
Concertprogramma
Thomas Hampson en Ksenija Sidorova in Schuberts Winterreise en meer
Kleine Zaal 04 maart 2025 20.15 uur
Thomas Hampson bariton
Ksenija Sidorova accordeon
Dit concert maakt deel uit van de serie Vocaal 1.
Zangteksten zijn gratis verkrijgbaar aan de zaal.
Franz Schubert (1797-1828)
Gute Nacht
Erstarrung
Der Lindenbaum
Wasserflut
Rückblick
Frühlingstraum
Einsamkeit
Die Post
Letzte Hoffnung
Der Wegweiser
Die Nebensonnen
Der Leiermann
uit ‘Winterreise’, D 911 (1827)
pauze ± 21.00 uur
Astor Piazzolla (1921-1992)
Milonga del ángel (1965)
oorspronkelijk voor bandoneon, versie voor accordeon
Igor Stravinsky (1882-1971)
Tango (1940)
oorspronkelijk voor piano, versie voor accordeon
Sergey Voitenko (1973)
Revelation (2000)
voor accordeon
Kurt Weill (1900-1950)
It Never Was You
uit ‘Knickerbocker Holiday’ (1938)
Speak Low
uit ‘One Touch of Venus’ (1943)
Youkali
uit ‘Marie Galante’ (1935)
Die Moritat von Mackie Messer / The Ballad of Mack the Knife
uit ‘Die Dreigroschenoper’ (1928)
einde ± 22.10 uur
Thomas Hampson bariton
Ksenija Sidorova accordeon
Dit concert maakt deel uit van de serie Vocaal 1.
Zangteksten zijn gratis verkrijgbaar aan de zaal.
Franz Schubert (1797-1828)
Gute Nacht
Erstarrung
Der Lindenbaum
Wasserflut
Rückblick
Frühlingstraum
Einsamkeit
Die Post
Letzte Hoffnung
Der Wegweiser
Die Nebensonnen
Der Leiermann
uit ‘Winterreise’, D 911 (1827)
pauze ± 21.00 uur
Astor Piazzolla (1921-1992)
Milonga del ángel (1965)
oorspronkelijk voor bandoneon, versie voor accordeon
Igor Stravinsky (1882-1971)
Tango (1940)
oorspronkelijk voor piano, versie voor accordeon
Sergey Voitenko (1973)
Revelation (2000)
voor accordeon
Kurt Weill (1900-1950)
It Never Was You
uit ‘Knickerbocker Holiday’ (1938)
Speak Low
uit ‘One Touch of Venus’ (1943)
Youkali
uit ‘Marie Galante’ (1935)
Die Moritat von Mackie Messer / The Ballad of Mack the Knife
uit ‘Die Dreigroschenoper’ (1928)
einde ± 22.10 uur
Toelichting
Franz Schubert (1797-1828)
Winterreise
Je kunt er een paradox in zien: een Schubert-biografie, geschreven door een man die Fröhlich heet. Want vrolijk was het leven van de componist niet. En dit geldt ook voor zijn werk. ‘Bestaat er dan vrolijke muziek? Ik ken haar niet’, citeert Hans-Jürgen Fröhlich (1932-1986) de geplaagde Franz Schubert. In al zijn stukken zit een duistere onderstroom. Zelfs de speelse forel laat – in het naar de vis genoemde lied en pianokwintet – het leven wanneer een sluwe hengelaar het water vertroebelt.
Franz Schubert: ‘Ik houd van deze liederen meer dan van al mijn andere, en ik weet zeker dat dat na verloop van tijd ook voor jullie zal gelden’
Niet alleen in zijn muziek, maar ook in het alledaagse bestaan schreef Schubert in paradoxale termen over zijn gemoedstoestanden. ‘Het gaat trouwens helemaal erg slecht met me’, bekent hij in een brief. ‘Maar ik trek me er niets van aan, ergo ben vrolijk.’ Uit alle getuigenissen, dagboekaantekeningen en brieven doemt een tweeslachtig figuur op. Zijn goede vriend, toneelschrijver Eduard von Bauernfeld, herinnerde zich Schubert als een mens met ‘twee naturen: de Weense vrolijkheid was met een diep zwaarmoedige trek verweven en veredeld. Naar binnen toe een dichter en aan de buitenkant een soort genotsmens!’
Biograaf Fröhlich belicht in zijn boek vooral de mistroostige kant van het ‘genie’ Schubert. Hij schildert hem af als eeuwige buitenstaander, iemand die verwant is aan de dwalende jongeling uit Winterreise. De componist leek mistroostig toen hij begin 1827 vrienden vroeg om een nieuwe liedcyclus te komen beluisteren. Op hun vraag hoe het met hem ging, antwoordde hij: ‘Dat zullen jullie die avond horen en begrijpen.’ Hij beloofde zijn gehoor een serie ‘liederen die de rillingen over je rug jagen en die me diep hebben getroffen’.
Op die beloofde avond kwam Schubert niet opdagen, maar wat maanden later speelde en zong hij voor hen de eerste twaalf liederen van Winterreise. En liet het gezelschap in stille verbijstering achter. Het verhaal ontvouwde zich in de sneeuw, maar het gemoed van de hoofdpersoon die door het witte landschap trok, kleurde zwart, treurig, eenzaam en bij tijd en wijle waren zijn zielenkreten doortrokken van cynisme en woede. Schuberts vriend Franz von Schober verwoordde de stemming met zijn opmerking dat hij alleen ‘Der Lindenbaum’ mooi vond, het ‘meest melodieuze’ lied van de cyclus. Schubert daarentegen geloofde dat hij – ondanks de sombere sfeer – iets groots geschapen had. ‘Ik houd van deze liederen meer dan van al mijn andere, en ik weet zeker dat dat na verloop van tijd ook voor jullie zal gelden.’
En de geschiedenis gaf de vroeggestorven componist gelijk: niets bleek de wereld van de Wanderer – de zoekende zwerver die de Romantiek belichaamt – beter te weerspiegelen dan Winterreise, deze symbiose van Wilhelm Müllers poëzie en Schuberts muziek. En intussen zijn er vuistdikke boeken over geschreven en groeide de 24-delige liedcyclus uit tot een tijdloos en universeel meesterwerk dat ook in onze tijd iets te zeggen heeft. Thomas Hampson en Ksenija Sidorova bekorten de zwerftocht tot twaalf liederen, simpelweg omdat in hun oren niet alles zich leent voor een accordeonbewerking. Maar het zal ongetwijfeld een ervaring worden om twee ademende instrumenten door het winterlandschap te horen trekken.
Je kunt er een paradox in zien: een Schubert-biografie, geschreven door een man die Fröhlich heet. Want vrolijk was het leven van de componist niet. En dit geldt ook voor zijn werk. ‘Bestaat er dan vrolijke muziek? Ik ken haar niet’, citeert Hans-Jürgen Fröhlich (1932-1986) de geplaagde Franz Schubert. In al zijn stukken zit een duistere onderstroom. Zelfs de speelse forel laat – in het naar de vis genoemde lied en pianokwintet – het leven wanneer een sluwe hengelaar het water vertroebelt.
Franz Schubert: ‘Ik houd van deze liederen meer dan van al mijn andere, en ik weet zeker dat dat na verloop van tijd ook voor jullie zal gelden’
Niet alleen in zijn muziek, maar ook in het alledaagse bestaan schreef Schubert in paradoxale termen over zijn gemoedstoestanden. ‘Het gaat trouwens helemaal erg slecht met me’, bekent hij in een brief. ‘Maar ik trek me er niets van aan, ergo ben vrolijk.’ Uit alle getuigenissen, dagboekaantekeningen en brieven doemt een tweeslachtig figuur op. Zijn goede vriend, toneelschrijver Eduard von Bauernfeld, herinnerde zich Schubert als een mens met ‘twee naturen: de Weense vrolijkheid was met een diep zwaarmoedige trek verweven en veredeld. Naar binnen toe een dichter en aan de buitenkant een soort genotsmens!’
Biograaf Fröhlich belicht in zijn boek vooral de mistroostige kant van het ‘genie’ Schubert. Hij schildert hem af als eeuwige buitenstaander, iemand die verwant is aan de dwalende jongeling uit Winterreise. De componist leek mistroostig toen hij begin 1827 vrienden vroeg om een nieuwe liedcyclus te komen beluisteren. Op hun vraag hoe het met hem ging, antwoordde hij: ‘Dat zullen jullie die avond horen en begrijpen.’ Hij beloofde zijn gehoor een serie ‘liederen die de rillingen over je rug jagen en die me diep hebben getroffen’.
Op die beloofde avond kwam Schubert niet opdagen, maar wat maanden later speelde en zong hij voor hen de eerste twaalf liederen van Winterreise. En liet het gezelschap in stille verbijstering achter. Het verhaal ontvouwde zich in de sneeuw, maar het gemoed van de hoofdpersoon die door het witte landschap trok, kleurde zwart, treurig, eenzaam en bij tijd en wijle waren zijn zielenkreten doortrokken van cynisme en woede. Schuberts vriend Franz von Schober verwoordde de stemming met zijn opmerking dat hij alleen ‘Der Lindenbaum’ mooi vond, het ‘meest melodieuze’ lied van de cyclus. Schubert daarentegen geloofde dat hij – ondanks de sombere sfeer – iets groots geschapen had. ‘Ik houd van deze liederen meer dan van al mijn andere, en ik weet zeker dat dat na verloop van tijd ook voor jullie zal gelden.’
En de geschiedenis gaf de vroeggestorven componist gelijk: niets bleek de wereld van de Wanderer – de zoekende zwerver die de Romantiek belichaamt – beter te weerspiegelen dan Winterreise, deze symbiose van Wilhelm Müllers poëzie en Schuberts muziek. En intussen zijn er vuistdikke boeken over geschreven en groeide de 24-delige liedcyclus uit tot een tijdloos en universeel meesterwerk dat ook in onze tijd iets te zeggen heeft. Thomas Hampson en Ksenija Sidorova bekorten de zwerftocht tot twaalf liederen, simpelweg omdat in hun oren niet alles zich leent voor een accordeonbewerking. Maar het zal ongetwijfeld een ervaring worden om twee ademende instrumenten door het winterlandschap te horen trekken.
Astor Piazzolla (1921-1992), Igor Stravinsky (1882-1971), Sergey Voitenko (1973)
accordeonsolo’s
Het tango-instrument bij uitstek, de bandoneon, is wezenlijk anders gebouwd dan de accordeon, maar qua klank mag je ze zeker verre verwanten noemen. Feit is in elk geval dat accordeonisten in groten getale gevallen zijn voor de bekoring van de Argentijnse tango. Dat geldt ook voor Ksenija Sidorova die met haar album Piazzolla Reflections een eerbetoon bracht aan de componist die de tango van de dansvloer naar de concertzaal bracht. Astor Piazzolla was zichzelf op zijn negentiende nog aan het uitvinden toen Igor Stravinsky in Hollywood zijn pianostuk Tango schreef. Een kwart eeuw later componeerde Piazzolla een iconisch drieluik over een engel, waarvan het eerste deel – Milonga del ángel – het bekendst werd. Piazzolla groeide uit tot een grote inspiratiebron, ook voor accordeonisten. Daarvan is het stuk Revelation van de Russische bajanspeler en componist Sergey Voitenko een mooi voorbeeld, alsof de titel ‘Openbaring’ hem aan de ontdekking van Piazzolla herinnert.
Het tango-instrument bij uitstek, de bandoneon, is wezenlijk anders gebouwd dan de accordeon, maar qua klank mag je ze zeker verre verwanten noemen. Feit is in elk geval dat accordeonisten in groten getale gevallen zijn voor de bekoring van de Argentijnse tango. Dat geldt ook voor Ksenija Sidorova die met haar album Piazzolla Reflections een eerbetoon bracht aan de componist die de tango van de dansvloer naar de concertzaal bracht. Astor Piazzolla was zichzelf op zijn negentiende nog aan het uitvinden toen Igor Stravinsky in Hollywood zijn pianostuk Tango schreef. Een kwart eeuw later componeerde Piazzolla een iconisch drieluik over een engel, waarvan het eerste deel – Milonga del ángel – het bekendst werd. Piazzolla groeide uit tot een grote inspiratiebron, ook voor accordeonisten. Daarvan is het stuk Revelation van de Russische bajanspeler en componist Sergey Voitenko een mooi voorbeeld, alsof de titel ‘Openbaring’ hem aan de ontdekking van Piazzolla herinnert.
Kurt Weill (1900-1950)
songs
In ‘It Never Was You’ uit de musical Knickerbocker Holiday vangen we weer even een glimp op van Winterreise: een man rent – in dit geval door de regen – de hele wereld over, op zoek naar een geliefde die zich niet laat vinden. Wat hij op al die plekken ook aantrof, it never was you. Net als de hoofdpersoon in Winterreise was Kurt Weill een balling, als jood van zijn geboortegrond Duitsland verdreven door de nazi’s. Uiteindelijk belandde hij in de Verenigde Staten en verzilverde hij zijn talent onder meer op het musicalpodium van Broadway. Zijn song ‘Speak Low’ – over de vluchtigheid van de liefde – uit de musical One Touch of Venus werd een jazzstandard, opgenomen door sterren als Ella Fitzgerald, Billie Holiday, Tony Bennett en Barbra Streisand. ‘Youkali’ overleefde als enige hit Weills in Parijs geflopte opera Marie Galante. Weill schreef het in de stijl van een langzame tango. Hij was in 1934 net naar Frankrijk gevlucht en de tekst verhaalt over een land waar vrede en goedheid heersen, maar dat slechts een droom blijkt. Daar steekt de moorddadigheid van Mac the Knife, de booswicht uit de Die Dreigroschenoper, scherp bij af.
In ‘It Never Was You’ uit de musical Knickerbocker Holiday vangen we weer even een glimp op van Winterreise: een man rent – in dit geval door de regen – de hele wereld over, op zoek naar een geliefde die zich niet laat vinden. Wat hij op al die plekken ook aantrof, it never was you. Net als de hoofdpersoon in Winterreise was Kurt Weill een balling, als jood van zijn geboortegrond Duitsland verdreven door de nazi’s. Uiteindelijk belandde hij in de Verenigde Staten en verzilverde hij zijn talent onder meer op het musicalpodium van Broadway. Zijn song ‘Speak Low’ – over de vluchtigheid van de liefde – uit de musical One Touch of Venus werd een jazzstandard, opgenomen door sterren als Ella Fitzgerald, Billie Holiday, Tony Bennett en Barbra Streisand. ‘Youkali’ overleefde als enige hit Weills in Parijs geflopte opera Marie Galante. Weill schreef het in de stijl van een langzame tango. Hij was in 1934 net naar Frankrijk gevlucht en de tekst verhaalt over een land waar vrede en goedheid heersen, maar dat slechts een droom blijkt. Daar steekt de moorddadigheid van Mac the Knife, de booswicht uit de Die Dreigroschenoper, scherp bij af.
Franz Schubert (1797-1828)
Winterreise
Je kunt er een paradox in zien: een Schubert-biografie, geschreven door een man die Fröhlich heet. Want vrolijk was het leven van de componist niet. En dit geldt ook voor zijn werk. ‘Bestaat er dan vrolijke muziek? Ik ken haar niet’, citeert Hans-Jürgen Fröhlich (1932-1986) de geplaagde Franz Schubert. In al zijn stukken zit een duistere onderstroom. Zelfs de speelse forel laat – in het naar de vis genoemde lied en pianokwintet – het leven wanneer een sluwe hengelaar het water vertroebelt.
Franz Schubert: ‘Ik houd van deze liederen meer dan van al mijn andere, en ik weet zeker dat dat na verloop van tijd ook voor jullie zal gelden’
Niet alleen in zijn muziek, maar ook in het alledaagse bestaan schreef Schubert in paradoxale termen over zijn gemoedstoestanden. ‘Het gaat trouwens helemaal erg slecht met me’, bekent hij in een brief. ‘Maar ik trek me er niets van aan, ergo ben vrolijk.’ Uit alle getuigenissen, dagboekaantekeningen en brieven doemt een tweeslachtig figuur op. Zijn goede vriend, toneelschrijver Eduard von Bauernfeld, herinnerde zich Schubert als een mens met ‘twee naturen: de Weense vrolijkheid was met een diep zwaarmoedige trek verweven en veredeld. Naar binnen toe een dichter en aan de buitenkant een soort genotsmens!’
Biograaf Fröhlich belicht in zijn boek vooral de mistroostige kant van het ‘genie’ Schubert. Hij schildert hem af als eeuwige buitenstaander, iemand die verwant is aan de dwalende jongeling uit Winterreise. De componist leek mistroostig toen hij begin 1827 vrienden vroeg om een nieuwe liedcyclus te komen beluisteren. Op hun vraag hoe het met hem ging, antwoordde hij: ‘Dat zullen jullie die avond horen en begrijpen.’ Hij beloofde zijn gehoor een serie ‘liederen die de rillingen over je rug jagen en die me diep hebben getroffen’.
Op die beloofde avond kwam Schubert niet opdagen, maar wat maanden later speelde en zong hij voor hen de eerste twaalf liederen van Winterreise. En liet het gezelschap in stille verbijstering achter. Het verhaal ontvouwde zich in de sneeuw, maar het gemoed van de hoofdpersoon die door het witte landschap trok, kleurde zwart, treurig, eenzaam en bij tijd en wijle waren zijn zielenkreten doortrokken van cynisme en woede. Schuberts vriend Franz von Schober verwoordde de stemming met zijn opmerking dat hij alleen ‘Der Lindenbaum’ mooi vond, het ‘meest melodieuze’ lied van de cyclus. Schubert daarentegen geloofde dat hij – ondanks de sombere sfeer – iets groots geschapen had. ‘Ik houd van deze liederen meer dan van al mijn andere, en ik weet zeker dat dat na verloop van tijd ook voor jullie zal gelden.’
En de geschiedenis gaf de vroeggestorven componist gelijk: niets bleek de wereld van de Wanderer – de zoekende zwerver die de Romantiek belichaamt – beter te weerspiegelen dan Winterreise, deze symbiose van Wilhelm Müllers poëzie en Schuberts muziek. En intussen zijn er vuistdikke boeken over geschreven en groeide de 24-delige liedcyclus uit tot een tijdloos en universeel meesterwerk dat ook in onze tijd iets te zeggen heeft. Thomas Hampson en Ksenija Sidorova bekorten de zwerftocht tot twaalf liederen, simpelweg omdat in hun oren niet alles zich leent voor een accordeonbewerking. Maar het zal ongetwijfeld een ervaring worden om twee ademende instrumenten door het winterlandschap te horen trekken.
Je kunt er een paradox in zien: een Schubert-biografie, geschreven door een man die Fröhlich heet. Want vrolijk was het leven van de componist niet. En dit geldt ook voor zijn werk. ‘Bestaat er dan vrolijke muziek? Ik ken haar niet’, citeert Hans-Jürgen Fröhlich (1932-1986) de geplaagde Franz Schubert. In al zijn stukken zit een duistere onderstroom. Zelfs de speelse forel laat – in het naar de vis genoemde lied en pianokwintet – het leven wanneer een sluwe hengelaar het water vertroebelt.
Franz Schubert: ‘Ik houd van deze liederen meer dan van al mijn andere, en ik weet zeker dat dat na verloop van tijd ook voor jullie zal gelden’
Niet alleen in zijn muziek, maar ook in het alledaagse bestaan schreef Schubert in paradoxale termen over zijn gemoedstoestanden. ‘Het gaat trouwens helemaal erg slecht met me’, bekent hij in een brief. ‘Maar ik trek me er niets van aan, ergo ben vrolijk.’ Uit alle getuigenissen, dagboekaantekeningen en brieven doemt een tweeslachtig figuur op. Zijn goede vriend, toneelschrijver Eduard von Bauernfeld, herinnerde zich Schubert als een mens met ‘twee naturen: de Weense vrolijkheid was met een diep zwaarmoedige trek verweven en veredeld. Naar binnen toe een dichter en aan de buitenkant een soort genotsmens!’
Biograaf Fröhlich belicht in zijn boek vooral de mistroostige kant van het ‘genie’ Schubert. Hij schildert hem af als eeuwige buitenstaander, iemand die verwant is aan de dwalende jongeling uit Winterreise. De componist leek mistroostig toen hij begin 1827 vrienden vroeg om een nieuwe liedcyclus te komen beluisteren. Op hun vraag hoe het met hem ging, antwoordde hij: ‘Dat zullen jullie die avond horen en begrijpen.’ Hij beloofde zijn gehoor een serie ‘liederen die de rillingen over je rug jagen en die me diep hebben getroffen’.
Op die beloofde avond kwam Schubert niet opdagen, maar wat maanden later speelde en zong hij voor hen de eerste twaalf liederen van Winterreise. En liet het gezelschap in stille verbijstering achter. Het verhaal ontvouwde zich in de sneeuw, maar het gemoed van de hoofdpersoon die door het witte landschap trok, kleurde zwart, treurig, eenzaam en bij tijd en wijle waren zijn zielenkreten doortrokken van cynisme en woede. Schuberts vriend Franz von Schober verwoordde de stemming met zijn opmerking dat hij alleen ‘Der Lindenbaum’ mooi vond, het ‘meest melodieuze’ lied van de cyclus. Schubert daarentegen geloofde dat hij – ondanks de sombere sfeer – iets groots geschapen had. ‘Ik houd van deze liederen meer dan van al mijn andere, en ik weet zeker dat dat na verloop van tijd ook voor jullie zal gelden.’
En de geschiedenis gaf de vroeggestorven componist gelijk: niets bleek de wereld van de Wanderer – de zoekende zwerver die de Romantiek belichaamt – beter te weerspiegelen dan Winterreise, deze symbiose van Wilhelm Müllers poëzie en Schuberts muziek. En intussen zijn er vuistdikke boeken over geschreven en groeide de 24-delige liedcyclus uit tot een tijdloos en universeel meesterwerk dat ook in onze tijd iets te zeggen heeft. Thomas Hampson en Ksenija Sidorova bekorten de zwerftocht tot twaalf liederen, simpelweg omdat in hun oren niet alles zich leent voor een accordeonbewerking. Maar het zal ongetwijfeld een ervaring worden om twee ademende instrumenten door het winterlandschap te horen trekken.
Astor Piazzolla (1921-1992), Igor Stravinsky (1882-1971), Sergey Voitenko (1973)
accordeonsolo’s
Het tango-instrument bij uitstek, de bandoneon, is wezenlijk anders gebouwd dan de accordeon, maar qua klank mag je ze zeker verre verwanten noemen. Feit is in elk geval dat accordeonisten in groten getale gevallen zijn voor de bekoring van de Argentijnse tango. Dat geldt ook voor Ksenija Sidorova die met haar album Piazzolla Reflections een eerbetoon bracht aan de componist die de tango van de dansvloer naar de concertzaal bracht. Astor Piazzolla was zichzelf op zijn negentiende nog aan het uitvinden toen Igor Stravinsky in Hollywood zijn pianostuk Tango schreef. Een kwart eeuw later componeerde Piazzolla een iconisch drieluik over een engel, waarvan het eerste deel – Milonga del ángel – het bekendst werd. Piazzolla groeide uit tot een grote inspiratiebron, ook voor accordeonisten. Daarvan is het stuk Revelation van de Russische bajanspeler en componist Sergey Voitenko een mooi voorbeeld, alsof de titel ‘Openbaring’ hem aan de ontdekking van Piazzolla herinnert.
Het tango-instrument bij uitstek, de bandoneon, is wezenlijk anders gebouwd dan de accordeon, maar qua klank mag je ze zeker verre verwanten noemen. Feit is in elk geval dat accordeonisten in groten getale gevallen zijn voor de bekoring van de Argentijnse tango. Dat geldt ook voor Ksenija Sidorova die met haar album Piazzolla Reflections een eerbetoon bracht aan de componist die de tango van de dansvloer naar de concertzaal bracht. Astor Piazzolla was zichzelf op zijn negentiende nog aan het uitvinden toen Igor Stravinsky in Hollywood zijn pianostuk Tango schreef. Een kwart eeuw later componeerde Piazzolla een iconisch drieluik over een engel, waarvan het eerste deel – Milonga del ángel – het bekendst werd. Piazzolla groeide uit tot een grote inspiratiebron, ook voor accordeonisten. Daarvan is het stuk Revelation van de Russische bajanspeler en componist Sergey Voitenko een mooi voorbeeld, alsof de titel ‘Openbaring’ hem aan de ontdekking van Piazzolla herinnert.
Kurt Weill (1900-1950)
songs
In ‘It Never Was You’ uit de musical Knickerbocker Holiday vangen we weer even een glimp op van Winterreise: een man rent – in dit geval door de regen – de hele wereld over, op zoek naar een geliefde die zich niet laat vinden. Wat hij op al die plekken ook aantrof, it never was you. Net als de hoofdpersoon in Winterreise was Kurt Weill een balling, als jood van zijn geboortegrond Duitsland verdreven door de nazi’s. Uiteindelijk belandde hij in de Verenigde Staten en verzilverde hij zijn talent onder meer op het musicalpodium van Broadway. Zijn song ‘Speak Low’ – over de vluchtigheid van de liefde – uit de musical One Touch of Venus werd een jazzstandard, opgenomen door sterren als Ella Fitzgerald, Billie Holiday, Tony Bennett en Barbra Streisand. ‘Youkali’ overleefde als enige hit Weills in Parijs geflopte opera Marie Galante. Weill schreef het in de stijl van een langzame tango. Hij was in 1934 net naar Frankrijk gevlucht en de tekst verhaalt over een land waar vrede en goedheid heersen, maar dat slechts een droom blijkt. Daar steekt de moorddadigheid van Mac the Knife, de booswicht uit de Die Dreigroschenoper, scherp bij af.
In ‘It Never Was You’ uit de musical Knickerbocker Holiday vangen we weer even een glimp op van Winterreise: een man rent – in dit geval door de regen – de hele wereld over, op zoek naar een geliefde die zich niet laat vinden. Wat hij op al die plekken ook aantrof, it never was you. Net als de hoofdpersoon in Winterreise was Kurt Weill een balling, als jood van zijn geboortegrond Duitsland verdreven door de nazi’s. Uiteindelijk belandde hij in de Verenigde Staten en verzilverde hij zijn talent onder meer op het musicalpodium van Broadway. Zijn song ‘Speak Low’ – over de vluchtigheid van de liefde – uit de musical One Touch of Venus werd een jazzstandard, opgenomen door sterren als Ella Fitzgerald, Billie Holiday, Tony Bennett en Barbra Streisand. ‘Youkali’ overleefde als enige hit Weills in Parijs geflopte opera Marie Galante. Weill schreef het in de stijl van een langzame tango. Hij was in 1934 net naar Frankrijk gevlucht en de tekst verhaalt over een land waar vrede en goedheid heersen, maar dat slechts een droom blijkt. Daar steekt de moorddadigheid van Mac the Knife, de booswicht uit de Die Dreigroschenoper, scherp bij af.
Biografie
Thomas Hampson, bariton
In het lopende seizoen is Thomas Hampson zowel regisseur als zanger in Mozarts Così fan tutte bij het Orchestre symphonique de Montréal, zingt hij bij het National Symphony Orchestra in Barbers Vanessa en maakt hij met sopraan Renée Fleming en mezzosopraan Denyce Graves een speciaal programma ter ere van de Amerikaanse muziek. Met de Stuttgarter Philharmoniker verzorgt hij de wereldpremière van Minute Piece van Johannes Burgert.
De Amerikaanse bariton heeft zo’n tachtig operarollen op zijn repertoire, van Monteverdi en Mozart (Don Giovanni) tot en met Berg (Wozzeck) en Wainwright (Hadrian).
Hij vertolkte ze in de grote theaters van Wenen, Salzburg, Berlijn, München, Zürich, Londen, Madrid, Milaan, Brussel, Parijs, Chicago, San Francisco en New York. Liedrecitals brachten hem recent naar het Brucknerhaus Linz, het Festspielhaus Baden-Baden, het Beethoven-Haus Bonn, Schloss Elmau, de Elbphilharmonie Hamburg en de Philharmonie de Paris.
Thomas Hampson is gastdocent aan de Universität für Musik und darstellende Kunst in Wenen en mede-oprichter van de Liedakademie Heidelberg, geeft veelvuldig masterclasses, ontwikkelde in samenwerking met de Library of Congress het database-project Song of America en richtte in 2003 de Hampsong Foundation op. Voor zijn meer dan 170 cd-opnamen kreeg hij Grammy en Edison Awards en een Grand Prix du Disque.
Thomas Hampson is erelid van de Royal Academy of Music in Londen, Kammersänger van de Wiener Staatsoper en Commandeur dans l’Ordre des Arts et des Lettres. Samen met pianist Wolfram Rieger werd hij onderscheiden door de International Hugo Wolf Academy en op 8 juni 2011 ontving hij de Concertgebouw Prijs.
Ksenija Sidorova, accordeon
Ksenija Sidorova reist de wereld over als ambassadeur voor de klassieke accordeon. Ze bracht Tõnu Kõrvits’ Dances in première onder leiding van Paavo Järvi, speelde Sergey Akhunovs Chaconne met Riga Sinfonietta en met het London Chamber Orchestra en was voor Arturs Maskats’ Accordeonconcert te gast bij het Lets Nationaal Symfonieorkest.
In het huidige seizoen is de accordeoniste in residence bij de Stuttgarter Philharmoniker, waarmee ze een nieuw soloconcert van Dobrinka Tabakova presenteert.
Eerder soleerde Ksenija Sidorova bij de Münchner Philharmoniker, het BBC Symphony Orchestra, het Orchestre National de France, het NDR Elbphilharmonie Orchester, het Orchestre Philharmonique du Luxembourg en de orkesten van Atlanta en Cincinnati. Op de kamermuziekpodia was ze te vinden met Nemanja Radulović, Andreas Ottensamer, het Goldmund Quartet, Camille Thomas, Juan Diego Flórez, Nicola Benedetti en Avi Avital.
Op haar nieuwste cd, Crossroads (2024), staat muziek van Akhunov, Bach, Tabakova en Gabriela Montero, en het album Piazzolla Reflections (2021) was album van de maand bij BR Klassik. Ksenija Sidorova werd door haar oma, opgegroeid in de volkstraditie van het instrument, aangemoedigd om accordeon te gaan spelen. Vanaf haar zesde kreeg ze in Riga les van Marija Gasele en later studeerde ze in Londen aan de Royal Academy of Music bij Owen Murray. In 2012 was ze de eerste winnaar van de International Award van de Bryn Terfel Foundation en in 2015 speelde ze met Sting in de Royal Albert Hall ter gelegenheid van Terfels vijftigste verjaardag. Ksenija Sidorova won de Friends of the Philharmonia Award, en is sinds 2021 Fellow van de Royal Academy of Music.
In de Grote Zaal was ze in september 2021 te beluisteren met Camerata RCO en in september 2022 met het Dogma Chamber Orchestra, beide keren in Het Zondagochtend Concert.