Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
orkestlid

Slagwerker Herman Rieken: ‘Soms lijken we meer huisgenoten dan collega’s’

door Inge Jongerman
18 aug. 2023 18 augustus 2023

Spreek met Herman Rieken en je raakt ervan overtuigd dat slagwerker in het Concertgebouworkest het mooiste beroep ter wereld is. Dat is hij nu al ruim 40 jaar. ‘Dat we een pauk hebben die Mahler ooit zelf hoorde, moet toch iedereen weten!’

  • Herman Rieken

    Foto: Eduardus Lee

    Herman Rieken

    Foto: Eduardus Lee

  • Herman Rieken

    Foto: Eduardus Lee

    Herman Rieken

    Foto: Eduardus Lee

In de deuropening van zijn huis in Amsterdam-West begint Herman Rieken meteen met een waarschuwing: ‘Gooi er een kwartje in en ik houd niet meer op.’ Hij blijkt gelijk te krijgen, maar wat hij vertelt verveelt geen moment. Na een gesprek met Herman kun je niet anders dan ervan overtuigd zijn dat slagwerker in het Concertgebouworkest het mooiste beroep ter wereld is.

Herman begon in 1981 als remplaçant bij het orkest. Toen er in 2002 ‘eindelijk’ twee plekken vrij kwamen in de slagwerksectie kreeg hij zonder proefspel – iets wat zelden voorkomt – de plek van soloslagwerker aangeboden.

Zijn liefde voor het vak begon al op jonge leeftijd, op zijn vijfde werd Herman lid van zijn tantes drumband. ’Ik vond het prachtig om met mijn trommel te paraderen op straat. Wanneer ik na een repetitie naar huis liep liet ik mijn stokken aan alle voorbijgangers zien, zo trots was ik. Soms betrap ik mijzelf er nog wel eens op dat ik de neiging heb om naar onbekende voorbijgangers te roepen: ‘Ik speel slagwerk in het Concertgebouworkest!’’

Van koebel tot Mahlerpauk

Thuis heeft Herman geen enkel slagwerkinstrument liggen. Zelfs geen triangel. ‘Ik studeer altijd in de slagwerkkamer in Het Concertgebouw, op zeven minuten fietsen van mijn huis.’ Herman begeeft zich graag tussen de enorme collectie slagwerkinstrumenten die het orkest rijk is. ‘Ieder instrument heeft zijn eigen verhaal, van koebel tot Mahlerpauk.’ Over die laatste wil hij graag iets vertellen: ‘Onlangs vond ik in het Haags Gemeentearchief een brief van Hans Schnellar, een oud-paukenist van het orkest die eind negentiende eeuw naar Wenen vertrok. Het Concertgebouworkest had Schnellar – die ook pauken bouwde – gevraagd om een instrument te maken voor de lage paukennoten in Mahlers Vijfde en Zevende. In zijn brief antwoordt ­Schnellar: ‘Wat jullie vragen is onmogelijk, je kunt van een cello geen contrabas maken!’ Ongeveer twee jaar later had de Amsterdamse paukenist/bouwer Andries van der Hoek het wel voor elkaar: ‘Het is my gelukt een Pauk te maken, die in geen land ter wereld bestaat.’ Dat instrument wordt nu nog steeds gebruikt, de zogenaamde Mahlerpauk.’

Benieuwd naar Hermans favoriete muziekstukken? Bekijk ze hier.


Urenlang kan Herman speuren in archieven of databases van oude kranten, op zoek naar feiten en weetjes over het Concertgebouworkest. ‘Hoe meer kennis over het verleden, des te meer waardering voor het heden. Al die grote namen die hier geweest zijn, het besef dat ik deel uitmaak van een instituut met zo’n rijk verleden, dat maakt mij nederig.’

Mahlers Derde

Tijdens zijn eerste Kerstmatinee, in 1983, maakte Herman kennis met Mahlers Derde symfonie. ‘Ik kende de symfonieën van Mahler helemaal niet en viel meteen met mijn neus in de boter, want Bernard Haitink stond voor het orkest. Ik wist niet wat me overkwam, zo overweldigend mooi vond ik het allemaal.’ In de jaren die volgden speelde Herman zo’n beetje alle slagwerkpartijen van alle Mahler-­symfonieën. De Derde is en blijft favoriet, niet alleen vanwege die eerste keer met Haitink, maar ook door dat prachtige koraalachtige laatste deel dat eindigt met imponerend paukenspel. ‘Dit deel kreeg extra betekenis toen het in 2004 tijdens de begrafenis van mijn voormalige docent en oud-collega Jan Labordus werd gedraaid. Mahlers Derde is dan ook een van de pilaren van mijn muziekbeleving.’

In de deuropening van zijn huis in Amsterdam-West begint Herman Rieken meteen met een waarschuwing: ‘Gooi er een kwartje in en ik houd niet meer op.’ Hij blijkt gelijk te krijgen, maar wat hij vertelt verveelt geen moment. Na een gesprek met Herman kun je niet anders dan ervan overtuigd zijn dat slagwerker in het Concertgebouworkest het mooiste beroep ter wereld is.

Herman begon in 1981 als remplaçant bij het orkest. Toen er in 2002 ‘eindelijk’ twee plekken vrij kwamen in de slagwerksectie kreeg hij zonder proefspel – iets wat zelden voorkomt – de plek van soloslagwerker aangeboden.

Zijn liefde voor het vak begon al op jonge leeftijd, op zijn vijfde werd Herman lid van zijn tantes drumband. ’Ik vond het prachtig om met mijn trommel te paraderen op straat. Wanneer ik na een repetitie naar huis liep liet ik mijn stokken aan alle voorbijgangers zien, zo trots was ik. Soms betrap ik mijzelf er nog wel eens op dat ik de neiging heb om naar onbekende voorbijgangers te roepen: ‘Ik speel slagwerk in het Concertgebouworkest!’’

Van koebel tot Mahlerpauk

Thuis heeft Herman geen enkel slagwerkinstrument liggen. Zelfs geen triangel. ‘Ik studeer altijd in de slagwerkkamer in Het Concertgebouw, op zeven minuten fietsen van mijn huis.’ Herman begeeft zich graag tussen de enorme collectie slagwerkinstrumenten die het orkest rijk is. ‘Ieder instrument heeft zijn eigen verhaal, van koebel tot Mahlerpauk.’ Over die laatste wil hij graag iets vertellen: ‘Onlangs vond ik in het Haags Gemeentearchief een brief van Hans Schnellar, een oud-paukenist van het orkest die eind negentiende eeuw naar Wenen vertrok. Het Concertgebouworkest had Schnellar – die ook pauken bouwde – gevraagd om een instrument te maken voor de lage paukennoten in Mahlers Vijfde en Zevende. In zijn brief antwoordt ­Schnellar: ‘Wat jullie vragen is onmogelijk, je kunt van een cello geen contrabas maken!’ Ongeveer twee jaar later had de Amsterdamse paukenist/bouwer Andries van der Hoek het wel voor elkaar: ‘Het is my gelukt een Pauk te maken, die in geen land ter wereld bestaat.’ Dat instrument wordt nu nog steeds gebruikt, de zogenaamde Mahlerpauk.’

Benieuwd naar Hermans favoriete muziekstukken? Bekijk ze hier.


Urenlang kan Herman speuren in archieven of databases van oude kranten, op zoek naar feiten en weetjes over het Concertgebouworkest. ‘Hoe meer kennis over het verleden, des te meer waardering voor het heden. Al die grote namen die hier geweest zijn, het besef dat ik deel uitmaak van een instituut met zo’n rijk verleden, dat maakt mij nederig.’

Mahlers Derde

Tijdens zijn eerste Kerstmatinee, in 1983, maakte Herman kennis met Mahlers Derde symfonie. ‘Ik kende de symfonieën van Mahler helemaal niet en viel meteen met mijn neus in de boter, want Bernard Haitink stond voor het orkest. Ik wist niet wat me overkwam, zo overweldigend mooi vond ik het allemaal.’ In de jaren die volgden speelde Herman zo’n beetje alle slagwerkpartijen van alle Mahler-­symfonieën. De Derde is en blijft favoriet, niet alleen vanwege die eerste keer met Haitink, maar ook door dat prachtige koraalachtige laatste deel dat eindigt met imponerend paukenspel. ‘Dit deel kreeg extra betekenis toen het in 2004 tijdens de begrafenis van mijn voormalige docent en oud-collega Jan Labordus werd gedraaid. Mahlers Derde is dan ook een van de pilaren van mijn muziekbeleving.’

  • Herman Rieken

    Foto: Eduardus Lee

    Herman Rieken

    Foto: Eduardus Lee

  • Herman Rieken

    Foto: Eduardus Lee

    Herman Rieken

    Foto: Eduardus Lee

Verschillende rollen

In de eind 2022 verschenen documentaire The Royal Republic volgt filmmaker Carmen Cobos de vijfkoppige slagwerkgroep van het Concertgebouw­orkest tijdens zijn zoektocht naar een vervanger voor solo­paukenist Nick Woud. De film laat zien hoe hecht de groep is. ‘Soms lijken we meer huisgenoten dan collega’s. We studeren om en om in de slagwerkkamer, eten samen en hangen vaak tussen repetities en concerten door op onze favoriete rode leren bank.’

Het was Haitink die zei dat de slagwerkgroep een eigen republiek vormt binnen het orkest. De ­slagwerkers maken hun eigen indelingen en houden zich op in de achterhoede van het orkest, omringd door een woud van instrumenten. ‘Ik denk dat de documentaire een mooi beeld geeft van wat wij doen, het gebeurt niet zo vaak dat wij ook eens in de schijnwerpers staan.’

‘Ook Klaus Mäkela wil graag een keer mee met een rondleiding’

Tussen 2007 en 2015 was Herman bestuursvoorzitter van de Vereniging ‘Het Concertgebouworchest’. ‘Die functie was niet iets wat ik altijd voor ogen had gehad, ik werd ervoor gevraagd, dus rolde er gewoon in. Daar zat ik dan opeens aan tafel met de CEO van de ING en andere belangrijke figuren als Hedy d’Ancona. Dat vond ik eerst best spannend, maar het rare was dat zij precies hetzelfde hadden; zij vonden zo’n ‘echte’ Concertgebouwmusicus in hun midden heel interessant.’

Naam in zuil

In zijn computer heeft Herman een database met gegevens van alle orkestleden die de afgelopen 135 jaar deel uitmaakten van het Concertgebouworkest. ‘Van de meesten heb ik een foto en vaak zelfs ook een adres.’ Hij mag zichzelf rekenen tot een van de 26 slagwerkers die het orkest tot op heden telt. ‘Over vier jaar ben ik 25 jaar in vaste dienst – mijn tijd als remplaçant wordt niet meegerekend – dan graveren ze mijn naam in de marmeren zuil bij de Spiegelzaal. Dat lijkt me een mooi moment om te stoppen. Ik ben van plan een boek te maken over alle slagwerkers van het orkest, dat project houdt mij wel even bezig.’

Voor jongerenvereniging Entrée begon Herman met het geven van rondleidingen door de Concertgebouwbuurt, hij laat onder meer zien waar Willem Mengelberg woonde en Gustav Mahler verbleef. ‘Dat doe ik zo’n tien keer per jaar. Er is best veel interesse, ook Klaus Mäkela wil graag een keer mee.’

Met elkaar

Op de vraag hoe hij straks na zijn pensioen het liefst herinnerd wil worden bij het orkest, antwoordt Herman: ‘Ach, zo belangrijk ben ik ook weer niet, we zijn allemaal deel van een groter geheel. Voor mij heeft het gevoel van saamhorigheid altijd vooropgestaan, we doen het met elkaar. Dat was vroeger in de drumband al zo. Ik heb me ook altijd verbonden gevoeld met het fenomeen Concertgebouworkest, vandaar ook mijn interesse in de orkestgeschiedenis. Al die prachtige dirigenten, solisten en musici die hier vanaf 1888 voorbij zijn gekomen maken het orkest tot wat het nu is! En ik ben daar dan uiteindelijk eentje van.’ 

Verschillende rollen

In de eind 2022 verschenen documentaire The Royal Republic volgt filmmaker Carmen Cobos de vijfkoppige slagwerkgroep van het Concertgebouw­orkest tijdens zijn zoektocht naar een vervanger voor solo­paukenist Nick Woud. De film laat zien hoe hecht de groep is. ‘Soms lijken we meer huisgenoten dan collega’s. We studeren om en om in de slagwerkkamer, eten samen en hangen vaak tussen repetities en concerten door op onze favoriete rode leren bank.’

Het was Haitink die zei dat de slagwerkgroep een eigen republiek vormt binnen het orkest. De ­slagwerkers maken hun eigen indelingen en houden zich op in de achterhoede van het orkest, omringd door een woud van instrumenten. ‘Ik denk dat de documentaire een mooi beeld geeft van wat wij doen, het gebeurt niet zo vaak dat wij ook eens in de schijnwerpers staan.’

‘Ook Klaus Mäkela wil graag een keer mee met een rondleiding’

Tussen 2007 en 2015 was Herman bestuursvoorzitter van de Vereniging ‘Het Concertgebouworchest’. ‘Die functie was niet iets wat ik altijd voor ogen had gehad, ik werd ervoor gevraagd, dus rolde er gewoon in. Daar zat ik dan opeens aan tafel met de CEO van de ING en andere belangrijke figuren als Hedy d’Ancona. Dat vond ik eerst best spannend, maar het rare was dat zij precies hetzelfde hadden; zij vonden zo’n ‘echte’ Concertgebouwmusicus in hun midden heel interessant.’

Naam in zuil

In zijn computer heeft Herman een database met gegevens van alle orkestleden die de afgelopen 135 jaar deel uitmaakten van het Concertgebouworkest. ‘Van de meesten heb ik een foto en vaak zelfs ook een adres.’ Hij mag zichzelf rekenen tot een van de 26 slagwerkers die het orkest tot op heden telt. ‘Over vier jaar ben ik 25 jaar in vaste dienst – mijn tijd als remplaçant wordt niet meegerekend – dan graveren ze mijn naam in de marmeren zuil bij de Spiegelzaal. Dat lijkt me een mooi moment om te stoppen. Ik ben van plan een boek te maken over alle slagwerkers van het orkest, dat project houdt mij wel even bezig.’

Voor jongerenvereniging Entrée begon Herman met het geven van rondleidingen door de Concertgebouwbuurt, hij laat onder meer zien waar Willem Mengelberg woonde en Gustav Mahler verbleef. ‘Dat doe ik zo’n tien keer per jaar. Er is best veel interesse, ook Klaus Mäkela wil graag een keer mee.’

Met elkaar

Op de vraag hoe hij straks na zijn pensioen het liefst herinnerd wil worden bij het orkest, antwoordt Herman: ‘Ach, zo belangrijk ben ik ook weer niet, we zijn allemaal deel van een groter geheel. Voor mij heeft het gevoel van saamhorigheid altijd vooropgestaan, we doen het met elkaar. Dat was vroeger in de drumband al zo. Ik heb me ook altijd verbonden gevoeld met het fenomeen Concertgebouworkest, vandaar ook mijn interesse in de orkestgeschiedenis. Al die prachtige dirigenten, solisten en musici die hier vanaf 1888 voorbij zijn gekomen maken het orkest tot wat het nu is! En ik ben daar dan uiteindelijk eentje van.’ 

  • Herman Rieken

    Foto: Eduardus Lee

    Herman Rieken

    Foto: Eduardus Lee

  • Herman Rieken

    Foto: Eduardus Lee

    Herman Rieken

    Foto: Eduardus Lee

De kerkklokken van het Concertgebouworkest

‘Het Concertgebouworkest bezit tien kerkklokken, waarvan we er zeven konden aanschaffen dankzij de Zwitserse vriendenvereniging van het orkest. Die zijn speciaal voor ons gemaakt door Koninklijke Eijsbouts in Asten. Een echte kerkklok uit een toren is veel te zwaar, die vervoer je niet zomaar, Eijsbouts kan kleinere klokken maken met eenzelfde geluid; door middel van computerprogramma’s bepalen ze de toonhoogte, dikte en het gewicht.

Het unieke aan deze instrumenten is dat ze zo gestemd zijn dat er een grote terts in de klank zit, terwijl je bij de ‘gewone’ kerkklok altijd een kleine terts hoort. [Daardoor is er minder zweving en klinken ze zuiverder, red.]

In Mahlers Derde symfonie gebruiken we zes van deze klokken. Het Concert­gebouworkest is koploper in het gebruik van kerkklokken in het symfonisch repertoire, en ik vind het een bijzondere gedachte dat deze klokken ons allemaal gaan overleven. Voorheen gebruikten we plaat- of buisklokken voor het ‘klokgeluid’. Een leek zal het verschil niet horen, maar voor ons hebben deze instrumenten echt een meerwaarde. Nadat wij ermee begonnen, volgden al spoedig orkesten van over de hele wereld, de firma Eijsbouts heeft het druk gekregen.

De klokken zijn niet makkelijk te bespelen, alleen al omdat de klepel die we gebruiken erg zwaar is. Wij zetten de klokken op hun kop en bespelen ze aan de binnenkant. De timing is best lastig met zo’n zware klepel, het is dus aan te raden om iets aan krachttraining te doen.’

Hoe groot is Mahlers Derde symfonie? Bekijk de orkestopstelling hier.

De kerkklokken van het Concertgebouworkest

‘Het Concertgebouworkest bezit tien kerkklokken, waarvan we er zeven konden aanschaffen dankzij de Zwitserse vriendenvereniging van het orkest. Die zijn speciaal voor ons gemaakt door Koninklijke Eijsbouts in Asten. Een echte kerkklok uit een toren is veel te zwaar, die vervoer je niet zomaar, Eijsbouts kan kleinere klokken maken met eenzelfde geluid; door middel van computerprogramma’s bepalen ze de toonhoogte, dikte en het gewicht.

Het unieke aan deze instrumenten is dat ze zo gestemd zijn dat er een grote terts in de klank zit, terwijl je bij de ‘gewone’ kerkklok altijd een kleine terts hoort. [Daardoor is er minder zweving en klinken ze zuiverder, red.]

In Mahlers Derde symfonie gebruiken we zes van deze klokken. Het Concert­gebouworkest is koploper in het gebruik van kerkklokken in het symfonisch repertoire, en ik vind het een bijzondere gedachte dat deze klokken ons allemaal gaan overleven. Voorheen gebruikten we plaat- of buisklokken voor het ‘klokgeluid’. Een leek zal het verschil niet horen, maar voor ons hebben deze instrumenten echt een meerwaarde. Nadat wij ermee begonnen, volgden al spoedig orkesten van over de hele wereld, de firma Eijsbouts heeft het druk gekregen.

De klokken zijn niet makkelijk te bespelen, alleen al omdat de klepel die we gebruiken erg zwaar is. Wij zetten de klokken op hun kop en bespelen ze aan de binnenkant. De timing is best lastig met zo’n zware klepel, het is dus aan te raden om iets aan krachttraining te doen.’

Hoe groot is Mahlers Derde symfonie? Bekijk de orkestopstelling hier.

Meer interviews met orkestleden:

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.