Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
orkestlid

Violist Vesko Eschkenazy: ‘Het gaat om het hart, niet om de spieren’

door Henriëtte Posthuma de Boer
26 nov. 2024 26 november 2024

Het is feest voor Vesko Eschkenazy. Niet alleen vanwege zijn 25-jarig jubileum, maar ook omdat hem de prachtige, maar berucht lastige vioolsolo in Richard Strauss’ Ein Heldenleben is toevertrouwd. Met zijn eigen Concertgebouworkest en Klaus Mäkelä.

  • Vesko Eshkenazy

    Foto: Eduardus Lee

    Vesko Eshkenazy

    Foto: Eduardus Lee

  • Vesko Eshkenazy

    Foto: Eduardus Lee

    Vesko Eshkenazy

    Foto: Eduardus Lee

  • Vesko Eshkenazy

    Foto: Eduardus Lee

    Vesko Eshkenazy

    Foto: Eduardus Lee

  • Vesko Eshkenazy

    Foto: Eduardus Lee

    Vesko Eshkenazy

    Foto: Eduardus Lee

De artiestenfoyer in Het Concertgebouw. Orkest­musici lopen af en aan. Er zijn vacatures bij de strijkers en vandaag moeten in de Kleine Zaal proefspelen worden beoordeeld. De tweede ronde, zonder gordijn. Concertmeester Vesko Eschkenazy denkt dat er wel iemand uit zal komen. ‘Ze kunnen allemaal goed spelen, maar wat wij zoeken zijn die specifieke klank en manier van spelen die passen bij dit orkest.’

Hij is net terug uit Sofia en heeft een drukke tijd achter de rug. Zo’n drie, vier keer per jaar gaat hij terug naar zijn geboorteland Bulgarije, waar hij masterclasses en concerten geeft en in de stad Pleven een bijzonder project in het leven heeft geroepen: Within the Realm of Music. Daarvoor heeft hij composities uit verschillende genres laten orkestreren om ze uit te voeren (als violist dan wel dirigent) met het plaatselijke orkest. ‘Ons repertoire reikt van opera-aria’s tot werken van Bach, van tango tot Freddie Mercury.’ Een succesvol initiatief, dat hem in Bulgarije de prijs ‘Muziekproject van het jaar’ heeft opgeleverd. ‘Die afwisseling houdt me fris.’
Nu staan hem weer spannende tijden met zijn eigen ­Concertgebouworkest te wachten: concerten in de Bruckner-­cyclus, de tournee door de Verenigde Staten – die ten tijde van ons gesprek nog moet plaatsvinden – en de voorbereiding voor Ein Heldenleben, het werk dat ­Richard Strauss in 1898 ­opdroeg aan Willem Mengelberg en het Concertgebouworkest.

Unieke klankcultuur

Met zijn jarenlange ervaring voelt ­Eschkenazy zich zeer thuis op de eerste stoel van het Concertgebouworkest. Als elfjarige werd hem al de functie van concertmeester bij een jeugdorkest toevertrouwd. Eenmaal in Nederland, vanaf 1992, brachten zijn ambitie en vakmanschap hem via het Radio Kamerorkest naar het Nederlands Philharmonisch Orkest en wist hij in 2000 zijn gedroomde einddoel te bereiken: het concertmeesterschap van het Concertgebouworkest, waar hij als kind al diep van onder de indruk was. ‘Ik hoorde het orkest toen onder grootheden als Kirill Kondrashin en Bernard Haitink – klanktovenaars – en wist: daar wil ik ooit deel van uitmaken.’

‘Het is de kunst, en mijn verantwoordelijkheid, onze unieke klankcultuur te behouden’

In 25 jaar heeft hij veel zien veranderen. ‘Toen ik hier kwam was ik een van de jongsten, inmiddels hoor ik tot de oudsten. Het orkest is bijna geheel vernieuwd en bestaat nu grotendeels uit jonge mensen, enthousiaste en energieke musici. Nu is het de kunst – en onder meer mijn verantwoordelijkheid – onze unieke klankcultuur te behouden. Rond, diep en toch doorzichtig. Nooit geforceerd. De akoestiek van onze zaal helpt daarbij ook, maar als we in andere zalen spelen, met een andere akoestiek, passen we ons spel op zo’n manier aan dat we toch weer onze heel eigen klank laten horen. Een klank die je voelt in je hart. Anders dan veel andere beroemde symfonieorkesten. Die kunnen perfect zijn, daar niet van, maar toch, meer spieren dan hart. Het is positief dat er nu steeds meer van onze academisten doorstromen naar het orkest, zij hebben de cultuur van dit orkest, en het grote repertoire, tijdens hun jaar in de Academie van het Concertgebouworkest meegekregen.’

Veranderingen

Door zijn zoektocht naar die klank is ook zijn spel wat veranderd: ‘Verfijnder, denk ik, en onder invloed van het hier gebruikelijke klankideaal ook iets gevoeliger. Wat dat betreft spiegel ik me graag aan grote voorbeelden als Itzhak Perlman en natuurlijk David Oistrakh.’ Een van de taken van de concertmeester is ook om gastdirigenten die deze klankcultuur niet meteen aanvoelen daarop attent te maken. ‘Zo tactvol mogelijk.’ Ook in zijn privéleven is er veel veranderd. Na de veel te vroege dood van zijn eerste vrouw in 2003, bleef hij ontredderd achter met twee zoons, inmiddels dertigers en goed terechtgekomen. Het was uiteindelijk de muziek die hem uit het dal hielp. Hij wist zijn leven weer op te pakken, durfde weer plannen te maken en vond in Bulgarije zijn tweede vrouw, altvioliste en nu moeder van hun anderhalf jaar oude dochtertje Louise.

De artiestenfoyer in Het Concertgebouw. Orkest­musici lopen af en aan. Er zijn vacatures bij de strijkers en vandaag moeten in de Kleine Zaal proefspelen worden beoordeeld. De tweede ronde, zonder gordijn. Concertmeester Vesko Eschkenazy denkt dat er wel iemand uit zal komen. ‘Ze kunnen allemaal goed spelen, maar wat wij zoeken zijn die specifieke klank en manier van spelen die passen bij dit orkest.’

Hij is net terug uit Sofia en heeft een drukke tijd achter de rug. Zo’n drie, vier keer per jaar gaat hij terug naar zijn geboorteland Bulgarije, waar hij masterclasses en concerten geeft en in de stad Pleven een bijzonder project in het leven heeft geroepen: Within the Realm of Music. Daarvoor heeft hij composities uit verschillende genres laten orkestreren om ze uit te voeren (als violist dan wel dirigent) met het plaatselijke orkest. ‘Ons repertoire reikt van opera-aria’s tot werken van Bach, van tango tot Freddie Mercury.’ Een succesvol initiatief, dat hem in Bulgarije de prijs ‘Muziekproject van het jaar’ heeft opgeleverd. ‘Die afwisseling houdt me fris.’
Nu staan hem weer spannende tijden met zijn eigen ­Concertgebouworkest te wachten: concerten in de Bruckner-­cyclus, de tournee door de Verenigde Staten – die ten tijde van ons gesprek nog moet plaatsvinden – en de voorbereiding voor Ein Heldenleben, het werk dat ­Richard Strauss in 1898 ­opdroeg aan Willem Mengelberg en het Concertgebouworkest.

Unieke klankcultuur

Met zijn jarenlange ervaring voelt ­Eschkenazy zich zeer thuis op de eerste stoel van het Concertgebouworkest. Als elfjarige werd hem al de functie van concertmeester bij een jeugdorkest toevertrouwd. Eenmaal in Nederland, vanaf 1992, brachten zijn ambitie en vakmanschap hem via het Radio Kamerorkest naar het Nederlands Philharmonisch Orkest en wist hij in 2000 zijn gedroomde einddoel te bereiken: het concertmeesterschap van het Concertgebouworkest, waar hij als kind al diep van onder de indruk was. ‘Ik hoorde het orkest toen onder grootheden als Kirill Kondrashin en Bernard Haitink – klanktovenaars – en wist: daar wil ik ooit deel van uitmaken.’

‘Het is de kunst, en mijn verantwoordelijkheid, onze unieke klankcultuur te behouden’

In 25 jaar heeft hij veel zien veranderen. ‘Toen ik hier kwam was ik een van de jongsten, inmiddels hoor ik tot de oudsten. Het orkest is bijna geheel vernieuwd en bestaat nu grotendeels uit jonge mensen, enthousiaste en energieke musici. Nu is het de kunst – en onder meer mijn verantwoordelijkheid – onze unieke klankcultuur te behouden. Rond, diep en toch doorzichtig. Nooit geforceerd. De akoestiek van onze zaal helpt daarbij ook, maar als we in andere zalen spelen, met een andere akoestiek, passen we ons spel op zo’n manier aan dat we toch weer onze heel eigen klank laten horen. Een klank die je voelt in je hart. Anders dan veel andere beroemde symfonieorkesten. Die kunnen perfect zijn, daar niet van, maar toch, meer spieren dan hart. Het is positief dat er nu steeds meer van onze academisten doorstromen naar het orkest, zij hebben de cultuur van dit orkest, en het grote repertoire, tijdens hun jaar in de Academie van het Concertgebouworkest meegekregen.’

Veranderingen

Door zijn zoektocht naar die klank is ook zijn spel wat veranderd: ‘Verfijnder, denk ik, en onder invloed van het hier gebruikelijke klankideaal ook iets gevoeliger. Wat dat betreft spiegel ik me graag aan grote voorbeelden als Itzhak Perlman en natuurlijk David Oistrakh.’ Een van de taken van de concertmeester is ook om gastdirigenten die deze klankcultuur niet meteen aanvoelen daarop attent te maken. ‘Zo tactvol mogelijk.’ Ook in zijn privéleven is er veel veranderd. Na de veel te vroege dood van zijn eerste vrouw in 2003, bleef hij ontredderd achter met twee zoons, inmiddels dertigers en goed terechtgekomen. Het was uiteindelijk de muziek die hem uit het dal hielp. Hij wist zijn leven weer op te pakken, durfde weer plannen te maken en vond in Bulgarije zijn tweede vrouw, altvioliste en nu moeder van hun anderhalf jaar oude dochtertje Louise.

  • Vesko Eshkenazy

    Foto: Eduardus Lee

    Vesko Eshkenazy

    Foto: Eduardus Lee

  • Vesko Eshkenazy

    Foto: Eduardus Lee

    Vesko Eshkenazy

    Foto: Eduardus Lee

  • Vesko Eshkenazy

    Foto: Eduardus Lee

    Vesko Eshkenazy

    Foto: Eduardus Lee

  • Vesko Eshkenazy

    Foto: Eduardus Lee

    Vesko Eshkenazy

    Foto: Eduardus Lee

Ein Heldenleben

De grote vioolsolo in Richard Strauss’ Ein Heldenleben noemt Eschkenazy ‘een heel uitdagend stuk’. De componist geeft de violist dan ook een bont scala aan emoties te vertolken. ‘Van heel lyrisch gaat hij over in bijna schreeuwen, en alles wat daar aan dynamische verschillen tussenin zit. Aan alleen de noten spelen heb je echt niet genoeg. Technisch gezien schrijft Strauss ook niet het meest logische of gemakkelijke voor wat je als violist kunt krijgen. Daar gaat flink wat studie aan vooraf. Een van de hoogtepunten in mijn carrière was de uitvoering van dit stuk met Mariss Jansons in Carnegie Hall [in februari 2006, red.]. We hadden er samen heel intensief aan gewerkt, tot in alle details. Een onvergetelijke ervaring, die ik blijf koesteren.’

‘Op sommige momenten laat Klaus Mäkelä de teugels vieren en daar houdt het orkest van’

‘Ik ken het stuk goed en kan de druk wel relativeren, maar je blijft altijd de verantwoordelijkheid voelen en kunt niet achterover leunen. Hoe vaak ik het ook gehoord heb, onder heel verschillende dirigenten, je houdt toch altijd nieuwe, eigen ideeën en wilt het toch laten klinken alsof je het voor het eerst speelt. Ik ben er ook al bijtijds aan begonnen. Nu verheug ik me weer op de samenwerking met Klaus Mäkelä, ook een heel intuïtief musicus, geen filosoof maar iemand die recht uit het hart speelt. Die heel duidelijk is, maar ons ook, net als Mariss indertijd deed, veel vrijheid geeft. Op sommige momenten laat hij de teugels vieren en daar houdt het orkest van. En het blijft een fantastische ervaring om met mijn eigen vertrouwde orkest zo’n grote solo te spelen.’

Ein Heldenleben

De grote vioolsolo in Richard Strauss’ Ein Heldenleben noemt Eschkenazy ‘een heel uitdagend stuk’. De componist geeft de violist dan ook een bont scala aan emoties te vertolken. ‘Van heel lyrisch gaat hij over in bijna schreeuwen, en alles wat daar aan dynamische verschillen tussenin zit. Aan alleen de noten spelen heb je echt niet genoeg. Technisch gezien schrijft Strauss ook niet het meest logische of gemakkelijke voor wat je als violist kunt krijgen. Daar gaat flink wat studie aan vooraf. Een van de hoogtepunten in mijn carrière was de uitvoering van dit stuk met Mariss Jansons in Carnegie Hall [in februari 2006, red.]. We hadden er samen heel intensief aan gewerkt, tot in alle details. Een onvergetelijke ervaring, die ik blijf koesteren.’

‘Op sommige momenten laat Klaus Mäkelä de teugels vieren en daar houdt het orkest van’

‘Ik ken het stuk goed en kan de druk wel relativeren, maar je blijft altijd de verantwoordelijkheid voelen en kunt niet achterover leunen. Hoe vaak ik het ook gehoord heb, onder heel verschillende dirigenten, je houdt toch altijd nieuwe, eigen ideeën en wilt het toch laten klinken alsof je het voor het eerst speelt. Ik ben er ook al bijtijds aan begonnen. Nu verheug ik me weer op de samenwerking met Klaus Mäkelä, ook een heel intuïtief musicus, geen filosoof maar iemand die recht uit het hart speelt. Die heel duidelijk is, maar ons ook, net als Mariss indertijd deed, veel vrijheid geeft. Op sommige momenten laat hij de teugels vieren en daar houdt het orkest van. En het blijft een fantastische ervaring om met mijn eigen vertrouwde orkest zo’n grote solo te spelen.’

  • De viool van Vesko Eshkenazy

    Foto: Eduardus Lee

    De viool van Vesko Eshkenazy

    Foto: Eduardus Lee

  • De viool van Vesko Eshkenazy

    Foto: Eduardus Lee

    De viool van Vesko Eshkenazy

    Foto: Eduardus Lee

De viool van Vesko Eschkenazy

‘Mijn eerste viooltje kreeg ik toen ik vier was. Zo’n Russisch fabrieksviooltje. Eerst een kwart, toen een halve. Het kostte heel wat tijd en geduld voor ik daar een mooi geluid uit kreeg. Maar ik ging net zo lang door tot ik eruit kreeg wat ik wilde horen. Toen ik een jaar of twaalf was gaven mijn ouders mij een echte volwassen viool, een heel dure, van de oude Tsjechische school. Mijn vader had er zijn auto voor verkocht. Ik heb er tot mijn negentiende op gespeeld, en concoursen mee gewonnen. Het is een mooi instrument en ik heb het nog altijd. Toen ik in het Concertgebouworkest kwam, kreeg ik van een particulier via de Foundation Concertgebouworkest een heel bijzondere viool in bruikleen, een Guarneri del Gesù uit 1742, met een bijzondere geschiedenis. Bij de eerste tonen dacht ik al: Oh, mijn god, wat een klank! Rond, diep en krachtig. Zo passend bij dit orkest ook. Ja, als het mijn tijd is om uit het orkest te gaan, zal ik hem moeten teruggeven. Daar zie ik nu al tegenop, maar gelukkig is er dan nog mijn oude Tsjechische viool.’

De viool van Vesko Eschkenazy

‘Mijn eerste viooltje kreeg ik toen ik vier was. Zo’n Russisch fabrieksviooltje. Eerst een kwart, toen een halve. Het kostte heel wat tijd en geduld voor ik daar een mooi geluid uit kreeg. Maar ik ging net zo lang door tot ik eruit kreeg wat ik wilde horen. Toen ik een jaar of twaalf was gaven mijn ouders mij een echte volwassen viool, een heel dure, van de oude Tsjechische school. Mijn vader had er zijn auto voor verkocht. Ik heb er tot mijn negentiende op gespeeld, en concoursen mee gewonnen. Het is een mooi instrument en ik heb het nog altijd. Toen ik in het Concertgebouworkest kwam, kreeg ik van een particulier via de Foundation Concertgebouworkest een heel bijzondere viool in bruikleen, een Guarneri del Gesù uit 1742, met een bijzondere geschiedenis. Bij de eerste tonen dacht ik al: Oh, mijn god, wat een klank! Rond, diep en krachtig. Zo passend bij dit orkest ook. Ja, als het mijn tijd is om uit het orkest te gaan, zal ik hem moeten teruggeven. Daar zie ik nu al tegenop, maar gelukkig is er dan nog mijn oude Tsjechische viool.’

Lees meer interviews met orkestleden:

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.