Solofagottist Andrea Cellacchi: ‘Fouten maken mag en ieder concert is een avontuur’
door Anna de Vey Mestdagh 25 mei 2023 25 mei 2023
Sinds april vorig jaar is Andrea Cellacchi solofagottist bij het Concertgebouworkest. Hoe is zijn eerste jaar in Amsterdam bevallen? ‘Soms voel ik me alsof ik hier op tournee ben, ik wil alles zien en meemaken.’
Juist toen Andrea Cellacchi zijn draai begon te vinden als eerste fagottist in het Orchestra Sinfonica Nazionale della RAI in Turijn gebeurde het: in de zomer van 2021 speelde hij een recital op het Festival van Lugano, waar ook klarinettist Calogero Palermo en hoboïst Ivan Podyomov aanwezig waren, beiden aanvoerders in het Concertgebouworkest. Onder de indruk van Andrea’s vloeiende en inspirerende fagotspel spoorden zij hem aan om zich aan te melden voor de auditie voor eerste fagottist bij het Koninklijk Concertgebouworkest.
Aanvankelijk twijfelde hij, het Italiaanse leven en de traditionele manier van spelen in het Turijnse orkest bevielen hem uitstekend. De enthousiaste verhalen van zijn goede vriend, de violist Alessandro Di Giacomo, destijds academist bij het Concertgebouworkest, overtuigden hem om de gok te wagen. Zijn proefspel voelde als een concert: ‘Tot mijn verbazing applaudisseerde de commissie bij mijn opkomst, en op dat moment zei ik tegen mezelf: je moet dit niet zien als een wedstrijd maar als een bijzonder optreden, en waarschijnlijk krijg je nooit meer de kans om in zo’n prachtige zaal voor zo’n deskundig publiek te spelen’.
Maar het ging goed, en ondertussen woont hij, samen met Alessandro, in een ruim appartement met uitzicht over het centrum van Amsterdam. De zakjes Italiaanse kruiden uit de tuinen van hun beider ouders liggen in het vriesvak, geregeld ontvangen zij collega’s voor een goede lasagne of pasta carbonara.
Terugbetalen
Andrea groeide op in een rustig dorpje iets ten zuiden van Rome. Zijn vader is fluitist, zijn moeder pianiste. ‘Ze hadden het zo geregeld dat de een in de ochtend lesgaf en de ander ’s middags, zodat er altijd iemand thuis was. ’s Avonds in bed luisterde ik vaak naar het samenspel van mijn ouders, tot op het punt dat ik er niet van kon slapen, zo mooi vond ik het. Ongetwijfeld is daar het zaadje geplant van mijn grote liefde voor de klassieke muziek. Ook mijn broer is beroepsmusicus geworden.
De hoornleraar kwam niet opdagen, de fagotleraar wel
Dat ik fagot ben gaan spelen berust overigens op toeval: de hoornleraar kwam niet opdagen en de fagotleraar wel. Ik ben er blij om, want de rol van de fagot, als fundament van de orkestklank maar toch niet steeds in de spotlight staand, past veel beter bij mijn karakter.’ Op zijn zestiende won hij de MuriCompetition in Zwitserland en hij is er trots op dat zijn ouders vanaf dat moment dankzij het prijzengeld niet meer in zijn levensbehoeften hoefden te voorzien. ‘Ik heb ze kunnen terugbetalen voor alles wat ze voor me gedaan hebben, zowel op financieel als op emotioneel niveau, en dat maakt me gelukkig.’
De perfecte klank
Het Concertgebouworkest heeft veel voordelen, zoals de prachtige zaal, de dirigenten, de buitenlandse reizen. De musici worden heel goed ondersteund met coaching, massages en hulp bij het vinden van een goed instrument. Maar het belangrijkste vindt Andrea toch het sociale aspect en daaruit voortvloeiend de manier van spelen. ‘Al tijdens de eerste repetitie realiseerde ik me: deze musici zijn niet berekenend of egocentrisch, ze spelen op instinct en geven elkaar de ruimte. Ze luisteren naar hoe de klanken mengen en nemen risico’s, alles voor de zoektocht naar de perfecte klank en de ideale samensmelting.
Juist toen Andrea Cellacchi zijn draai begon te vinden als eerste fagottist in het Orchestra Sinfonica Nazionale della RAI in Turijn gebeurde het: in de zomer van 2021 speelde hij een recital op het Festival van Lugano, waar ook klarinettist Calogero Palermo en hoboïst Ivan Podyomov aanwezig waren, beiden aanvoerders in het Concertgebouworkest. Onder de indruk van Andrea’s vloeiende en inspirerende fagotspel spoorden zij hem aan om zich aan te melden voor de auditie voor eerste fagottist bij het Koninklijk Concertgebouworkest.
Aanvankelijk twijfelde hij, het Italiaanse leven en de traditionele manier van spelen in het Turijnse orkest bevielen hem uitstekend. De enthousiaste verhalen van zijn goede vriend, de violist Alessandro Di Giacomo, destijds academist bij het Concertgebouworkest, overtuigden hem om de gok te wagen. Zijn proefspel voelde als een concert: ‘Tot mijn verbazing applaudisseerde de commissie bij mijn opkomst, en op dat moment zei ik tegen mezelf: je moet dit niet zien als een wedstrijd maar als een bijzonder optreden, en waarschijnlijk krijg je nooit meer de kans om in zo’n prachtige zaal voor zo’n deskundig publiek te spelen’.
Maar het ging goed, en ondertussen woont hij, samen met Alessandro, in een ruim appartement met uitzicht over het centrum van Amsterdam. De zakjes Italiaanse kruiden uit de tuinen van hun beider ouders liggen in het vriesvak, geregeld ontvangen zij collega’s voor een goede lasagne of pasta carbonara.
Terugbetalen
Andrea groeide op in een rustig dorpje iets ten zuiden van Rome. Zijn vader is fluitist, zijn moeder pianiste. ‘Ze hadden het zo geregeld dat de een in de ochtend lesgaf en de ander ’s middags, zodat er altijd iemand thuis was. ’s Avonds in bed luisterde ik vaak naar het samenspel van mijn ouders, tot op het punt dat ik er niet van kon slapen, zo mooi vond ik het. Ongetwijfeld is daar het zaadje geplant van mijn grote liefde voor de klassieke muziek. Ook mijn broer is beroepsmusicus geworden.
De hoornleraar kwam niet opdagen, de fagotleraar wel
Dat ik fagot ben gaan spelen berust overigens op toeval: de hoornleraar kwam niet opdagen en de fagotleraar wel. Ik ben er blij om, want de rol van de fagot, als fundament van de orkestklank maar toch niet steeds in de spotlight staand, past veel beter bij mijn karakter.’ Op zijn zestiende won hij de MuriCompetition in Zwitserland en hij is er trots op dat zijn ouders vanaf dat moment dankzij het prijzengeld niet meer in zijn levensbehoeften hoefden te voorzien. ‘Ik heb ze kunnen terugbetalen voor alles wat ze voor me gedaan hebben, zowel op financieel als op emotioneel niveau, en dat maakt me gelukkig.’
De perfecte klank
Het Concertgebouworkest heeft veel voordelen, zoals de prachtige zaal, de dirigenten, de buitenlandse reizen. De musici worden heel goed ondersteund met coaching, massages en hulp bij het vinden van een goed instrument. Maar het belangrijkste vindt Andrea toch het sociale aspect en daaruit voortvloeiend de manier van spelen. ‘Al tijdens de eerste repetitie realiseerde ik me: deze musici zijn niet berekenend of egocentrisch, ze spelen op instinct en geven elkaar de ruimte. Ze luisteren naar hoe de klanken mengen en nemen risico’s, alles voor de zoektocht naar de perfecte klank en de ideale samensmelting.
Dat vraagt natuurlijk wel een gedegen vaardigheid op je instrument en ook een grote psychologische kracht, maar er valt tegelijkertijd een enorme hoop stress van je schouders, want fouten maken mag en ieder concert is een avontuur’.
Principe
En als er dan toch iets misgaat op het concert is het wat hem betreft iets te gemakkelijk om te zeggen: nou ja, fouten maken is menselijk, volgende keer beter. ‘Wat ik dan doe is een analyse maken van wat er gebeurde, nadenken over wat ik de volgende keer anders kan doen om de fout te voorkomen. Veel staat of valt natuurlijk met de voorbereiding, maar ook met het materiaal. Als fagottist ben je constant bezig met het maken van het perfecte riet en het bepalen welk riet het beste past bij een bepaalde luchtvochtigheid. Maar als dat allemaal in orde is, neem je op het concert toch weer de nodige risico’s om tot het ideale geluid te komen. Want beter een noot gemist dan een noot te hard of te zacht aanzetten, dat is het principe van dit orkest. Wij zijn er niet om perfect te spelen, er zijn al genoeg quasi-perfecte cd-opnames. Onze taak is om iedere keer weer iets speciaals mee te geven aan het publiek.’
Een veilige plek
Andrea voert samen met Gustavo Núñez de fagotten aan. ‘Als leider van de fagotgroep moet je soms de timing aangeven, maar ook zorgen voor een open communicatie, een veilige plek voor iedereen om zich uit te kunnen spreken. Niet alleen met woorden trouwens, ook met een kleine beweging of snelle blik kan je elkaar al een heleboel zeggen. Nou was er al meteen een fantastische sfeer in de fagotgroep. Mijn geweldige collega’s Helma van den Brink en Simon Van Holen heetten me hartelijk welkom. Maar toen ze na de eerste repetitie zeiden ‘we willen je even spreken’, dacht ik: oei, nu gaat het komen. Ze waren echter oprecht blij voor me en vroegen meteen of ik misschien interesse had in lesgeven aan het Conservatorium van Amsterdam.
Soms voel ik me alsof ik hier op tournee ben, ik wil alles zien en meemaken
Toch blijft zo’n eerste jaar spannend, je speelt allerlei stukken voor de eerste keer. De Negende symfonie van Mahler bijvoorbeeld, met al die kwetsbare fagotsolo’s, toen ik die zag staan in de seizoenslijst moest ik wel even slikken. Het hoogtepunt van het afgelopen jaar was voor mij het werken met Riccardo Chailly aan de Eerste symfonie van Rachmaninoff. Wat een geweldige dirigent! Het publiek brak de tent af na afloop. Mijn ouders en broer waren erbij, dat maakte het extra feestelijk.’
Museumkaart
‘Ik heb Nederland leren kennen als een land met hartelijke mensen die open staan voor nieuwe uitdagingen. Ze zijn lekker praktisch, gaan gewoon op de fiets overal naar toe en zeuren niet als er een regenbui valt. Soms voel ik me alsof ik hier op tournee ben, ik wil alles zien en meemaken. In een vrije orkestweek, als andere mensen op vakantie naar het buitenland gaan, dan blijf ik juist thuis. Opvallend vind ik de bijzondere heldere lichtval, de lange zomerdagen – ja echt, ze zijn veel langer dan in Italië – en natuurlijk de prachtige Amsterdamse architectuur en de vele culturele mogelijkheden. Voor Kerstmis heb ik mezelf een Museumkaart cadeau gegeven.’
Dat vraagt natuurlijk wel een gedegen vaardigheid op je instrument en ook een grote psychologische kracht, maar er valt tegelijkertijd een enorme hoop stress van je schouders, want fouten maken mag en ieder concert is een avontuur’.
Principe
En als er dan toch iets misgaat op het concert is het wat hem betreft iets te gemakkelijk om te zeggen: nou ja, fouten maken is menselijk, volgende keer beter. ‘Wat ik dan doe is een analyse maken van wat er gebeurde, nadenken over wat ik de volgende keer anders kan doen om de fout te voorkomen. Veel staat of valt natuurlijk met de voorbereiding, maar ook met het materiaal. Als fagottist ben je constant bezig met het maken van het perfecte riet en het bepalen welk riet het beste past bij een bepaalde luchtvochtigheid. Maar als dat allemaal in orde is, neem je op het concert toch weer de nodige risico’s om tot het ideale geluid te komen. Want beter een noot gemist dan een noot te hard of te zacht aanzetten, dat is het principe van dit orkest. Wij zijn er niet om perfect te spelen, er zijn al genoeg quasi-perfecte cd-opnames. Onze taak is om iedere keer weer iets speciaals mee te geven aan het publiek.’
Een veilige plek
Andrea voert samen met Gustavo Núñez de fagotten aan. ‘Als leider van de fagotgroep moet je soms de timing aangeven, maar ook zorgen voor een open communicatie, een veilige plek voor iedereen om zich uit te kunnen spreken. Niet alleen met woorden trouwens, ook met een kleine beweging of snelle blik kan je elkaar al een heleboel zeggen. Nou was er al meteen een fantastische sfeer in de fagotgroep. Mijn geweldige collega’s Helma van den Brink en Simon Van Holen heetten me hartelijk welkom. Maar toen ze na de eerste repetitie zeiden ‘we willen je even spreken’, dacht ik: oei, nu gaat het komen. Ze waren echter oprecht blij voor me en vroegen meteen of ik misschien interesse had in lesgeven aan het Conservatorium van Amsterdam.
Soms voel ik me alsof ik hier op tournee ben, ik wil alles zien en meemaken
Toch blijft zo’n eerste jaar spannend, je speelt allerlei stukken voor de eerste keer. De Negende symfonie van Mahler bijvoorbeeld, met al die kwetsbare fagotsolo’s, toen ik die zag staan in de seizoenslijst moest ik wel even slikken. Het hoogtepunt van het afgelopen jaar was voor mij het werken met Riccardo Chailly aan de Eerste symfonie van Rachmaninoff. Wat een geweldige dirigent! Het publiek brak de tent af na afloop. Mijn ouders en broer waren erbij, dat maakte het extra feestelijk.’
Museumkaart
‘Ik heb Nederland leren kennen als een land met hartelijke mensen die open staan voor nieuwe uitdagingen. Ze zijn lekker praktisch, gaan gewoon op de fiets overal naar toe en zeuren niet als er een regenbui valt. Soms voel ik me alsof ik hier op tournee ben, ik wil alles zien en meemaken. In een vrije orkestweek, als andere mensen op vakantie naar het buitenland gaan, dan blijf ik juist thuis. Opvallend vind ik de bijzondere heldere lichtval, de lange zomerdagen – ja echt, ze zijn veel langer dan in Italië – en natuurlijk de prachtige Amsterdamse architectuur en de vele culturele mogelijkheden. Voor Kerstmis heb ik mezelf een Museumkaart cadeau gegeven.’
De fagot van Andrea Cellacchi
Tot voor kort heeft Andrea Cellacchi een fagot van Moosmann bespeeld. Absoluut geen slecht instrument, maar niets vergeleken met een Heckel, de koning van de fagotten. Of zoals Andrea zegt: de Coca Cola onder de fagotten, het originele recept. Tien jaar geleden, Andrea was vijftien jaar oud, bestelden zijn ouders er al een. De wachtlijst is ondertussen opgelopen tot zo’n zestien jaar, dus hij wacht er nog steeds op. Met hulp van collega-solofagottist Gustavo Núñez en Foundation Concertgebouworkest heeft hij nu een tweedehands exemplaar ter beschikking gekregen. ‘Vanaf de eerste dag dat ik deze Heckel bespeelde voelde het vertrouwd, gaf het instrument me zelfvertrouwen. Een Heckel is gebouwd voor de lange duur en wordt, net als een Rolex, met de jaren meer waard. Een geweldige investering.’
De fagot van Andrea Cellacchi
Tot voor kort heeft Andrea Cellacchi een fagot van Moosmann bespeeld. Absoluut geen slecht instrument, maar niets vergeleken met een Heckel, de koning van de fagotten. Of zoals Andrea zegt: de Coca Cola onder de fagotten, het originele recept. Tien jaar geleden, Andrea was vijftien jaar oud, bestelden zijn ouders er al een. De wachtlijst is ondertussen opgelopen tot zo’n zestien jaar, dus hij wacht er nog steeds op. Met hulp van collega-solofagottist Gustavo Núñez en Foundation Concertgebouworkest heeft hij nu een tweedehands exemplaar ter beschikking gekregen. ‘Vanaf de eerste dag dat ik deze Heckel bespeelde voelde het vertrouwd, gaf het instrument me zelfvertrouwen. Een Heckel is gebouwd voor de lange duur en wordt, net als een Rolex, met de jaren meer waard. Een geweldige investering.’