Dit zijn de 17 componisten aan het balkon in de Grote Zaal
door Martijn Voorvelt 23 jan. 2023 23 januari 2023
In de Grote Zaal van Het Concertgebouw zijn 46 componisten vereeuwigd in goud beschilderde cartouches (naamschilden). Van de 17 componisten aan de balkonrand speelt het Concertgebouworkest deze maand onder leiding van Iván Fischer een kort werk. Wie is wie, en wat zal er klinken?
Al 35 jaar betreedt Iván Fischer regelmatig de bekende lange trap naar het podium. ‘Als ik die afdaal, moet ik goed naar mijn voeten kijken om niet te vallen. Maar zo nu en dan kijk ik omhoog. En wat zie ik dan? Bartók en Röntgen! Dat is zo’n bizarre combinatie, dat ik een paar jaar geleden op het idee kwam om Béla Bartók en Julius Röntgen in een programma te combineren, omdat ze daar aan dat balkon tot elkaar veroordeeld zijn. Later breidde ik het idee uit tot de hele groep componisten … De meeste namen aan de balkonrand werden toegevoegd in 1925. Dit programma biedt dus inzicht in de muzikale smaak van honderd jaar geleden. Het is een tijdmachine.’
Al 35 jaar betreedt Iván Fischer regelmatig de bekende lange trap naar het podium. ‘Als ik die afdaal, moet ik goed naar mijn voeten kijken om niet te vallen. Maar zo nu en dan kijk ik omhoog. En wat zie ik dan? Bartók en Röntgen! Dat is zo’n bizarre combinatie, dat ik een paar jaar geleden op het idee kwam om Béla Bartók en Julius Röntgen in een programma te combineren, omdat ze daar aan dat balkon tot elkaar veroordeeld zijn. Later breidde ik het idee uit tot de hele groep componisten … De meeste namen aan de balkonrand werden toegevoegd in 1925. Dit programma biedt dus inzicht in de muzikale smaak van honderd jaar geleden. Het is een tijdmachine.’
Dvořák
Hoezeer de muzikale smaak ook verandert, de naam die helemaal rechts aan het balkon prijkt blijft altijd synoniem met meesterschap: Antonín Dvořák. De Boheemse componist schreef twee bundels met elk acht Slavische dansen, geïnspireerd door de volksmuziek van zijn geboortestreek. De eerste bracht hem in 1878 voorzichtige roem. Negen jaar later publiceerde de inmiddels gevestigde componist de tweede set. Die gaat feestelijk van start met een odzemek, een traditionele Slowaaks-Moravische dans voor mannen.
Bartók
Wie volksmuziek zegt, zegt Béla Bartók: de Hongaar bestudeerde niet alleen traditionele melodieën uit onder meer Oost-Europa, maar verwerkte die ook graag in zijn composities. Zo ook in het Concert voor orkest, dat hij vlak voor zijn dood schreef. Het vierde en voorlaatste deel begint met twee volksmuziek-achtige thema’s in onregelmatige maatsoorten. Die worden bruut onderbroken (vandaar de titel, die ‘onderbroken tussenspel’ betekent) door een nogal banaal thema waarmee Bartók parodiërend verwijst naar Sjostakovitsj’ Zevende symfonie.
Röntgen
Luchtiger zijn de muzikale grappen in het Symphonietta humoristica van Julius Röntgen. De van oorsprong Duitse componist, pianist en dirigent zette zich vanaf zijn komst naar Nederland in 1877 actief in voor het zieltogende Amsterdamse muziekleven. Hij nodigde bijvoorbeeld Johannes Brahms uit en stond mede aan de wieg van zowel het Amsterdamsch Conservatorium als Het Concertgebouw.
Menig Concertgebouwbezoeker vraagt zich af: wie is toch die Dopper?
Hoewel het chef-dirigentschap van het nieuwe Concertgebouworkest aan Röntgen voorbij ging, bleef hij nauw betrokken. Dankzij zijn vriendschap met Edvard Grieg vond in 1898 de eerste grote buitenlandtournee plaats: naar Noorwegen.
Rich. Strauss
Een andere componist/dirigent die onlosmakelijk verbonden is met de geschiedenis van het Concertgebouworkest is Richard Strauss. De Duitser droeg in 1898 Ein Heldenleben op aan het orkest en zijn chef Willem Mengelberg, en stond hier vele malen op de bok. Bijna zeventig werken van Strauss staan op het repertoire van het orkest, maar zijn Sechs Lieder – uitgezonderd het vijfde lied – nog niet.
Uit de bundel op gedichten van Clemens Brentano (1778-1842) klinkt het tweede lied, waarin de ik-persoon definitief zijn liefje kwijtraakt omdat hij de enige bloem die hij ’s nachts voor haar kan plukken uit medelijden laat staan.
Dopper
Menig Concertgebouwbezoeker vraagt zich af: wie is toch die Dopper? En wat doet hij daar tussen de giganten Strauss en Debussy? Cornelis Dopper werd in 1908 door Willem Mengelberg aangesteld als tweede dirigent van het Concertgebouworkest. Dat bleef hij tot 1931. Dopper dirigeerde belangrijke Nederlandse premières, zoals die van Debussy’s La mer en Ravels Ma mère l’Oye, maar ook een veertigtal eigen werken, die te boek stonden als degelijk en conservatief.
Een doorn in het oog van componist en criticus Matthijs Vermeulen, die zich in 1918 niet meer kon inhouden na het slotakkoord van Doppers Zuiderzee-symfonie en uitriep: ‘Leve Sousa!’ (ofwel: dan nog liever de oerconservatieve marsen van John Philip Sousa). Vermeulen werd tijdelijk de toegang tot Het Concertgebouw ontzegd.
Debussy
Ook Claude Debussy heeft een band met het Concertgebouworkest. Zijn muziek is altijd geliefd geweest bij het Amsterdamse publiek. In 1914, vier jaar voor zijn dood, stond hij – doodziek – zelf op de bok. Hij werd toegejuicht als een held. Zijn tweedelige Danse sacrée et danse profane geeft de harpist alle kans om te schitteren. Bij het Concertgebouworkest werd de solopartij ooit gespeeld door de illustere soloharpisten Paula Fischer (de eerste vrouw in het orkest), Rosa Spier, Phia Berkhout en Vera Badings. Dit keer speelt Anneleen Schuitemaker, orkestlid sinds 2020, de solo in het sensuele tweede gedeelte.
Diepenbrock
De Nederlandse classicus en componist Alphons Diepenbrock was een vriend van Mengelberg en Gustav Mahler, wiens muziek in toenemende mate werd beïnvloed door Debussy en andere Franse muziek. De Cinq mélodies op gedichten van Charles Baudelaire (1821-1867) vinden we niet onder de tientallen werken die het Concertgebouworkest van hem uitvoerde. Clair de lune is dus een orkestpremière.
Franck
Behalve een invloedrijk componist, organist en compositiedocent was César Franck een vroom katholiek. Dat deze asceet – volgens sommige leerlingen een ‘engel’ – op latere leeftijd een symfonisch gedicht baseerde op het mythische verhaal van Eros en Psyche werd als choquerend ervaren. Maar orkesten konden niet om de prachtige muziek heen en hoewel het zelden in zijn geheel wordt gespeeld, waren losse delen begin twintigste eeuw zeer geliefd. Willem Mengelberg zette deze muziek meer dan vijftig keer op de lessenaar.
Sinds 1943 heeft het Concertgebouworkest nooit meer iets van Zweers gespeeld.
Mahler
In 1902 werd Mengelberg gegrepen door de muziek van de toen nog niet bijster populaire Gustav Mahler. Er ontstond een hechte band tussen de dirigent en de Weense componist, die drie keer naar Nederland kwam om zijn symfonieën te dirigeren. Mengelberg en het Concertgebouworkest waren daarmee hun tijd ver vooruit. Ter gelegenheid van het eerste Mahler Feest in 1920 kreeg de componist postuum zijn eigen cartouche in de Grote Zaal. Het lied Blumine maakte aanvankelijk deel uit van de Eerste symfonie, maar op aanraden van zijn vrouw Alma schrapte Mahler het. Pas in 1966 werd het teruggevonden.
Bruckner
Een andere grote symfonicus wiens naam aan het Concertgebouworkest is verbonden, is de Oostenrijker Anton Bruckner, die in eigen land verguisd werd. Het Amsterdamse orkest heeft internationaal een hoofdrol gespeeld bij de geleidelijke appreciatie van met name de symfonieën 1 tot en met 9. Minder bekend is de Symfonie in d klein, die na de Eerste ontstond.
Uit het veld geslagen door een kritische opmerking besloot de immer onzekere Bruckner jaren later dat ze niet goed genoeg was en schreef op de voorpagina ‘Annuliert’ en het symbool ∅, dat later werd gelezen als ‘0’. Toch doet deze ‘Nulde’ niet onder voor zijn andere symfonieën. Het onstuimige Scherzo lijkt wel vooruit te wijzen naar Sjostakovitsj.
Zweers
Amsterdammers zijn bekend met de Bernard Zweerskade. Maar Zweers’ muziek hoor je nooit. Dat was vroeger wel anders. Amper drie maanden na zijn eerste concert voerde het Concertgebouworkest al muziek uit van deze componist en koordirigent, die zich inzette voor een Nederlandse nationale toonkunst met teksten van vaderlandse dichters. Zijn werk keerde nog vaak terug op de orkestprogramma’s. Tot 1943: sindsdien heeft het orkest nooit meer iets van Zweers gespeeld. Is dat terecht? Oordeel zelf, aan de hand van een deeltje uit Zweers’ toneelmuziek voor Joost van den Vondels Gijsbrecht van Aemstel.
Tsjaikovski
Pjotr Tsjaikovski was een van de meest gespeelde componisten toen het Concertgebouworkest werd opgericht, en is dat nog steeds. De belofte dat hij het orkest zou komen dirigeren werd niet ingelost, omdat de componist voortijdig kwam te overlijden. Elf maanden eerder was De notenkraker in première gegaan – zowel het ballet als de orkestsuite zijn nog altijd razend populair. Een onmisbaar onderdeel is de Trepak, gebaseerd op een Russisch-Oekraïense dans. In Walt Disneys film Fantasia (1940) wordt op de muziek gedanst door orchideeën en distels.
Stravinsky werd in 1952 aan de balkonrand toegevoegd, waarna alleen Dvořák nog zou volgen, in 1954.
Wagenaar
Johan Wagenaar speelde als componist, dirigent, organist en pedagoog een vooraanstaande rol in het Utrechtse en Haagse muziekleven. Zijn sprankelende ouvertures hebben een heel eigen stijl, met kenmerkende humor en kleurrijke orkestraties. Het Sinfonietta componeerde hij als dank voor het eredoctoraat dat de Universiteit Utrecht hem in 1916 verleende. Hoewel het niet de hitstatus heeft van zijn ouvertures ‘Cyrano de Bergerac’ of ‘De getemde feeks’, verdient het elegante werk zeker een plek op de orkestpodia. In het opgewekte slotdeel is onder meer een studentenmars verwerkt die begin achttiende eeuw in Harderwijk in zwang was.
Reger
1916 was ook het jaar dat de – toen vooral door collega-musici gewaardeerde – Max Reger voor het eerst naar Amsterdam kwam om als dirigent én als pianosolist met het Concertgebouworkest op te treden. Helaas ook voor het laatst: Reger, die al lang worstelde met ernstige depressies en alcoholisme, stierf zes weken later, slechts 43 jaar oud, in een hotel in Leipzig. Nadien sloeg Regers gelaagde en kleurrijke muziek geleidelijk aan bij een breder publiek. Het tedere Mariä Wiegenlied is een van de zestig liederen die Reger publiceerde als Schlichte Weisen.
Ravel
Een jonge slavin waakt bij haar slapende meester; buiten speelt haar geliefde een zoete fluitmelodie, die haar raakt als een kus. La flûte enchantée is afkomstig uit de oosters-geïnspireerde liedcyclus Shérérazade van Maurice Ravel, een meester in het oproepen van mystieke, exotische sferen. Het oriëntalisme is typerend voor de kunsten rond de eeuwwisseling, vooral in Frankrijk. Ravel zou later bij het Concertgebouworkest enkele van zijn populairste werken dirigeren: in 1923 La valse en Ma mère l’Oye, in 1932 het Pianoconcert in G groot en zijn ‘tophit’ Bolero.
Pijper
Willem Pijper geldt als grondlegger van het Nederlandse modernisme in de muziek. Als componist, docent en essayist werd hij gewaardeerd, als criticus gevreesd. Bij het Concertgebouworkest stonden zijn werken sinds 1918 vele malen op de programma’s. De Rotterdammer dirigeerde het orkest ook zelf enkele keren. De laatste keer was in 1928, met op de lessenaar de Zes symfonische epigrammen die hij schreef ter gelegenheid van het veertigjarig bestaan van het Concertgebouworkest. Na zijn dood in 1947 werd Pijper geëerd met een cartouche in de Grote Zaal.
Stravinsky
Igor Stravinsky, zonder twijfel een van de grootste componisten van de twintigste eeuw, was bij het Concertgebouworkest tussen 1924 en 1937 meerdere keren te gast als dirigent en pianist. Zijn naam werd in 1952 aan de balkonrand aangebracht, waarna alleen Dvořák nog zou volgen, in 1954.
Stravinsky’s muzikale handtekening is onmiskenbaar in het aanstekelijke Scherzo à la Russe, dat bij het Concertgebouworkest nog maar weinig klonk: alleen in 1975, en daarna in 1998 (ook op tournee) onder Riccardo Chailly. Tijd voor een hernieuwde kennismaking.
Op 9, 10 en 12 februari klinkt deze muziek bij het Concertgebouworkest, onder leiding van Iván Fischer. Bekijk de concertprogramma's hier.
Dvořák
Hoezeer de muzikale smaak ook verandert, de naam die helemaal rechts aan het balkon prijkt blijft altijd synoniem met meesterschap: Antonín Dvořák. De Boheemse componist schreef twee bundels met elk acht Slavische dansen, geïnspireerd door de volksmuziek van zijn geboortestreek. De eerste bracht hem in 1878 voorzichtige roem. Negen jaar later publiceerde de inmiddels gevestigde componist de tweede set. Die gaat feestelijk van start met een odzemek, een traditionele Slowaaks-Moravische dans voor mannen.
Bartók
Wie volksmuziek zegt, zegt Béla Bartók: de Hongaar bestudeerde niet alleen traditionele melodieën uit onder meer Oost-Europa, maar verwerkte die ook graag in zijn composities. Zo ook in het Concert voor orkest, dat hij vlak voor zijn dood schreef. Het vierde en voorlaatste deel begint met twee volksmuziek-achtige thema’s in onregelmatige maatsoorten. Die worden bruut onderbroken (vandaar de titel, die ‘onderbroken tussenspel’ betekent) door een nogal banaal thema waarmee Bartók parodiërend verwijst naar Sjostakovitsj’ Zevende symfonie.
Röntgen
Luchtiger zijn de muzikale grappen in het Symphonietta humoristica van Julius Röntgen. De van oorsprong Duitse componist, pianist en dirigent zette zich vanaf zijn komst naar Nederland in 1877 actief in voor het zieltogende Amsterdamse muziekleven. Hij nodigde bijvoorbeeld Johannes Brahms uit en stond mede aan de wieg van zowel het Amsterdamsch Conservatorium als Het Concertgebouw.
Menig Concertgebouwbezoeker vraagt zich af: wie is toch die Dopper?
Hoewel het chef-dirigentschap van het nieuwe Concertgebouworkest aan Röntgen voorbij ging, bleef hij nauw betrokken. Dankzij zijn vriendschap met Edvard Grieg vond in 1898 de eerste grote buitenlandtournee plaats: naar Noorwegen.
Rich. Strauss
Een andere componist/dirigent die onlosmakelijk verbonden is met de geschiedenis van het Concertgebouworkest is Richard Strauss. De Duitser droeg in 1898 Ein Heldenleben op aan het orkest en zijn chef Willem Mengelberg, en stond hier vele malen op de bok. Bijna zeventig werken van Strauss staan op het repertoire van het orkest, maar zijn Sechs Lieder – uitgezonderd het vijfde lied – nog niet.
Uit de bundel op gedichten van Clemens Brentano (1778-1842) klinkt het tweede lied, waarin de ik-persoon definitief zijn liefje kwijtraakt omdat hij de enige bloem die hij ’s nachts voor haar kan plukken uit medelijden laat staan.
Dopper
Menig Concertgebouwbezoeker vraagt zich af: wie is toch die Dopper? En wat doet hij daar tussen de giganten Strauss en Debussy? Cornelis Dopper werd in 1908 door Willem Mengelberg aangesteld als tweede dirigent van het Concertgebouworkest. Dat bleef hij tot 1931. Dopper dirigeerde belangrijke Nederlandse premières, zoals die van Debussy’s La mer en Ravels Ma mère l’Oye, maar ook een veertigtal eigen werken, die te boek stonden als degelijk en conservatief.
Een doorn in het oog van componist en criticus Matthijs Vermeulen, die zich in 1918 niet meer kon inhouden na het slotakkoord van Doppers Zuiderzee-symfonie en uitriep: ‘Leve Sousa!’ (ofwel: dan nog liever de oerconservatieve marsen van John Philip Sousa). Vermeulen werd tijdelijk de toegang tot Het Concertgebouw ontzegd.
Debussy
Ook Claude Debussy heeft een band met het Concertgebouworkest. Zijn muziek is altijd geliefd geweest bij het Amsterdamse publiek. In 1914, vier jaar voor zijn dood, stond hij – doodziek – zelf op de bok. Hij werd toegejuicht als een held. Zijn tweedelige Danse sacrée et danse profane geeft de harpist alle kans om te schitteren. Bij het Concertgebouworkest werd de solopartij ooit gespeeld door de illustere soloharpisten Paula Fischer (de eerste vrouw in het orkest), Rosa Spier, Phia Berkhout en Vera Badings. Dit keer speelt Anneleen Schuitemaker, orkestlid sinds 2020, de solo in het sensuele tweede gedeelte.
Diepenbrock
De Nederlandse classicus en componist Alphons Diepenbrock was een vriend van Mengelberg en Gustav Mahler, wiens muziek in toenemende mate werd beïnvloed door Debussy en andere Franse muziek. De Cinq mélodies op gedichten van Charles Baudelaire (1821-1867) vinden we niet onder de tientallen werken die het Concertgebouworkest van hem uitvoerde. Clair de lune is dus een orkestpremière.
Franck
Behalve een invloedrijk componist, organist en compositiedocent was César Franck een vroom katholiek. Dat deze asceet – volgens sommige leerlingen een ‘engel’ – op latere leeftijd een symfonisch gedicht baseerde op het mythische verhaal van Eros en Psyche werd als choquerend ervaren. Maar orkesten konden niet om de prachtige muziek heen en hoewel het zelden in zijn geheel wordt gespeeld, waren losse delen begin twintigste eeuw zeer geliefd. Willem Mengelberg zette deze muziek meer dan vijftig keer op de lessenaar.
Sinds 1943 heeft het Concertgebouworkest nooit meer iets van Zweers gespeeld.
Mahler
In 1902 werd Mengelberg gegrepen door de muziek van de toen nog niet bijster populaire Gustav Mahler. Er ontstond een hechte band tussen de dirigent en de Weense componist, die drie keer naar Nederland kwam om zijn symfonieën te dirigeren. Mengelberg en het Concertgebouworkest waren daarmee hun tijd ver vooruit. Ter gelegenheid van het eerste Mahler Feest in 1920 kreeg de componist postuum zijn eigen cartouche in de Grote Zaal. Het lied Blumine maakte aanvankelijk deel uit van de Eerste symfonie, maar op aanraden van zijn vrouw Alma schrapte Mahler het. Pas in 1966 werd het teruggevonden.
Bruckner
Een andere grote symfonicus wiens naam aan het Concertgebouworkest is verbonden, is de Oostenrijker Anton Bruckner, die in eigen land verguisd werd. Het Amsterdamse orkest heeft internationaal een hoofdrol gespeeld bij de geleidelijke appreciatie van met name de symfonieën 1 tot en met 9. Minder bekend is de Symfonie in d klein, die na de Eerste ontstond.
Uit het veld geslagen door een kritische opmerking besloot de immer onzekere Bruckner jaren later dat ze niet goed genoeg was en schreef op de voorpagina ‘Annuliert’ en het symbool ∅, dat later werd gelezen als ‘0’. Toch doet deze ‘Nulde’ niet onder voor zijn andere symfonieën. Het onstuimige Scherzo lijkt wel vooruit te wijzen naar Sjostakovitsj.
Zweers
Amsterdammers zijn bekend met de Bernard Zweerskade. Maar Zweers’ muziek hoor je nooit. Dat was vroeger wel anders. Amper drie maanden na zijn eerste concert voerde het Concertgebouworkest al muziek uit van deze componist en koordirigent, die zich inzette voor een Nederlandse nationale toonkunst met teksten van vaderlandse dichters. Zijn werk keerde nog vaak terug op de orkestprogramma’s. Tot 1943: sindsdien heeft het orkest nooit meer iets van Zweers gespeeld. Is dat terecht? Oordeel zelf, aan de hand van een deeltje uit Zweers’ toneelmuziek voor Joost van den Vondels Gijsbrecht van Aemstel.
Tsjaikovski
Pjotr Tsjaikovski was een van de meest gespeelde componisten toen het Concertgebouworkest werd opgericht, en is dat nog steeds. De belofte dat hij het orkest zou komen dirigeren werd niet ingelost, omdat de componist voortijdig kwam te overlijden. Elf maanden eerder was De notenkraker in première gegaan – zowel het ballet als de orkestsuite zijn nog altijd razend populair. Een onmisbaar onderdeel is de Trepak, gebaseerd op een Russisch-Oekraïense dans. In Walt Disneys film Fantasia (1940) wordt op de muziek gedanst door orchideeën en distels.
Stravinsky werd in 1952 aan de balkonrand toegevoegd, waarna alleen Dvořák nog zou volgen, in 1954.
Wagenaar
Johan Wagenaar speelde als componist, dirigent, organist en pedagoog een vooraanstaande rol in het Utrechtse en Haagse muziekleven. Zijn sprankelende ouvertures hebben een heel eigen stijl, met kenmerkende humor en kleurrijke orkestraties. Het Sinfonietta componeerde hij als dank voor het eredoctoraat dat de Universiteit Utrecht hem in 1916 verleende. Hoewel het niet de hitstatus heeft van zijn ouvertures ‘Cyrano de Bergerac’ of ‘De getemde feeks’, verdient het elegante werk zeker een plek op de orkestpodia. In het opgewekte slotdeel is onder meer een studentenmars verwerkt die begin achttiende eeuw in Harderwijk in zwang was.
Reger
1916 was ook het jaar dat de – toen vooral door collega-musici gewaardeerde – Max Reger voor het eerst naar Amsterdam kwam om als dirigent én als pianosolist met het Concertgebouworkest op te treden. Helaas ook voor het laatst: Reger, die al lang worstelde met ernstige depressies en alcoholisme, stierf zes weken later, slechts 43 jaar oud, in een hotel in Leipzig. Nadien sloeg Regers gelaagde en kleurrijke muziek geleidelijk aan bij een breder publiek. Het tedere Mariä Wiegenlied is een van de zestig liederen die Reger publiceerde als Schlichte Weisen.
Ravel
Een jonge slavin waakt bij haar slapende meester; buiten speelt haar geliefde een zoete fluitmelodie, die haar raakt als een kus. La flûte enchantée is afkomstig uit de oosters-geïnspireerde liedcyclus Shérérazade van Maurice Ravel, een meester in het oproepen van mystieke, exotische sferen. Het oriëntalisme is typerend voor de kunsten rond de eeuwwisseling, vooral in Frankrijk. Ravel zou later bij het Concertgebouworkest enkele van zijn populairste werken dirigeren: in 1923 La valse en Ma mère l’Oye, in 1932 het Pianoconcert in G groot en zijn ‘tophit’ Bolero.
Pijper
Willem Pijper geldt als grondlegger van het Nederlandse modernisme in de muziek. Als componist, docent en essayist werd hij gewaardeerd, als criticus gevreesd. Bij het Concertgebouworkest stonden zijn werken sinds 1918 vele malen op de programma’s. De Rotterdammer dirigeerde het orkest ook zelf enkele keren. De laatste keer was in 1928, met op de lessenaar de Zes symfonische epigrammen die hij schreef ter gelegenheid van het veertigjarig bestaan van het Concertgebouworkest. Na zijn dood in 1947 werd Pijper geëerd met een cartouche in de Grote Zaal.
Stravinsky
Igor Stravinsky, zonder twijfel een van de grootste componisten van de twintigste eeuw, was bij het Concertgebouworkest tussen 1924 en 1937 meerdere keren te gast als dirigent en pianist. Zijn naam werd in 1952 aan de balkonrand aangebracht, waarna alleen Dvořák nog zou volgen, in 1954.
Stravinsky’s muzikale handtekening is onmiskenbaar in het aanstekelijke Scherzo à la Russe, dat bij het Concertgebouworkest nog maar weinig klonk: alleen in 1975, en daarna in 1998 (ook op tournee) onder Riccardo Chailly. Tijd voor een hernieuwde kennismaking.
Op 9, 10 en 12 februari klinkt deze muziek bij het Concertgebouworkest, onder leiding van Iván Fischer. Bekijk de concertprogramma's hier.