Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertprogramma

Concertprogramma

Mark Padmore en Julius Drake: van Clara Schumann tot Fauré

Mark Padmore en Julius Drake: van Clara Schumann tot Fauré

Kleine Zaal
04 april 2023
20.15 uur

Print dit programma

Mark Padmore tenor
Julius Drake piano

Dit concert maakt deel uit van de serie Vocaal II.

Zangteksten zijn gratis verkrijgbaar aan de zaal.

Ook interessant:
- De werkdag van Sally Beamish
Een postuum interview met Clara Schumann (augustus 2019)

Clara Schumann (1819-1896)

Ich stand in dunklen Träumen
Sie liebten sich beide
Der Mond kommt still gegangen
uit ‘Sechs Lieder’, op. 13 (1840-43)

Volkslied (1840)

Lorelei (1843)

Liebst du um Schönheit (1840)
uit ‘Lieder’, op. 12

Rebecca Clarke (1886-1979)

Tiger, Tiger (1929)
Lethe (1941)
Eight O’Clock (1927)
The Seal Man (1922)

Sally Beamish (1956)

Four Songs from Hafez (2007)
oorspronkelijk voor hoge stem en harp
Nightingale
Peacock
Fish
Hoopoe

pauze ± 21.00 uur

Gabriel Fauré (1845-1924)

Mandoline
En sourdine
uit ‘Cinq mélodies ‘de Venise’’, op. 58 (1891)

Reynaldo Hahn (1875-1947)

Chanson d’automne
Tous deux
L’allée est sans fin
En sourdine
L’heure exquise
uit ‘Chansons grises’ (1887-90)

Gabriel Fauré

La bonne chanson, op. 61 (1892-94)
Une sainte en son auréole
Puisque l’aube grandit
La lune blanche luit dans les bois
J’allais par des chemins perfides
J’ai presque peur, en vérité
Avant que tu ne t’en ailles
Donc, ce sera par un clair jour d’été
N’est-ce pas?
L’hiver a cessé

einde ± 22.15 uur

Kleine Zaal 04 april 2023 20.15 uur

Mark Padmore tenor
Julius Drake piano

Dit concert maakt deel uit van de serie Vocaal II.

Zangteksten zijn gratis verkrijgbaar aan de zaal.

Ook interessant:
- De werkdag van Sally Beamish
Een postuum interview met Clara Schumann (augustus 2019)

Clara Schumann (1819-1896)

Ich stand in dunklen Träumen
Sie liebten sich beide
Der Mond kommt still gegangen
uit ‘Sechs Lieder’, op. 13 (1840-43)

Volkslied (1840)

Lorelei (1843)

Liebst du um Schönheit (1840)
uit ‘Lieder’, op. 12

Rebecca Clarke (1886-1979)

Tiger, Tiger (1929)
Lethe (1941)
Eight O’Clock (1927)
The Seal Man (1922)

Sally Beamish (1956)

Four Songs from Hafez (2007)
oorspronkelijk voor hoge stem en harp
Nightingale
Peacock
Fish
Hoopoe

pauze ± 21.00 uur

Gabriel Fauré (1845-1924)

Mandoline
En sourdine
uit ‘Cinq mélodies ‘de Venise’’, op. 58 (1891)

Reynaldo Hahn (1875-1947)

Chanson d’automne
Tous deux
L’allée est sans fin
En sourdine
L’heure exquise
uit ‘Chansons grises’ (1887-90)

Gabriel Fauré

La bonne chanson, op. 61 (1892-94)
Une sainte en son auréole
Puisque l’aube grandit
La lune blanche luit dans les bois
J’allais par des chemins perfides
J’ai presque peur, en vérité
Avant que tu ne t’en ailles
Donc, ce sera par un clair jour d’été
N’est-ce pas?
L’hiver a cessé

einde ± 22.15 uur

Toelichting

Mark Padmore en Julius Drake: van Clara Schumann tot Fauré

door Dirk Luijmes

‘Ik meende ooit dat ik het talent had om te scheppen, maar ben van dat idee teruggekomen: vrouwen moeten niet willen componeren. Geen van hen kan dat, waarom zou ik dan daartoe voorbestemd zijn?’

Toen Clara Wieck dit anno 1839 in haar dagboek noteerde, werd de muziekgeschiedenis nog meer dan nu gedomineerd door mannen. Weliswaar waren er tal van vrouwelijke componisten geweest – onder de bekendere zijn Hildegard von Bingen, Barbara Strozzi en Fanny Mendelssohn – maar hun noten waren vergeten of snel veronachtzaamd.

Over haar eigen kwaliteiten bleek Clara veel te bescheiden: behalve als ­pianovirtuoos had ze voor 1839 met een tiental solopianowerken en een pianoconcert al volop bewezen dat ze wel degelijk een groot compositorisch talent had. Ze bleef gelukkig componeren, ondanks haar eigen twijfels.

In 1840, het jaar waarin ze trouwde met Robert Schumann, schreef ze haar eerste drie liederen, waaronder Liebst du um Schönheit. Robert zou ze samen met een paar liederen van zijn hand bundelen en laten drukken. De liederen opus 13 schreef Clara als verjaardags- en kerstcadeaus voor haar man, die ze – met andere stukken van Clara – ‘in der Erfindung so zart und musikreich’ aanbeval.

Mede door haar drukke leven – Clara bleef actief als concertpianist, kreeg en verzorgde tussen de bedrijven door acht kinderen – bleef haar oeuvrelijst beperkt.

‘Ik meende ooit dat ik het talent had om te scheppen, maar ben van dat idee teruggekomen: vrouwen moeten niet willen componeren. Geen van hen kan dat, waarom zou ik dan daartoe voorbestemd zijn?’

Toen Clara Wieck dit anno 1839 in haar dagboek noteerde, werd de muziekgeschiedenis nog meer dan nu gedomineerd door mannen. Weliswaar waren er tal van vrouwelijke componisten geweest – onder de bekendere zijn Hildegard von Bingen, Barbara Strozzi en Fanny Mendelssohn – maar hun noten waren vergeten of snel veronachtzaamd.

Over haar eigen kwaliteiten bleek Clara veel te bescheiden: behalve als ­pianovirtuoos had ze voor 1839 met een tiental solopianowerken en een pianoconcert al volop bewezen dat ze wel degelijk een groot compositorisch talent had. Ze bleef gelukkig componeren, ondanks haar eigen twijfels.

In 1840, het jaar waarin ze trouwde met Robert Schumann, schreef ze haar eerste drie liederen, waaronder Liebst du um Schönheit. Robert zou ze samen met een paar liederen van zijn hand bundelen en laten drukken. De liederen opus 13 schreef Clara als verjaardags- en kerstcadeaus voor haar man, die ze – met andere stukken van Clara – ‘in der Erfindung so zart und musikreich’ aanbeval.

Mede door haar drukke leven – Clara bleef actief als concertpianist, kreeg en verzorgde tussen de bedrijven door acht kinderen – bleef haar oeuvrelijst beperkt.

Rebecca Clarke

Zo’n driekwart eeuw later dacht menigeen nog steeds dat vrouwen niet in de wieg waren gelegd voor het compositievak. Dat bleek bijvoorbeeld in 1919: bij een compositieconcours was de Amerikaanse jury onder de indruk gekomen van een van de anoniem ingezonden werken.

‘Je had hun gezichten moeten zien, toen ze erachter kwamen dat dat geschreven was door een vrouw’, noteerde een ooggetuige.

De gewaardeerde compositie bleek een altvioolsonate van Rebecca Clarke. Deze Britse componiste maakte destijds vooral furore als altvioliste, maar wist met name in haar thuisland ook de aandacht te trekken met eigen kamermuziekwerken.

In de afgelopen decennia – vanaf de tijd dat tonale muziek niet meer taboe was – werd ze als componiste herontdekt en kwamen ook haar liederen meer in de spotlights te staan. Naar verluidt behoorde het declamatorische lied The Seal Man uit 1922 tot haar eigen favorieten. De tekst van John Masefield is gebaseerd op een oude Keltische mythe waarin een vrouw door een soort Sirene wordt verleid.

Het donkere, chromatische lied Tiger, Tiger op tekst van William Blake was in 1929 waarschijnlijk te somber om te worden uitgegeven; pas in 2001 werd het lied gepubliceerd.

Rebecca Clarke

Zo’n driekwart eeuw later dacht menigeen nog steeds dat vrouwen niet in de wieg waren gelegd voor het compositievak. Dat bleek bijvoorbeeld in 1919: bij een compositieconcours was de Amerikaanse jury onder de indruk gekomen van een van de anoniem ingezonden werken.

‘Je had hun gezichten moeten zien, toen ze erachter kwamen dat dat geschreven was door een vrouw’, noteerde een ooggetuige.

De gewaardeerde compositie bleek een altvioolsonate van Rebecca Clarke. Deze Britse componiste maakte destijds vooral furore als altvioliste, maar wist met name in haar thuisland ook de aandacht te trekken met eigen kamermuziekwerken.

In de afgelopen decennia – vanaf de tijd dat tonale muziek niet meer taboe was – werd ze als componiste herontdekt en kwamen ook haar liederen meer in de spotlights te staan. Naar verluidt behoorde het declamatorische lied The Seal Man uit 1922 tot haar eigen favorieten. De tekst van John Masefield is gebaseerd op een oude Keltische mythe waarin een vrouw door een soort Sirene wordt verleid.

Het donkere, chromatische lied Tiger, Tiger op tekst van William Blake was in 1929 waarschijnlijk te somber om te worden uitgegeven; pas in 2001 werd het lied gepubliceerd.

Sally Beamish

In de eenentwintigste eeuw wordt bij concerten langzaamaan meer plaats ingeruimd voor vrouwelijke componisten. Onder hen treffen we Sally Beamish, die net als Rebecca Clarke in Engeland werd geboren én carrière maakte als altviolist.

Op 5 en 6 april klinkt in de Grote Zaal haar dubbelconcert Distans, dat ze (onder meer in opdracht van het Concertgebouworkest) schreef voor klarinettist Martin Fröst en violiste Janine Jansen.

In 1990 verhuisde Beamish naar Schotland, een land dat haar na aan het hart ligt en waarvan de volksmuziek sporen nalaat in haar composities. De teksten van haar Four Songs from Hafez – waarin steeds een verliefd dier centraal staat – werden geschreven door een veertiende-eeuwse Perzische soefidichter.

De nachtegaal zingt met een begeleiding van een ostinato-motief in de piano; het lied over de pauw kleurt Beamish in met dalende oosters-getinte modi. Meer verwijzingen naar Perzië horen we in een Iraans motief dat de zwemmende vis begeleidt. De hop (Engels: hoopoe) is een exotisch uitziende vogel, die volgens mythologische verhalen (ook in de Koran) fungeerde als boodschapper tussen koning Salomo en de koningin van Seba.

Sally Beamish

In de eenentwintigste eeuw wordt bij concerten langzaamaan meer plaats ingeruimd voor vrouwelijke componisten. Onder hen treffen we Sally Beamish, die net als Rebecca Clarke in Engeland werd geboren én carrière maakte als altviolist.

Op 5 en 6 april klinkt in de Grote Zaal haar dubbelconcert Distans, dat ze (onder meer in opdracht van het Concertgebouworkest) schreef voor klarinettist Martin Fröst en violiste Janine Jansen.

In 1990 verhuisde Beamish naar Schotland, een land dat haar na aan het hart ligt en waarvan de volksmuziek sporen nalaat in haar composities. De teksten van haar Four Songs from Hafez – waarin steeds een verliefd dier centraal staat – werden geschreven door een veertiende-eeuwse Perzische soefidichter.

De nachtegaal zingt met een begeleiding van een ostinato-motief in de piano; het lied over de pauw kleurt Beamish in met dalende oosters-getinte modi. Meer verwijzingen naar Perzië horen we in een Iraans motief dat de zwemmende vis begeleidt. De hop (Engels: hoopoe) is een exotisch uitziende vogel, die volgens mythologische verhalen (ook in de Koran) fungeerde als boodschapper tussen koning Salomo en de koningin van Seba.

Gabriel Fauré

Voor de laatste twee (mannelijke) componisten gaan we naar het laat-negentiende-­eeuwse Frankrijk.

Een van de bekendste liedcomponisten destijds was Gabriel Fauré. De Franse meester schreef verspreid over zijn muzikale carrière meer dan honderd liederen: sensitieve, sfeervolle ‘mélodies’, die hij inkleurde met zijn karakteristieke harmonieën. Mandoline en En sourdine, op tekst van Paul Verlaine (1844-1896), komen uit een bundeltje liederen – volgens Fauré zelf ‘een soort van suite’ – waaraan hij begon tijdens een bezoek aan Venetië in 1891; met de gondelstad hebben ze verder niets van doen.

Een jaar later verklankte Fauré opnieuw poëzie van Verlaine: uit diens bundel La bonne chanson koos hij negen gedichten. Sommige liederen van de cyclus zijn via muzikale motieven met elkaar verbonden. Verschillende tijdgenoten vonden de chromatische en sterk modulerende taal die Fauré hier aanslaat veel te ver gaan en noemden de bundel ‘nodeloos complex’.

Gabriel Fauré

Voor de laatste twee (mannelijke) componisten gaan we naar het laat-negentiende-­eeuwse Frankrijk.

Een van de bekendste liedcomponisten destijds was Gabriel Fauré. De Franse meester schreef verspreid over zijn muzikale carrière meer dan honderd liederen: sensitieve, sfeervolle ‘mélodies’, die hij inkleurde met zijn karakteristieke harmonieën. Mandoline en En sourdine, op tekst van Paul Verlaine (1844-1896), komen uit een bundeltje liederen – volgens Fauré zelf ‘een soort van suite’ – waaraan hij begon tijdens een bezoek aan Venetië in 1891; met de gondelstad hebben ze verder niets van doen.

Een jaar later verklankte Fauré opnieuw poëzie van Verlaine: uit diens bundel La bonne chanson koos hij negen gedichten. Sommige liederen van de cyclus zijn via muzikale motieven met elkaar verbonden. Verschillende tijdgenoten vonden de chromatische en sterk modulerende taal die Fauré hier aanslaat veel te ver gaan en noemden de bundel ‘nodeloos complex’.

Reynaldo Hahn

Verlaines subtiele poëtische werk inspireerde in dezelfde periode een jonge componist die afkomstig was uit de klas van Jules Massenet: Reynaldo Hahn. Zijn vroege liederen worden doorgaans als charmant, elegant en eenvoudig omschreven, maar ook als sfeervol en effectief. De Chansons grises schreef hij al als tiener.

Het bekendste lied daaruit is waarschijnlijk het verstilde L’heure exquise dat ‘infiniment doux et calme’ moet worden uitgevoerd. In deze bundel bevindt zich ook een verklanking van Verlaines En sourdine, de tekst die we al in Fauré’s versie hoorden.

Hahn heeft het lef, aldus een tijdgenoot, ‘om – in een land van snobs – niet te pretenderen revolutionair te zijn, maar eenvoudigweg zichzelf. Fragiel en duurzaam.’ 

Reynaldo Hahn

Verlaines subtiele poëtische werk inspireerde in dezelfde periode een jonge componist die afkomstig was uit de klas van Jules Massenet: Reynaldo Hahn. Zijn vroege liederen worden doorgaans als charmant, elegant en eenvoudig omschreven, maar ook als sfeervol en effectief. De Chansons grises schreef hij al als tiener.

Het bekendste lied daaruit is waarschijnlijk het verstilde L’heure exquise dat ‘infiniment doux et calme’ moet worden uitgevoerd. In deze bundel bevindt zich ook een verklanking van Verlaines En sourdine, de tekst die we al in Fauré’s versie hoorden.

Hahn heeft het lef, aldus een tijdgenoot, ‘om – in een land van snobs – niet te pretenderen revolutionair te zijn, maar eenvoudigweg zichzelf. Fragiel en duurzaam.’ 

door Dirk Luijmes

Mark Padmore en Julius Drake: van Clara Schumann tot Fauré

door Dirk Luijmes

‘Ik meende ooit dat ik het talent had om te scheppen, maar ben van dat idee teruggekomen: vrouwen moeten niet willen componeren. Geen van hen kan dat, waarom zou ik dan daartoe voorbestemd zijn?’

Toen Clara Wieck dit anno 1839 in haar dagboek noteerde, werd de muziekgeschiedenis nog meer dan nu gedomineerd door mannen. Weliswaar waren er tal van vrouwelijke componisten geweest – onder de bekendere zijn Hildegard von Bingen, Barbara Strozzi en Fanny Mendelssohn – maar hun noten waren vergeten of snel veronachtzaamd.

Over haar eigen kwaliteiten bleek Clara veel te bescheiden: behalve als ­pianovirtuoos had ze voor 1839 met een tiental solopianowerken en een pianoconcert al volop bewezen dat ze wel degelijk een groot compositorisch talent had. Ze bleef gelukkig componeren, ondanks haar eigen twijfels.

In 1840, het jaar waarin ze trouwde met Robert Schumann, schreef ze haar eerste drie liederen, waaronder Liebst du um Schönheit. Robert zou ze samen met een paar liederen van zijn hand bundelen en laten drukken. De liederen opus 13 schreef Clara als verjaardags- en kerstcadeaus voor haar man, die ze – met andere stukken van Clara – ‘in der Erfindung so zart und musikreich’ aanbeval.

Mede door haar drukke leven – Clara bleef actief als concertpianist, kreeg en verzorgde tussen de bedrijven door acht kinderen – bleef haar oeuvrelijst beperkt.

‘Ik meende ooit dat ik het talent had om te scheppen, maar ben van dat idee teruggekomen: vrouwen moeten niet willen componeren. Geen van hen kan dat, waarom zou ik dan daartoe voorbestemd zijn?’

Toen Clara Wieck dit anno 1839 in haar dagboek noteerde, werd de muziekgeschiedenis nog meer dan nu gedomineerd door mannen. Weliswaar waren er tal van vrouwelijke componisten geweest – onder de bekendere zijn Hildegard von Bingen, Barbara Strozzi en Fanny Mendelssohn – maar hun noten waren vergeten of snel veronachtzaamd.

Over haar eigen kwaliteiten bleek Clara veel te bescheiden: behalve als ­pianovirtuoos had ze voor 1839 met een tiental solopianowerken en een pianoconcert al volop bewezen dat ze wel degelijk een groot compositorisch talent had. Ze bleef gelukkig componeren, ondanks haar eigen twijfels.

In 1840, het jaar waarin ze trouwde met Robert Schumann, schreef ze haar eerste drie liederen, waaronder Liebst du um Schönheit. Robert zou ze samen met een paar liederen van zijn hand bundelen en laten drukken. De liederen opus 13 schreef Clara als verjaardags- en kerstcadeaus voor haar man, die ze – met andere stukken van Clara – ‘in der Erfindung so zart und musikreich’ aanbeval.

Mede door haar drukke leven – Clara bleef actief als concertpianist, kreeg en verzorgde tussen de bedrijven door acht kinderen – bleef haar oeuvrelijst beperkt.

Rebecca Clarke

Zo’n driekwart eeuw later dacht menigeen nog steeds dat vrouwen niet in de wieg waren gelegd voor het compositievak. Dat bleek bijvoorbeeld in 1919: bij een compositieconcours was de Amerikaanse jury onder de indruk gekomen van een van de anoniem ingezonden werken.

‘Je had hun gezichten moeten zien, toen ze erachter kwamen dat dat geschreven was door een vrouw’, noteerde een ooggetuige.

De gewaardeerde compositie bleek een altvioolsonate van Rebecca Clarke. Deze Britse componiste maakte destijds vooral furore als altvioliste, maar wist met name in haar thuisland ook de aandacht te trekken met eigen kamermuziekwerken.

In de afgelopen decennia – vanaf de tijd dat tonale muziek niet meer taboe was – werd ze als componiste herontdekt en kwamen ook haar liederen meer in de spotlights te staan. Naar verluidt behoorde het declamatorische lied The Seal Man uit 1922 tot haar eigen favorieten. De tekst van John Masefield is gebaseerd op een oude Keltische mythe waarin een vrouw door een soort Sirene wordt verleid.

Het donkere, chromatische lied Tiger, Tiger op tekst van William Blake was in 1929 waarschijnlijk te somber om te worden uitgegeven; pas in 2001 werd het lied gepubliceerd.

Rebecca Clarke

Zo’n driekwart eeuw later dacht menigeen nog steeds dat vrouwen niet in de wieg waren gelegd voor het compositievak. Dat bleek bijvoorbeeld in 1919: bij een compositieconcours was de Amerikaanse jury onder de indruk gekomen van een van de anoniem ingezonden werken.

‘Je had hun gezichten moeten zien, toen ze erachter kwamen dat dat geschreven was door een vrouw’, noteerde een ooggetuige.

De gewaardeerde compositie bleek een altvioolsonate van Rebecca Clarke. Deze Britse componiste maakte destijds vooral furore als altvioliste, maar wist met name in haar thuisland ook de aandacht te trekken met eigen kamermuziekwerken.

In de afgelopen decennia – vanaf de tijd dat tonale muziek niet meer taboe was – werd ze als componiste herontdekt en kwamen ook haar liederen meer in de spotlights te staan. Naar verluidt behoorde het declamatorische lied The Seal Man uit 1922 tot haar eigen favorieten. De tekst van John Masefield is gebaseerd op een oude Keltische mythe waarin een vrouw door een soort Sirene wordt verleid.

Het donkere, chromatische lied Tiger, Tiger op tekst van William Blake was in 1929 waarschijnlijk te somber om te worden uitgegeven; pas in 2001 werd het lied gepubliceerd.

Sally Beamish

In de eenentwintigste eeuw wordt bij concerten langzaamaan meer plaats ingeruimd voor vrouwelijke componisten. Onder hen treffen we Sally Beamish, die net als Rebecca Clarke in Engeland werd geboren én carrière maakte als altviolist.

Op 5 en 6 april klinkt in de Grote Zaal haar dubbelconcert Distans, dat ze (onder meer in opdracht van het Concertgebouworkest) schreef voor klarinettist Martin Fröst en violiste Janine Jansen.

In 1990 verhuisde Beamish naar Schotland, een land dat haar na aan het hart ligt en waarvan de volksmuziek sporen nalaat in haar composities. De teksten van haar Four Songs from Hafez – waarin steeds een verliefd dier centraal staat – werden geschreven door een veertiende-eeuwse Perzische soefidichter.

De nachtegaal zingt met een begeleiding van een ostinato-motief in de piano; het lied over de pauw kleurt Beamish in met dalende oosters-getinte modi. Meer verwijzingen naar Perzië horen we in een Iraans motief dat de zwemmende vis begeleidt. De hop (Engels: hoopoe) is een exotisch uitziende vogel, die volgens mythologische verhalen (ook in de Koran) fungeerde als boodschapper tussen koning Salomo en de koningin van Seba.

Sally Beamish

In de eenentwintigste eeuw wordt bij concerten langzaamaan meer plaats ingeruimd voor vrouwelijke componisten. Onder hen treffen we Sally Beamish, die net als Rebecca Clarke in Engeland werd geboren én carrière maakte als altviolist.

Op 5 en 6 april klinkt in de Grote Zaal haar dubbelconcert Distans, dat ze (onder meer in opdracht van het Concertgebouworkest) schreef voor klarinettist Martin Fröst en violiste Janine Jansen.

In 1990 verhuisde Beamish naar Schotland, een land dat haar na aan het hart ligt en waarvan de volksmuziek sporen nalaat in haar composities. De teksten van haar Four Songs from Hafez – waarin steeds een verliefd dier centraal staat – werden geschreven door een veertiende-eeuwse Perzische soefidichter.

De nachtegaal zingt met een begeleiding van een ostinato-motief in de piano; het lied over de pauw kleurt Beamish in met dalende oosters-getinte modi. Meer verwijzingen naar Perzië horen we in een Iraans motief dat de zwemmende vis begeleidt. De hop (Engels: hoopoe) is een exotisch uitziende vogel, die volgens mythologische verhalen (ook in de Koran) fungeerde als boodschapper tussen koning Salomo en de koningin van Seba.

Gabriel Fauré

Voor de laatste twee (mannelijke) componisten gaan we naar het laat-negentiende-­eeuwse Frankrijk.

Een van de bekendste liedcomponisten destijds was Gabriel Fauré. De Franse meester schreef verspreid over zijn muzikale carrière meer dan honderd liederen: sensitieve, sfeervolle ‘mélodies’, die hij inkleurde met zijn karakteristieke harmonieën. Mandoline en En sourdine, op tekst van Paul Verlaine (1844-1896), komen uit een bundeltje liederen – volgens Fauré zelf ‘een soort van suite’ – waaraan hij begon tijdens een bezoek aan Venetië in 1891; met de gondelstad hebben ze verder niets van doen.

Een jaar later verklankte Fauré opnieuw poëzie van Verlaine: uit diens bundel La bonne chanson koos hij negen gedichten. Sommige liederen van de cyclus zijn via muzikale motieven met elkaar verbonden. Verschillende tijdgenoten vonden de chromatische en sterk modulerende taal die Fauré hier aanslaat veel te ver gaan en noemden de bundel ‘nodeloos complex’.

Gabriel Fauré

Voor de laatste twee (mannelijke) componisten gaan we naar het laat-negentiende-­eeuwse Frankrijk.

Een van de bekendste liedcomponisten destijds was Gabriel Fauré. De Franse meester schreef verspreid over zijn muzikale carrière meer dan honderd liederen: sensitieve, sfeervolle ‘mélodies’, die hij inkleurde met zijn karakteristieke harmonieën. Mandoline en En sourdine, op tekst van Paul Verlaine (1844-1896), komen uit een bundeltje liederen – volgens Fauré zelf ‘een soort van suite’ – waaraan hij begon tijdens een bezoek aan Venetië in 1891; met de gondelstad hebben ze verder niets van doen.

Een jaar later verklankte Fauré opnieuw poëzie van Verlaine: uit diens bundel La bonne chanson koos hij negen gedichten. Sommige liederen van de cyclus zijn via muzikale motieven met elkaar verbonden. Verschillende tijdgenoten vonden de chromatische en sterk modulerende taal die Fauré hier aanslaat veel te ver gaan en noemden de bundel ‘nodeloos complex’.

Reynaldo Hahn

Verlaines subtiele poëtische werk inspireerde in dezelfde periode een jonge componist die afkomstig was uit de klas van Jules Massenet: Reynaldo Hahn. Zijn vroege liederen worden doorgaans als charmant, elegant en eenvoudig omschreven, maar ook als sfeervol en effectief. De Chansons grises schreef hij al als tiener.

Het bekendste lied daaruit is waarschijnlijk het verstilde L’heure exquise dat ‘infiniment doux et calme’ moet worden uitgevoerd. In deze bundel bevindt zich ook een verklanking van Verlaines En sourdine, de tekst die we al in Fauré’s versie hoorden.

Hahn heeft het lef, aldus een tijdgenoot, ‘om – in een land van snobs – niet te pretenderen revolutionair te zijn, maar eenvoudigweg zichzelf. Fragiel en duurzaam.’ 

Reynaldo Hahn

Verlaines subtiele poëtische werk inspireerde in dezelfde periode een jonge componist die afkomstig was uit de klas van Jules Massenet: Reynaldo Hahn. Zijn vroege liederen worden doorgaans als charmant, elegant en eenvoudig omschreven, maar ook als sfeervol en effectief. De Chansons grises schreef hij al als tiener.

Het bekendste lied daaruit is waarschijnlijk het verstilde L’heure exquise dat ‘infiniment doux et calme’ moet worden uitgevoerd. In deze bundel bevindt zich ook een verklanking van Verlaines En sourdine, de tekst die we al in Fauré’s versie hoorden.

Hahn heeft het lef, aldus een tijdgenoot, ‘om – in een land van snobs – niet te pretenderen revolutionair te zijn, maar eenvoudigweg zichzelf. Fragiel en duurzaam.’ 

door Dirk Luijmes

Biografie

Mark Padmore, tenor

Mark Padmore, opgeleid aan King’s College in Cambridge en in 2016 Vocalist of the Year van Musical America, is veelvuldig te gast bij de bekende orkesten van Londen, Berlijn, München, Wenen en New York. Bij het Concertgebouworkest zong hij in Bachs Matthäus-Passion, Mozarts Requiem en Brittens War Requiem. Zijn uitvoeringen van Bachs Passionen als zanger én dirigent met het Orchestra of the Age of Enlightenment zijn wereldwijd geprezen.

Na residencies bij het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks (2016/2017) en de Berliner Philharmoniker (2017/2018) was de tenor in 2021/2022 in residence bij Wigmore Hall in zijn geboortestad Londen, waar hij zijn verbintenis vierde met de pianisten Till Fellner, Imogen Cooper, Mitsuko Uchida en Paul Lewis.

Van 2012 tot 2022 was Mark Padmore artistiek leider van het St. Endellion Summer Music Festival in Cornwall. Dit seizoen is Mark Padmore in residence bij het Oxford Lieder Festival, tourt hij met Mitsuko Uchida door Japan en verzorgt hij met het Nash Ensemble de wereldpremière van A Constant Ob­session van Mark-Anthony Turnage.

Op het operatoneel vertolkte hij de hoofdrollen in Birtwistle’s The Corridor and the Cure en Stravinsky’s The Rake’s Progress en – recentelijk nog aan de Royal Opera Covent Garden – Aschenbach in Brittens Death in Venice. In de Kleine Zaal was Mark Padmore vaak te gast, bijvoorbeeld met Kristian Bezuidenhout in Schuberts Die schöne Müllerin (september 2015), Schwanengesang (juni 2017) en Winterreise (januari 2018). In oktober 2019 zong hij er met pianist ­Aaron Pilsan A ­Padmore Cycle van Thomas Larcher.

Julius Drake, piano

Julius Drake is vaste gast in zalen als Het Concertgebouw, Carnegie Hall en Lincoln Centre in New York, Wigmore Hall in Londen, de Scala in Milaan, de Philharmonie Berlin en de Musikverein en het Konzerthaus in Wenen en op festivals als die van Edinburgh, Lockenhaus, Westcork en Salzburg, de BBC Proms en de Schubertiade Schwarzenberg.

De Britse pianist geeft masterclasses over de hele wereld, is verbonden aan de Guildhall School of Music in Londen en heeft een liedbegeleidersklas aan de Kunstuniversität Graz. 

Hij is artistiek leider van het Machynlleth Festival in Wales en presenteert in de Middle Temple Hall in Londen jaarlijks de recitalserie ‘Julius Drake and Friends’. Julius Drake nam liederen van Tsjaikovski en Mahler op met Christianne Stotijn en werken van Kodály en Schoeck met de cellisten Natalie Clein en Christian Poltéra.

Voor opnames met Gerald Finley kreeg hij driemaal een Gramophone Award, het Poetisches Tagebuch met Christoph Prégardien was goed voor de Jahrespreis der deutschen Schallplattenkritik 2016 en Janáčeks Dagboek van een verdwenene met Nicky Spence en Václava Housková kreeg in 2020 zowel een Gramophone Award als een BBC Music Magazine Award.

De vorige optredens van Julius Drake in de Kleine Zaal waren in maart 2020 met Ian Bostridge, in februari 2023 met respectievelijk Axelle Fanyo en Konstantin Krimmel en in april 2023 met Mark Padmore. Bij zijn recital met mezzosopraan Feride Büyükdenktas in december 2022 werd de pianist verrast met de Concertgebouwpenning.