Uitgelicht: Stravinsky's drietrapsballet
door Martijn Voorvelt 15 aug. 2025 15 augustus 2025
Het Parijse dansgezelschap Les Ballets Russes zorgde voor een kruisbestuiving tussen de oude ballettraditie en de Franse honger naar vernieuwing, én voor de doorbraak van componist Igor Stravinsky. Diens eerste drie balletten brachten de orkestmuziek tot nieuwe hoogten.
Igor Stravinsky en Serge Diaghilev, jaartal onbekend
Igor Stravinsky is een van de invloedrijkste componisten van de twintigste eeuw. De drie partituren die hij tussen 1910 en 1913 schreef voor Les Ballets Russes, De vuurvogel, Petroesjka en Le sacre du printemps, waren stuk voor stuk baanbrekend. Wie had kunnen voorspellen dat balletmuziek, van een tot dan toe onbekende componist nog wel, voor een aardverschuiving zou zorgen?
Het klassieke ballet ontstond als onderdeel van de schouwspelen aan de zestiende-eeuwse Italiaanse hoven en werd in Frankrijk verder ontwikkeld. Onder Lodewijk XIV werd het ballet de court een zelfstandige kunstvorm: in 1661 richtte de koning de Académie royale de danse op, balletmuziek werd gecomponeerd door Jean-Baptiste Lully en – later – Jean-Philippe Rameau. Hoewel de Fransen hechtten aan hun ballettraditie, boette ze in de negentiende eeuw steeds meer in aan populariteit. Het waren de Russen die de vlam brandend hielden, vooral in de balletten van Pjotr Tsjaikovksi.
Een andere Rus bracht het ballet weer terug naar Frankrijk. Sinds 1907 organiseerde de Sint-Petersburgse impresario Serge Diaghilev in Parijs manifestaties rondom Russische kunst. Vooral de opera- en balletvoorstellingen hadden veel succes, maar vanwege de hoge kosten van operaproducties concentreerde Diaghilev zich vanaf 1909 op ballet. Met Michel Fokine had hij een sterchoreograaf in huis, met Vaslav Nijinsky een topdanser. In 1910 werd het gezelschap Les Ballets Russes gedoopt. Diaghilev trok de beste kunstenaars aan voor de decors en de kostuums en verrassende componisten voor de muziek – een vernieuwende totaalaanpak – en wist steeds weer geldschieters te interesseren, met als resultaat een spectaculaire reeks hoogwaardige producties. Met de vrije bewegingen van Fokine kwamen de choreografieën los van het traditionele klassieke ballet. De choreograaf werkte nauw samen met de componist. Nieuw was ook dat een mannelijke solist vaak centraal stond.
Voor De vuurvogel had Diaghilev de ervaren componist Anatoli Ljadov op het oog. Die sloeg de opdracht af – en zo kwam Stravinsky in beeld, een briljante ex-leerling van Nikolaj Rimski-Korsakov die muziek van Chopin had geïnstrumenteerd voor het ballet Les sylphides. Een half jaar lang werkte Stravinsky aan de muziek voor een ‘verkwistend groot’ orkest. De première in 1910 was een sensatie. De kleurrijke partituur, waarin onder meer volksmelodieën en oriëntaalse elementen zijn verwerkt, is hoorbaar schatplichtig aan Rimski-Korsakov – maar trekt diens laatromantische stijl een nieuwe eeuw in met dynamische, asymmetrische ritmes en fel botsende samenklanken. Dat laatste voerde Stravinsky nog verder door in zijn volgende ballet, waaraan hij nog datzelfde jaar begon, Petroesjka. Zo is het zogenaamde Petroesjka-akkoord een wrange combinatie van drieklanken op C groot en Fis groot, en horen we de kermisdrukte uit het verhaal terug in de snelle, abrupte montage van contrasterende fragmenten in het eerste deel.
Petroesjka ging velen al iets te ver. Maar niets kon het publiek voorbereiden op ballet nummer drie: Le sacre du printemps. Het jaar daarvoor had Fokine de handdoek in de ring gegooid en Nijinski het publiek geschokt met zijn opzienbarende en erotisch geladen choreografie voor Debussy’s Prélude à l’après-midi d’un faune. Op 29 mei 1913 veroorzaakte de première van Le sacre du printemps een schandaal, vooral vanwege de hoekige houdingen van de dansers, het stampvoeten en de zakkige kostuums. Maar ook Stravinsky’s muziek, brutaler en ruiger dan ooit, baarde opzien.
De vuurvogel, Petroeskja en de Sacre veroverden de wereld als zelfstandige orkestwerken, terwijl Stravinsky’s hypermoderne samenklanken, verschuivende ritmische accenten en harde montagetechnieken een blijvend stempel drukten op op het twintigste-eeuwse componeren. Ballet zou altijd belangrijk blijven voor Stravinsky. Zo geldt Pulcinella (1920) als startschot van het neoclassicisme, is Le baiser de la fée (1928) een eerbetoon aan Tsjaikovski en werkte hij vanaf 1928 tot zijn dood in 1971 veelvuldig samen met de choreograaf George Balanchine.
De vuurvogel
Serge Diaghilev verzocht om een ballet gebaseerd op oude Russische verhalen. Het kreeg vorm dankzij kunstenaar en decorontwerper Alexandre Benois, kostuumontwerper Léon Bakst, choreograaf Michel Fokine en natuurlijk Igor Stravinsky, wiens orkestratiekunsten de avonturen van de jonge prins Iwan op ieders netvlies toverden, inclusief de mysterieuze Vuurvogel die een veer laat, de gevangen prinsessen en de wilde helledans van de tovenaar Kastsjei. De première was op 25 juni 1910 in Opéra Garnier onder Gabriel Pierné; met name de orkestsuites uit 1911 en 1919 zijn nog altijd populaire repertoirestukken.
Petroesjka
Het verhaal over een Jan-Klaassen-achtige pop die op een Russische jaarmarkt tot leven komt en verliefd wordt is weliswaar een soort sprookje, toch verlaten we met realistische elementen en een brute moordscène de wereld van het sprookjesballet. Stravinsky werkte zijn idee uit met Alexandre Benois. Muziek, choreografie en ontwerp vloeien ineen tot een waar Gesamtkunstwerk. Bij de première in het Théâtre du Châtelet maakte Nijinsky indruk met zijn atletische sprongen, Fokine met de complexe choreografie en Stravinsky met zijn kleurrijke partituur.
Le sacre du printemps
Dat de première-avond in het Théâtre des Champs-Élysées rellerig verliep, had vooral te maken met wat men zág. Primitieve heidense rituelen om de komst van de lente te vieren, waarbij als offer een jong meisje wordt uitgekozen dat zich dood danst – het was eerder barbaars dan sprookjesachtig. De opwindende muziek werd al gauw een wereldwijde hit, mede dankzij de inzet van dirigent Pierre Monteux. Stravinsky’s reputatie was voorgoed gevestigd.
Het Koninklijk Concertgebouworkest
Klaus Mäkelä dirigent
Bestel hier kaarten
Bekijk het concertprogramma
Igor Stravinsky en Serge Diaghilev, jaartal onbekend
Igor Stravinsky is een van de invloedrijkste componisten van de twintigste eeuw. De drie partituren die hij tussen 1910 en 1913 schreef voor Les Ballets Russes, De vuurvogel, Petroesjka en Le sacre du printemps, waren stuk voor stuk baanbrekend. Wie had kunnen voorspellen dat balletmuziek, van een tot dan toe onbekende componist nog wel, voor een aardverschuiving zou zorgen?
Het klassieke ballet ontstond als onderdeel van de schouwspelen aan de zestiende-eeuwse Italiaanse hoven en werd in Frankrijk verder ontwikkeld. Onder Lodewijk XIV werd het ballet de court een zelfstandige kunstvorm: in 1661 richtte de koning de Académie royale de danse op, balletmuziek werd gecomponeerd door Jean-Baptiste Lully en – later – Jean-Philippe Rameau. Hoewel de Fransen hechtten aan hun ballettraditie, boette ze in de negentiende eeuw steeds meer in aan populariteit. Het waren de Russen die de vlam brandend hielden, vooral in de balletten van Pjotr Tsjaikovksi.
Een andere Rus bracht het ballet weer terug naar Frankrijk. Sinds 1907 organiseerde de Sint-Petersburgse impresario Serge Diaghilev in Parijs manifestaties rondom Russische kunst. Vooral de opera- en balletvoorstellingen hadden veel succes, maar vanwege de hoge kosten van operaproducties concentreerde Diaghilev zich vanaf 1909 op ballet. Met Michel Fokine had hij een sterchoreograaf in huis, met Vaslav Nijinsky een topdanser. In 1910 werd het gezelschap Les Ballets Russes gedoopt. Diaghilev trok de beste kunstenaars aan voor de decors en de kostuums en verrassende componisten voor de muziek – een vernieuwende totaalaanpak – en wist steeds weer geldschieters te interesseren, met als resultaat een spectaculaire reeks hoogwaardige producties. Met de vrije bewegingen van Fokine kwamen de choreografieën los van het traditionele klassieke ballet. De choreograaf werkte nauw samen met de componist. Nieuw was ook dat een mannelijke solist vaak centraal stond.
Voor De vuurvogel had Diaghilev de ervaren componist Anatoli Ljadov op het oog. Die sloeg de opdracht af – en zo kwam Stravinsky in beeld, een briljante ex-leerling van Nikolaj Rimski-Korsakov die muziek van Chopin had geïnstrumenteerd voor het ballet Les sylphides. Een half jaar lang werkte Stravinsky aan de muziek voor een ‘verkwistend groot’ orkest. De première in 1910 was een sensatie. De kleurrijke partituur, waarin onder meer volksmelodieën en oriëntaalse elementen zijn verwerkt, is hoorbaar schatplichtig aan Rimski-Korsakov – maar trekt diens laatromantische stijl een nieuwe eeuw in met dynamische, asymmetrische ritmes en fel botsende samenklanken. Dat laatste voerde Stravinsky nog verder door in zijn volgende ballet, waaraan hij nog datzelfde jaar begon, Petroesjka. Zo is het zogenaamde Petroesjka-akkoord een wrange combinatie van drieklanken op C groot en Fis groot, en horen we de kermisdrukte uit het verhaal terug in de snelle, abrupte montage van contrasterende fragmenten in het eerste deel.
Petroesjka ging velen al iets te ver. Maar niets kon het publiek voorbereiden op ballet nummer drie: Le sacre du printemps. Het jaar daarvoor had Fokine de handdoek in de ring gegooid en Nijinski het publiek geschokt met zijn opzienbarende en erotisch geladen choreografie voor Debussy’s Prélude à l’après-midi d’un faune. Op 29 mei 1913 veroorzaakte de première van Le sacre du printemps een schandaal, vooral vanwege de hoekige houdingen van de dansers, het stampvoeten en de zakkige kostuums. Maar ook Stravinsky’s muziek, brutaler en ruiger dan ooit, baarde opzien.
De vuurvogel, Petroeskja en de Sacre veroverden de wereld als zelfstandige orkestwerken, terwijl Stravinsky’s hypermoderne samenklanken, verschuivende ritmische accenten en harde montagetechnieken een blijvend stempel drukten op op het twintigste-eeuwse componeren. Ballet zou altijd belangrijk blijven voor Stravinsky. Zo geldt Pulcinella (1920) als startschot van het neoclassicisme, is Le baiser de la fée (1928) een eerbetoon aan Tsjaikovski en werkte hij vanaf 1928 tot zijn dood in 1971 veelvuldig samen met de choreograaf George Balanchine.
De vuurvogel
Serge Diaghilev verzocht om een ballet gebaseerd op oude Russische verhalen. Het kreeg vorm dankzij kunstenaar en decorontwerper Alexandre Benois, kostuumontwerper Léon Bakst, choreograaf Michel Fokine en natuurlijk Igor Stravinsky, wiens orkestratiekunsten de avonturen van de jonge prins Iwan op ieders netvlies toverden, inclusief de mysterieuze Vuurvogel die een veer laat, de gevangen prinsessen en de wilde helledans van de tovenaar Kastsjei. De première was op 25 juni 1910 in Opéra Garnier onder Gabriel Pierné; met name de orkestsuites uit 1911 en 1919 zijn nog altijd populaire repertoirestukken.
Petroesjka
Het verhaal over een Jan-Klaassen-achtige pop die op een Russische jaarmarkt tot leven komt en verliefd wordt is weliswaar een soort sprookje, toch verlaten we met realistische elementen en een brute moordscène de wereld van het sprookjesballet. Stravinsky werkte zijn idee uit met Alexandre Benois. Muziek, choreografie en ontwerp vloeien ineen tot een waar Gesamtkunstwerk. Bij de première in het Théâtre du Châtelet maakte Nijinsky indruk met zijn atletische sprongen, Fokine met de complexe choreografie en Stravinsky met zijn kleurrijke partituur.
Le sacre du printemps
Dat de première-avond in het Théâtre des Champs-Élysées rellerig verliep, had vooral te maken met wat men zág. Primitieve heidense rituelen om de komst van de lente te vieren, waarbij als offer een jong meisje wordt uitgekozen dat zich dood danst – het was eerder barbaars dan sprookjesachtig. De opwindende muziek werd al gauw een wereldwijde hit, mede dankzij de inzet van dirigent Pierre Monteux. Stravinsky’s reputatie was voorgoed gevestigd.
Het Koninklijk Concertgebouworkest
Klaus Mäkelä dirigent
Bestel hier kaarten
Bekijk het concertprogramma