Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
interview

Verliefd op Mélisande

door Henriëtte Posthuma de Boer
24 mei 2019 24 mei 2019

Deze maand leidt Stéphane Denève het Concertgebouworkest bij De Nationale Opera in ­Debussy’s meesterwerk Pelléas et Mélisande. ‘Als mij gevraagd wordt naar mijn favoriete muziekstuk noem ik meestal het stuk waar ik aan werk. Maar als ze doorvragen moet ik zeggen: Pelléas.’ 

Pelléas et Mélisande hoort al heel lang tot Denèves repertoire. ‘Sommige scenes heb ik in 1991 gedirigeerd, nog tijdens mijn conservatoriumstudie in Parijs. Het was mijn eerste ervaring als dirigent en wat Claude Debussy in die opera aan wondere klanken heeft weten op te roepen, was een openbaring voor me. Ik ben toen al verliefd geworden op Mélisande! 

Pelléas et Mélisande hoort al heel lang tot Denèves repertoire. ‘Sommige scenes heb ik in 1991 gedirigeerd, nog tijdens mijn conservatoriumstudie in Parijs. Het was mijn eerste ervaring als dirigent en wat Claude Debussy in die opera aan wondere klanken heeft weten op te roepen, was een openbaring voor me. Ik ben toen al verliefd geworden op Mélisande! 

  • Stéphane Denève

    foto: Bram Goots

    Stéphane Denève

    foto: Bram Goots

  • Stéphane Denève

    foto: Bram Goots

    Stéphane Denève

    foto: Bram Goots

  • Stéphane Denève

    foto: Bram Goots

    Stéphane Denève

    foto: Bram Goots

  • Stéphane Denève

    foto: Bram Goots

    Stéphane Denève

    foto: Bram Goots

Later heb ik de opera regelmatig gedirigeerd, onder meer in de Verenigde Staten en in Schotland. En nu verheug ik me dus op de samenwerking met die fantastische groep musici van het Concertgebouworkest. Ik heb vaker met ze gewerkt, grote koorwerken als het Requiem van Fauré, Jeanne d’Arc au bûcher van Honegger. Wat me opviel was niet alleen die klankrijkdom, maar ook de grote betrokkenheid bij de kern van de muziek. In een opera als Pelléas et Mélisande is die van wezenlijk belang.

‘Debussy was heel precies. Soms vind je wel zes aanwijzingen boven één noot.’

Bij de première van de opera, op 30 april 1902, heeft een van de orkest­leden Debussy een groot compliment gegeven: ‘Maestro, wij hebben niet veel noten van u gekregen, maar de noten die u ons gaf, zijn zo subliem! Daar zijn wij dankbaar voor.’’

Heldere taal van Debussy

Van Debussy is bekend dat hij zijn hele leven bezig bleef met de perfectionering van zijn eigen partituren. Denève herkent dat aan de bijna overdadige hoeveelheid details. ‘Debussy was heel precies’, legt hij uit, ‘en hoe ouder hij werd, hoe meer details hij toevoegde. Soms zette hij op één noot een accent, een punt, en nog een accent. In Jeux bijvoorbeeld vind je wel vijf of zes aanwijzingen boven één noot.’

‘Het is duidelijk dat hij Pelléas et ­Mélisande aan de piano componeerde en daar plezier in had. Het is ook duidelijk dat hij wilde dat de muziek heel sensueel was, heel levensecht. Zijn taal is opvallend helder en Debussy heeft dan ook helderheid nodig, elke lijn moet gehoord worden.

Als dirigent, maar ook als solist moet je alles respecteren wat hij heeft opgeschreven, elke lijn fraseren volgens de aanwijzingen die hij heel zorgvuldig heeft ­gegeven. Debussy is nooit vaag, maar altijd accuraat. Dat strikte en goed georganiseerde is kenmerkend voor de Franse muziek en de Franse kunst in het algemeen. Kijk maar naar de Franse tuinen, hoe geometrisch die zijn aangelegd, volkomen uitgebalanceerd.’ 

De Franse stijl op zijn allerbest

Denève heeft zich van jongs af aan verdiept in de Franse muziek. ‘Pelléas et Mélisande hoorde ik voor het eerst in een opname uit 1941, onder Roger Désormière, met een aantal grote solisten. Dat is zo ongeveer de stijlbijbel voor deze opera. Het is een gebrekkige opname, in de oorlog onder moeilijke omstandigheden gemaakt, maar je voelt de spanning. Alle musici lijken zich met hart en ziel in te zetten voor de Franse cultuur die in gevaar was. Voor mij was dat heel inspirerend, de Franse stijl op zijn allerbest.’

Ik voel me dicht bij die cultuur staan, deels Vlaams, deels Frans, het beste van twee werelden!’

Het is precies die Franse stijl die Denève zo na aan het hart ligt. Op een enkele uitzondering na zijn dan ook al zijn opnames gewijd aan componisten uit zijn vaderland en aangrenzende landen: Ravel, Honegger, Franck, Poulenc en vooral Roussel, evenals hijzelf geboren in het Noord-Franse Tourcoing. ‘Ik voel me dicht bij die cultuur staan’, zegt hij, ‘deels Vlaams, deels Frans, het beste van twee werelden!’

Debussy noemt hij extreem Frans in zijn manier van componeren. ‘Natuurlijk heeft alle muziek te maken met de landstaal. De Franse taal is nogal monotoon, kent geen grote verschillen in toonhoogte. In Pelléas creëerde Debussy een manier van zingen die dicht bij de spraak ligt. Er wordt wel beweerd dat zijn muziek melodie mist, maar daar ben ik het absoluut niet mee eens. Want hij schrijft zo prachtig voor orkest, constant zingend in grote vocale lijnen, met een zangerig legato. Deze opera is een feest voor iedereen die de sensuele harmonieën en fantastische orkestratie weet te waarderen.’

Niet zingen zoals je wilt

‘We weten uit heel vroege opnames, die nog tijdens Debussy’s leven gemaakt zijn, dat zijn partituur heel precies gevolgd werd, alle emotionele lagen waren hoorbaar’, vertelt Denève. De Schotse sopraan Mary Garden, Debussy’s eerste Mélisande, zou zich vele jaren later herinneren hoe zij de samenwerking met de componist heeft ervaren:

‘Het belangrijkste in de Pelléas is dat je niet moet zingen zoals je zou willen, maar zoals hij het heeft opgeschreven. In precies de juiste kleur, alles volstrekt menselijk en natuurlijk. Hij heeft elk woord in deze opera de juiste toonkleur meegegeven.

'De stem van Mélisande moet voorzichtig zijn, verdrietig en vooral eenvoudig.’

‘Je zingt niet’, zei hij, ‘je spreekt-zingt. En je moet zingen wat er staat.’ Hij speelde het me voor aan de piano en had het dan vooral over de kleur van de stem. Wat Mélisande betreft moest die voorzichtig zijn, verdrietig en vooral eenvoudig.’


Mary Garden als Mélisande in 1908

Debussy als geboren symbolist

Het verhaal van Maurice Maeterlinck heeft meer componisten geïnspireerd; zo wijdden ook Fauré, Sibelius en Schönberg orkestwerken aan het dramatische liefdesverhaal van Pelléas en Mélisande. ‘Maar niet te vergelijken met wat Debussy doet’, vindt Denève.

‘De vrijheid waarmee hij te werk gaat is uniek. Hij is een geboren symbolist. Alleen al vanwege zijn tekstbehandeling. In wezen is het vrij simpel Frans, maar door het samengaan van de zangers met het orkest ontstaat er een dramatische in­­ten­siteit, hij voegt als het ware emotionele lagen toe. Dat is het symbolistische aspect. En hoewel hij een aantal lelijke dingen over Wagners gebruik van Leitmotive heeft gezegd, komt de manier waarop Debussy zijn karakters muzikaal gestalte geeft daar toch dicht in de buurt. Er is duidelijk een organisch verband tussen muziek en tekst.’

Zijn tijd ver vooruit

‘Deze opera hielp Debussy zijn taal te verfijnen. Hij ontdekte een nieuwe harmonische taal, gebruikte soms modale toonladders, verminderde akkoorden voor bepaalde gevoelens, hij ging over de grenzen van de tonaliteit heen en wierp nieuwe harmonische muren op.

Daarmee was hij zijn tijd ver vooruit en is hij wat dat betreft verwant aan toneelschrijvers als Tsjechov en Strindberg. Weg van de Romantiek met zijn halsbrekende vocale toeren, maar zo dicht mogelijk bij een natuurlijke manier van spreken blijven. Heel simpele dingen zeggen en toch heel diep en intens, theatraal, maar zonder overdrijving. Dat zou zijn signatuur worden. Daarmee vond hij zichzelf, wie hij wilde zijn.’

'Ik zing Pelléas elke seconde in mijn hoofd, het stuk emotioneert me enorm.'

Op mijn vraag welke kwaliteiten hij noodzakelijk acht om dit werk te kunnen dirigeren, zegt Denève: ‘Je moet in de eerste plaats het stuk echt goed begrijpen en dus iets van Frans spreken. Ook moet je elke rol zo goed kennen dat je die kunt zingen. En ik geloof dat je een groot gevoel voor dramatiek moet hebben. Dit is geen monotoon, statisch geheel, er zijn allerlei aspecten: het is sensueel, erotisch geladen, heel theatraal. Het verdient sterke emoties. Je moet voorzichtig zijn met de zachte delen, maar er is ook veel drama nodig.’

Liefde delen

De Fransman heeft meerdere orkesten onder zijn hoede gehad als chef en reist als veelgevraagd gastdirigent de wereld over. Hoe vindt hij nog tijd voor zijn gezin, zijn Zweedse vrouw Åsa en hun elfjarige dochter Alma? 

‘Gezinstijd is voor mij nummer één. Als ik thuis ben, in Waterloo, hebben we een druk sociaal leven en gaan we graag naar de bioscoop. Mijn vrouw en ik zijn dol op cinema! Ik vind het ook heel belangrijk om een goede vader te zijn. Ik breng mijn dochter naar school, of ga met haar naar de film.

‘Ik probeer nooit langer dan twee weken zonder mijn gezin te zijn.’ 

Al ben ik veel weg, ik probeer nooit langer dan twee weken zonder mijn gezin te zijn. Bovendien is Åsa een erg goede kok, ik heb veel geluk! Soms vind ik het moeilijk dat die overvolle agenda me te weinig ruimte geeft, maar ik houd zo zielsveel van muziek dat ik het volhoud. Muziek is mijn leven.

Zeker met een project als Pelléas. Ik zing het elke seconde in mijn hoofd, het stuk emotioneert me enorm. Het lyrische en emotionele aspect van de muziek – zoals met elk stuk dat ik echt heb aan­beden – maakt dat ik de liefde ervoor kan delen met musici en publiek. En je kunt er niet omheen: ­Pelléas et Mélisande is een opera die mensen passio­neert. Vanaf de première groeide het succes en het aantal liefhebbers. Wie erin duikt, raakt erdoor geobsedeerd!’ 

Later heb ik de opera regelmatig gedirigeerd, onder meer in de Verenigde Staten en in Schotland. En nu verheug ik me dus op de samenwerking met die fantastische groep musici van het Concertgebouworkest. Ik heb vaker met ze gewerkt, grote koorwerken als het Requiem van Fauré, Jeanne d’Arc au bûcher van Honegger. Wat me opviel was niet alleen die klankrijkdom, maar ook de grote betrokkenheid bij de kern van de muziek. In een opera als Pelléas et Mélisande is die van wezenlijk belang.

‘Debussy was heel precies. Soms vind je wel zes aanwijzingen boven één noot.’

Bij de première van de opera, op 30 april 1902, heeft een van de orkest­leden Debussy een groot compliment gegeven: ‘Maestro, wij hebben niet veel noten van u gekregen, maar de noten die u ons gaf, zijn zo subliem! Daar zijn wij dankbaar voor.’’

Heldere taal van Debussy

Van Debussy is bekend dat hij zijn hele leven bezig bleef met de perfectionering van zijn eigen partituren. Denève herkent dat aan de bijna overdadige hoeveelheid details. ‘Debussy was heel precies’, legt hij uit, ‘en hoe ouder hij werd, hoe meer details hij toevoegde. Soms zette hij op één noot een accent, een punt, en nog een accent. In Jeux bijvoorbeeld vind je wel vijf of zes aanwijzingen boven één noot.’

‘Het is duidelijk dat hij Pelléas et ­Mélisande aan de piano componeerde en daar plezier in had. Het is ook duidelijk dat hij wilde dat de muziek heel sensueel was, heel levensecht. Zijn taal is opvallend helder en Debussy heeft dan ook helderheid nodig, elke lijn moet gehoord worden.

Als dirigent, maar ook als solist moet je alles respecteren wat hij heeft opgeschreven, elke lijn fraseren volgens de aanwijzingen die hij heel zorgvuldig heeft ­gegeven. Debussy is nooit vaag, maar altijd accuraat. Dat strikte en goed georganiseerde is kenmerkend voor de Franse muziek en de Franse kunst in het algemeen. Kijk maar naar de Franse tuinen, hoe geometrisch die zijn aangelegd, volkomen uitgebalanceerd.’ 

De Franse stijl op zijn allerbest

Denève heeft zich van jongs af aan verdiept in de Franse muziek. ‘Pelléas et Mélisande hoorde ik voor het eerst in een opname uit 1941, onder Roger Désormière, met een aantal grote solisten. Dat is zo ongeveer de stijlbijbel voor deze opera. Het is een gebrekkige opname, in de oorlog onder moeilijke omstandigheden gemaakt, maar je voelt de spanning. Alle musici lijken zich met hart en ziel in te zetten voor de Franse cultuur die in gevaar was. Voor mij was dat heel inspirerend, de Franse stijl op zijn allerbest.’

Ik voel me dicht bij die cultuur staan, deels Vlaams, deels Frans, het beste van twee werelden!’

Het is precies die Franse stijl die Denève zo na aan het hart ligt. Op een enkele uitzondering na zijn dan ook al zijn opnames gewijd aan componisten uit zijn vaderland en aangrenzende landen: Ravel, Honegger, Franck, Poulenc en vooral Roussel, evenals hijzelf geboren in het Noord-Franse Tourcoing. ‘Ik voel me dicht bij die cultuur staan’, zegt hij, ‘deels Vlaams, deels Frans, het beste van twee werelden!’

Debussy noemt hij extreem Frans in zijn manier van componeren. ‘Natuurlijk heeft alle muziek te maken met de landstaal. De Franse taal is nogal monotoon, kent geen grote verschillen in toonhoogte. In Pelléas creëerde Debussy een manier van zingen die dicht bij de spraak ligt. Er wordt wel beweerd dat zijn muziek melodie mist, maar daar ben ik het absoluut niet mee eens. Want hij schrijft zo prachtig voor orkest, constant zingend in grote vocale lijnen, met een zangerig legato. Deze opera is een feest voor iedereen die de sensuele harmonieën en fantastische orkestratie weet te waarderen.’

Niet zingen zoals je wilt

‘We weten uit heel vroege opnames, die nog tijdens Debussy’s leven gemaakt zijn, dat zijn partituur heel precies gevolgd werd, alle emotionele lagen waren hoorbaar’, vertelt Denève. De Schotse sopraan Mary Garden, Debussy’s eerste Mélisande, zou zich vele jaren later herinneren hoe zij de samenwerking met de componist heeft ervaren:

‘Het belangrijkste in de Pelléas is dat je niet moet zingen zoals je zou willen, maar zoals hij het heeft opgeschreven. In precies de juiste kleur, alles volstrekt menselijk en natuurlijk. Hij heeft elk woord in deze opera de juiste toonkleur meegegeven.

'De stem van Mélisande moet voorzichtig zijn, verdrietig en vooral eenvoudig.’

‘Je zingt niet’, zei hij, ‘je spreekt-zingt. En je moet zingen wat er staat.’ Hij speelde het me voor aan de piano en had het dan vooral over de kleur van de stem. Wat Mélisande betreft moest die voorzichtig zijn, verdrietig en vooral eenvoudig.’


Mary Garden als Mélisande in 1908

Debussy als geboren symbolist

Het verhaal van Maurice Maeterlinck heeft meer componisten geïnspireerd; zo wijdden ook Fauré, Sibelius en Schönberg orkestwerken aan het dramatische liefdesverhaal van Pelléas en Mélisande. ‘Maar niet te vergelijken met wat Debussy doet’, vindt Denève.

‘De vrijheid waarmee hij te werk gaat is uniek. Hij is een geboren symbolist. Alleen al vanwege zijn tekstbehandeling. In wezen is het vrij simpel Frans, maar door het samengaan van de zangers met het orkest ontstaat er een dramatische in­­ten­siteit, hij voegt als het ware emotionele lagen toe. Dat is het symbolistische aspect. En hoewel hij een aantal lelijke dingen over Wagners gebruik van Leitmotive heeft gezegd, komt de manier waarop Debussy zijn karakters muzikaal gestalte geeft daar toch dicht in de buurt. Er is duidelijk een organisch verband tussen muziek en tekst.’

Zijn tijd ver vooruit

‘Deze opera hielp Debussy zijn taal te verfijnen. Hij ontdekte een nieuwe harmonische taal, gebruikte soms modale toonladders, verminderde akkoorden voor bepaalde gevoelens, hij ging over de grenzen van de tonaliteit heen en wierp nieuwe harmonische muren op.

Daarmee was hij zijn tijd ver vooruit en is hij wat dat betreft verwant aan toneelschrijvers als Tsjechov en Strindberg. Weg van de Romantiek met zijn halsbrekende vocale toeren, maar zo dicht mogelijk bij een natuurlijke manier van spreken blijven. Heel simpele dingen zeggen en toch heel diep en intens, theatraal, maar zonder overdrijving. Dat zou zijn signatuur worden. Daarmee vond hij zichzelf, wie hij wilde zijn.’

'Ik zing Pelléas elke seconde in mijn hoofd, het stuk emotioneert me enorm.'

Op mijn vraag welke kwaliteiten hij noodzakelijk acht om dit werk te kunnen dirigeren, zegt Denève: ‘Je moet in de eerste plaats het stuk echt goed begrijpen en dus iets van Frans spreken. Ook moet je elke rol zo goed kennen dat je die kunt zingen. En ik geloof dat je een groot gevoel voor dramatiek moet hebben. Dit is geen monotoon, statisch geheel, er zijn allerlei aspecten: het is sensueel, erotisch geladen, heel theatraal. Het verdient sterke emoties. Je moet voorzichtig zijn met de zachte delen, maar er is ook veel drama nodig.’

Liefde delen

De Fransman heeft meerdere orkesten onder zijn hoede gehad als chef en reist als veelgevraagd gastdirigent de wereld over. Hoe vindt hij nog tijd voor zijn gezin, zijn Zweedse vrouw Åsa en hun elfjarige dochter Alma? 

‘Gezinstijd is voor mij nummer één. Als ik thuis ben, in Waterloo, hebben we een druk sociaal leven en gaan we graag naar de bioscoop. Mijn vrouw en ik zijn dol op cinema! Ik vind het ook heel belangrijk om een goede vader te zijn. Ik breng mijn dochter naar school, of ga met haar naar de film.

‘Ik probeer nooit langer dan twee weken zonder mijn gezin te zijn.’ 

Al ben ik veel weg, ik probeer nooit langer dan twee weken zonder mijn gezin te zijn. Bovendien is Åsa een erg goede kok, ik heb veel geluk! Soms vind ik het moeilijk dat die overvolle agenda me te weinig ruimte geeft, maar ik houd zo zielsveel van muziek dat ik het volhoud. Muziek is mijn leven.

Zeker met een project als Pelléas. Ik zing het elke seconde in mijn hoofd, het stuk emotioneert me enorm. Het lyrische en emotionele aspect van de muziek – zoals met elk stuk dat ik echt heb aan­beden – maakt dat ik de liefde ervoor kan delen met musici en publiek. En je kunt er niet omheen: ­Pelléas et Mélisande is een opera die mensen passio­neert. Vanaf de première groeide het succes en het aantal liefhebbers. Wie erin duikt, raakt erdoor geobsedeerd!’ 

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.