Vreemdgaan
door Anna de Vey Mestdagh 07 nov. 2018 07 november 2018
Het lijkt wel alsof er in het leven van musici geen ruimte is voor iets anders dan muziek. Maar niets is minder waar: eenmaal afgestudeerd storten ze zich met veel toewijding op hun hobby’s.
Musici zijn vaak monomaan bezig met hun vak en het lijkt wel alsof er geen ruimte is voor iets anders dan de muziek. Muziek maken vereist aan de ene kant een grote concentratie en strikte discipline, aan de andere kant kan de muziek zelf je helemaal opslorpen, als een soort verslaving.
Dat gold zeker voor mij toen ik op het conservatorium zat. Ik dacht even er wel een universitaire studie Italiaans naast te kunnen doen maar het werd me al heel gauw – binnen twee weken – duidelijk dat ik, als ik tenminste echt iets met de muziek wilde bereiken, me daar voor de volle honderd procent op moest richten. Het mooie was dat ik niets liever wilde op dat moment.
Zo is het met de meeste van mijn collega’s gegaan, maar betekent dat dan ook dat musici hun hele leven lang die ene liefde aanhangen en nooit meer ‘vreemd’ gaan, dat er geen plaats is voor andere interesses?
Het tegendeel blijkt waar: eenmaal afgestudeerd storten veel musici zich met dezelfde volharding als waarmee ze hun studie hebben aangepakt op hun hobby’s. Tennissen, bergbeklimmen, fotografie, koken, psychologie, het schrijven van columns… En dan ook meteen die allerhoogste berg willen bedwingen of dat extreem bewerkelijke gerecht perfect willen bereiden natuurlijk.
Hobby’s zijn essentieel voor het functioneren van de musicus: even weg van het podium, even iets totaal anders.
Af en toe kom ik per ongeluk achter een onverwachte hobby van een van mijn collega’s. Zo zat ik eens in de bus op tournee naast een van de trompettisten. Hij las een boek met de titel Het hart van de geest. We raakten in gesprek over het belang van geweldloze communicatie en empathisch vermogen en ik voelde bij hem een zachtheid die ik op het eerste gezicht nooit achter deze stoere koperblazer gezocht zou hebben. Sindsdien kijk ik met heel andere ogen naar hem.
Musici zijn vaak monomaan bezig met hun vak en het lijkt wel alsof er geen ruimte is voor iets anders dan de muziek. Muziek maken vereist aan de ene kant een grote concentratie en strikte discipline, aan de andere kant kan de muziek zelf je helemaal opslorpen, als een soort verslaving.
Dat gold zeker voor mij toen ik op het conservatorium zat. Ik dacht even er wel een universitaire studie Italiaans naast te kunnen doen maar het werd me al heel gauw – binnen twee weken – duidelijk dat ik, als ik tenminste echt iets met de muziek wilde bereiken, me daar voor de volle honderd procent op moest richten. Het mooie was dat ik niets liever wilde op dat moment.
Zo is het met de meeste van mijn collega’s gegaan, maar betekent dat dan ook dat musici hun hele leven lang die ene liefde aanhangen en nooit meer ‘vreemd’ gaan, dat er geen plaats is voor andere interesses?
Het tegendeel blijkt waar: eenmaal afgestudeerd storten veel musici zich met dezelfde volharding als waarmee ze hun studie hebben aangepakt op hun hobby’s. Tennissen, bergbeklimmen, fotografie, koken, psychologie, het schrijven van columns… En dan ook meteen die allerhoogste berg willen bedwingen of dat extreem bewerkelijke gerecht perfect willen bereiden natuurlijk.
Hobby’s zijn essentieel voor het functioneren van de musicus: even weg van het podium, even iets totaal anders.
Af en toe kom ik per ongeluk achter een onverwachte hobby van een van mijn collega’s. Zo zat ik eens in de bus op tournee naast een van de trompettisten. Hij las een boek met de titel Het hart van de geest. We raakten in gesprek over het belang van geweldloze communicatie en empathisch vermogen en ik voelde bij hem een zachtheid die ik op het eerste gezicht nooit achter deze stoere koperblazer gezocht zou hebben. Sindsdien kijk ik met heel andere ogen naar hem.