Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
historie

Terugblik: Sächsische Staatskapelle Dresden

door Johan Giskes
01 jun. 2017 01 juni 2017

Het concert op 8 juni door de Sächsische Staatskapelle Dresden is ­aanleiding eens in de geschiedenis te duiken. Hoe klonk een Midden-­Europees orkest?

De Sächsische Staatskapelle Dresden presenteerde zich voor het eerst in een eigen concert van Het Concertgebouw op 4 september 1988, onder leiding van zijn toenmalige dirigent Hans Vonk (1942-2004). Lang hiervoor al genoot de Staatskapelle in Nederland bekendheid door radio-uitzendingen en grammofoonplaten. Het was als symfonisch orkest een van de visitekaartjes van de DDR, maar in de eerste plaats was het het orkest van de fameuze Semperoper in Dresden. Hans Vonk bekleedde er tijdens zijn verbintenis van 1985 tot 1990 bovendien de post van muzikaal leider van de Staatsopera. 


Midden-Europees
Het concert van 4 september 1988 maakte deel uit van de serie Wereldberoemde Symfonieorkesten (WSO). Deze serie ging van start in 1984/85 en had als streven om bij de Nederlandse en buitenlandse muziekliefhebbers de aandacht te vestigen op de dringend noodzakelijke renovatie van Het Concert­gebouw. Mede dankzij de hulp van sponsors kon de serie worden verwezenlijkt. Van meet af aan traden er toonaangevende symfonieorkesten in op onder leiding van vermaarde dirigenten en soleerden er prominente musici.

'Het is een verademing geconfronteerd te worden met een echt Middeneuropees geluid'

Het programma dat Hans Vonk ­dirigeerde, omvatte de Symfonie nr. 82 in C groot, ‘De beer’, van Haydn en de Achtste symfonie van Bruckner in de zogeheten Haas-­versie. Krantenkoppen alleen al toonden grote waardering. NRC Handelsblad: ‘Triomf voor Vonk en Staatskapelle Dresden’, Haagsche Courant: ‘Hans Vonk en Dresden prachtige combinatie’, Het Parool: ‘De natuurlijke glans van ruisende zijde’.

In het laatstgenoemde dagblad schreef recensent Eddie Vetter: ‘Nu steeds meer ensembles zich laten inlijven in een soort internationale eenheids­stijl, die tot overmaat van ramp sterk op Amerikaanse leest is geschoeid, is het een verademing geconfronteerd te worden met een echt ­Middeneuropees geluid. […] Het moet gezegd worden, dat het Concertgebouworkest wel over meer diepte en kleur in de totale klank beschikt, waarschijnlijk doordat de Nederlandse houtblazers van hogere kwaliteit zijn dan de Oostduitse, die enigszins teleurstelden door een soms wat kale of onvaste toon.'

'Maar als het koper van zich laat horen, zoals in Bruckner frequent het geval is, gaat men toch even recht op de stoel zitten om het enorme dynamische bereik met een weldadige sonoriteit in alle sterktegraden te ondergaan.’ Aad van der Ven noemde in de Haagsche Courant vooral het koper uitzonderlijk.

De Sächsische Staatskapelle Dresden presenteerde zich voor het eerst in een eigen concert van Het Concertgebouw op 4 september 1988, onder leiding van zijn toenmalige dirigent Hans Vonk (1942-2004). Lang hiervoor al genoot de Staatskapelle in Nederland bekendheid door radio-uitzendingen en grammofoonplaten. Het was als symfonisch orkest een van de visitekaartjes van de DDR, maar in de eerste plaats was het het orkest van de fameuze Semperoper in Dresden. Hans Vonk bekleedde er tijdens zijn verbintenis van 1985 tot 1990 bovendien de post van muzikaal leider van de Staatsopera. 


Midden-Europees
Het concert van 4 september 1988 maakte deel uit van de serie Wereldberoemde Symfonieorkesten (WSO). Deze serie ging van start in 1984/85 en had als streven om bij de Nederlandse en buitenlandse muziekliefhebbers de aandacht te vestigen op de dringend noodzakelijke renovatie van Het Concert­gebouw. Mede dankzij de hulp van sponsors kon de serie worden verwezenlijkt. Van meet af aan traden er toonaangevende symfonieorkesten in op onder leiding van vermaarde dirigenten en soleerden er prominente musici.

'Het is een verademing geconfronteerd te worden met een echt Middeneuropees geluid'

Het programma dat Hans Vonk ­dirigeerde, omvatte de Symfonie nr. 82 in C groot, ‘De beer’, van Haydn en de Achtste symfonie van Bruckner in de zogeheten Haas-­versie. Krantenkoppen alleen al toonden grote waardering. NRC Handelsblad: ‘Triomf voor Vonk en Staatskapelle Dresden’, Haagsche Courant: ‘Hans Vonk en Dresden prachtige combinatie’, Het Parool: ‘De natuurlijke glans van ruisende zijde’.

In het laatstgenoemde dagblad schreef recensent Eddie Vetter: ‘Nu steeds meer ensembles zich laten inlijven in een soort internationale eenheids­stijl, die tot overmaat van ramp sterk op Amerikaanse leest is geschoeid, is het een verademing geconfronteerd te worden met een echt ­Middeneuropees geluid. […] Het moet gezegd worden, dat het Concertgebouworkest wel over meer diepte en kleur in de totale klank beschikt, waarschijnlijk doordat de Nederlandse houtblazers van hogere kwaliteit zijn dan de Oostduitse, die enigszins teleurstelden door een soms wat kale of onvaste toon.'

'Maar als het koper van zich laat horen, zoals in Bruckner frequent het geval is, gaat men toch even recht op de stoel zitten om het enorme dynamische bereik met een weldadige sonoriteit in alle sterktegraden te ondergaan.’ Aad van der Ven noemde in de Haagsche Courant vooral het koper uitzonderlijk.

Verloren zoon
Volgende optredens van het orkest in de serie Wereldberoemde Symfonieorkesten vonden plaats onder leiding van Bernard Haitink. Hij zou van 2002 tot 2004 aan de Opera en de Staatskapelle verbonden zijn. 
Haitink en het orkest concerteerden voor het eerst samen in de Grote Zaal op 16 april 1991, met de Haffner, KV 385 van Mozart en Bruckners Zevende symfonie. Dit concert was voor het Amsterdamse publiek ook een weerzien met Haitink na zijn afscheid bij het Concertgebouworkest in 1988.

De bespreking in De Telegraaf was lovend en stelde ook het raadsel aan de orde van Haitinks overdracht in de symfonie, ‘een van de beste werken uit zijn repertoire’. ‘Waar komt die prachtige klank vandaan, hoe “leest” het orkest Haitinks bedoelingen, welke techniek zorgt voor de boodschap aan het orkest, om het even of het nu gaat over de opbouw van een langzame climax of een plotselinge verstilling?’ En NRC Handelsblad kopte ‘Verloren zoon Haitink ouderwets goed’. Kasper Jansen berichtte dat Riccardo Chailly Haitink vanaf het ­balkon een hartelijke applaus gunde. Na afloop ­ontmoetten beide coryfeeën elkaar in de ­dirigentenkamer.

'Wat een prachtorkest'

Nieuwe optredens in Amsterdam van ­Haitink en het Oost-Duitse orkest vonden plaats in 1999, 2001 en 2004. Na de uitvoering op 25 februari 1999 van werken van Schumann, Sjostakovitsj – Eerste vioolconcert met solist Frank Peter Zimmermann – en Brahms meldde Trouw dat het een meesterlijke avond was geweest. Het concert maakte behalve van de reeks WSO tevens deel uit van de serie Carte Blanche voor Bernard Haitink. De Staats­kapelle was niet altijd even mild voor de zaal. Zo kopte de Volkskrant op 3 november 2004: ‘Dresdener Staatskapelle zandstraalt trommelvliezen’.

Halfduister
De laatste keer dat de Staatskapelle aantrad in Het Concertgebouw – opnieuw in de serie WSO – was op 14 januari 2007. Daniel Harding dirigeerde toen de Negende symfonie van Gustav Mahler. Tijdens het verstillende slot liet hij het zaallicht temperen tot halfduister. Tot dat ‘zo extra gevoelig aangezette nachtelijke slot, haaks op al het voorgaande’ kon de Staatskapelle volgens Kasper Jansen de bijzondere klank echter nauwelijks etaleren.

Heel anders moet het op 28 februari 2001 zijn geweest: Erik Voermans reageerde toen in Het Parool met ‘wat een prachtorkest’ en toonde zich verrukt over de klank: ‘rijk en diepliggend, maar zonder de Berlijnse zwaarte, met als bijzonderheden die doorzichtige, ietwat stug-satijnen strijkersklank en vooral het ernstige koper, dat gisteravond ontroerend mooi zat te spelen’. De dirigent kreeg eveneens lovende woorden. Niet voor niets luidde de kop dan ook: ‘Bernard Haitink in grote vorm’.

Verloren zoon
Volgende optredens van het orkest in de serie Wereldberoemde Symfonieorkesten vonden plaats onder leiding van Bernard Haitink. Hij zou van 2002 tot 2004 aan de Opera en de Staatskapelle verbonden zijn. 
Haitink en het orkest concerteerden voor het eerst samen in de Grote Zaal op 16 april 1991, met de Haffner, KV 385 van Mozart en Bruckners Zevende symfonie. Dit concert was voor het Amsterdamse publiek ook een weerzien met Haitink na zijn afscheid bij het Concertgebouworkest in 1988.

De bespreking in De Telegraaf was lovend en stelde ook het raadsel aan de orde van Haitinks overdracht in de symfonie, ‘een van de beste werken uit zijn repertoire’. ‘Waar komt die prachtige klank vandaan, hoe “leest” het orkest Haitinks bedoelingen, welke techniek zorgt voor de boodschap aan het orkest, om het even of het nu gaat over de opbouw van een langzame climax of een plotselinge verstilling?’ En NRC Handelsblad kopte ‘Verloren zoon Haitink ouderwets goed’. Kasper Jansen berichtte dat Riccardo Chailly Haitink vanaf het ­balkon een hartelijke applaus gunde. Na afloop ­ontmoetten beide coryfeeën elkaar in de ­dirigentenkamer.

'Wat een prachtorkest'

Nieuwe optredens in Amsterdam van ­Haitink en het Oost-Duitse orkest vonden plaats in 1999, 2001 en 2004. Na de uitvoering op 25 februari 1999 van werken van Schumann, Sjostakovitsj – Eerste vioolconcert met solist Frank Peter Zimmermann – en Brahms meldde Trouw dat het een meesterlijke avond was geweest. Het concert maakte behalve van de reeks WSO tevens deel uit van de serie Carte Blanche voor Bernard Haitink. De Staats­kapelle was niet altijd even mild voor de zaal. Zo kopte de Volkskrant op 3 november 2004: ‘Dresdener Staatskapelle zandstraalt trommelvliezen’.

Halfduister
De laatste keer dat de Staatskapelle aantrad in Het Concertgebouw – opnieuw in de serie WSO – was op 14 januari 2007. Daniel Harding dirigeerde toen de Negende symfonie van Gustav Mahler. Tijdens het verstillende slot liet hij het zaallicht temperen tot halfduister. Tot dat ‘zo extra gevoelig aangezette nachtelijke slot, haaks op al het voorgaande’ kon de Staatskapelle volgens Kasper Jansen de bijzondere klank echter nauwelijks etaleren.

Heel anders moet het op 28 februari 2001 zijn geweest: Erik Voermans reageerde toen in Het Parool met ‘wat een prachtorkest’ en toonde zich verrukt over de klank: ‘rijk en diepliggend, maar zonder de Berlijnse zwaarte, met als bijzonderheden die doorzichtige, ietwat stug-satijnen strijkersklank en vooral het ernstige koper, dat gisteravond ontroerend mooi zat te spelen’. De dirigent kreeg eveneens lovende woorden. Niet voor niets luidde de kop dan ook: ‘Bernard Haitink in grote vorm’.

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.