Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertprogramma

Concertprogramma

Het Middagconcert: Nicolas Altstaedt en Jean Rondeau in barokprogramma

Het Middagconcert: Nicolas Altstaedt en Jean Rondeau in barokprogramma

Kleine Zaal
29 januari 2023
14.15 uur

Print dit programma

Nicolas Altstaedt cello
Jean Rondeau klavecimbel

Dit concert maakt deel uit van de serie Het Middagconcert.

Met dank aan het Fonds ­Top­musici in de Kleine Zaal.

Ook interessant:
- Achtergrondverhaal: Zo werd de cello een soloinstrument
- Boekentip: Geen ochtend ter wereld

Vincenzo Bonizzi (?-1630)

Pis ne me peult venir (1626)

Girolamo Frescobaldi (1583-1643)

Toccata quarta
uit ‘Il primo libro di Toccate d’intavolatura di cembalo e organo’ (1615)

Antonio Vivaldi (1678-1741)

Sonate nr. 5 in e kl.t., RV 40 (1740)
Largo
Allegro
Largo
Allegro

Giovanni Benedetto Platti (1692?-1763)

Sonate nr. 6 in F gr.t. (1725)
Largho
Allegro
Ciciliana
Presto

Domenico Gabrielli (1659-1690)

Ricercare nr. 2 in a kl.t. (1689)

Jean-Baptiste Barrière (1707-1747)

Sonate in Bes gr.t., nr. 4, boek III (1733)
Andante
Allegro
Adagio – Allegro
Marin Marais (1656-1728)
Grand ballet (1711)

Antoine Forqueray (1672-1745)

La Sylva
Jupiter
uit ‘Vijfde suite in c kl.t.’ (jaartal onbekend)

er is geen pauze
einde ± 15.30 uur

Kleine Zaal 29 januari 2023 14.15 uur

Nicolas Altstaedt cello
Jean Rondeau klavecimbel

Dit concert maakt deel uit van de serie Het Middagconcert.

Met dank aan het Fonds ­Top­musici in de Kleine Zaal.

Ook interessant:
- Achtergrondverhaal: Zo werd de cello een soloinstrument
- Boekentip: Geen ochtend ter wereld

Vincenzo Bonizzi (?-1630)

Pis ne me peult venir (1626)

Girolamo Frescobaldi (1583-1643)

Toccata quarta
uit ‘Il primo libro di Toccate d’intavolatura di cembalo e organo’ (1615)

Antonio Vivaldi (1678-1741)

Sonate nr. 5 in e kl.t., RV 40 (1740)
Largo
Allegro
Largo
Allegro

Giovanni Benedetto Platti (1692?-1763)

Sonate nr. 6 in F gr.t. (1725)
Largho
Allegro
Ciciliana
Presto

Domenico Gabrielli (1659-1690)

Ricercare nr. 2 in a kl.t. (1689)

Jean-Baptiste Barrière (1707-1747)

Sonate in Bes gr.t., nr. 4, boek III (1733)
Andante
Allegro
Adagio – Allegro
Marin Marais (1656-1728)
Grand ballet (1711)

Antoine Forqueray (1672-1745)

La Sylva
Jupiter
uit ‘Vijfde suite in c kl.t.’ (jaartal onbekend)

er is geen pauze
einde ± 15.30 uur

Toelichting

Nicolas Altstaedt en Jean Rondeau in barokprogramma

door Noortje Zanen

Dat de Duits-Franse cellist Nicolas Altstaedt een veelzijdig musicus is heeft hij afgelopen zomer met flair aan het publiek getoond tijdens het Prinsengrachtconcert. Of hij nu een virtuoos barokstuk speelt, een klassiek celloconcert of eigentijdse muziek, hij voelt zich altijd thuis op zijn instrument. Vanmiddag presenteert hij samen met klavecinist Jean Rondeau een origineel barokprogramma waarin de cello straalt als solo-instrument.

Bonizzi

Het avontuurlijke recital van Altstaedt en Rondeau begint met een interessant stuk van een onbekende Italiaan. Hoewel we maar weinig weten over het leven en werk van Vincenzo Bonizzi speelt hij toch een belangrijke rol in de muziekgeschiedenis. Hij was namelijk de laatste componist die muziek schreef voor viola bastarda, een speciale vorm van de viola da gamba, een soort achterneef van de cello.

Bonizzi publiceerde in 1626 maar liefst negen stukken voor dit instrument, allemaal geïnspireerd op oudere Franse en Italiaanse liederen. Juist omdat Pis ne me peult venir oorspronkelijk voor viola bastarda is bedoeld, een instrument met een opvallend groot bereik in toonhoogte, klinkt de solopartij zeer experimenteel. Bonizzi had het overigens prima gevonden als hij had geweten dat Alt­staedt zijn stuk op een cello zou spelen, want in zijn voorwoord schrijft hij dat zijn composities weliswaar voor viola bastarda zijn, maar dat ze ook gespeeld mogen worden op ieder ander instrument met hetzelfde bereik.

Vivaldi, Platti en Barrière

In veel barokcomposities speelt de cello vooral een belangrijke rol als begeleider. Samen met instrumenten als klavecimbel, orgel en fagot vormde de cello de basgroep die de begeleidende baspartij speelde; de zogenaamde basso continuo die het fundament vormt van de barokmuziek. Dat de cello daarnaast ook steeds vaker klonk als solo-instrument blijkt uit de sonates van Vivaldi, Platti en Barrière.

Dat de Duits-Franse cellist Nicolas Altstaedt een veelzijdig musicus is heeft hij afgelopen zomer met flair aan het publiek getoond tijdens het Prinsengrachtconcert. Of hij nu een virtuoos barokstuk speelt, een klassiek celloconcert of eigentijdse muziek, hij voelt zich altijd thuis op zijn instrument. Vanmiddag presenteert hij samen met klavecinist Jean Rondeau een origineel barokprogramma waarin de cello straalt als solo-instrument.

Bonizzi

Het avontuurlijke recital van Altstaedt en Rondeau begint met een interessant stuk van een onbekende Italiaan. Hoewel we maar weinig weten over het leven en werk van Vincenzo Bonizzi speelt hij toch een belangrijke rol in de muziekgeschiedenis. Hij was namelijk de laatste componist die muziek schreef voor viola bastarda, een speciale vorm van de viola da gamba, een soort achterneef van de cello.

Bonizzi publiceerde in 1626 maar liefst negen stukken voor dit instrument, allemaal geïnspireerd op oudere Franse en Italiaanse liederen. Juist omdat Pis ne me peult venir oorspronkelijk voor viola bastarda is bedoeld, een instrument met een opvallend groot bereik in toonhoogte, klinkt de solopartij zeer experimenteel. Bonizzi had het overigens prima gevonden als hij had geweten dat Alt­staedt zijn stuk op een cello zou spelen, want in zijn voorwoord schrijft hij dat zijn composities weliswaar voor viola bastarda zijn, maar dat ze ook gespeeld mogen worden op ieder ander instrument met hetzelfde bereik.

Vivaldi, Platti en Barrière

In veel barokcomposities speelt de cello vooral een belangrijke rol als begeleider. Samen met instrumenten als klavecimbel, orgel en fagot vormde de cello de basgroep die de begeleidende baspartij speelde; de zogenaamde basso continuo die het fundament vormt van de barokmuziek. Dat de cello daarnaast ook steeds vaker klonk als solo-instrument blijkt uit de sonates van Vivaldi, Platti en Barrière.

  • Portret van een gambaspeler

    Paolo Zacchia, 1500/1525

    Portret van een gambaspeler

    Paolo Zacchia, 1500/1525

  • Portret van een gambaspeler

    Paolo Zacchia, 1500/1525

    Portret van een gambaspeler

    Paolo Zacchia, 1500/1525

Antonio Vivaldi, de oervader van het Italiaanse soloconcert, schreef niet alleen vele tientallen viool- en cello­concerten, hij was ook een van de eerste componisten die soloconcerten schreef voor bijvoorbeeld fagot, alt­viool en viola da gamba. Bovendien was hij een van de uitvinders van de cellosonate. Als muziekleraar aan het vermaarde weeshuis Ospedale ­della pietà in Venetië beschikte Vivaldi kennelijk over zoveel verschillende instrumentalisten, dat hij flink kon experimenteren met zijn orkest- en solobezettingen.

De Sonate in e klein is een van de eerste sonates waarin de cellopartij niet langer een begeleidende baspartij speelt, maar een ­vioolachtige solopartij. Vivaldi’s iets jongere tijdgenoot Giovanni Benedetto Platti ging nog een stapje verder en maakte de cellopartij nóg solistischer, al is zijn Sonate in F groot uit 1725 nog niet zo origineel als zijn latere werken voor cello. Platti, zelf hoboïst en violist, schreef zijn uitbundige cello­repertoire aan het hof in Würzburg voor de Duitse graaf Rudolf Franz Erwein, een succesvolle diplomaat die in zijn vrije tijd het liefst cello speelde.

Het oeuvre van de Franse componist Jean-Baptiste Barrière bewijst dat de cello aan het begin van de achttiende eeuw ook in Frankrijk als solo-instrument werd ingezet. Barrière speelde zelf aanvankelijk viola da gamba – in Frankrijk dé grote concurrent van de cello –, maar later zou hij zich ontwikkelen tot een van de meest virtuoze cellisten van zijn tijd. De cellopartij in zijn Sonate in Bes groot uit 1733 is nog doorwrochter en solistischer dan de cellopartijen van Vivaldi en Platti. Een technische uitdaging voor iedere cellist en een voorloper van de romantische celloliteratuur.

Frescobaldi en Gabrielli

De drie vernieuwende cello­sonates worden afgewisseld met twee veel oudere solostukken. Jean Rondeau speelt een van zijn favoriete werken voor klavecimbel solo: Toccata quarta van Girolamo Frescobaldi. De Italiaan, die werkzaam was als organist in de Sint-Pieter in Rome, speelde mede dankzij zijn succesvolle leerlingen een grote rol in de ontwikkeling van de klaviermuziek. In Toccata quarta zoekt Frescobaldi zoals gebruikelijk de grenzen van het instrument op.

Een andere Italiaan uit de late zeventiende eeuw zou juist een essentiële rol spelen in de cello­literatuur. Domenico Gabrielli, cellist en componist van het orkest van de Basilica di San Petronio en de Accademia Filarmonica in Bologna, was een van de eerste componisten die muziek schreef voor cello solo. In 1689, enkele decennia voordat Johann Sebastian Bach zijn beroemde cellosuites schreef, componeerde Gabrielli zeven Ricercari voor cello solo. Quasi geïmproviseerde muziek, vol met onderhoudende melodieën en verrassende wendingen.

Marais en Forqueray

Altstaedt en Rondeau laten ten slotte ook nog wat muziek horen die eigenlijk bedoeld was voor viola da gamba. Marin Marais en Antoine Forqueray, twee uitmuntende ­gambisten aan het Franse hof in Versailles, zijn bij uitstek componisten die de cello verwaarloosden ten gunste van de viola da gamba. Ze hadden ieder een geheel eigen stijl, treffend omschreven in een beroemd geworden citaat van een tijdgenoot: ‘Marais speelt als een engel, Forqueray als de duivel.’ Met een beetje fantasie klinkt het Grand Ballet van Marais inderdaad milder, zoeter en vriendelijker dan de wat fellere, donkere en onstuimige delen La Sylva en Jupiter van Forqueray.

Antonio Vivaldi, de oervader van het Italiaanse soloconcert, schreef niet alleen vele tientallen viool- en cello­concerten, hij was ook een van de eerste componisten die soloconcerten schreef voor bijvoorbeeld fagot, alt­viool en viola da gamba. Bovendien was hij een van de uitvinders van de cellosonate. Als muziekleraar aan het vermaarde weeshuis Ospedale ­della pietà in Venetië beschikte Vivaldi kennelijk over zoveel verschillende instrumentalisten, dat hij flink kon experimenteren met zijn orkest- en solobezettingen.

De Sonate in e klein is een van de eerste sonates waarin de cellopartij niet langer een begeleidende baspartij speelt, maar een ­vioolachtige solopartij. Vivaldi’s iets jongere tijdgenoot Giovanni Benedetto Platti ging nog een stapje verder en maakte de cellopartij nóg solistischer, al is zijn Sonate in F groot uit 1725 nog niet zo origineel als zijn latere werken voor cello. Platti, zelf hoboïst en violist, schreef zijn uitbundige cello­repertoire aan het hof in Würzburg voor de Duitse graaf Rudolf Franz Erwein, een succesvolle diplomaat die in zijn vrije tijd het liefst cello speelde.

Het oeuvre van de Franse componist Jean-Baptiste Barrière bewijst dat de cello aan het begin van de achttiende eeuw ook in Frankrijk als solo-instrument werd ingezet. Barrière speelde zelf aanvankelijk viola da gamba – in Frankrijk dé grote concurrent van de cello –, maar later zou hij zich ontwikkelen tot een van de meest virtuoze cellisten van zijn tijd. De cellopartij in zijn Sonate in Bes groot uit 1733 is nog doorwrochter en solistischer dan de cellopartijen van Vivaldi en Platti. Een technische uitdaging voor iedere cellist en een voorloper van de romantische celloliteratuur.

Frescobaldi en Gabrielli

De drie vernieuwende cello­sonates worden afgewisseld met twee veel oudere solostukken. Jean Rondeau speelt een van zijn favoriete werken voor klavecimbel solo: Toccata quarta van Girolamo Frescobaldi. De Italiaan, die werkzaam was als organist in de Sint-Pieter in Rome, speelde mede dankzij zijn succesvolle leerlingen een grote rol in de ontwikkeling van de klaviermuziek. In Toccata quarta zoekt Frescobaldi zoals gebruikelijk de grenzen van het instrument op.

Een andere Italiaan uit de late zeventiende eeuw zou juist een essentiële rol spelen in de cello­literatuur. Domenico Gabrielli, cellist en componist van het orkest van de Basilica di San Petronio en de Accademia Filarmonica in Bologna, was een van de eerste componisten die muziek schreef voor cello solo. In 1689, enkele decennia voordat Johann Sebastian Bach zijn beroemde cellosuites schreef, componeerde Gabrielli zeven Ricercari voor cello solo. Quasi geïmproviseerde muziek, vol met onderhoudende melodieën en verrassende wendingen.

Marais en Forqueray

Altstaedt en Rondeau laten ten slotte ook nog wat muziek horen die eigenlijk bedoeld was voor viola da gamba. Marin Marais en Antoine Forqueray, twee uitmuntende ­gambisten aan het Franse hof in Versailles, zijn bij uitstek componisten die de cello verwaarloosden ten gunste van de viola da gamba. Ze hadden ieder een geheel eigen stijl, treffend omschreven in een beroemd geworden citaat van een tijdgenoot: ‘Marais speelt als een engel, Forqueray als de duivel.’ Met een beetje fantasie klinkt het Grand Ballet van Marais inderdaad milder, zoeter en vriendelijker dan de wat fellere, donkere en onstuimige delen La Sylva en Jupiter van Forqueray.

door Noortje Zanen

Nicolas Altstaedt en Jean Rondeau in barokprogramma

door Noortje Zanen

Dat de Duits-Franse cellist Nicolas Altstaedt een veelzijdig musicus is heeft hij afgelopen zomer met flair aan het publiek getoond tijdens het Prinsengrachtconcert. Of hij nu een virtuoos barokstuk speelt, een klassiek celloconcert of eigentijdse muziek, hij voelt zich altijd thuis op zijn instrument. Vanmiddag presenteert hij samen met klavecinist Jean Rondeau een origineel barokprogramma waarin de cello straalt als solo-instrument.

Bonizzi

Het avontuurlijke recital van Altstaedt en Rondeau begint met een interessant stuk van een onbekende Italiaan. Hoewel we maar weinig weten over het leven en werk van Vincenzo Bonizzi speelt hij toch een belangrijke rol in de muziekgeschiedenis. Hij was namelijk de laatste componist die muziek schreef voor viola bastarda, een speciale vorm van de viola da gamba, een soort achterneef van de cello.

Bonizzi publiceerde in 1626 maar liefst negen stukken voor dit instrument, allemaal geïnspireerd op oudere Franse en Italiaanse liederen. Juist omdat Pis ne me peult venir oorspronkelijk voor viola bastarda is bedoeld, een instrument met een opvallend groot bereik in toonhoogte, klinkt de solopartij zeer experimenteel. Bonizzi had het overigens prima gevonden als hij had geweten dat Alt­staedt zijn stuk op een cello zou spelen, want in zijn voorwoord schrijft hij dat zijn composities weliswaar voor viola bastarda zijn, maar dat ze ook gespeeld mogen worden op ieder ander instrument met hetzelfde bereik.

Vivaldi, Platti en Barrière

In veel barokcomposities speelt de cello vooral een belangrijke rol als begeleider. Samen met instrumenten als klavecimbel, orgel en fagot vormde de cello de basgroep die de begeleidende baspartij speelde; de zogenaamde basso continuo die het fundament vormt van de barokmuziek. Dat de cello daarnaast ook steeds vaker klonk als solo-instrument blijkt uit de sonates van Vivaldi, Platti en Barrière.

Dat de Duits-Franse cellist Nicolas Altstaedt een veelzijdig musicus is heeft hij afgelopen zomer met flair aan het publiek getoond tijdens het Prinsengrachtconcert. Of hij nu een virtuoos barokstuk speelt, een klassiek celloconcert of eigentijdse muziek, hij voelt zich altijd thuis op zijn instrument. Vanmiddag presenteert hij samen met klavecinist Jean Rondeau een origineel barokprogramma waarin de cello straalt als solo-instrument.

Bonizzi

Het avontuurlijke recital van Altstaedt en Rondeau begint met een interessant stuk van een onbekende Italiaan. Hoewel we maar weinig weten over het leven en werk van Vincenzo Bonizzi speelt hij toch een belangrijke rol in de muziekgeschiedenis. Hij was namelijk de laatste componist die muziek schreef voor viola bastarda, een speciale vorm van de viola da gamba, een soort achterneef van de cello.

Bonizzi publiceerde in 1626 maar liefst negen stukken voor dit instrument, allemaal geïnspireerd op oudere Franse en Italiaanse liederen. Juist omdat Pis ne me peult venir oorspronkelijk voor viola bastarda is bedoeld, een instrument met een opvallend groot bereik in toonhoogte, klinkt de solopartij zeer experimenteel. Bonizzi had het overigens prima gevonden als hij had geweten dat Alt­staedt zijn stuk op een cello zou spelen, want in zijn voorwoord schrijft hij dat zijn composities weliswaar voor viola bastarda zijn, maar dat ze ook gespeeld mogen worden op ieder ander instrument met hetzelfde bereik.

Vivaldi, Platti en Barrière

In veel barokcomposities speelt de cello vooral een belangrijke rol als begeleider. Samen met instrumenten als klavecimbel, orgel en fagot vormde de cello de basgroep die de begeleidende baspartij speelde; de zogenaamde basso continuo die het fundament vormt van de barokmuziek. Dat de cello daarnaast ook steeds vaker klonk als solo-instrument blijkt uit de sonates van Vivaldi, Platti en Barrière.

  • Portret van een gambaspeler

    Paolo Zacchia, 1500/1525

    Portret van een gambaspeler

    Paolo Zacchia, 1500/1525

  • Portret van een gambaspeler

    Paolo Zacchia, 1500/1525

    Portret van een gambaspeler

    Paolo Zacchia, 1500/1525

Antonio Vivaldi, de oervader van het Italiaanse soloconcert, schreef niet alleen vele tientallen viool- en cello­concerten, hij was ook een van de eerste componisten die soloconcerten schreef voor bijvoorbeeld fagot, alt­viool en viola da gamba. Bovendien was hij een van de uitvinders van de cellosonate. Als muziekleraar aan het vermaarde weeshuis Ospedale ­della pietà in Venetië beschikte Vivaldi kennelijk over zoveel verschillende instrumentalisten, dat hij flink kon experimenteren met zijn orkest- en solobezettingen.

De Sonate in e klein is een van de eerste sonates waarin de cellopartij niet langer een begeleidende baspartij speelt, maar een ­vioolachtige solopartij. Vivaldi’s iets jongere tijdgenoot Giovanni Benedetto Platti ging nog een stapje verder en maakte de cellopartij nóg solistischer, al is zijn Sonate in F groot uit 1725 nog niet zo origineel als zijn latere werken voor cello. Platti, zelf hoboïst en violist, schreef zijn uitbundige cello­repertoire aan het hof in Würzburg voor de Duitse graaf Rudolf Franz Erwein, een succesvolle diplomaat die in zijn vrije tijd het liefst cello speelde.

Het oeuvre van de Franse componist Jean-Baptiste Barrière bewijst dat de cello aan het begin van de achttiende eeuw ook in Frankrijk als solo-instrument werd ingezet. Barrière speelde zelf aanvankelijk viola da gamba – in Frankrijk dé grote concurrent van de cello –, maar later zou hij zich ontwikkelen tot een van de meest virtuoze cellisten van zijn tijd. De cellopartij in zijn Sonate in Bes groot uit 1733 is nog doorwrochter en solistischer dan de cellopartijen van Vivaldi en Platti. Een technische uitdaging voor iedere cellist en een voorloper van de romantische celloliteratuur.

Frescobaldi en Gabrielli

De drie vernieuwende cello­sonates worden afgewisseld met twee veel oudere solostukken. Jean Rondeau speelt een van zijn favoriete werken voor klavecimbel solo: Toccata quarta van Girolamo Frescobaldi. De Italiaan, die werkzaam was als organist in de Sint-Pieter in Rome, speelde mede dankzij zijn succesvolle leerlingen een grote rol in de ontwikkeling van de klaviermuziek. In Toccata quarta zoekt Frescobaldi zoals gebruikelijk de grenzen van het instrument op.

Een andere Italiaan uit de late zeventiende eeuw zou juist een essentiële rol spelen in de cello­literatuur. Domenico Gabrielli, cellist en componist van het orkest van de Basilica di San Petronio en de Accademia Filarmonica in Bologna, was een van de eerste componisten die muziek schreef voor cello solo. In 1689, enkele decennia voordat Johann Sebastian Bach zijn beroemde cellosuites schreef, componeerde Gabrielli zeven Ricercari voor cello solo. Quasi geïmproviseerde muziek, vol met onderhoudende melodieën en verrassende wendingen.

Marais en Forqueray

Altstaedt en Rondeau laten ten slotte ook nog wat muziek horen die eigenlijk bedoeld was voor viola da gamba. Marin Marais en Antoine Forqueray, twee uitmuntende ­gambisten aan het Franse hof in Versailles, zijn bij uitstek componisten die de cello verwaarloosden ten gunste van de viola da gamba. Ze hadden ieder een geheel eigen stijl, treffend omschreven in een beroemd geworden citaat van een tijdgenoot: ‘Marais speelt als een engel, Forqueray als de duivel.’ Met een beetje fantasie klinkt het Grand Ballet van Marais inderdaad milder, zoeter en vriendelijker dan de wat fellere, donkere en onstuimige delen La Sylva en Jupiter van Forqueray.

Antonio Vivaldi, de oervader van het Italiaanse soloconcert, schreef niet alleen vele tientallen viool- en cello­concerten, hij was ook een van de eerste componisten die soloconcerten schreef voor bijvoorbeeld fagot, alt­viool en viola da gamba. Bovendien was hij een van de uitvinders van de cellosonate. Als muziekleraar aan het vermaarde weeshuis Ospedale ­della pietà in Venetië beschikte Vivaldi kennelijk over zoveel verschillende instrumentalisten, dat hij flink kon experimenteren met zijn orkest- en solobezettingen.

De Sonate in e klein is een van de eerste sonates waarin de cellopartij niet langer een begeleidende baspartij speelt, maar een ­vioolachtige solopartij. Vivaldi’s iets jongere tijdgenoot Giovanni Benedetto Platti ging nog een stapje verder en maakte de cellopartij nóg solistischer, al is zijn Sonate in F groot uit 1725 nog niet zo origineel als zijn latere werken voor cello. Platti, zelf hoboïst en violist, schreef zijn uitbundige cello­repertoire aan het hof in Würzburg voor de Duitse graaf Rudolf Franz Erwein, een succesvolle diplomaat die in zijn vrije tijd het liefst cello speelde.

Het oeuvre van de Franse componist Jean-Baptiste Barrière bewijst dat de cello aan het begin van de achttiende eeuw ook in Frankrijk als solo-instrument werd ingezet. Barrière speelde zelf aanvankelijk viola da gamba – in Frankrijk dé grote concurrent van de cello –, maar later zou hij zich ontwikkelen tot een van de meest virtuoze cellisten van zijn tijd. De cellopartij in zijn Sonate in Bes groot uit 1733 is nog doorwrochter en solistischer dan de cellopartijen van Vivaldi en Platti. Een technische uitdaging voor iedere cellist en een voorloper van de romantische celloliteratuur.

Frescobaldi en Gabrielli

De drie vernieuwende cello­sonates worden afgewisseld met twee veel oudere solostukken. Jean Rondeau speelt een van zijn favoriete werken voor klavecimbel solo: Toccata quarta van Girolamo Frescobaldi. De Italiaan, die werkzaam was als organist in de Sint-Pieter in Rome, speelde mede dankzij zijn succesvolle leerlingen een grote rol in de ontwikkeling van de klaviermuziek. In Toccata quarta zoekt Frescobaldi zoals gebruikelijk de grenzen van het instrument op.

Een andere Italiaan uit de late zeventiende eeuw zou juist een essentiële rol spelen in de cello­literatuur. Domenico Gabrielli, cellist en componist van het orkest van de Basilica di San Petronio en de Accademia Filarmonica in Bologna, was een van de eerste componisten die muziek schreef voor cello solo. In 1689, enkele decennia voordat Johann Sebastian Bach zijn beroemde cellosuites schreef, componeerde Gabrielli zeven Ricercari voor cello solo. Quasi geïmproviseerde muziek, vol met onderhoudende melodieën en verrassende wendingen.

Marais en Forqueray

Altstaedt en Rondeau laten ten slotte ook nog wat muziek horen die eigenlijk bedoeld was voor viola da gamba. Marin Marais en Antoine Forqueray, twee uitmuntende ­gambisten aan het Franse hof in Versailles, zijn bij uitstek componisten die de cello verwaarloosden ten gunste van de viola da gamba. Ze hadden ieder een geheel eigen stijl, treffend omschreven in een beroemd geworden citaat van een tijdgenoot: ‘Marais speelt als een engel, Forqueray als de duivel.’ Met een beetje fantasie klinkt het Grand Ballet van Marais inderdaad milder, zoeter en vriendelijker dan de wat fellere, donkere en onstuimige delen La Sylva en Jupiter van Forqueray.

door Noortje Zanen

Biografie

Nicolas Altstaedt, cello

De afgelopen seizoenen maakte de Duits-Franse cellist Nicolas Altstaedt solodebuten bij het National Symphony Orchestra in Washington, de orkesten van Seattle en Sydney, het London Philharmonic Orchestra, Philharmonia, het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks, de Staatskapelle Berlin en de Seoul Philharmonic en was hij in residence bij het NDR Elbphilharmonie Orchester, het SWR Symphonieorchester en het Barcelona Symphony Orchestra.

Vorige maand debuteerde hij bij het Concertgebouworkest met een nieuw werk van Liza Lim, en eerder werd hij uitgenodigd door de Wiener en de Münchner Philharmoniker, het Orchestre National de France, alle BBC-orkesten en het NHK Symphony Orchestra, Tokyo.

Met de componist zelf op de bok gaf hij de Finse première van Esa-Pekka Salonens Celloconcert en in 2023 won zijn opname ervan met het Rotterdams Philharmonisch Orkest een International Classic Music Award.

Nicolas Altstaedt was de hoofdgast van het Prinsengrachtconcert 2022 en soleerde bij het Nederlands Philharmonisch, het Residentie en het Radio Filharmonisch Orkest. De cellist werkte recent ook met oudemuziekgezelschappen als Arcangelo en het Orchestre des Champs-Elysées.

Als dirigent heeft hij een nauwe band met het Scottish Chamber Orchestra, het Münchner Kammerorchester en het Orchestre Philharmonique de Radio France, maar stond hij ook voor het Budapest Festival Orchestra, het Kyoto Symphony Orchestra en het Orkest van de Achttiende Eeuw. In 2012 volgde Nicolas Altstaedt Gidon Kremer op als artistiek leider van het Kammermusikfestival Lockenhaus.

In seizoen 2017/2018 had hij een Spotlightserie in de Kleine Zaal, en zijn laatste optreden daar was op 15 maart met pianist Alexander Lonquich en violist Barnabás Kelemen.

Jean Rondeau, klavecimbel

Jean Rondeau, debutant in Het Concertgebouw, is een waar ambassadeur voor zijn instrument. Hij kreeg in 2019 voor zijn Scarlatti-cd een Diapason d’Or, maakte Barricades (2020) met luitist Thomas Dunford en speelde zijn nieuwste album Melancholy Grace in op een uniek Napolitaans instrument uit 1527. Eerder verschenen Imagine (2015; Bach), Vertigo (Diapason d’Or 2016; Rameau en Royer) en Dynastie (2017; Bach en zonen).

Jean Rondeau soleerde bij het Orchestre de Paris in Poulencs Concert champêtre, werd geëngageerd door het Freiburger Barockorchester en het Kammerorchester Basel en is in residence bij het Orchestre de Chambre de Genève.

Een van de hoogtepunten dit seizoen is zijn tournee met Bachs Goldberg-variaties langs belangrijke Europese podia als de Philharmonie in Berlijn, de Alte Oper in Frankfurt en Wigmore Hall in Londen.

Hedendaagse muziek heeft zeker ook de belangstelling van de veelzijdige musicus: in 2018 bracht hij Eve Rissers solo Furakèla in première op de BBC Proms en in 2016 ging zijn zelfgecomponeerde soundtrack voor Paula van Christian Schwochow in première op het Locarno Film Festival.

Jean Rondeau studeerde klavecimbel bij ­Blandine Verlet aan het Conservatoire Natio­nal Supé­rieur de Musique in Parijs, gevolgd door lessen in basso-­continuospel, orgel, piano, jazz, improvisatie en directie. Hij voltooide zijn opleiding aan de Guildhall School of Music and Drama in Londen. In 2012 won hij de International Harpsichord Competition in Brugge.