Van hoven & hovelingen
door Marijke Schouten 25 feb. 2020 25 februari 2020
De Italiaanse componisten op het programma van Nora Fischer en Claron McFadden op 24 maart geven aanleiding tot een schets van hoven en hofmusici in de vroegste Barok. Op muziekreis door het oude Italië.
Het Castello Estense in de Noord-Italiaanse stad Ferrara herinnert, met zijn imposante torens, kantelen en slotgrachten, in alles aan het feodale riddergeslacht D’Este dat in 1471 de hertogtitel verwierf. Ercole d’Este versterkte zijn aanzien door te trouwen met Eleonora van Aragon, dochter van de koning van Napels, aan wiens muzikale hof hij als jonge man zijn culturele vorming had genoten.
Met deze doortastende en hoogstaande echtgenote aan zijn zijde, en royaal verzekerd van nageslacht, kon Ercole zich op zijn kunstverzamelingen concentreren en zijn culturele ambities waarmaken. Onder zijn bewind werd Ferrara een theaterstad en een toonaangevend humanistisch en muzikaal centrum, een renaissancevorst waardig.
Ferrara
In 1486 en 1487 vonden op de binnenplaats van het Este-kasteel de eerste ‘klassieke’ theaterexperimenten plaats, met toneelstukken van de Romeinse komedieschrijvers Plautus en Terentius. De hertog had de latinisten van zijn kanselarij aan het werk gezet om de antieke teksten te vertalen in verstaanbaar ‘volgare’, de taal van Dante, Petrarca en Boccaccio.
Het Castello Estense in de Noord-Italiaanse stad Ferrara herinnert, met zijn imposante torens, kantelen en slotgrachten, in alles aan het feodale riddergeslacht D’Este dat in 1471 de hertogtitel verwierf. Ercole d’Este versterkte zijn aanzien door te trouwen met Eleonora van Aragon, dochter van de koning van Napels, aan wiens muzikale hof hij als jonge man zijn culturele vorming had genoten.
Met deze doortastende en hoogstaande echtgenote aan zijn zijde, en royaal verzekerd van nageslacht, kon Ercole zich op zijn kunstverzamelingen concentreren en zijn culturele ambities waarmaken. Onder zijn bewind werd Ferrara een theaterstad en een toonaangevend humanistisch en muzikaal centrum, een renaissancevorst waardig.
Ferrara
In 1486 en 1487 vonden op de binnenplaats van het Este-kasteel de eerste ‘klassieke’ theaterexperimenten plaats, met toneelstukken van de Romeinse komedieschrijvers Plautus en Terentius. De hertog had de latinisten van zijn kanselarij aan het werk gezet om de antieke teksten te vertalen in verstaanbaar ‘volgare’, de taal van Dante, Petrarca en Boccaccio.
Met modern klinkende muzikale intermezzo’s en een decor dat de huizen en straten van Ferrara toonde, kregen de samengepakte toeschouwers het opwindende gevoel in Plautus’ spel der verwisselingen zichzelf te zien uitgebeeld. ‘Klassiek’ maar actueel entertainment voor zelfbewuste burgers: in alle grote culturele centra in Italië werd Ercole’s succesformule gretig overgenomen en door generaties theatermakers verder ontwikkeld.
Mantua
Zes jaar tevoren was aan het naburige hof van de Gonzaga’s in Mantua een delicater poëtisch genre gepresenteerd, de mythologische ‘fabula’ Orfeo. Angelo Poliziano, groot humanistisch dichter, filoloog en priester in Florence maar tijdelijk uit de gratie bij Lorenzo de’ Medici, had het geschreven op verzoek van de exuberante kardinaal Francesco Gonzaga, die vanuit Rome op familiebezoek was.
Binnen de Mantovaanse hofgemeenschap kende iedereen de mythische zanger Orpheus uit Thracië, die in gezelschap van herders en nimfen over de dood van zijn bruid Eurydice rouwt. Maar nu kwamen deze personages, muzikaal geënsceneerd, onverwacht tot leven in een dramatische verhaallijn die Poliziano had ontleend aan de klassieke dichters Ovidius en Vergilius.
Hoe roerend, wanneer Orpheus, volgens Poliziano’s regieaanwijzingen, zingend bij de onderwereld arriveert, waar hij een klaagzang aanheft: ‘Ween met mij, o ontroostbare lier, want we kunnen niet langer voortgaan met ons vroegere lied’, en zó dringend smeekt om zijn geliefde Eurydice te mogen terughalen dat zelfs Pluto zwicht ‘voor de macht van zijn plectrum’.
Met modern klinkende muzikale intermezzo’s en een decor dat de huizen en straten van Ferrara toonde, kregen de samengepakte toeschouwers het opwindende gevoel in Plautus’ spel der verwisselingen zichzelf te zien uitgebeeld. ‘Klassiek’ maar actueel entertainment voor zelfbewuste burgers: in alle grote culturele centra in Italië werd Ercole’s succesformule gretig overgenomen en door generaties theatermakers verder ontwikkeld.
Mantua
Zes jaar tevoren was aan het naburige hof van de Gonzaga’s in Mantua een delicater poëtisch genre gepresenteerd, de mythologische ‘fabula’ Orfeo. Angelo Poliziano, groot humanistisch dichter, filoloog en priester in Florence maar tijdelijk uit de gratie bij Lorenzo de’ Medici, had het geschreven op verzoek van de exuberante kardinaal Francesco Gonzaga, die vanuit Rome op familiebezoek was.
Binnen de Mantovaanse hofgemeenschap kende iedereen de mythische zanger Orpheus uit Thracië, die in gezelschap van herders en nimfen over de dood van zijn bruid Eurydice rouwt. Maar nu kwamen deze personages, muzikaal geënsceneerd, onverwacht tot leven in een dramatische verhaallijn die Poliziano had ontleend aan de klassieke dichters Ovidius en Vergilius.
Hoe roerend, wanneer Orpheus, volgens Poliziano’s regieaanwijzingen, zingend bij de onderwereld arriveert, waar hij een klaagzang aanheft: ‘Ween met mij, o ontroostbare lier, want we kunnen niet langer voortgaan met ons vroegere lied’, en zó dringend smeekt om zijn geliefde Eurydice te mogen terughalen dat zelfs Pluto zwicht ‘voor de macht van zijn plectrum’.
Van Orpheus’ gepassioneerde smeekbede met begeleiding op de antieke lira is geen noot overgeleverd, zoals dat gaat bij improviserende muziektradities. Ook Poliziano placht zijn eigen verzen zingend ‘ad lembum’ (op de luit) voor te dragen, en in zijn brieven formuleerde hij zijn criteria voor een goede vertolking: tekstgevoeligheid, pakkende declamatie en een soepele stem om met beheerste flair alle schakeringen van menselijke emoties van een rol recht te doen.
De allround zanger-luitspeler, Medici-diplomaat en priester Baccio Ugolini die in Mantua de titelrol zong, overtrof Poliziano’s verwachtingen: dit was een podiumverschijning naar zijn hart, met de beheerste flair (sprezzatura) die de ware hoveling kenmerkte.
Florence
In 1600 stonden Orpheus en Eurydice opnieuw op het podium, in het Palazzo Pitti in Florence, en waren meteen goed voor de eerste operarel in de muziekgeschiedenis. Het succes van Le musiche di Iacopo Peri … sopra l’Euridice ontketende venijnige discussies over wie de eer had die ‘nooit eerder vertoonde gepassioneerde stijl van zingen’ te hebben uitgevonden, Jacopo Peri of Giulio Caccini, beiden zanger en componist. In deze animositeit was de luxe gravure-editie van Luzzasco Luzzaschi’s Madrigalen om te zingen of te spelen voor een, twee of drie sopranen, die in 1601 in Rome bij Simone Verovio verscheen, een tactische zet.
Die nieuwe stijl was al eerder vertoond: in het exclusieve repertoire van Luzzaschi’s befaamde Concerto delle Dame, uit Ferrara. Voortgekomen uit een madrigaalensemble van zingende hofdames en edellieden, de cantori segreti van hertog Alfonso II d’Este, onder leiding van Luzzaschi, waren in 1579 voor een all-female bezetting – fetish van de hertog – ook enkele professionele zangeressen uit intellectuele families ingehuurd en via een omweg als hofdames-nieuwe-stijl van de hertogin op de loonlijst gezet.
Van Orpheus’ gepassioneerde smeekbede met begeleiding op de antieke lira is geen noot overgeleverd, zoals dat gaat bij improviserende muziektradities. Ook Poliziano placht zijn eigen verzen zingend ‘ad lembum’ (op de luit) voor te dragen, en in zijn brieven formuleerde hij zijn criteria voor een goede vertolking: tekstgevoeligheid, pakkende declamatie en een soepele stem om met beheerste flair alle schakeringen van menselijke emoties van een rol recht te doen.
De allround zanger-luitspeler, Medici-diplomaat en priester Baccio Ugolini die in Mantua de titelrol zong, overtrof Poliziano’s verwachtingen: dit was een podiumverschijning naar zijn hart, met de beheerste flair (sprezzatura) die de ware hoveling kenmerkte.
Florence
In 1600 stonden Orpheus en Eurydice opnieuw op het podium, in het Palazzo Pitti in Florence, en waren meteen goed voor de eerste operarel in de muziekgeschiedenis. Het succes van Le musiche di Iacopo Peri … sopra l’Euridice ontketende venijnige discussies over wie de eer had die ‘nooit eerder vertoonde gepassioneerde stijl van zingen’ te hebben uitgevonden, Jacopo Peri of Giulio Caccini, beiden zanger en componist. In deze animositeit was de luxe gravure-editie van Luzzasco Luzzaschi’s Madrigalen om te zingen of te spelen voor een, twee of drie sopranen, die in 1601 in Rome bij Simone Verovio verscheen, een tactische zet.
Die nieuwe stijl was al eerder vertoond: in het exclusieve repertoire van Luzzaschi’s befaamde Concerto delle Dame, uit Ferrara. Voortgekomen uit een madrigaalensemble van zingende hofdames en edellieden, de cantori segreti van hertog Alfonso II d’Este, onder leiding van Luzzaschi, waren in 1579 voor een all-female bezetting – fetish van de hertog – ook enkele professionele zangeressen uit intellectuele families ingehuurd en via een omweg als hofdames-nieuwe-stijl van de hertogin op de loonlijst gezet.
De chemie van deze divastemmen had op de gasten van de hertog zo’n uitwerking dat het een rage werd die overal werd nagevolgd, ook door Claudio Monteverdi (O come sei gentile, caro augellino).
Mantua
Claudio Monteverdi had de Florentijnse opera-experimenten aan zich voorbij laten gaan, om in 1607, voor het Carnaval aan hetzelfde Gonzaga-hof als Poliziano 125 jaar eerder, met La favola d’Orfeo de eerste echte opera te schrijven. Als de macht der muziek ooit ergens in een partituur heeft geklonken, was het in Orpheus’ bezwerende smeekbede Possente spirto tot de veerman Charon.
Poliziano’s metafoor ‘de macht van zijn plectrum’ is hier uitvergroot tot barokke proporties. Ook hier bleek het pastorale gedartel van herders en nimfen die met de muzengod Apollo en diens zoon Orpheus verkeren, van alle tijden. En je hoefde geen aristocratische snob te zijn om in te zien dat de menselijke passies vreugde, liefdesverdriet en woede steeds de schuld van Amor zijn.
Prima donna del mondo
Ercole’s oudste dochter Isabella was zes toen ze met haar moeder Eleonora, kort na de spraakmakende Orfeo-productie, in Mantua gepresenteerd werd als verloofde van de jonge Francesco Gonzaga. Terwijl zij zich in Ferrara tien jaar lang intensief voorbereidde op haar toekomstige positie van markiezin, erudiet mecenas, en prima donna del mondo, bleef Poliziano’s Orfeo haar fascineren omdat zij er traditionele uitvoeringsprincipes in bespeurde.
Ook Dante en haar lievelingsdichter Petrarca hadden back-in time hun lyrische verzen in omloop gebracht bij monde van beroemde luitspelende zangers: tekst in de bovenstem (cantus) met een ondersteunende tegenstem (tenor) die op een snaarinstrument getokkeld werd, of ‘alla viola’ gestreken.
De chemie van deze divastemmen had op de gasten van de hertog zo’n uitwerking dat het een rage werd die overal werd nagevolgd, ook door Claudio Monteverdi (O come sei gentile, caro augellino).
Mantua
Claudio Monteverdi had de Florentijnse opera-experimenten aan zich voorbij laten gaan, om in 1607, voor het Carnaval aan hetzelfde Gonzaga-hof als Poliziano 125 jaar eerder, met La favola d’Orfeo de eerste echte opera te schrijven. Als de macht der muziek ooit ergens in een partituur heeft geklonken, was het in Orpheus’ bezwerende smeekbede Possente spirto tot de veerman Charon.
Poliziano’s metafoor ‘de macht van zijn plectrum’ is hier uitvergroot tot barokke proporties. Ook hier bleek het pastorale gedartel van herders en nimfen die met de muzengod Apollo en diens zoon Orpheus verkeren, van alle tijden. En je hoefde geen aristocratische snob te zijn om in te zien dat de menselijke passies vreugde, liefdesverdriet en woede steeds de schuld van Amor zijn.
Prima donna del mondo
Ercole’s oudste dochter Isabella was zes toen ze met haar moeder Eleonora, kort na de spraakmakende Orfeo-productie, in Mantua gepresenteerd werd als verloofde van de jonge Francesco Gonzaga. Terwijl zij zich in Ferrara tien jaar lang intensief voorbereidde op haar toekomstige positie van markiezin, erudiet mecenas, en prima donna del mondo, bleef Poliziano’s Orfeo haar fascineren omdat zij er traditionele uitvoeringsprincipes in bespeurde.
Ook Dante en haar lievelingsdichter Petrarca hadden back-in time hun lyrische verzen in omloop gebracht bij monde van beroemde luitspelende zangers: tekst in de bovenstem (cantus) met een ondersteunende tegenstem (tenor) die op een snaarinstrument getokkeld werd, of ‘alla viola’ gestreken.
Eenmaal in Mantua had Isabella niet alleen de motivatie maar ook de financiële middelen om in haar eigen hofhouding een Petrarca-revival te ontketenen. Op haar instigatie kwam Petrarca’s poëtische concept van de ‘bitterzoete liefde’ via het oude, tweepolige cantus-tenor-concept de officiële, genoteerde kunstmuziek binnen – maar zeer bewust via een native speaker, zonder dat er een polyfonist van boven de Alpen aan te pas kwam. Bartolomeo Tromboncino, frottola-componist (laat vijftiende-eeuwse vocale muziekvorm die voorafging aan het madrigaal) in Isabella’s dienst, was de perfecte musicus om Petrarca’s ritmische versbouw en de uitbeelding van persoonlijke gevoelens op fijnzinnige noten te zetten.
Bij de Venetiaanse muziekdrukker en uitgever Ottaviano Petrucci werden ze onmiddellijk in de nieuwe frottola-bundels opgenomen en in de markt gezet. In Baldassar Castiglione’s Boek van de Hoveling, de populaire zestiende-eeuwse gedragscode voor de hogere kringen, gold zulk wereldlijk liedrepertoire – voor sopraanstem met instrumentale begeleiding – als het summum van muziekgenot, ‘in vertrouwd dierbaar gezelschap en in de vrije uren, vooral wanneer er vrouwen aanwezig zijn, want hun aanblik verzacht de geest van degenen die luisteren’ [II,13].
Madrigaal
Voor het groeiende aantal poëzie- en muziekliefhebbers dat in besloten kring graag samen zong – want dan helpt de een de ander, zo heet het bij Castiglione – kwam in het post-republikeinse Florence een democratischer en ook voor vrouwen toegankelijk genre van de grond. Namelijk het madrigaal: homofoon, om de declamatie te vergemakkelijken; vierstemmig, met de nadruk op de sopraanstem(men) en de overige stemmen naar keuze vocaal of instrumentaal bezet.
Dankzij de delicate dissonanten in de bovenstemmen en een vleugje contrapunt op expressieve, verbloemd erotiserende momenten, was dit feminiene genre voorbestemd om uit te groeien tot het hoogtepunt van de zestiende-eeuwse wereldlijke muziek, het vijfstemmige madrigaal, waarbinnen de vrouwelijke stem voor het eerst een eigen, opwindende plaats in het muziekleven zou krijgen.
di 24 maart | Kleine Zaal
Back in Time
Nora Fischer zang
Claron McFadden sopraan
Sarah Louise Ridy harp
Robert Smith viola da gamba
Eenmaal in Mantua had Isabella niet alleen de motivatie maar ook de financiële middelen om in haar eigen hofhouding een Petrarca-revival te ontketenen. Op haar instigatie kwam Petrarca’s poëtische concept van de ‘bitterzoete liefde’ via het oude, tweepolige cantus-tenor-concept de officiële, genoteerde kunstmuziek binnen – maar zeer bewust via een native speaker, zonder dat er een polyfonist van boven de Alpen aan te pas kwam. Bartolomeo Tromboncino, frottola-componist (laat vijftiende-eeuwse vocale muziekvorm die voorafging aan het madrigaal) in Isabella’s dienst, was de perfecte musicus om Petrarca’s ritmische versbouw en de uitbeelding van persoonlijke gevoelens op fijnzinnige noten te zetten.
Bij de Venetiaanse muziekdrukker en uitgever Ottaviano Petrucci werden ze onmiddellijk in de nieuwe frottola-bundels opgenomen en in de markt gezet. In Baldassar Castiglione’s Boek van de Hoveling, de populaire zestiende-eeuwse gedragscode voor de hogere kringen, gold zulk wereldlijk liedrepertoire – voor sopraanstem met instrumentale begeleiding – als het summum van muziekgenot, ‘in vertrouwd dierbaar gezelschap en in de vrije uren, vooral wanneer er vrouwen aanwezig zijn, want hun aanblik verzacht de geest van degenen die luisteren’ [II,13].
Madrigaal
Voor het groeiende aantal poëzie- en muziekliefhebbers dat in besloten kring graag samen zong – want dan helpt de een de ander, zo heet het bij Castiglione – kwam in het post-republikeinse Florence een democratischer en ook voor vrouwen toegankelijk genre van de grond. Namelijk het madrigaal: homofoon, om de declamatie te vergemakkelijken; vierstemmig, met de nadruk op de sopraanstem(men) en de overige stemmen naar keuze vocaal of instrumentaal bezet.
Dankzij de delicate dissonanten in de bovenstemmen en een vleugje contrapunt op expressieve, verbloemd erotiserende momenten, was dit feminiene genre voorbestemd om uit te groeien tot het hoogtepunt van de zestiende-eeuwse wereldlijke muziek, het vijfstemmige madrigaal, waarbinnen de vrouwelijke stem voor het eerst een eigen, opwindende plaats in het muziekleven zou krijgen.
di 24 maart | Kleine Zaal
Back in Time
Nora Fischer zang
Claron McFadden sopraan
Sarah Louise Ridy harp
Robert Smith viola da gamba