Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertprogramma

Concertprogramma

Teodor Currentzis en musicAeterna: Mahlers Symfonie nr. 5

Teodor Currentzis en musicAeterna: Mahlers Symfonie nr. 5

Grote Zaal
05 oktober 2021
20.15 uur

Print dit programma

musicAeterna
Teodor Currentzis dirigent

 

Alexey Retinsky (1986)

Anaphora
Nederlandse première

Gustav Mahler (1860-1911)

Symfonie nr. 5 in cis kl.t. (1901-02)
Trauermarsch: In gemessenem Schritt. Streng. Wie ein Kondukt
Stürmisch bewegt: Mit grösster Vehemenz
Scherzo: Kräftig, nicht zu schnell
Adagietto
Rondo – Finale: Allegro – Allegro giocoso. Frisch

er is geen pauze
einde ± 22.00 uur

Grote Zaal 05 oktober 2021 20.15 uur

musicAeterna
Teodor Currentzis dirigent

 

Alexey Retinsky (1986)

Anaphora
Nederlandse première

Gustav Mahler (1860-1911)

Symfonie nr. 5 in cis kl.t. (1901-02)
Trauermarsch: In gemessenem Schritt. Streng. Wie ein Kondukt
Stürmisch bewegt: Mit grösster Vehemenz
Scherzo: Kräftig, nicht zu schnell
Adagietto
Rondo – Finale: Allegro – Allegro giocoso. Frisch

er is geen pauze
einde ± 22.00 uur

Toelichting

Alexey Retinsky (1986)

Retinsky: nieuw werk

door Lonneke Tausch

  • Alexey Retinsky

    Alexey Retinsky

  • Alexey Retinsky

    Alexey Retinsky

Teodor Currentzis en zijn ensemble musicAeterna kijken graag verder dan het bekende repertoire van de Klassieke Periode en de Romantiek. Zo openen ze het concert van vandaag met een splinternieuw stuk van Alexey Retinsky, een jonge Oostenrijkse componist van Russisch-­Oekraïense komaf. Hij is in residence bij musicAeterna en Teodor Currentzis, die de afgelopen tijd al meerdere werken van zijn hand in première brachten. Retinsky werd in eerste instantie opgeleid als blazer (hobo, saxofoon en trompet) en studeerde vervolgens compositie en elektro-akoestische compositie in Kiev en Zürich en bij Beat Furrer in Graz. Sinds 2014 werkt hij vanuit Wenen, en hij kreeg compositie­opdrachten van bijvoorbeeld het Mariinski Theater, het MuseumsQuartier in Wenen en de Gaudeamus Muziekweek. Het is de eerste keer dat Retinsky’s muziek klinkt in Het Concertgebouw.

Teodor Currentzis en zijn ensemble musicAeterna kijken graag verder dan het bekende repertoire van de Klassieke Periode en de Romantiek. Zo openen ze het concert van vandaag met een splinternieuw stuk van Alexey Retinsky, een jonge Oostenrijkse componist van Russisch-­Oekraïense komaf. Hij is in residence bij musicAeterna en Teodor Currentzis, die de afgelopen tijd al meerdere werken van zijn hand in première brachten. Retinsky werd in eerste instantie opgeleid als blazer (hobo, saxofoon en trompet) en studeerde vervolgens compositie en elektro-akoestische compositie in Kiev en Zürich en bij Beat Furrer in Graz. Sinds 2014 werkt hij vanuit Wenen, en hij kreeg compositie­opdrachten van bijvoorbeeld het Mariinski Theater, het MuseumsQuartier in Wenen en de Gaudeamus Muziekweek. Het is de eerste keer dat Retinsky’s muziek klinkt in Het Concertgebouw.

door Lonneke Tausch

Gustav Mahler (1860-1911)

Vijfde symfonie

door Lonneke Tausch

Nummer 5 is de symfonie waarin Gustav Mahler, nadat hij in de symfonieën 2, 3 en 4 de menselijke stem – koor en/of solo – had toegevoegd, terugkeert naar een puur instrumentale bezetting. Maar dan wel een royale, met ruim slagwerk (inclusief ‘Holzklapper’), vier fluitisten die op een zeker moment allemaal piccolo spelen, zes hoorns, vier trompetten, drie trombones en een bastuba. Van hobo, klarinet en fagot wil Mahler er ieder drie (waar in veel symfonisch werk twee de standaard is), en wat de strijkers betreft: graag ‘in möglichst zahlreicher Besetzung’.

Gelukkige omstandigheden

1901 was voor de componist een gelukkig jaar, aldus zijn vriend, dirigent Bruno Walter, in zijn boek over Mahler: ‘Hij voelt zich sterk, tegen het leven opgewassen […]. En zo ontstaat de Vijfde symfonie, een werk van kracht, van gezond zelfgevoel, op het leven gericht, qua algehele stemming optimistisch. We bezitten in de Vijfde een meesterwerk, dat zijn schepper toont op het hoogtepunt van zijn leven, zijn kracht, zijn kunnen.’

De eerste drie delen schreef Mahler die zomer in ­Maiernigg. Daar, temidden van bossen en alpenweiden, in zijn villa-met-componeerhuisje aan de Wörthersee, genoot hij van het werken aan nieuwe muziek. Gedurende het concertseizoen had hij daar in zijn functie als dirigent en directeur van de Wiener Hofoper (de latere Staatsoper) doorgaans de rust niet voor. Diezelfde zomer componeerde hij ook de vijf Rückert-Lieder en zijn laatste Wunderhorn-lied Der Tamboursg’sell, de afscheidsmars van een soldaat waarvan het instrumentale tussenspel te herkennen is in de Trauer­marsch van de Vijfde symfonie. In juli sprak Mahler nog over zijn Vijfde als ‘een regelrechte symfonie in vier delen’, maar het zouden vijf delen worden, samengepakt in drie ‘Abteilungen’.

Het verloop van de vijf delen

De symfonie begint met een trompetsignaal, verderop vergezeld van dof tromgeroffel, en kent vervolgens – in afwisseling met melancholieke en ook wel verontrustende strijkersmelodieën – nog veel meer kopergeschal. Het veelvuldig opduiken van marsritmes en kopersignalen in Mahlers oeuvre is terug te voeren op zijn vroegste muzikale herinneringen: als kind in het Boheemse garnizoensstadje Iglau (nu Jihlava) hoorde hij de militaire kapel spelen en zag hij de soldaten marcheren.

Gustav Mahler: ‘We horen een mens in het volle daglicht, op het hoogtepunt van zijn leven.’

De marsmuziek in de Vijfde symfonie is die van een begrafenisstoet (‘Kondukt’). In het stormachtige tweede deel laat Mahler elementen uit deze Trauermarsch terugkomen, wat de twee delen een sterke samenhang verleent. Ergens onderweg in het tweede deel schrijft hij zelfs expliciet het voorschrift ‘im Tempo des ersten Satzes, Trauermarsch’. Het tweede deel dooft na een reeks wervelende oplevingen onbeslist uit.

Het symfoniedeel dat het eerste klaar was, was het middendeel. Twee typisch Oostenrijkse dansen, de wals en de Ländler, liggen aan de basis van dit omvangrijke Scherzo vol tempo- en ­karakterwisselingen. Over de prominente hoornsolo merkte Mahler zelf op: ‘We horen een mens in het volle daglicht, op het hoogtepunt van zijn leven.’ Het Scherzo werkt als een omslagpunt tussen de voorgaande, overwegend donkerdere muziek en de laatste ‘Abteilung’ van de symfonie, waarin licht en levensvreugde definitief de overhand krijgen.

Nummer 5 is de symfonie waarin Gustav Mahler, nadat hij in de symfonieën 2, 3 en 4 de menselijke stem – koor en/of solo – had toegevoegd, terugkeert naar een puur instrumentale bezetting. Maar dan wel een royale, met ruim slagwerk (inclusief ‘Holzklapper’), vier fluitisten die op een zeker moment allemaal piccolo spelen, zes hoorns, vier trompetten, drie trombones en een bastuba. Van hobo, klarinet en fagot wil Mahler er ieder drie (waar in veel symfonisch werk twee de standaard is), en wat de strijkers betreft: graag ‘in möglichst zahlreicher Besetzung’.

Gelukkige omstandigheden

1901 was voor de componist een gelukkig jaar, aldus zijn vriend, dirigent Bruno Walter, in zijn boek over Mahler: ‘Hij voelt zich sterk, tegen het leven opgewassen […]. En zo ontstaat de Vijfde symfonie, een werk van kracht, van gezond zelfgevoel, op het leven gericht, qua algehele stemming optimistisch. We bezitten in de Vijfde een meesterwerk, dat zijn schepper toont op het hoogtepunt van zijn leven, zijn kracht, zijn kunnen.’

De eerste drie delen schreef Mahler die zomer in ­Maiernigg. Daar, temidden van bossen en alpenweiden, in zijn villa-met-componeerhuisje aan de Wörthersee, genoot hij van het werken aan nieuwe muziek. Gedurende het concertseizoen had hij daar in zijn functie als dirigent en directeur van de Wiener Hofoper (de latere Staatsoper) doorgaans de rust niet voor. Diezelfde zomer componeerde hij ook de vijf Rückert-Lieder en zijn laatste Wunderhorn-lied Der Tamboursg’sell, de afscheidsmars van een soldaat waarvan het instrumentale tussenspel te herkennen is in de Trauer­marsch van de Vijfde symfonie. In juli sprak Mahler nog over zijn Vijfde als ‘een regelrechte symfonie in vier delen’, maar het zouden vijf delen worden, samengepakt in drie ‘Abteilungen’.

Het verloop van de vijf delen

De symfonie begint met een trompetsignaal, verderop vergezeld van dof tromgeroffel, en kent vervolgens – in afwisseling met melancholieke en ook wel verontrustende strijkersmelodieën – nog veel meer kopergeschal. Het veelvuldig opduiken van marsritmes en kopersignalen in Mahlers oeuvre is terug te voeren op zijn vroegste muzikale herinneringen: als kind in het Boheemse garnizoensstadje Iglau (nu Jihlava) hoorde hij de militaire kapel spelen en zag hij de soldaten marcheren.

Gustav Mahler: ‘We horen een mens in het volle daglicht, op het hoogtepunt van zijn leven.’

De marsmuziek in de Vijfde symfonie is die van een begrafenisstoet (‘Kondukt’). In het stormachtige tweede deel laat Mahler elementen uit deze Trauermarsch terugkomen, wat de twee delen een sterke samenhang verleent. Ergens onderweg in het tweede deel schrijft hij zelfs expliciet het voorschrift ‘im Tempo des ersten Satzes, Trauermarsch’. Het tweede deel dooft na een reeks wervelende oplevingen onbeslist uit.

Het symfoniedeel dat het eerste klaar was, was het middendeel. Twee typisch Oostenrijkse dansen, de wals en de Ländler, liggen aan de basis van dit omvangrijke Scherzo vol tempo- en ­karakterwisselingen. Over de prominente hoornsolo merkte Mahler zelf op: ‘We horen een mens in het volle daglicht, op het hoogtepunt van zijn leven.’ Het Scherzo werkt als een omslagpunt tussen de voorgaande, overwegend donkerdere muziek en de laatste ‘Abteilung’ van de symfonie, waarin licht en levensvreugde definitief de overhand krijgen.

  • Het componeerhuisje van Gustav Mahler bij Maiernigg

    foto: Anja Koppitsch

    Het componeerhuisje van Gustav Mahler bij Maiernigg

    foto: Anja Koppitsch

  • Programmaboekje van Mahlers Vijfde symfonie

    door het Concertgebouworkest, 8 maart 1906

    Programmaboekje van Mahlers Vijfde symfonie

    door het Concertgebouworkest, 8 maart 1906

  • Het componeerhuisje van Gustav Mahler bij Maiernigg

    foto: Anja Koppitsch

    Het componeerhuisje van Gustav Mahler bij Maiernigg

    foto: Anja Koppitsch

  • Programmaboekje van Mahlers Vijfde symfonie

    door het Concertgebouworkest, 8 maart 1906

    Programmaboekje van Mahlers Vijfde symfonie

    door het Concertgebouworkest, 8 maart 1906

Toen het operaseizoen 1901/02 alweer even bezig was ontmoette de inmiddels 41-jarige vrijgezel Mahler in november bij een diner de 22-jarige Alma Maria ­Schindler – studente én geliefde van de toen dertigjarige componist ­Alexander Zemlinsky. Het Adagietto van zijn Vijfde symfonie, het hunkerende vierde deel, zou Mahlers liefdesbrief aan haar worden: hij stuurde haar de bladmuziek zonder begeleidend schrijven.

In het Adagietto hoorde Mengelberg ‘een liefde die geboren wordt’.

De noten zouden haar alles zeggen, zoals ook naar voren komt in de aantekening die de toenmalige chef-dirigent van het Concertgebouworkest Willem Mengelberg later maakte in zijn partituur: ‘Zij begreep het en schreef hem terug: ‘Kom maar!’ Beiden hebben mij dit verteld.’ In het Adagietto hoorde Mengelberg dan ook ‘een liefde die geboren wordt’. Op 9 maart 1902 trouwden Gustav en Alma en op 3 november werd hun eerste dochter geboren. Het zou een tumultueus huwelijk blijken, maar vooralsnog deed het Mahler goed om met ‘de mooiste vrouw van Wenen’ te verkeren.

Eerste uitvoeringen

Het Adagietto, voor alleen harp en strijkorkest, gaat ‘attacca’ [zonder onderbreking] over in de Rondo-Finale voor vol orkest; ze zijn door Mahler samen als één ‘Abteilung’ opgevat. Met de vele contrapuntische passages laat hij zien dat hij flink studie gemaakt had van de fuga’s van Johann Sebastian Bach. Bepalend in dit triomfantelijke slotdeel is daarnaast het markante koperkoraal, waarmee Mahler zijn leraar harmonieleer en contrapunt aan het conservatorium Anton Bruckner zal hebben willen eren. Met z’n stralende fanfares overtroeft deze finale glanzend de sombere stemming die in het begin van de symfonie nog overheerste.

Mahler dirigeerde zelf de première van zijn Vijfde symfonie in cis klein, op 18 oktober 1904 bij het Gürzenich Orchester in Keulen. Hij was zich ervan bewust hoe baanbrekend zijn nieuwste stuk was, want aan Alma schreef hij: ‘Hemeltjelief, wat moet het publiek van deze chaos maken, waarin voortdurend nieuwe werelden worden gecreëerd, maar het volgende moment weer te gronde gaan?’

De Nederlandse première klonk in 1905 in Scheveningen door de Berliner Philharmoniker. Het Concertgebouworkest volgde snel: het nam het werk in maart 1906 op het programma. Mahler kwam ervoor over uit Wenen en logeerde, zoals ook bij zijn twee eerdere bezoeken aan Amsterdam, bij de Mengelbergs aan de Van Eeghenstraat. Bij de eerste uitvoering van de Vijfde symfonie in Het Concertgebouw stond de componist op de bok, en Mengelberg leidde aansluitend nog zeven concerten; in Amsterdam, maar ook in Rotterdam, Den Haag, Arnhem en Haarlem. Mahler zou de instrumentatie van zijn Vijfde symfonie blijven herzien tot in het jaar van zijn dood.

Toen het operaseizoen 1901/02 alweer even bezig was ontmoette de inmiddels 41-jarige vrijgezel Mahler in november bij een diner de 22-jarige Alma Maria ­Schindler – studente én geliefde van de toen dertigjarige componist ­Alexander Zemlinsky. Het Adagietto van zijn Vijfde symfonie, het hunkerende vierde deel, zou Mahlers liefdesbrief aan haar worden: hij stuurde haar de bladmuziek zonder begeleidend schrijven.

In het Adagietto hoorde Mengelberg ‘een liefde die geboren wordt’.

De noten zouden haar alles zeggen, zoals ook naar voren komt in de aantekening die de toenmalige chef-dirigent van het Concertgebouworkest Willem Mengelberg later maakte in zijn partituur: ‘Zij begreep het en schreef hem terug: ‘Kom maar!’ Beiden hebben mij dit verteld.’ In het Adagietto hoorde Mengelberg dan ook ‘een liefde die geboren wordt’. Op 9 maart 1902 trouwden Gustav en Alma en op 3 november werd hun eerste dochter geboren. Het zou een tumultueus huwelijk blijken, maar vooralsnog deed het Mahler goed om met ‘de mooiste vrouw van Wenen’ te verkeren.

Eerste uitvoeringen

Het Adagietto, voor alleen harp en strijkorkest, gaat ‘attacca’ [zonder onderbreking] over in de Rondo-Finale voor vol orkest; ze zijn door Mahler samen als één ‘Abteilung’ opgevat. Met de vele contrapuntische passages laat hij zien dat hij flink studie gemaakt had van de fuga’s van Johann Sebastian Bach. Bepalend in dit triomfantelijke slotdeel is daarnaast het markante koperkoraal, waarmee Mahler zijn leraar harmonieleer en contrapunt aan het conservatorium Anton Bruckner zal hebben willen eren. Met z’n stralende fanfares overtroeft deze finale glanzend de sombere stemming die in het begin van de symfonie nog overheerste.

Mahler dirigeerde zelf de première van zijn Vijfde symfonie in cis klein, op 18 oktober 1904 bij het Gürzenich Orchester in Keulen. Hij was zich ervan bewust hoe baanbrekend zijn nieuwste stuk was, want aan Alma schreef hij: ‘Hemeltjelief, wat moet het publiek van deze chaos maken, waarin voortdurend nieuwe werelden worden gecreëerd, maar het volgende moment weer te gronde gaan?’

De Nederlandse première klonk in 1905 in Scheveningen door de Berliner Philharmoniker. Het Concertgebouworkest volgde snel: het nam het werk in maart 1906 op het programma. Mahler kwam ervoor over uit Wenen en logeerde, zoals ook bij zijn twee eerdere bezoeken aan Amsterdam, bij de Mengelbergs aan de Van Eeghenstraat. Bij de eerste uitvoering van de Vijfde symfonie in Het Concertgebouw stond de componist op de bok, en Mengelberg leidde aansluitend nog zeven concerten; in Amsterdam, maar ook in Rotterdam, Den Haag, Arnhem en Haarlem. Mahler zou de instrumentatie van zijn Vijfde symfonie blijven herzien tot in het jaar van zijn dood.

door Lonneke Tausch

Alexey Retinsky (1986)

Retinsky: nieuw werk

door Lonneke Tausch

  • Alexey Retinsky

    Alexey Retinsky

  • Alexey Retinsky

    Alexey Retinsky

Teodor Currentzis en zijn ensemble musicAeterna kijken graag verder dan het bekende repertoire van de Klassieke Periode en de Romantiek. Zo openen ze het concert van vandaag met een splinternieuw stuk van Alexey Retinsky, een jonge Oostenrijkse componist van Russisch-­Oekraïense komaf. Hij is in residence bij musicAeterna en Teodor Currentzis, die de afgelopen tijd al meerdere werken van zijn hand in première brachten. Retinsky werd in eerste instantie opgeleid als blazer (hobo, saxofoon en trompet) en studeerde vervolgens compositie en elektro-akoestische compositie in Kiev en Zürich en bij Beat Furrer in Graz. Sinds 2014 werkt hij vanuit Wenen, en hij kreeg compositie­opdrachten van bijvoorbeeld het Mariinski Theater, het MuseumsQuartier in Wenen en de Gaudeamus Muziekweek. Het is de eerste keer dat Retinsky’s muziek klinkt in Het Concertgebouw.

Teodor Currentzis en zijn ensemble musicAeterna kijken graag verder dan het bekende repertoire van de Klassieke Periode en de Romantiek. Zo openen ze het concert van vandaag met een splinternieuw stuk van Alexey Retinsky, een jonge Oostenrijkse componist van Russisch-­Oekraïense komaf. Hij is in residence bij musicAeterna en Teodor Currentzis, die de afgelopen tijd al meerdere werken van zijn hand in première brachten. Retinsky werd in eerste instantie opgeleid als blazer (hobo, saxofoon en trompet) en studeerde vervolgens compositie en elektro-akoestische compositie in Kiev en Zürich en bij Beat Furrer in Graz. Sinds 2014 werkt hij vanuit Wenen, en hij kreeg compositie­opdrachten van bijvoorbeeld het Mariinski Theater, het MuseumsQuartier in Wenen en de Gaudeamus Muziekweek. Het is de eerste keer dat Retinsky’s muziek klinkt in Het Concertgebouw.

door Lonneke Tausch

Gustav Mahler (1860-1911)

Vijfde symfonie

door Lonneke Tausch

Nummer 5 is de symfonie waarin Gustav Mahler, nadat hij in de symfonieën 2, 3 en 4 de menselijke stem – koor en/of solo – had toegevoegd, terugkeert naar een puur instrumentale bezetting. Maar dan wel een royale, met ruim slagwerk (inclusief ‘Holzklapper’), vier fluitisten die op een zeker moment allemaal piccolo spelen, zes hoorns, vier trompetten, drie trombones en een bastuba. Van hobo, klarinet en fagot wil Mahler er ieder drie (waar in veel symfonisch werk twee de standaard is), en wat de strijkers betreft: graag ‘in möglichst zahlreicher Besetzung’.

Gelukkige omstandigheden

1901 was voor de componist een gelukkig jaar, aldus zijn vriend, dirigent Bruno Walter, in zijn boek over Mahler: ‘Hij voelt zich sterk, tegen het leven opgewassen […]. En zo ontstaat de Vijfde symfonie, een werk van kracht, van gezond zelfgevoel, op het leven gericht, qua algehele stemming optimistisch. We bezitten in de Vijfde een meesterwerk, dat zijn schepper toont op het hoogtepunt van zijn leven, zijn kracht, zijn kunnen.’

De eerste drie delen schreef Mahler die zomer in ­Maiernigg. Daar, temidden van bossen en alpenweiden, in zijn villa-met-componeerhuisje aan de Wörthersee, genoot hij van het werken aan nieuwe muziek. Gedurende het concertseizoen had hij daar in zijn functie als dirigent en directeur van de Wiener Hofoper (de latere Staatsoper) doorgaans de rust niet voor. Diezelfde zomer componeerde hij ook de vijf Rückert-Lieder en zijn laatste Wunderhorn-lied Der Tamboursg’sell, de afscheidsmars van een soldaat waarvan het instrumentale tussenspel te herkennen is in de Trauer­marsch van de Vijfde symfonie. In juli sprak Mahler nog over zijn Vijfde als ‘een regelrechte symfonie in vier delen’, maar het zouden vijf delen worden, samengepakt in drie ‘Abteilungen’.

Het verloop van de vijf delen

De symfonie begint met een trompetsignaal, verderop vergezeld van dof tromgeroffel, en kent vervolgens – in afwisseling met melancholieke en ook wel verontrustende strijkersmelodieën – nog veel meer kopergeschal. Het veelvuldig opduiken van marsritmes en kopersignalen in Mahlers oeuvre is terug te voeren op zijn vroegste muzikale herinneringen: als kind in het Boheemse garnizoensstadje Iglau (nu Jihlava) hoorde hij de militaire kapel spelen en zag hij de soldaten marcheren.

Gustav Mahler: ‘We horen een mens in het volle daglicht, op het hoogtepunt van zijn leven.’

De marsmuziek in de Vijfde symfonie is die van een begrafenisstoet (‘Kondukt’). In het stormachtige tweede deel laat Mahler elementen uit deze Trauermarsch terugkomen, wat de twee delen een sterke samenhang verleent. Ergens onderweg in het tweede deel schrijft hij zelfs expliciet het voorschrift ‘im Tempo des ersten Satzes, Trauermarsch’. Het tweede deel dooft na een reeks wervelende oplevingen onbeslist uit.

Het symfoniedeel dat het eerste klaar was, was het middendeel. Twee typisch Oostenrijkse dansen, de wals en de Ländler, liggen aan de basis van dit omvangrijke Scherzo vol tempo- en ­karakterwisselingen. Over de prominente hoornsolo merkte Mahler zelf op: ‘We horen een mens in het volle daglicht, op het hoogtepunt van zijn leven.’ Het Scherzo werkt als een omslagpunt tussen de voorgaande, overwegend donkerdere muziek en de laatste ‘Abteilung’ van de symfonie, waarin licht en levensvreugde definitief de overhand krijgen.

Nummer 5 is de symfonie waarin Gustav Mahler, nadat hij in de symfonieën 2, 3 en 4 de menselijke stem – koor en/of solo – had toegevoegd, terugkeert naar een puur instrumentale bezetting. Maar dan wel een royale, met ruim slagwerk (inclusief ‘Holzklapper’), vier fluitisten die op een zeker moment allemaal piccolo spelen, zes hoorns, vier trompetten, drie trombones en een bastuba. Van hobo, klarinet en fagot wil Mahler er ieder drie (waar in veel symfonisch werk twee de standaard is), en wat de strijkers betreft: graag ‘in möglichst zahlreicher Besetzung’.

Gelukkige omstandigheden

1901 was voor de componist een gelukkig jaar, aldus zijn vriend, dirigent Bruno Walter, in zijn boek over Mahler: ‘Hij voelt zich sterk, tegen het leven opgewassen […]. En zo ontstaat de Vijfde symfonie, een werk van kracht, van gezond zelfgevoel, op het leven gericht, qua algehele stemming optimistisch. We bezitten in de Vijfde een meesterwerk, dat zijn schepper toont op het hoogtepunt van zijn leven, zijn kracht, zijn kunnen.’

De eerste drie delen schreef Mahler die zomer in ­Maiernigg. Daar, temidden van bossen en alpenweiden, in zijn villa-met-componeerhuisje aan de Wörthersee, genoot hij van het werken aan nieuwe muziek. Gedurende het concertseizoen had hij daar in zijn functie als dirigent en directeur van de Wiener Hofoper (de latere Staatsoper) doorgaans de rust niet voor. Diezelfde zomer componeerde hij ook de vijf Rückert-Lieder en zijn laatste Wunderhorn-lied Der Tamboursg’sell, de afscheidsmars van een soldaat waarvan het instrumentale tussenspel te herkennen is in de Trauer­marsch van de Vijfde symfonie. In juli sprak Mahler nog over zijn Vijfde als ‘een regelrechte symfonie in vier delen’, maar het zouden vijf delen worden, samengepakt in drie ‘Abteilungen’.

Het verloop van de vijf delen

De symfonie begint met een trompetsignaal, verderop vergezeld van dof tromgeroffel, en kent vervolgens – in afwisseling met melancholieke en ook wel verontrustende strijkersmelodieën – nog veel meer kopergeschal. Het veelvuldig opduiken van marsritmes en kopersignalen in Mahlers oeuvre is terug te voeren op zijn vroegste muzikale herinneringen: als kind in het Boheemse garnizoensstadje Iglau (nu Jihlava) hoorde hij de militaire kapel spelen en zag hij de soldaten marcheren.

Gustav Mahler: ‘We horen een mens in het volle daglicht, op het hoogtepunt van zijn leven.’

De marsmuziek in de Vijfde symfonie is die van een begrafenisstoet (‘Kondukt’). In het stormachtige tweede deel laat Mahler elementen uit deze Trauermarsch terugkomen, wat de twee delen een sterke samenhang verleent. Ergens onderweg in het tweede deel schrijft hij zelfs expliciet het voorschrift ‘im Tempo des ersten Satzes, Trauermarsch’. Het tweede deel dooft na een reeks wervelende oplevingen onbeslist uit.

Het symfoniedeel dat het eerste klaar was, was het middendeel. Twee typisch Oostenrijkse dansen, de wals en de Ländler, liggen aan de basis van dit omvangrijke Scherzo vol tempo- en ­karakterwisselingen. Over de prominente hoornsolo merkte Mahler zelf op: ‘We horen een mens in het volle daglicht, op het hoogtepunt van zijn leven.’ Het Scherzo werkt als een omslagpunt tussen de voorgaande, overwegend donkerdere muziek en de laatste ‘Abteilung’ van de symfonie, waarin licht en levensvreugde definitief de overhand krijgen.

  • Het componeerhuisje van Gustav Mahler bij Maiernigg

    foto: Anja Koppitsch

    Het componeerhuisje van Gustav Mahler bij Maiernigg

    foto: Anja Koppitsch

  • Programmaboekje van Mahlers Vijfde symfonie

    door het Concertgebouworkest, 8 maart 1906

    Programmaboekje van Mahlers Vijfde symfonie

    door het Concertgebouworkest, 8 maart 1906

  • Het componeerhuisje van Gustav Mahler bij Maiernigg

    foto: Anja Koppitsch

    Het componeerhuisje van Gustav Mahler bij Maiernigg

    foto: Anja Koppitsch

  • Programmaboekje van Mahlers Vijfde symfonie

    door het Concertgebouworkest, 8 maart 1906

    Programmaboekje van Mahlers Vijfde symfonie

    door het Concertgebouworkest, 8 maart 1906

Toen het operaseizoen 1901/02 alweer even bezig was ontmoette de inmiddels 41-jarige vrijgezel Mahler in november bij een diner de 22-jarige Alma Maria ­Schindler – studente én geliefde van de toen dertigjarige componist ­Alexander Zemlinsky. Het Adagietto van zijn Vijfde symfonie, het hunkerende vierde deel, zou Mahlers liefdesbrief aan haar worden: hij stuurde haar de bladmuziek zonder begeleidend schrijven.

In het Adagietto hoorde Mengelberg ‘een liefde die geboren wordt’.

De noten zouden haar alles zeggen, zoals ook naar voren komt in de aantekening die de toenmalige chef-dirigent van het Concertgebouworkest Willem Mengelberg later maakte in zijn partituur: ‘Zij begreep het en schreef hem terug: ‘Kom maar!’ Beiden hebben mij dit verteld.’ In het Adagietto hoorde Mengelberg dan ook ‘een liefde die geboren wordt’. Op 9 maart 1902 trouwden Gustav en Alma en op 3 november werd hun eerste dochter geboren. Het zou een tumultueus huwelijk blijken, maar vooralsnog deed het Mahler goed om met ‘de mooiste vrouw van Wenen’ te verkeren.

Eerste uitvoeringen

Het Adagietto, voor alleen harp en strijkorkest, gaat ‘attacca’ [zonder onderbreking] over in de Rondo-Finale voor vol orkest; ze zijn door Mahler samen als één ‘Abteilung’ opgevat. Met de vele contrapuntische passages laat hij zien dat hij flink studie gemaakt had van de fuga’s van Johann Sebastian Bach. Bepalend in dit triomfantelijke slotdeel is daarnaast het markante koperkoraal, waarmee Mahler zijn leraar harmonieleer en contrapunt aan het conservatorium Anton Bruckner zal hebben willen eren. Met z’n stralende fanfares overtroeft deze finale glanzend de sombere stemming die in het begin van de symfonie nog overheerste.

Mahler dirigeerde zelf de première van zijn Vijfde symfonie in cis klein, op 18 oktober 1904 bij het Gürzenich Orchester in Keulen. Hij was zich ervan bewust hoe baanbrekend zijn nieuwste stuk was, want aan Alma schreef hij: ‘Hemeltjelief, wat moet het publiek van deze chaos maken, waarin voortdurend nieuwe werelden worden gecreëerd, maar het volgende moment weer te gronde gaan?’

De Nederlandse première klonk in 1905 in Scheveningen door de Berliner Philharmoniker. Het Concertgebouworkest volgde snel: het nam het werk in maart 1906 op het programma. Mahler kwam ervoor over uit Wenen en logeerde, zoals ook bij zijn twee eerdere bezoeken aan Amsterdam, bij de Mengelbergs aan de Van Eeghenstraat. Bij de eerste uitvoering van de Vijfde symfonie in Het Concertgebouw stond de componist op de bok, en Mengelberg leidde aansluitend nog zeven concerten; in Amsterdam, maar ook in Rotterdam, Den Haag, Arnhem en Haarlem. Mahler zou de instrumentatie van zijn Vijfde symfonie blijven herzien tot in het jaar van zijn dood.

Toen het operaseizoen 1901/02 alweer even bezig was ontmoette de inmiddels 41-jarige vrijgezel Mahler in november bij een diner de 22-jarige Alma Maria ­Schindler – studente én geliefde van de toen dertigjarige componist ­Alexander Zemlinsky. Het Adagietto van zijn Vijfde symfonie, het hunkerende vierde deel, zou Mahlers liefdesbrief aan haar worden: hij stuurde haar de bladmuziek zonder begeleidend schrijven.

In het Adagietto hoorde Mengelberg ‘een liefde die geboren wordt’.

De noten zouden haar alles zeggen, zoals ook naar voren komt in de aantekening die de toenmalige chef-dirigent van het Concertgebouworkest Willem Mengelberg later maakte in zijn partituur: ‘Zij begreep het en schreef hem terug: ‘Kom maar!’ Beiden hebben mij dit verteld.’ In het Adagietto hoorde Mengelberg dan ook ‘een liefde die geboren wordt’. Op 9 maart 1902 trouwden Gustav en Alma en op 3 november werd hun eerste dochter geboren. Het zou een tumultueus huwelijk blijken, maar vooralsnog deed het Mahler goed om met ‘de mooiste vrouw van Wenen’ te verkeren.

Eerste uitvoeringen

Het Adagietto, voor alleen harp en strijkorkest, gaat ‘attacca’ [zonder onderbreking] over in de Rondo-Finale voor vol orkest; ze zijn door Mahler samen als één ‘Abteilung’ opgevat. Met de vele contrapuntische passages laat hij zien dat hij flink studie gemaakt had van de fuga’s van Johann Sebastian Bach. Bepalend in dit triomfantelijke slotdeel is daarnaast het markante koperkoraal, waarmee Mahler zijn leraar harmonieleer en contrapunt aan het conservatorium Anton Bruckner zal hebben willen eren. Met z’n stralende fanfares overtroeft deze finale glanzend de sombere stemming die in het begin van de symfonie nog overheerste.

Mahler dirigeerde zelf de première van zijn Vijfde symfonie in cis klein, op 18 oktober 1904 bij het Gürzenich Orchester in Keulen. Hij was zich ervan bewust hoe baanbrekend zijn nieuwste stuk was, want aan Alma schreef hij: ‘Hemeltjelief, wat moet het publiek van deze chaos maken, waarin voortdurend nieuwe werelden worden gecreëerd, maar het volgende moment weer te gronde gaan?’

De Nederlandse première klonk in 1905 in Scheveningen door de Berliner Philharmoniker. Het Concertgebouworkest volgde snel: het nam het werk in maart 1906 op het programma. Mahler kwam ervoor over uit Wenen en logeerde, zoals ook bij zijn twee eerdere bezoeken aan Amsterdam, bij de Mengelbergs aan de Van Eeghenstraat. Bij de eerste uitvoering van de Vijfde symfonie in Het Concertgebouw stond de componist op de bok, en Mengelberg leidde aansluitend nog zeven concerten; in Amsterdam, maar ook in Rotterdam, Den Haag, Arnhem en Haarlem. Mahler zou de instrumentatie van zijn Vijfde symfonie blijven herzien tot in het jaar van zijn dood.

door Lonneke Tausch

Biografie

musicAeterna

MusicAeterna werd in 2004 opgericht door Teodor Currentzis, in de periode dat hij het Novosibirsk Opera en Ballet Thea­ter leidde. Het ensemble begeleidde hier producties van opera’s van bijvoorbeeld Mozart, Gluck en Purcell, groeide uit tot een van de meest gevraagde Russische gezelschappen in de historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijk, maar speelt ook repertoire uit de negentiende en twintigste eeuw.

Op tournee was het gezelschap met chef-dirigent Teodor Currentzis te gast in Moskou en Sint-Petersburg, maar bijvoorbeeld ook in de Philharmonie Berlin, de Philharmonie de Paris, het Festspielhaus Baden-­Baden, La Scala in Milaan, L’Auditorio in Madrid en The Shed in New York, op de BBC Proms en in concertzalen in Tokio en Osaka. Op de Salzburger Festspiele traden ze op met onder meer een Beethoven­cyclus in 2018, Mozarts Idomeneo in 2019 en diens Don Giovanni in 2021.

In het voorjaar van 2018 debuteerden orkest en dirigent bij De Nationale Opera in Amsterdam met Peter Sellars’ productie van Mozarts La clemenza di Tito, die in 2017 in Salzburg in première was gegaan. In de uitgebreide discografie valt de Da Ponte-trilogie van Mozart op: Don Giovanni, Così fan tutte en Le nozze di Figaro. De opnames van de Zesde symfonie ‘Pathétique’ van Tsjaikovski en Mozarts Don Giovanni werden in 2017 bij de Record Academy Awards in Japan bekroond met goud respectievelijk zilver.

In Het Concertgebouw maakte het gezelschap zijn debuut op 13 februari 2011 in het kader van het Rusland Festival en het keerde terug in april 2018, met onder meer Beethovens Zevende symfonie op het programma.

Teodor Currentzis, dirigent

Teodor Currentzis werd geboren in Athene en vestigde zich begin jaren 1990 in Rusland. Na studies piano, viool en compositie studeerde hij in Sint-Petersburg directie bij Ilja Musin. Zijn eerste belangrijke post was die van chef-dirigent van het Novosibirsk Opera en Ballet Theater van 2004 tot 2010. In deze periode richtte hij het orkest ­musicAeterna en het ­music­Aeterna Kamerkoor op. Toen hij in 2011 artistiek leider werd van het Perm Opera en Ballet Theater kreeg musicAeterna daar onderdak.

In juli 2019 trad Teodor Currentzis terug als artistiek leider van het theater in Perm om zich meer te kunnen richten op de groei van ­music­A­­eterna. Sinds het seizoen 2018/2019 is hij daarnaast chef-dirigent van het SWR Symphonieorchester in Stuttgart. Als gastdirigent trad Teodor Currentzis op met onder meer de Berliner Philharmoniker, de Wiener Philharmoniker en het Mahler Chamber Orchestra. Hij won twee Echo Klassiks en in 2016 bestempelde Opernwelt hem tot ‘conductor of the year’.

Met musicAeterna trad Teodor Currentzis op in Het Concertgebouw in februari 2011 en in het voorjaar van 2018, toen dirigent en orkest ook debuteerden bij De Nationale Opera in Amsterdam met Peter Sellars’ productie van Mozarts La clemenza di Tito. Bij het Concert­gebouworkest maakt Teodor Currentzis zijn debuut.