Concertprogramma
Tabea Zimmermann en Javier Perianes: van Schumann tot Piazzolla
Kleine Zaal 30 oktober 2024 19.30 uur
Tabea Zimmermann altviool
Javier Perianes piano
Dit concert maakt deel uit van de serie Grote Solisten in de Kleine Zaal.
Franz Schubert (1797-1828)
Sonate in a kl.t., D 821
‘Arpeggione’ (1824)
oorspronkelijk voor arpeggione en piano
Allegro moderato
Adagio
Allegretto
György Kurtág (1926)
In Nomine – all’ongherese (2001)
uit ‘Signs, Games and Messages’
oorspronkelijk voor althobo en solo
Clara Schumann (1819-1896)
Drie romances, op. 22 (1853)
oorspronkelijk voor viool en piano
Andante molto
Allegretto
Leidenschaftlich schnell
pauze ± 20.15 uur
Isaac Albéniz (1860-1909)
Tango
uit ‘España’, op. 165 (1890)
oorspronkelijk voor piano solo
Heitor Villa-Lobos (1887-1959)
Aria (Cantilena)
uit ‘Bachianas brasileiras nr. 5’, A. 389 (1938-45)
oorspronkelijk voor sopraan en acht cello's
Manuel de Falla (1876-1946)
Siete canciones populares españolas (1914-15)
oorspronkelijk voor zang en piano
El paño moruno
Seguidilla murciana
Asturiana
Jota
Nana
Canción
Polo
Astor Piazzolla (1921-1992)
Le grand tango (1982)
oorspronkelijk voor cello en piano
einde ± 21.20 uur
Tabea Zimmermann altviool
Javier Perianes piano
Dit concert maakt deel uit van de serie Grote Solisten in de Kleine Zaal.
Franz Schubert (1797-1828)
Sonate in a kl.t., D 821
‘Arpeggione’ (1824)
oorspronkelijk voor arpeggione en piano
Allegro moderato
Adagio
Allegretto
György Kurtág (1926)
In Nomine – all’ongherese (2001)
uit ‘Signs, Games and Messages’
oorspronkelijk voor althobo en solo
Clara Schumann (1819-1896)
Drie romances, op. 22 (1853)
oorspronkelijk voor viool en piano
Andante molto
Allegretto
Leidenschaftlich schnell
pauze ± 20.15 uur
Isaac Albéniz (1860-1909)
Tango
uit ‘España’, op. 165 (1890)
oorspronkelijk voor piano solo
Heitor Villa-Lobos (1887-1959)
Aria (Cantilena)
uit ‘Bachianas brasileiras nr. 5’, A. 389 (1938-45)
oorspronkelijk voor sopraan en acht cello's
Manuel de Falla (1876-1946)
Siete canciones populares españolas (1914-15)
oorspronkelijk voor zang en piano
El paño moruno
Seguidilla murciana
Asturiana
Jota
Nana
Canción
Polo
Astor Piazzolla (1921-1992)
Le grand tango (1982)
oorspronkelijk voor cello en piano
einde ± 21.20 uur
Toelichting
Toelichting
De emancipatie van de altviool als solo-instrument kwam relatief laat op gang. Waar de viool kan putten uit een enorm repertoire door de eeuwen heen, moet de altviool het vooral hebben van de twintigste eeuw. Tabea Zimmermann is een belangrijk ambassadeur voor het instrument en laat in dit recital horen dat muziek die oorspronkelijk voor andere instrumenten werd geschreven op de altviool misschien wel nog beter tot haar recht komt.
De emancipatie van de altviool als solo-instrument kwam relatief laat op gang. Waar de viool kan putten uit een enorm repertoire door de eeuwen heen, moet de altviool het vooral hebben van de twintigste eeuw. Tabea Zimmermann is een belangrijk ambassadeur voor het instrument en laat in dit recital horen dat muziek die oorspronkelijk voor andere instrumenten werd geschreven op de altviool misschien wel nog beter tot haar recht komt.
Franz Schubert (1797-1828)
‘Arpeggione’
In 1823 werd in Wenen een nieuw instrument geïntroduceerd dat het midden hield tussen een gitaar en een cello. Het instrument – tussen de knieën met een strijkstok bespeeld – was bedoeld als een moderne opvolger van de viola da gamba. Franz Schubert componeerde er een jaar later een sonate voor, in première gebracht door gitarist Vincenz Schuster. Schuberts compositie werd bekend als de Sonate ‘Arpeggione’, naar de naam die de Weense bouwer voor zijn nieuwe instrument bedacht. Omdat het instrument zes snaren had (in plaats van vier op de cello), kon je er prachtige gebroken akkoorden (arpeggio’s) op spelen en Schubert maakt dankbaar gebruik van deze eigenschap. Tijdgenoten waren enthousiast over het geluid, dat in de hogere regionen deed denken aan een hobo en in de lagere aan een bassethoorn (een lage klarinet). De arpeggione werd echter geen succes, binnen tien jaar was het instrument alweer uit de mode en vergeten. Toen Schuberts compositie in 1871 gedrukt werd, beval de uitgever aan om het werk op een gewone cello of viool te spelen. De muziek is echter – onbedoeld – de altviool op het lijf geschreven.
In 1823 werd in Wenen een nieuw instrument geïntroduceerd dat het midden hield tussen een gitaar en een cello. Het instrument – tussen de knieën met een strijkstok bespeeld – was bedoeld als een moderne opvolger van de viola da gamba. Franz Schubert componeerde er een jaar later een sonate voor, in première gebracht door gitarist Vincenz Schuster. Schuberts compositie werd bekend als de Sonate ‘Arpeggione’, naar de naam die de Weense bouwer voor zijn nieuwe instrument bedacht. Omdat het instrument zes snaren had (in plaats van vier op de cello), kon je er prachtige gebroken akkoorden (arpeggio’s) op spelen en Schubert maakt dankbaar gebruik van deze eigenschap. Tijdgenoten waren enthousiast over het geluid, dat in de hogere regionen deed denken aan een hobo en in de lagere aan een bassethoorn (een lage klarinet). De arpeggione werd echter geen succes, binnen tien jaar was het instrument alweer uit de mode en vergeten. Toen Schuberts compositie in 1871 gedrukt werd, beval de uitgever aan om het werk op een gewone cello of viool te spelen. De muziek is echter – onbedoeld – de altviool op het lijf geschreven.
György Kurtág (1926)
In Nomine – all’ongherese
In 1961 begon de Hongaarse componist György Kurtág muzikale miniaturen te schrijven, vaak opgedragen aan vrienden en musici. Ook voor Tabea Zimmermann schreef hij een heel persoonlijke groet, Eine Blume für Tabea. In totaal componeerde Kurtág 24 van deze aforistische werken, die samen werden uitgegeven onder de titel Signs, Games and Messages. In Nomine – all’ongherese schreef hij in 2001 oorspronkelijk voor althobo, in opdracht van het festival voor nieuwe kamermuziek in het Duitse Witten.
In 1961 begon de Hongaarse componist György Kurtág muzikale miniaturen te schrijven, vaak opgedragen aan vrienden en musici. Ook voor Tabea Zimmermann schreef hij een heel persoonlijke groet, Eine Blume für Tabea. In totaal componeerde Kurtág 24 van deze aforistische werken, die samen werden uitgegeven onder de titel Signs, Games and Messages. In Nomine – all’ongherese schreef hij in 2001 oorspronkelijk voor althobo, in opdracht van het festival voor nieuwe kamermuziek in het Duitse Witten.
Clara Schumann (1819-1896)
Drie romances
Clara Wieck was niet alleen een begaafd pianist, ook componeerde ze al op jonge leeftijd. Maar toen ze met Robert Schumann trouwde kwam zijn carrière voorop te staan en bovendien kreeg het paar acht kinderen. Toen het gezin in 1853 een huis betrok dat groot genoeg was voor een eigen muziekkamer met vleugel voor Clara, begon ze weer te componeren. Voor de veel jongere huisvriend en vioolvirtuoos Joseph Joachim schreef ze haar Drie romances. Toen Robert kort daarop ziek werd, ondernam ze als pianist uitgebreide concerttournees om het gezin financieel draaiende te houden. Na de dood van Robert maakte ze samen met Joachim een tournee, waarbij ook haar eigen romances op het programma stonden. In 1855 werden de romances uitgegeven en Clara stuurde een exemplaar naar de jonge violist met de aankondiging: ‘Je kunt terecht heel tevreden zijn met wat er aan komt.’ Vermoedelijk doelde ze op de gedrukte opdracht ‘Joseph Joachim freundschaftlichst gewidmet’. Joachim zou de muziek nog vaak uitvoeren, maar Clara stopte na de dood van Robert opnieuw met componeren. In plaats daarvan wijdde ze zich volledig aan het levend houden van de muzikale erfenis van haar man.
Clara Wieck was niet alleen een begaafd pianist, ook componeerde ze al op jonge leeftijd. Maar toen ze met Robert Schumann trouwde kwam zijn carrière voorop te staan en bovendien kreeg het paar acht kinderen. Toen het gezin in 1853 een huis betrok dat groot genoeg was voor een eigen muziekkamer met vleugel voor Clara, begon ze weer te componeren. Voor de veel jongere huisvriend en vioolvirtuoos Joseph Joachim schreef ze haar Drie romances. Toen Robert kort daarop ziek werd, ondernam ze als pianist uitgebreide concerttournees om het gezin financieel draaiende te houden. Na de dood van Robert maakte ze samen met Joachim een tournee, waarbij ook haar eigen romances op het programma stonden. In 1855 werden de romances uitgegeven en Clara stuurde een exemplaar naar de jonge violist met de aankondiging: ‘Je kunt terecht heel tevreden zijn met wat er aan komt.’ Vermoedelijk doelde ze op de gedrukte opdracht ‘Joseph Joachim freundschaftlichst gewidmet’. Joachim zou de muziek nog vaak uitvoeren, maar Clara stopte na de dood van Robert opnieuw met componeren. In plaats daarvan wijdde ze zich volledig aan het levend houden van de muzikale erfenis van haar man.
Isaac Albéniz (1860-1909)
Tango
In 1890 besloot de Catalaanse componist Isaac Albéniz zich te vestigen in Londen, waar hij als pianist sensationele successen boekte. ‘Meneer Albéniz zou op zijn wapenschild ‘veni, vidi, vici’ kunnen zetten’, schreef Vanity Fair. Het Londense publiek was weg van het Spaanse temperament in zijn muziek. Hij componeerde er zes ‘albumbladen’ onder de titel España, waarvan de Tango het bekendst zou worden. Op 7 juni 1890 bracht hij de cyclus met groot succes in première. De Argentijnse tango was in die tijd in Europa nog onbekend en het kenmerkende ritme dat Albéniz gebruikt associëren wij nu met de Spaanse habanera, het ritme dat aan de wieg stond van de tango in Buenos Aires. De altviool voegt een vleugje weemoed toe aan de Spaanse passie.
In 1890 besloot de Catalaanse componist Isaac Albéniz zich te vestigen in Londen, waar hij als pianist sensationele successen boekte. ‘Meneer Albéniz zou op zijn wapenschild ‘veni, vidi, vici’ kunnen zetten’, schreef Vanity Fair. Het Londense publiek was weg van het Spaanse temperament in zijn muziek. Hij componeerde er zes ‘albumbladen’ onder de titel España, waarvan de Tango het bekendst zou worden. Op 7 juni 1890 bracht hij de cyclus met groot succes in première. De Argentijnse tango was in die tijd in Europa nog onbekend en het kenmerkende ritme dat Albéniz gebruikt associëren wij nu met de Spaanse habanera, het ritme dat aan de wieg stond van de tango in Buenos Aires. De altviool voegt een vleugje weemoed toe aan de Spaanse passie.
Heitor Villa-Lobos (1887-1959)
Aria (Cantilena)
Als componist was de Braziliaan Heitor Villa-Lobos autodidact, hoewel hij van zijn vader een grondige en zeer strenge klassieke opleiding kreeg. Toen deze jong overleed bracht Villa-Lobos meer tijd op straat door met de choro-muzikanten; hij leerde gitaarspelen en improviseerde met het contrapunt uit zijn klassieke opleiding tijdens jamsessies. Om geld te verdienen voor het gezin speelde hij cello in restaurant- en bioscooporkestjes en bracht hij op straat met zijn gitaar serenades. Hij verzamelde tijdens binnenlandse reizen Braziliaanse volksliedjes, raakte bevriend met de Franse componist en generatiegenoot Darius Milhaud en werd een graag geziene gast in de wereld van de moderne muziek. In de Bachianas brasileiras – waarvan de Aria (Cantilena) de bekendste is – komen deze twee werelden samen. De altviool zingt het dromerige lied dat oorspronkelijk voor mezzosopraan en acht cello’s geschreven werd.
Als componist was de Braziliaan Heitor Villa-Lobos autodidact, hoewel hij van zijn vader een grondige en zeer strenge klassieke opleiding kreeg. Toen deze jong overleed bracht Villa-Lobos meer tijd op straat door met de choro-muzikanten; hij leerde gitaarspelen en improviseerde met het contrapunt uit zijn klassieke opleiding tijdens jamsessies. Om geld te verdienen voor het gezin speelde hij cello in restaurant- en bioscooporkestjes en bracht hij op straat met zijn gitaar serenades. Hij verzamelde tijdens binnenlandse reizen Braziliaanse volksliedjes, raakte bevriend met de Franse componist en generatiegenoot Darius Milhaud en werd een graag geziene gast in de wereld van de moderne muziek. In de Bachianas brasileiras – waarvan de Aria (Cantilena) de bekendste is – komen deze twee werelden samen. De altviool zingt het dromerige lied dat oorspronkelijk voor mezzosopraan en acht cello’s geschreven werd.
Manuel de Falla (1876-1946)
Siete canciones populares españolas
Ook de Spanjaard Manuel de Falla liet zich inspireren door volksmuziek uit verschillende regio’s en net als Albéniz componeerde hij Spaans-georiënteerde muziek terwijl hij in het buitenland verbleef. In Parijs bewerkte hij volksmuziek door er uitgebreide pianopartijen bij te schrijven. ‘De geest is belangrijker dan de letter bij volksmuziek,’ aldus Falla. Hij vond het ritme en de harmonische begeleiding minstens even belangrijk als de melodie. Bij terugkomst in Spanje werd zijn cyclus van zeven liederen in januari 1915 door zarzuela-zangeres Luisa Vela in première gebracht, met groot succes.
Ook de Spanjaard Manuel de Falla liet zich inspireren door volksmuziek uit verschillende regio’s en net als Albéniz componeerde hij Spaans-georiënteerde muziek terwijl hij in het buitenland verbleef. In Parijs bewerkte hij volksmuziek door er uitgebreide pianopartijen bij te schrijven. ‘De geest is belangrijker dan de letter bij volksmuziek,’ aldus Falla. Hij vond het ritme en de harmonische begeleiding minstens even belangrijk als de melodie. Bij terugkomst in Spanje werd zijn cyclus van zeven liederen in januari 1915 door zarzuela-zangeres Luisa Vela in première gebracht, met groot succes.
Astor Piazzolla (1921-1992)
Le grand tango
Geboren als kind van Italiaanse ouders in Argentinië groeide Astor Piazzolla op in New York, waar hij op zijn bandoneon de muziek van Johann Sebastian Bach leerde spelen.
Piazzolla stond aan de wieg van de wedergeboorte van de tango, onder meer door nieuwe instrumentaties te introduceren
Na zijn compositiestudie bij Alberto Ginastera in Buenos Aires tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam hij in 1954 naar Parijs om verder te studeren bij Nadia Boulanger. Zij moedigde hem aan om elementen van de Argentijnse tango in zijn composities te verwerken. In Buenos Aires werd op dat moment nog neergekeken op de volkse tango, terwijl in Parijs sprake was van een ware tangomania. Piazzolla stond open voor het advies van Boulanger en componeerde meer dan driehonderd tango’s. Hij stond aan de wieg van de wedergeboorte van de tango, onder meer door nieuwe instrumentaties te introduceren. Le grand tango schreef hij in 1986 voor Mstislav Rostropovitsj in de – voor tango – bijzondere combinatie van cello en piano.
Geboren als kind van Italiaanse ouders in Argentinië groeide Astor Piazzolla op in New York, waar hij op zijn bandoneon de muziek van Johann Sebastian Bach leerde spelen.
Piazzolla stond aan de wieg van de wedergeboorte van de tango, onder meer door nieuwe instrumentaties te introduceren
Na zijn compositiestudie bij Alberto Ginastera in Buenos Aires tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam hij in 1954 naar Parijs om verder te studeren bij Nadia Boulanger. Zij moedigde hem aan om elementen van de Argentijnse tango in zijn composities te verwerken. In Buenos Aires werd op dat moment nog neergekeken op de volkse tango, terwijl in Parijs sprake was van een ware tangomania. Piazzolla stond open voor het advies van Boulanger en componeerde meer dan driehonderd tango’s. Hij stond aan de wieg van de wedergeboorte van de tango, onder meer door nieuwe instrumentaties te introduceren. Le grand tango schreef hij in 1986 voor Mstislav Rostropovitsj in de – voor tango – bijzondere combinatie van cello en piano.
Toelichting
De emancipatie van de altviool als solo-instrument kwam relatief laat op gang. Waar de viool kan putten uit een enorm repertoire door de eeuwen heen, moet de altviool het vooral hebben van de twintigste eeuw. Tabea Zimmermann is een belangrijk ambassadeur voor het instrument en laat in dit recital horen dat muziek die oorspronkelijk voor andere instrumenten werd geschreven op de altviool misschien wel nog beter tot haar recht komt.
De emancipatie van de altviool als solo-instrument kwam relatief laat op gang. Waar de viool kan putten uit een enorm repertoire door de eeuwen heen, moet de altviool het vooral hebben van de twintigste eeuw. Tabea Zimmermann is een belangrijk ambassadeur voor het instrument en laat in dit recital horen dat muziek die oorspronkelijk voor andere instrumenten werd geschreven op de altviool misschien wel nog beter tot haar recht komt.
Franz Schubert (1797-1828)
‘Arpeggione’
In 1823 werd in Wenen een nieuw instrument geïntroduceerd dat het midden hield tussen een gitaar en een cello. Het instrument – tussen de knieën met een strijkstok bespeeld – was bedoeld als een moderne opvolger van de viola da gamba. Franz Schubert componeerde er een jaar later een sonate voor, in première gebracht door gitarist Vincenz Schuster. Schuberts compositie werd bekend als de Sonate ‘Arpeggione’, naar de naam die de Weense bouwer voor zijn nieuwe instrument bedacht. Omdat het instrument zes snaren had (in plaats van vier op de cello), kon je er prachtige gebroken akkoorden (arpeggio’s) op spelen en Schubert maakt dankbaar gebruik van deze eigenschap. Tijdgenoten waren enthousiast over het geluid, dat in de hogere regionen deed denken aan een hobo en in de lagere aan een bassethoorn (een lage klarinet). De arpeggione werd echter geen succes, binnen tien jaar was het instrument alweer uit de mode en vergeten. Toen Schuberts compositie in 1871 gedrukt werd, beval de uitgever aan om het werk op een gewone cello of viool te spelen. De muziek is echter – onbedoeld – de altviool op het lijf geschreven.
In 1823 werd in Wenen een nieuw instrument geïntroduceerd dat het midden hield tussen een gitaar en een cello. Het instrument – tussen de knieën met een strijkstok bespeeld – was bedoeld als een moderne opvolger van de viola da gamba. Franz Schubert componeerde er een jaar later een sonate voor, in première gebracht door gitarist Vincenz Schuster. Schuberts compositie werd bekend als de Sonate ‘Arpeggione’, naar de naam die de Weense bouwer voor zijn nieuwe instrument bedacht. Omdat het instrument zes snaren had (in plaats van vier op de cello), kon je er prachtige gebroken akkoorden (arpeggio’s) op spelen en Schubert maakt dankbaar gebruik van deze eigenschap. Tijdgenoten waren enthousiast over het geluid, dat in de hogere regionen deed denken aan een hobo en in de lagere aan een bassethoorn (een lage klarinet). De arpeggione werd echter geen succes, binnen tien jaar was het instrument alweer uit de mode en vergeten. Toen Schuberts compositie in 1871 gedrukt werd, beval de uitgever aan om het werk op een gewone cello of viool te spelen. De muziek is echter – onbedoeld – de altviool op het lijf geschreven.
György Kurtág (1926)
In Nomine – all’ongherese
In 1961 begon de Hongaarse componist György Kurtág muzikale miniaturen te schrijven, vaak opgedragen aan vrienden en musici. Ook voor Tabea Zimmermann schreef hij een heel persoonlijke groet, Eine Blume für Tabea. In totaal componeerde Kurtág 24 van deze aforistische werken, die samen werden uitgegeven onder de titel Signs, Games and Messages. In Nomine – all’ongherese schreef hij in 2001 oorspronkelijk voor althobo, in opdracht van het festival voor nieuwe kamermuziek in het Duitse Witten.
In 1961 begon de Hongaarse componist György Kurtág muzikale miniaturen te schrijven, vaak opgedragen aan vrienden en musici. Ook voor Tabea Zimmermann schreef hij een heel persoonlijke groet, Eine Blume für Tabea. In totaal componeerde Kurtág 24 van deze aforistische werken, die samen werden uitgegeven onder de titel Signs, Games and Messages. In Nomine – all’ongherese schreef hij in 2001 oorspronkelijk voor althobo, in opdracht van het festival voor nieuwe kamermuziek in het Duitse Witten.
Clara Schumann (1819-1896)
Drie romances
Clara Wieck was niet alleen een begaafd pianist, ook componeerde ze al op jonge leeftijd. Maar toen ze met Robert Schumann trouwde kwam zijn carrière voorop te staan en bovendien kreeg het paar acht kinderen. Toen het gezin in 1853 een huis betrok dat groot genoeg was voor een eigen muziekkamer met vleugel voor Clara, begon ze weer te componeren. Voor de veel jongere huisvriend en vioolvirtuoos Joseph Joachim schreef ze haar Drie romances. Toen Robert kort daarop ziek werd, ondernam ze als pianist uitgebreide concerttournees om het gezin financieel draaiende te houden. Na de dood van Robert maakte ze samen met Joachim een tournee, waarbij ook haar eigen romances op het programma stonden. In 1855 werden de romances uitgegeven en Clara stuurde een exemplaar naar de jonge violist met de aankondiging: ‘Je kunt terecht heel tevreden zijn met wat er aan komt.’ Vermoedelijk doelde ze op de gedrukte opdracht ‘Joseph Joachim freundschaftlichst gewidmet’. Joachim zou de muziek nog vaak uitvoeren, maar Clara stopte na de dood van Robert opnieuw met componeren. In plaats daarvan wijdde ze zich volledig aan het levend houden van de muzikale erfenis van haar man.
Clara Wieck was niet alleen een begaafd pianist, ook componeerde ze al op jonge leeftijd. Maar toen ze met Robert Schumann trouwde kwam zijn carrière voorop te staan en bovendien kreeg het paar acht kinderen. Toen het gezin in 1853 een huis betrok dat groot genoeg was voor een eigen muziekkamer met vleugel voor Clara, begon ze weer te componeren. Voor de veel jongere huisvriend en vioolvirtuoos Joseph Joachim schreef ze haar Drie romances. Toen Robert kort daarop ziek werd, ondernam ze als pianist uitgebreide concerttournees om het gezin financieel draaiende te houden. Na de dood van Robert maakte ze samen met Joachim een tournee, waarbij ook haar eigen romances op het programma stonden. In 1855 werden de romances uitgegeven en Clara stuurde een exemplaar naar de jonge violist met de aankondiging: ‘Je kunt terecht heel tevreden zijn met wat er aan komt.’ Vermoedelijk doelde ze op de gedrukte opdracht ‘Joseph Joachim freundschaftlichst gewidmet’. Joachim zou de muziek nog vaak uitvoeren, maar Clara stopte na de dood van Robert opnieuw met componeren. In plaats daarvan wijdde ze zich volledig aan het levend houden van de muzikale erfenis van haar man.
Isaac Albéniz (1860-1909)
Tango
In 1890 besloot de Catalaanse componist Isaac Albéniz zich te vestigen in Londen, waar hij als pianist sensationele successen boekte. ‘Meneer Albéniz zou op zijn wapenschild ‘veni, vidi, vici’ kunnen zetten’, schreef Vanity Fair. Het Londense publiek was weg van het Spaanse temperament in zijn muziek. Hij componeerde er zes ‘albumbladen’ onder de titel España, waarvan de Tango het bekendst zou worden. Op 7 juni 1890 bracht hij de cyclus met groot succes in première. De Argentijnse tango was in die tijd in Europa nog onbekend en het kenmerkende ritme dat Albéniz gebruikt associëren wij nu met de Spaanse habanera, het ritme dat aan de wieg stond van de tango in Buenos Aires. De altviool voegt een vleugje weemoed toe aan de Spaanse passie.
In 1890 besloot de Catalaanse componist Isaac Albéniz zich te vestigen in Londen, waar hij als pianist sensationele successen boekte. ‘Meneer Albéniz zou op zijn wapenschild ‘veni, vidi, vici’ kunnen zetten’, schreef Vanity Fair. Het Londense publiek was weg van het Spaanse temperament in zijn muziek. Hij componeerde er zes ‘albumbladen’ onder de titel España, waarvan de Tango het bekendst zou worden. Op 7 juni 1890 bracht hij de cyclus met groot succes in première. De Argentijnse tango was in die tijd in Europa nog onbekend en het kenmerkende ritme dat Albéniz gebruikt associëren wij nu met de Spaanse habanera, het ritme dat aan de wieg stond van de tango in Buenos Aires. De altviool voegt een vleugje weemoed toe aan de Spaanse passie.
Heitor Villa-Lobos (1887-1959)
Aria (Cantilena)
Als componist was de Braziliaan Heitor Villa-Lobos autodidact, hoewel hij van zijn vader een grondige en zeer strenge klassieke opleiding kreeg. Toen deze jong overleed bracht Villa-Lobos meer tijd op straat door met de choro-muzikanten; hij leerde gitaarspelen en improviseerde met het contrapunt uit zijn klassieke opleiding tijdens jamsessies. Om geld te verdienen voor het gezin speelde hij cello in restaurant- en bioscooporkestjes en bracht hij op straat met zijn gitaar serenades. Hij verzamelde tijdens binnenlandse reizen Braziliaanse volksliedjes, raakte bevriend met de Franse componist en generatiegenoot Darius Milhaud en werd een graag geziene gast in de wereld van de moderne muziek. In de Bachianas brasileiras – waarvan de Aria (Cantilena) de bekendste is – komen deze twee werelden samen. De altviool zingt het dromerige lied dat oorspronkelijk voor mezzosopraan en acht cello’s geschreven werd.
Als componist was de Braziliaan Heitor Villa-Lobos autodidact, hoewel hij van zijn vader een grondige en zeer strenge klassieke opleiding kreeg. Toen deze jong overleed bracht Villa-Lobos meer tijd op straat door met de choro-muzikanten; hij leerde gitaarspelen en improviseerde met het contrapunt uit zijn klassieke opleiding tijdens jamsessies. Om geld te verdienen voor het gezin speelde hij cello in restaurant- en bioscooporkestjes en bracht hij op straat met zijn gitaar serenades. Hij verzamelde tijdens binnenlandse reizen Braziliaanse volksliedjes, raakte bevriend met de Franse componist en generatiegenoot Darius Milhaud en werd een graag geziene gast in de wereld van de moderne muziek. In de Bachianas brasileiras – waarvan de Aria (Cantilena) de bekendste is – komen deze twee werelden samen. De altviool zingt het dromerige lied dat oorspronkelijk voor mezzosopraan en acht cello’s geschreven werd.
Manuel de Falla (1876-1946)
Siete canciones populares españolas
Ook de Spanjaard Manuel de Falla liet zich inspireren door volksmuziek uit verschillende regio’s en net als Albéniz componeerde hij Spaans-georiënteerde muziek terwijl hij in het buitenland verbleef. In Parijs bewerkte hij volksmuziek door er uitgebreide pianopartijen bij te schrijven. ‘De geest is belangrijker dan de letter bij volksmuziek,’ aldus Falla. Hij vond het ritme en de harmonische begeleiding minstens even belangrijk als de melodie. Bij terugkomst in Spanje werd zijn cyclus van zeven liederen in januari 1915 door zarzuela-zangeres Luisa Vela in première gebracht, met groot succes.
Ook de Spanjaard Manuel de Falla liet zich inspireren door volksmuziek uit verschillende regio’s en net als Albéniz componeerde hij Spaans-georiënteerde muziek terwijl hij in het buitenland verbleef. In Parijs bewerkte hij volksmuziek door er uitgebreide pianopartijen bij te schrijven. ‘De geest is belangrijker dan de letter bij volksmuziek,’ aldus Falla. Hij vond het ritme en de harmonische begeleiding minstens even belangrijk als de melodie. Bij terugkomst in Spanje werd zijn cyclus van zeven liederen in januari 1915 door zarzuela-zangeres Luisa Vela in première gebracht, met groot succes.
Astor Piazzolla (1921-1992)
Le grand tango
Geboren als kind van Italiaanse ouders in Argentinië groeide Astor Piazzolla op in New York, waar hij op zijn bandoneon de muziek van Johann Sebastian Bach leerde spelen.
Piazzolla stond aan de wieg van de wedergeboorte van de tango, onder meer door nieuwe instrumentaties te introduceren
Na zijn compositiestudie bij Alberto Ginastera in Buenos Aires tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam hij in 1954 naar Parijs om verder te studeren bij Nadia Boulanger. Zij moedigde hem aan om elementen van de Argentijnse tango in zijn composities te verwerken. In Buenos Aires werd op dat moment nog neergekeken op de volkse tango, terwijl in Parijs sprake was van een ware tangomania. Piazzolla stond open voor het advies van Boulanger en componeerde meer dan driehonderd tango’s. Hij stond aan de wieg van de wedergeboorte van de tango, onder meer door nieuwe instrumentaties te introduceren. Le grand tango schreef hij in 1986 voor Mstislav Rostropovitsj in de – voor tango – bijzondere combinatie van cello en piano.
Geboren als kind van Italiaanse ouders in Argentinië groeide Astor Piazzolla op in New York, waar hij op zijn bandoneon de muziek van Johann Sebastian Bach leerde spelen.
Piazzolla stond aan de wieg van de wedergeboorte van de tango, onder meer door nieuwe instrumentaties te introduceren
Na zijn compositiestudie bij Alberto Ginastera in Buenos Aires tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam hij in 1954 naar Parijs om verder te studeren bij Nadia Boulanger. Zij moedigde hem aan om elementen van de Argentijnse tango in zijn composities te verwerken. In Buenos Aires werd op dat moment nog neergekeken op de volkse tango, terwijl in Parijs sprake was van een ware tangomania. Piazzolla stond open voor het advies van Boulanger en componeerde meer dan driehonderd tango’s. Hij stond aan de wieg van de wedergeboorte van de tango, onder meer door nieuwe instrumentaties te introduceren. Le grand tango schreef hij in 1986 voor Mstislav Rostropovitsj in de – voor tango – bijzondere combinatie van cello en piano.
Biografie
Tabea Zimmermann, altviool
Tabea Zimmermann, opgeleid bij Ulrich Koch en Sándor Végh, soleert bij de grootste orkesten ter wereld. Bij de International Classical Music Awards 2017 werd de Duitse altvioliste uitgeroepen tot Artist of the Year.
Residencies bekleedde ze onder meer bij de Berliner Philharmoniker en het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks, en ook bij het Concertgebouworkest (seizoen 2020/2021), waar ze al in 1988 debuteerde.
In 2022 was Tabea Zimmermann artistiek partner van het Saint Paul Chamber Orchestra en afgelopen zomer verzorgde ze meerdere concerten voor de Schwetzinger SWR Festspiele. Een speerpunt voor haar is hedendaagse muziek. In april 1994 bracht ze Ligeti’s voor haar geschreven Sonate voor altviool in wereldpremière.
In recente jaren presenteerde ze opdrachtcomposities van Heinz Holliger, Wolfgang Rihm, Georges Lentz, Enno Poppe en Bruno Mantovani. Op het gebied van kamermuziek nam haar Arcanto Quartett (2004-2016) een speciale plaats in. Naast haar podiumcarrière is Tabea Zimmermann voorzitter van het Beethoven-Haus Bonn en van de Hindemith-Stiftung; van deze componist nam ze ook het verzamelde werk voor altviool op. Met haar eigen David-Shallon-Stiftung ondersteunt ze bijzondere muzikale projecten. In 2023 werd ze voorzitter van de Ernst von Siemens Musikstiftung, waarvan ze in 2020 zelf laureaat was, en erelid van de Deutscher Musikrat. Lesgeven doet Tabea Zimmermann aan de Musikhochschule van Frankfurt en aan de Kronberg Academy.
In de Kleine Zaal was er in februari 2006 een Weekend met Tabea Zimmermann, en haar laatste recital (Brahms, Hindemith, Clarke en Sjostakovitsj) was op 12 november 2022 met pianist Kirill Gerstein. Met pianist Javier Perianes bracht Tabea Zimmermann het album Cantilena uit, vol muziek uit Spanje en Latijns-Amerika.
Javier Perianes, piano
Javier Perianes soleert bij beroemde gezelschappen over de hele wereld, zoals de Wiener Philharmoniker, het Gewandhausorchester Leipzig, de orkesten van Chicago, Boston, Cleveland, San Francisco, New York en Los Angeles, het Orchestre de Paris, het Mahler Chamber Orchestra en het Budapest Festival Orchestra. Met het Sydney Symphony Orchestra werkt hij aan een complete cyclus van Beethovens pianoconcerten.
Bij het Concertgebouworkest soleerde hij op 1 februari 2016 – in Madrid onder Semyon Bychkov – in Beethovens Vijfde pianoconcert, en keerde hij afgelopen januari terug voor Noches en los jardines de España van Falla onder leiding van Klaus Mäkelä.
Andere highlights in het vorige seizoen waren de Amerikaanse en Canadese premières van Jimmy López Bellido’s Ephemerae met The Philadelphia Orchestra respectievelijk het Orchestre Symphonique de Montréal, en de wereldpremière van een nieuw pianoconcert van Francisco Coll met het London Philharmonic Orchestra. Naast zijn orkestuitnodigingen geeft Javier Perianes wereldwijd solorecitals en speelt hij kamermuziek met altvioliste Tabea Zimmermann en het Quiroga Quartet.
De Spaanse pianist ontving in 2012 de Nationale Muziekprijs van Spanje en werd in 2019 door de International Classical Music Awards uitgeroepen tot Musician of the Year. Javier Perianes nam werken op van Schubert, Chopin, Mendelssohn, Debussy, Ravel, Bartók en van Spaanse componisten onder wie Mompou, Falla, Granados en Turina. Een album met de late werken van Debussy waarop hij de Cellosonate vertolkt samen met Jean-Guihen Queyras won in 2019 een Gramophone Award.
In de Kleine Zaal maakt Javier Perianes vandaag zijn debuut.