Hoe lekker zit je voor de neus van de dirigent?
door Anna de Vey Mestdagh 27 jan. 2020 27 januari 2020
Tweede violiste in het Concertgebouworkest Anna de Vey Mestdagh laat in haar maandelijkse column voor Preludium weten wat haar zoal bezighoudt. Deze maand: hoe lekker zit je voor de neus van de dirigent?
Hoe verder je naar achter zit in het orkest hoe moeilijker het over het algemeen is om de dirigent te volgen. Zeker als je, zoals bij de strijkers gebruikelijk is, met zijn tweeën aan een lessenaar zit en soms een hoek van 90 graden moet draaien om zowel je bladmuziek als de dirigent in de gaten te kunnen houden. Of als er iemand vlak voor je zit die een kop groter is en een breed uitwaaierende haardos heeft. Iets waar je normaal gesproken jaloers op zou kunnen zijn, ik wel tenminste.
De strijkers in de eerste kringen rond de dirigent hebben geen last van dit soort ongemakken. Zij kunnen de dirigent, al is het maar vanuit hun ooghoek, heel precies volgen en hebben daarnaast direct contact met de aanvoerders van de andere strijkersgroepen. Dat is fijn!
Zachter moest het, tot ze geen noot meer konden spelen
Toch heeft ook dit voordeel een nadeel. Ooit werden die eerste kringen rond de dirigent ‘de leeuwenkuil’ genoemd, vooral als de dirigent erg dictatoriaal te werk ging. Bekend is het verhaal van dirigent Kirill Kondrashin die bij het voorspel van Rossini’s Willem Tell, met die prachtige lange solo voor de eerste lessenaars van de cellogroep, de cellisten het vel over de oren haalde. Zachter, zachter moest het, tot ze geen noot meer konden spelen. Toenmalig solocellist Jean Decroos nam wraak door bij de generale repetitie met een uitgestreken gezicht zijn strijkstok een paar millimeter boven de snaar heen en weer te bewegen. Kondrashin schijnt geen krimp gegeven te hebben.
Vandaag de dag wordt wat ooit een normale gang van zaken was ook op maatschappelijk niveau niet meer geaccepteerd. Dirigenten die het toch nog proberen lopen de kans om negatief in het nieuws te komen, zoals onlangs gebeurde met Daniël Barenboim in Berlijn. Exit leeuwenkuil dus. Blijft de vraag: wat komt er voor in de plaats? Want honderd eigenwijze orkestneuzen dezelfde kant op krijgen is geen sinecure. En het is natuurlijk absoluut niet de bedoeling om die leeuwenkuil in te ruilen voor een apenkooi.
Anna de Vey Mestdagh is tweede violiste in het Concertgebouworkest.
Hoe verder je naar achter zit in het orkest hoe moeilijker het over het algemeen is om de dirigent te volgen. Zeker als je, zoals bij de strijkers gebruikelijk is, met zijn tweeën aan een lessenaar zit en soms een hoek van 90 graden moet draaien om zowel je bladmuziek als de dirigent in de gaten te kunnen houden. Of als er iemand vlak voor je zit die een kop groter is en een breed uitwaaierende haardos heeft. Iets waar je normaal gesproken jaloers op zou kunnen zijn, ik wel tenminste.
De strijkers in de eerste kringen rond de dirigent hebben geen last van dit soort ongemakken. Zij kunnen de dirigent, al is het maar vanuit hun ooghoek, heel precies volgen en hebben daarnaast direct contact met de aanvoerders van de andere strijkersgroepen. Dat is fijn!
Zachter moest het, tot ze geen noot meer konden spelen
Toch heeft ook dit voordeel een nadeel. Ooit werden die eerste kringen rond de dirigent ‘de leeuwenkuil’ genoemd, vooral als de dirigent erg dictatoriaal te werk ging. Bekend is het verhaal van dirigent Kirill Kondrashin die bij het voorspel van Rossini’s Willem Tell, met die prachtige lange solo voor de eerste lessenaars van de cellogroep, de cellisten het vel over de oren haalde. Zachter, zachter moest het, tot ze geen noot meer konden spelen. Toenmalig solocellist Jean Decroos nam wraak door bij de generale repetitie met een uitgestreken gezicht zijn strijkstok een paar millimeter boven de snaar heen en weer te bewegen. Kondrashin schijnt geen krimp gegeven te hebben.
Vandaag de dag wordt wat ooit een normale gang van zaken was ook op maatschappelijk niveau niet meer geaccepteerd. Dirigenten die het toch nog proberen lopen de kans om negatief in het nieuws te komen, zoals onlangs gebeurde met Daniël Barenboim in Berlijn. Exit leeuwenkuil dus. Blijft de vraag: wat komt er voor in de plaats? Want honderd eigenwijze orkestneuzen dezelfde kant op krijgen is geen sinecure. En het is natuurlijk absoluut niet de bedoeling om die leeuwenkuil in te ruilen voor een apenkooi.
Anna de Vey Mestdagh is tweede violiste in het Concertgebouworkest.