Dirigent Andrés Orozco-Estrada: ‘Ik hou van concerten op aparte locaties’
door Martijn Voorvelt 26 aug. 2024 26 augustus 2024
Nauwelijks drie maanden na de uitvoeringen van Beethovens Fidelio in juni is Andrés Orozco-Estrada terug bij het Concertgebouworkest, voor een gratis openluchtconcert ter opening van het seizoen. ‘Ik vind dat elk orkest één keer per jaar zoiets moet doen. En nog liever twee keer!’
Als ik Andrés Orozco-Estrada spreek (eind mei), komt hij net uit een repetitie voor Beethovens Fidelio met het Koninklijk Concertgebouworkest bij De Nationale Opera. Er zijn nog veel hobbels te nemen. ‘Het is erg spannend’, zegt de dirigent, ‘want er zijn allerlei ideeën, de muziek wordt hier en daar aangepast, er moet nog veel gebeuren. Het gaat nu heel goed, maar mijn ervaring is dat het repetitieproces in de laatste stadia wat stressvol kan worden. Dan wil ik proberen de fun erin te houden, de musici moeten er plezier in hebben.’
Even afkoelen
Plezier, dat vindt de dirigent belangrijk en dat straalt hij uit op het podium. Dat was al zo toen hij op zijn veertiende voor het eerst een schoolorkest dirigeerde in zijn geboortestad Medellín. Toen hij als negentienjarige naar Wenen kwam om te studeren zei een docent tegen hem: ‘Jij hebt heel veel energie, maar nu moet je even afkoelen.’ In Wenen ontdekte Orozco-Estrada naar eigen zeggen dat hij ‘met een orkest kan ademen en dat het allemaal heel organisch is. En laat het vooral met veel vreugde en enthousiasme gebeuren!’. Dat dan weer wel.
Hij werd chef-dirigent van het Tonkünstler-Orchester Niederösterreich, en combineerde vanaf 2014 zeven jaar lang het hr-Sinfonieorchester Frankfurt met het Houston Symphony Orchestra. Na zijn afscheidsconcert in Frankfurt schreef de Frankfurter Rundschau: ‘Een orkest (…) wil zijn werk met plezier doen en tegelijkertijd serieuze muzikale vooruitgang boeken, en dat klinkt natuurlijk makkelijker dan het is. Maar het is precies die combinatie van dansante speelsheid en een onvoorwaardelijk streven naar perfectie waarin het werk van de Colombiaan zich overduidelijk onderscheidt.’ Sinds vorig seizoen leidt Orozco-Estrada het orkest van de RAI in Italië, nog altijd met dezelfde jeugdige energie.
Nóg beter
Zijn debuut bij het Concertgebouworkest is inmiddels negen jaar geleden. Kan hij zich er nog iets van herinneren? ‘Ik kan me er álles van herinneren! Het programma, de musici, de sfeer, Mendelssohn met Janine Jansen… Ik denk dat het wel goed ging, maar ik was wat zenuwachtig, en het is altijd lastig in korte tijd een nieuw orkest aan te voelen. Het is prettig om iets meer tijd met elkaar door te brengen. Een operaproductie geeft je die mogelijkheid. We zijn hier een paar weken mee bezig en kunnen dan veel meer de diepte in gaan. Het is ongelofelijk, maar dit orkest is in de tussentijd nóg beter geworden. Op een of andere manier zijn de musici opener dan negen jaar geleden, vrijer. Ik prijs me gelukkig dat ik het Concertgebouworkest nu beter leer kennen.’
‘Ik hou van concerten op aparte locaties. Het is een ontzettend goede manier om dichter bij je publiek te komen’
Opening Night
Dat komt mooi uit, want op 13 september leidt hij Opening Night 2024. Wat vindt Orozco-Estrada eigenlijk van openluchtconcerten? ‘Ik hou van concerten op aparte locaties. Natuurlijk heeft buiten optreden zijn risico’s – voor sommige instrumenten is het lastig, de akoestiek is een uitdaging… Maar het is een ontzettend goede manier om dichter bij je publiek te komen, en om andere mensen dan anders te bereiken. Ik heb vaak openluchtconcerten gedirigeerd, en vind dat elk orkest een keer per jaar zoiets moet doen. En nog liever twee keer!
Ik ken het Nelson Mandelapark niet, maar heb gezien dat het een mooi open park is – ik verheug me erop. Ook op het programma trouwens. Het is niet gemakkelijk om voor zo’n concert een goed programma te bedenken. Maar ik kan me herinneren dat de programmeurs van het orkest en ik bij het allereerste gesprek hierover al tegen elkaar zeiden: wat we ook doen, we moeten zorgen dat het repertoire bij het Concertgebouworkest past. Dus niet alleen maar cross-over, en niet alleen maar populaire stukjes, maar echt een serieus programma. En dat is het geworden. Natuurlijk kun je bij zo’n gelegenheid geen Mahler-symfonie spelen, en misschien ook niet Tod und Verklärung van Richard Strauss, maar we spelen van Strauss wél walsen uit Der Rosenkavalier. Dat zijn niet zomaar wat dansjes, dat is écht Strauss, de meestercomponist. Daar zetten we kleurrijke muziek van Stravinsky naast, en de Danse macabre van Saint-Saëns, waarin de concertmeester kan shinen, maar ook twee heel moderne stukken [van Anna Meredith en Joey Roukens, red.]. En de samenwerking met sor is spannend – ik ken zijn werk nog niet, maar ik begrijp dat hij bij jullie heel bekend is en interessante dingen doet.’
Lees hier ons interview met sor
De jeugd
Een jaar geleden leidde Orozco-Estrada het (inmiddels tweejaarlijkse) zomerse jeugdorkest Concertgebouworkest Young. Hij heeft er goede herinneringen aan. ‘Ik hou ervan om met jongeren te werken, en geef graag les. Young was geweldig om te doen, omdat ik zo veel van de musici terug kreeg. Ze waren echt nog heel jong en onervaren, en in het begin klonk het eerlijk gezegd niet zo goed, maar ze trokken zich aan elkaar op, en op het laatst, toen we in Het Concertgebouw optraden, waren ze zó veel beter geworden – en met dat hoge niveau traden ze vervolgens ook nog op in Berlijn – ik was hartstikke trots.’
Als ik Andrés Orozco-Estrada spreek (eind mei), komt hij net uit een repetitie voor Beethovens Fidelio met het Koninklijk Concertgebouworkest bij De Nationale Opera. Er zijn nog veel hobbels te nemen. ‘Het is erg spannend’, zegt de dirigent, ‘want er zijn allerlei ideeën, de muziek wordt hier en daar aangepast, er moet nog veel gebeuren. Het gaat nu heel goed, maar mijn ervaring is dat het repetitieproces in de laatste stadia wat stressvol kan worden. Dan wil ik proberen de fun erin te houden, de musici moeten er plezier in hebben.’
Even afkoelen
Plezier, dat vindt de dirigent belangrijk en dat straalt hij uit op het podium. Dat was al zo toen hij op zijn veertiende voor het eerst een schoolorkest dirigeerde in zijn geboortestad Medellín. Toen hij als negentienjarige naar Wenen kwam om te studeren zei een docent tegen hem: ‘Jij hebt heel veel energie, maar nu moet je even afkoelen.’ In Wenen ontdekte Orozco-Estrada naar eigen zeggen dat hij ‘met een orkest kan ademen en dat het allemaal heel organisch is. En laat het vooral met veel vreugde en enthousiasme gebeuren!’. Dat dan weer wel.
Hij werd chef-dirigent van het Tonkünstler-Orchester Niederösterreich, en combineerde vanaf 2014 zeven jaar lang het hr-Sinfonieorchester Frankfurt met het Houston Symphony Orchestra. Na zijn afscheidsconcert in Frankfurt schreef de Frankfurter Rundschau: ‘Een orkest (…) wil zijn werk met plezier doen en tegelijkertijd serieuze muzikale vooruitgang boeken, en dat klinkt natuurlijk makkelijker dan het is. Maar het is precies die combinatie van dansante speelsheid en een onvoorwaardelijk streven naar perfectie waarin het werk van de Colombiaan zich overduidelijk onderscheidt.’ Sinds vorig seizoen leidt Orozco-Estrada het orkest van de RAI in Italië, nog altijd met dezelfde jeugdige energie.
Nóg beter
Zijn debuut bij het Concertgebouworkest is inmiddels negen jaar geleden. Kan hij zich er nog iets van herinneren? ‘Ik kan me er álles van herinneren! Het programma, de musici, de sfeer, Mendelssohn met Janine Jansen… Ik denk dat het wel goed ging, maar ik was wat zenuwachtig, en het is altijd lastig in korte tijd een nieuw orkest aan te voelen. Het is prettig om iets meer tijd met elkaar door te brengen. Een operaproductie geeft je die mogelijkheid. We zijn hier een paar weken mee bezig en kunnen dan veel meer de diepte in gaan. Het is ongelofelijk, maar dit orkest is in de tussentijd nóg beter geworden. Op een of andere manier zijn de musici opener dan negen jaar geleden, vrijer. Ik prijs me gelukkig dat ik het Concertgebouworkest nu beter leer kennen.’
‘Ik hou van concerten op aparte locaties. Het is een ontzettend goede manier om dichter bij je publiek te komen’
Opening Night
Dat komt mooi uit, want op 13 september leidt hij Opening Night 2024. Wat vindt Orozco-Estrada eigenlijk van openluchtconcerten? ‘Ik hou van concerten op aparte locaties. Natuurlijk heeft buiten optreden zijn risico’s – voor sommige instrumenten is het lastig, de akoestiek is een uitdaging… Maar het is een ontzettend goede manier om dichter bij je publiek te komen, en om andere mensen dan anders te bereiken. Ik heb vaak openluchtconcerten gedirigeerd, en vind dat elk orkest een keer per jaar zoiets moet doen. En nog liever twee keer!
Ik ken het Nelson Mandelapark niet, maar heb gezien dat het een mooi open park is – ik verheug me erop. Ook op het programma trouwens. Het is niet gemakkelijk om voor zo’n concert een goed programma te bedenken. Maar ik kan me herinneren dat de programmeurs van het orkest en ik bij het allereerste gesprek hierover al tegen elkaar zeiden: wat we ook doen, we moeten zorgen dat het repertoire bij het Concertgebouworkest past. Dus niet alleen maar cross-over, en niet alleen maar populaire stukjes, maar echt een serieus programma. En dat is het geworden. Natuurlijk kun je bij zo’n gelegenheid geen Mahler-symfonie spelen, en misschien ook niet Tod und Verklärung van Richard Strauss, maar we spelen van Strauss wél walsen uit Der Rosenkavalier. Dat zijn niet zomaar wat dansjes, dat is écht Strauss, de meestercomponist. Daar zetten we kleurrijke muziek van Stravinsky naast, en de Danse macabre van Saint-Saëns, waarin de concertmeester kan shinen, maar ook twee heel moderne stukken [van Anna Meredith en Joey Roukens, red.]. En de samenwerking met sor is spannend – ik ken zijn werk nog niet, maar ik begrijp dat hij bij jullie heel bekend is en interessante dingen doet.’
Lees hier ons interview met sor
De jeugd
Een jaar geleden leidde Orozco-Estrada het (inmiddels tweejaarlijkse) zomerse jeugdorkest Concertgebouworkest Young. Hij heeft er goede herinneringen aan. ‘Ik hou ervan om met jongeren te werken, en geef graag les. Young was geweldig om te doen, omdat ik zo veel van de musici terug kreeg. Ze waren echt nog heel jong en onervaren, en in het begin klonk het eerlijk gezegd niet zo goed, maar ze trokken zich aan elkaar op, en op het laatst, toen we in Het Concertgebouw optraden, waren ze zó veel beter geworden – en met dat hoge niveau traden ze vervolgens ook nog op in Berlijn – ik was hartstikke trots.’
Orozco-Estrada heeft ook intensief gewerkt met het jeugdorkest van zijn geboorteland, de Filarmónica Joven de Colombia. Zijn er veel verschillen tussen Europa en Zuid-Amerika als het om muziekeducatie gaat?
‘Dat weet ik eerlijk gezegd niet, want ik woon al meer dan twintig jaar in Wenen en kom niet zo vaak meer in Zuid-Amerika. Ik weet niet precies hoe het onderwijssysteem daar nu werkt. Maar het lijkt er wel op dat het muziekleven in veel Zuid- en Midden-Amerikaanse landen bloeit, er komen veel goede musici vandaan. Ik merk sowieso dat er wereldwijd veel gebeurt op muziekeducatiegebied.’
Verbeelding
Orozco-Estrada is een optimist. ‘Ik ben niet bang voor de toekomst van de klassieke muziek. Het gaat behoorlijk goed. Op wereldschaal worden er steeds meer concerten gegeven, ook in de minder rijke landen, de musici worden steeds beter en het publiek groeit. Dus wat dat betreft hoeven we de muziek niet te redden. Wel moeten we ons verzetten tegen bepaalde politieke ontwikkelingen. Zo dreigt de steun voor de kunsten te verdwijnen onder druk van plat populisme. We moeten positief blijven, en zorgen dat mensen blijven geloven in de kracht van de verbeelding.’
Bij die woorden denk ik aan Orozco-Estrada’s landgenoot, de activistische schrijver Gabriel García Márquez (1927-2014), in wiens boeken realiteiten door elkaar lopen alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Is die grenzeloze fantasie iets typisch Colombiaans? ‘Ja, ik voel dat wel zo, of zelfs iets Zuid-Amerikaans… Maar meer nog is het iets menselijks, het heeft te maken met een zekere vrijheid van denken, die je overal kunt tegenkomen. Zoals Beethoven bijvoorbeeld liet zien in Fidelio. Het is die inventiviteit en vooral dat soort moed die mij inspireert.’
Orozco-Estrada heeft ook intensief gewerkt met het jeugdorkest van zijn geboorteland, de Filarmónica Joven de Colombia. Zijn er veel verschillen tussen Europa en Zuid-Amerika als het om muziekeducatie gaat?
‘Dat weet ik eerlijk gezegd niet, want ik woon al meer dan twintig jaar in Wenen en kom niet zo vaak meer in Zuid-Amerika. Ik weet niet precies hoe het onderwijssysteem daar nu werkt. Maar het lijkt er wel op dat het muziekleven in veel Zuid- en Midden-Amerikaanse landen bloeit, er komen veel goede musici vandaan. Ik merk sowieso dat er wereldwijd veel gebeurt op muziekeducatiegebied.’
Verbeelding
Orozco-Estrada is een optimist. ‘Ik ben niet bang voor de toekomst van de klassieke muziek. Het gaat behoorlijk goed. Op wereldschaal worden er steeds meer concerten gegeven, ook in de minder rijke landen, de musici worden steeds beter en het publiek groeit. Dus wat dat betreft hoeven we de muziek niet te redden. Wel moeten we ons verzetten tegen bepaalde politieke ontwikkelingen. Zo dreigt de steun voor de kunsten te verdwijnen onder druk van plat populisme. We moeten positief blijven, en zorgen dat mensen blijven geloven in de kracht van de verbeelding.’
Bij die woorden denk ik aan Orozco-Estrada’s landgenoot, de activistische schrijver Gabriel García Márquez (1927-2014), in wiens boeken realiteiten door elkaar lopen alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Is die grenzeloze fantasie iets typisch Colombiaans? ‘Ja, ik voel dat wel zo, of zelfs iets Zuid-Amerikaans… Maar meer nog is het iets menselijks, het heeft te maken met een zekere vrijheid van denken, die je overal kunt tegenkomen. Zoals Beethoven bijvoorbeeld liet zien in Fidelio. Het is die inventiviteit en vooral dat soort moed die mij inspireert.’