Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
historie

Mengelberg, Stravinsky en Amsterdam

door Johan Giskes
29 aug. 2025 29 augustus 2025

Igor Stravinsky’s muziek klinkt regelmatig in Het Concertgebouw en bij het Concertgebouworkest, maar dat was in de beginjaren wel anders. Hoe bouwde Amsterdam een relatie op met de componist?

  • Stravinsky en Mengelberg repeteren Jeu de cartes in Het Concertgebouw, 1937

    Stravinsky en Mengelberg repeteren Jeu de cartes in Het Concertgebouw, 1937

  • Stravinsky en Mengelberg repeteren Jeu de cartes in Het Concertgebouw, 1937

    Stravinsky en Mengelberg repeteren Jeu de cartes in Het Concertgebouw, 1937

Igor Stravinsky brak in 1910 in Parijs door met zijn balletmuziek voor De vuurvogel van het befaamde gezelschap Les Ballets Russes. Al snel baarde hij er opzien met zijn steeds innovatievere en brutalere stijl, culminerend in de première van Le sacre du printemps in 1913. Het tumult bereikte ons land echter nauwelijks – Stravinsky was hier nog geen bekende naam. Op 29 maart 1917 – en nog tweemaal in 1918 – voerde het Concertgebouworkest onder leiding van Willem Mengelberg voor het eerst een compositie van de Rus uit: Feu d’artifice, een kort stuk dat aan L’Apprenti s­orcier van Paul Dukas doet denken. Niemand zal toen hebben vermoed dat de componist enkele jaren later in Het Concertgebouw furore zou maken.

Hoewel Willem Mengelberg – de 'eerste dirigent' van het Concertgebouworkest – ondertussen het idee heeft opgevat om het Amsterdamse publiek met meer muziek van Stravinsky in contact te brengen, duurt het toch tot 1923 tot dit gebeurt. In november van dat jaar speelt het orkest onder leiding van de Franse componist, organist en dirigent Gabriel Pierné vier keer Petroesjka (Stravinsky’s tweede werk voor Les Ballets Russes uit 1911) en in december laat Mengelberg het publiek kennismaken met Chant du rossignol. In maart 1924 komt onder leiding van Karl Muck eenmalig de Ai­r du rossignol aan bod.

De Nederlandse première van de Sacre

In de maanden daarna wordt Stravinsky’s muziek flink belicht. Bij een optreden van Les Ballets Russes in de Amsterdamse Stadsschouwburg onder auspiciën van de Wa­gnervereeniging op 8, 9 en 11 mei speelt het orkest onder leiding van de Franse dirigent Désiré-Émile Inghelbrecht in de bak onder meer Pulcinella en – opnieuw – Petroesjka. En op 12 oktober klinkt na ongewoon vaak en zeer intensief repeteren voor het eerst Le sacre du printemps, met de Stravinsky-specialist Pierre Monteux op de bok. Het publiek reageert grotendeels positief. Vier herhalingen volgen, twee in Amsterdam, één in Utrecht en één in Rotterdam. Jaren later herinnert Monteux zich de repetities en de eerste uitvoering nog levendig: ‘My, what work that was! This work which was part of me seemed to have endless difficulties for the Dutch musicians. We persevered, and on the 12th of October played Le Sacre for the subscribers’ Thursday night concert. We really played it, too; the heavy, rich strings of the orchestra sui­ted the word admirably and I was truly thrilled by the sound. I have often regretted we have no recording of that eventful thirty-six minutes in the life of the orchestra.’ Monteux overdreef waarschijnlijk hierbij de tijdsduur van het werk: in verschillende opnamen van hem duurt het stuk circa 32 minuten.*

Stravinsky komt zelf in 1924

Uit de doorslag van een brief aan de componist d.d. 20 november 1923, die geschreven is na een gesprek van Mengelbergs secretaris mr. S.A.M. Bottenheim met Stravinsky in Parijs, blijkt dat de componist graag zelf de introductie van een aantal van zijn composities op zich wil nemen. Gepoogd wordt om hem nog in het lopende seizoen in Amsterdam te krijgen. Dat lukt niet, maar wel wordt zijn komst in het volgende seizoen gerealiseerd. Op 20 november 1924 presenteert Stravinsky zich voor het eerst als pianosolist in zijn gloednieuwe Concert voor piano, blazers, pauken en contrabassen, en op 23 november (vóór de pauze) als gastdirigent in onder andere de Suite uit ‘De vuurvogel’ (1910). Alle Stravinsky-werken zijn dan voor het Concertgebouworkest nieuw.

In drommen kwamen de muziekliefhebbers naar Het Concertgebouw. Al voorafgaand aan zijn piano-optreden kreeg de Rus een uitzonderlijke ontvangst. Op de 21ste geeft de Nieuwe Rotterdamsche Courant in de avondeditie niet alleen een lovende beschrijving van het pianoconcert en de uitvoering ervan, maar meldt het dagblad ook dat het publiek na afloop applaudisseerde en juichte en hem een zeldzame ovatie bezorgde. ‘Een groote krans als uiterlijk huldebetoon is hem bovendien vereerd en Strawinsky zelf hield niet op de hulde mede over te brengen aan het orkest en bovenal aan Mengelberg. Later verzekerde hij ons nog herhaaldelijk, dat de prestatie een bijna ongelooflijk wonder van pracht was geweest.’ Zijn debuut als gastdirigent zorgde volgens het Algemeen Handelsblad eveneens voor een stormachtige, overweldigende ovatie als maar zelden gegeven. Stravinsky op zijn beurt toonde zich ook tegenover De Telegraaf lovend over Mengelberg en de orkestleden.

Igor Stravinsky brak in 1910 in Parijs door met zijn balletmuziek voor De vuurvogel van het befaamde gezelschap Les Ballets Russes. Al snel baarde hij er opzien met zijn steeds innovatievere en brutalere stijl, culminerend in de première van Le sacre du printemps in 1913. Het tumult bereikte ons land echter nauwelijks – Stravinsky was hier nog geen bekende naam. Op 29 maart 1917 – en nog tweemaal in 1918 – voerde het Concertgebouworkest onder leiding van Willem Mengelberg voor het eerst een compositie van de Rus uit: Feu d’artifice, een kort stuk dat aan L’Apprenti s­orcier van Paul Dukas doet denken. Niemand zal toen hebben vermoed dat de componist enkele jaren later in Het Concertgebouw furore zou maken.

Hoewel Willem Mengelberg – de 'eerste dirigent' van het Concertgebouworkest – ondertussen het idee heeft opgevat om het Amsterdamse publiek met meer muziek van Stravinsky in contact te brengen, duurt het toch tot 1923 tot dit gebeurt. In november van dat jaar speelt het orkest onder leiding van de Franse componist, organist en dirigent Gabriel Pierné vier keer Petroesjka (Stravinsky’s tweede werk voor Les Ballets Russes uit 1911) en in december laat Mengelberg het publiek kennismaken met Chant du rossignol. In maart 1924 komt onder leiding van Karl Muck eenmalig de Ai­r du rossignol aan bod.

De Nederlandse première van de Sacre

In de maanden daarna wordt Stravinsky’s muziek flink belicht. Bij een optreden van Les Ballets Russes in de Amsterdamse Stadsschouwburg onder auspiciën van de Wa­gnervereeniging op 8, 9 en 11 mei speelt het orkest onder leiding van de Franse dirigent Désiré-Émile Inghelbrecht in de bak onder meer Pulcinella en – opnieuw – Petroesjka. En op 12 oktober klinkt na ongewoon vaak en zeer intensief repeteren voor het eerst Le sacre du printemps, met de Stravinsky-specialist Pierre Monteux op de bok. Het publiek reageert grotendeels positief. Vier herhalingen volgen, twee in Amsterdam, één in Utrecht en één in Rotterdam. Jaren later herinnert Monteux zich de repetities en de eerste uitvoering nog levendig: ‘My, what work that was! This work which was part of me seemed to have endless difficulties for the Dutch musicians. We persevered, and on the 12th of October played Le Sacre for the subscribers’ Thursday night concert. We really played it, too; the heavy, rich strings of the orchestra sui­ted the word admirably and I was truly thrilled by the sound. I have often regretted we have no recording of that eventful thirty-six minutes in the life of the orchestra.’ Monteux overdreef waarschijnlijk hierbij de tijdsduur van het werk: in verschillende opnamen van hem duurt het stuk circa 32 minuten.*

Stravinsky komt zelf in 1924

Uit de doorslag van een brief aan de componist d.d. 20 november 1923, die geschreven is na een gesprek van Mengelbergs secretaris mr. S.A.M. Bottenheim met Stravinsky in Parijs, blijkt dat de componist graag zelf de introductie van een aantal van zijn composities op zich wil nemen. Gepoogd wordt om hem nog in het lopende seizoen in Amsterdam te krijgen. Dat lukt niet, maar wel wordt zijn komst in het volgende seizoen gerealiseerd. Op 20 november 1924 presenteert Stravinsky zich voor het eerst als pianosolist in zijn gloednieuwe Concert voor piano, blazers, pauken en contrabassen, en op 23 november (vóór de pauze) als gastdirigent in onder andere de Suite uit ‘De vuurvogel’ (1910). Alle Stravinsky-werken zijn dan voor het Concertgebouworkest nieuw.

In drommen kwamen de muziekliefhebbers naar Het Concertgebouw. Al voorafgaand aan zijn piano-optreden kreeg de Rus een uitzonderlijke ontvangst. Op de 21ste geeft de Nieuwe Rotterdamsche Courant in de avondeditie niet alleen een lovende beschrijving van het pianoconcert en de uitvoering ervan, maar meldt het dagblad ook dat het publiek na afloop applaudisseerde en juichte en hem een zeldzame ovatie bezorgde. ‘Een groote krans als uiterlijk huldebetoon is hem bovendien vereerd en Strawinsky zelf hield niet op de hulde mede over te brengen aan het orkest en bovenal aan Mengelberg. Later verzekerde hij ons nog herhaaldelijk, dat de prestatie een bijna ongelooflijk wonder van pracht was geweest.’ Zijn debuut als gastdirigent zorgde volgens het Algemeen Handelsblad eveneens voor een stormachtige, overweldigende ovatie als maar zelden gegeven. Stravinsky op zijn beurt toonde zich ook tegenover De Telegraaf lovend over Mengelberg en de orkestleden.

  • Mengelberg en Stravinsky in Het Concertgebouw, 1926

    Mengelberg en Stravinsky in Het Concertgebouw, 1926

  • Stravinsky en Monteux

    Stravinsky en Monteux

  • Mengelberg en Stravinsky in Het Concertgebouw, 1926

    Mengelberg en Stravinsky in Het Concertgebouw, 1926

  • Stravinsky en Monteux

    Stravinsky en Monteux

Nog enkele keren komt hij als dirigent terug: in 1926 met de Suite uit ‘De vuurvogel’ (versie 1919, respectievelijk Huit pièces enfantines en Le sacre du printemps), in 1928 (Oedipus rex en Petroesjka, tijdens de viering van het veertigjarig bestaan van Het Concertgebouw) en in 1937 (Jeu de cartes, in het vijftigste abonnementsseizoen). In 1926 soleert hij opnieuw in het pianoconcert onder leiding van Mengelberg. Voor wie dit niet genoeg was, vond in 1926 in de Stadsschouwburg de eerste toneeluitvoering in Nederland plaats van Histoire du soldat in een vertaling van Martinus Nijhoff en trad Stravinsky ook op in de Kleine Zaal.

Cartouche

Al deze optredens krijgen echter maar bescheiden navolging, zeker vergeleken met die van Richard Strauss en Gustav Mahler en hun muziek. Mengelberg heeft met het Concertgebouworkest in totaal slechts 34 keer een compositie van Stravinsky uitgevoerd. Na de Tweede Wereldoorlog kwam zijn werk geleidelijk steeds vaker op de lessenaars te staan. In 1952 eerde Het Concertgebouw Stravinsky met het aanbrengen van zijn naam in een van de nog lege cartouches in de Grote Zaal. De componist bedankte daarvoor met: ‘C’est un grand honneur pour moi et j’y suis d’autant plus sensible que j’ai toujours joué et dirigé avec joie dans votre magnifique institution.’

* Zie John Canarina, Pierre Monteux, Maître (Pompton Plains, Cambridge 2003), p. 84.

Lees ook het achtergrondverhaal Stravinsky’s drietrapsballet.

wo 17 en do 18 september | Grote Zaal
Concertgebouworkest
Klaus Mäkelä dirigent
o.a. Stravinsky – Le sacre du printemps
Bestel hier kaarten
Bekijk het concertprogramma

wo 24 september | Grote Zaal
Philharmonia
Santtu-Matias Rouvali dirigent
o.a. Stravinsky – Suite uit ‘De vuurvogel’
Bestel hier kaarten
Bekijk het concertprogramma

Nog enkele keren komt hij als dirigent terug: in 1926 met de Suite uit ‘De vuurvogel’ (versie 1919, respectievelijk Huit pièces enfantines en Le sacre du printemps), in 1928 (Oedipus rex en Petroesjka, tijdens de viering van het veertigjarig bestaan van Het Concertgebouw) en in 1937 (Jeu de cartes, in het vijftigste abonnementsseizoen). In 1926 soleert hij opnieuw in het pianoconcert onder leiding van Mengelberg. Voor wie dit niet genoeg was, vond in 1926 in de Stadsschouwburg de eerste toneeluitvoering in Nederland plaats van Histoire du soldat in een vertaling van Martinus Nijhoff en trad Stravinsky ook op in de Kleine Zaal.

Cartouche

Al deze optredens krijgen echter maar bescheiden navolging, zeker vergeleken met die van Richard Strauss en Gustav Mahler en hun muziek. Mengelberg heeft met het Concertgebouworkest in totaal slechts 34 keer een compositie van Stravinsky uitgevoerd. Na de Tweede Wereldoorlog kwam zijn werk geleidelijk steeds vaker op de lessenaars te staan. In 1952 eerde Het Concertgebouw Stravinsky met het aanbrengen van zijn naam in een van de nog lege cartouches in de Grote Zaal. De componist bedankte daarvoor met: ‘C’est un grand honneur pour moi et j’y suis d’autant plus sensible que j’ai toujours joué et dirigé avec joie dans votre magnifique institution.’

* Zie John Canarina, Pierre Monteux, Maître (Pompton Plains, Cambridge 2003), p. 84.

Lees ook het achtergrondverhaal Stravinsky’s drietrapsballet.

wo 17 en do 18 september | Grote Zaal
Concertgebouworkest
Klaus Mäkelä dirigent
o.a. Stravinsky – Le sacre du printemps
Bestel hier kaarten
Bekijk het concertprogramma

wo 24 september | Grote Zaal
Philharmonia
Santtu-Matias Rouvali dirigent
o.a. Stravinsky – Suite uit ‘De vuurvogel’
Bestel hier kaarten
Bekijk het concertprogramma

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Probeer nu twee maanden gratis!