauma Skride en Magda Amara; met de laatste maakte ze het instrumentale lied-album Silent Dreams. Eerder verschenen ook opnames van Vivaldi (met Amsterdam Sinfonietta), Kabalevsky, Haydn, Brahms en Rachmaninoff.
Met ingang van seizoen 2024/2025 brengt Harriet Krijgh ieder half jaar een cd uit met één van de zes Cellosuites van Bach gecombineerd met kamermuziek die ze uitvoert met bevriende musici. Sinds 2012 heeft de celliste in Burg Feistritz jaarlijks haar eigen kamermuziekfestival ‘Harriet & Friends’ en ze is een regelmatige gast van de Heidelberger Frühling, het Grafenegg Festival, de Schubertiade Hohenems en de Festspiele Mecklenburg-Vorpommern (residency 2019).
Het Kleine Zaal-debuut van Harriet Krijgh was een Lunchconcert in oktober 2009. Ze bespeelt een instrument van Domenico Montagnana (Venetië, 1723), waarvan de krul is gemaakt door Antonio Stradivari.