Sharon St. Onge: 'De trein rijdt verder'
door Carine Alders 18 mei 2020 18 mei 2020
Na veertig jaar gaat hoorniste Sharon St. Onge het Koninklijk Concertgebouworkest verlaten. ‘Een jaar geleden kon ik de gedachte nog niet verdragen.’
We spreken elkaar via Skype, Sharon zit vast in ‘lockdown’ in Frankrijk. ‘We zouden voor een weekje gaan, sinds een jaar hebben we hier onze eigen plek. Maar nu zijn we hier al drie weken. Gelukkig heb ik altijd een hoorn bij me.’
Het einde van dit seizoen is ook het einde van haar lange carrière bij het Concertgebouworkest. Inmiddels is ze aan die gedachte gewend. Zelfs in de onwerkelijke situatie waarin haar laatste concerten een voor een verdampen, ziet ze wel voordelen. ‘Het wordt minder dramatisch. Misschien ben ik al met pensioen. Mijn laatste concert zou Dvořáks opera Rusalka zijn, maar dat gaat niet door. Nooit meer Mahler spelen vind ik wel erg. Ik had nog heel graag de Derde symfonie in het Mahler Festival willen spelen.’
Loslaten
Inmiddels ziet ze vooral voordelen van haar besluit om te stoppen. ‘Dat was een heel bewuste keus. Spelen in een toporkest betekent toch naast alle mooie dingen ook gewoon een hoop stress. Dat heb ik altijd goed aangekund, maar op zeker moment verschuift de balans. Ik ben dan onzeker en vraag me af of ik nog wel goed genoeg ben.’
We spreken elkaar via Skype, Sharon zit vast in ‘lockdown’ in Frankrijk. ‘We zouden voor een weekje gaan, sinds een jaar hebben we hier onze eigen plek. Maar nu zijn we hier al drie weken. Gelukkig heb ik altijd een hoorn bij me.’
Het einde van dit seizoen is ook het einde van haar lange carrière bij het Concertgebouworkest. Inmiddels is ze aan die gedachte gewend. Zelfs in de onwerkelijke situatie waarin haar laatste concerten een voor een verdampen, ziet ze wel voordelen. ‘Het wordt minder dramatisch. Misschien ben ik al met pensioen. Mijn laatste concert zou Dvořáks opera Rusalka zijn, maar dat gaat niet door. Nooit meer Mahler spelen vind ik wel erg. Ik had nog heel graag de Derde symfonie in het Mahler Festival willen spelen.’
Loslaten
Inmiddels ziet ze vooral voordelen van haar besluit om te stoppen. ‘Dat was een heel bewuste keus. Spelen in een toporkest betekent toch naast alle mooie dingen ook gewoon een hoop stress. Dat heb ik altijd goed aangekund, maar op zeker moment verschuift de balans. Ik ben dan onzeker en vraag me af of ik nog wel goed genoeg ben.’
‘Er komen steeds nieuwe musici bij en die zijn dan dertig tot veertig jaar jonger dan ik. Het moment waarop ik me zou realiseren dat ik niets meer bij te dragen heb, wil ik voor zijn. Ik voel dat het nu tijd is om te stoppen. Ik heb veel zin in andere dingen. Ik vind houtbewerking erg leuk en wil graag meubels maken. En sinds een half jaar speel ik gitaar in een bluesbandje. In het Muziekpakhuis ben ik begonnen met gitaarlessen en zo ben ik in dat bandje gerold. Een totaal andere manier van samenspelen, zonder de belasting van professioneel muziek maken. Wie weet wat er verder op mijn pad komt.’
‘Ik merk ook dat ik veel meer kan genieten van gewoon luisteren. Eerder moest ik altijd een mening hebben over alle uitvoeringen en dacht ik soms ‘oh, daar komt die lastige passage’. Nu kan ik dat helemaal loslaten. Ik ga weer terug naar de kern van het luisteren, los van mijn instrument en mijn vak. Gewoon geraakt worden. Ik word heel blij van die ontdekking en zal nog vaak in de Grote Zaal zitten om de muziek gewoon over me heen te laten komen.’
Talentvolle zestienjarige
In een eerder interview vertelde Sharon dat ze in de Verenigde Staten op school een instrument leerde bespelen. Eerst de contrabas, maar toen een vriendinnetje voor de hoorn koos, volgde ze die keuze om samen te kunnen spelen. ‘In het gezin waar ik opgroeide was het beroep van musicus onbekend. Als je goed kon leren, dan lag het voor de hand dat je naar de universiteit ging. Het was mijn hoornleraar die in mij als zestienjarige het talent herkende.
Hij heeft ook mijn ouders ervan overtuigd dat ik een toekomst had als hoornist. Vanaf dat moment stonden zij ook vierkant achter mij. Na drie jaar studeren aan het conservatorium in Boston ontstond het plan om mijn studie in Europa af te ronden. Dezelfde hoornleraar adviseerde mij toen om naar Adriaan van Woudenberg te gaan, destijds solohoornist van het Concertgebouworkest. Het idee was dat ik na een jaar terug zou komen, maar na drie maanden wist ik al dat ik wilde blijven.
De lessen waren heel bijzonder, het muziekleven was bruisend en Het Concertgebouw… wat een akoestiek en wat een orkest! Dat wist ik al toen ik nog in Boston studeerde. We wisselden als studenten onderling opnames uit en steevast kwam het Concertgebouworkest eruit als het allermooiste. Ik had al vroeg enorme bewondering voor het orkest.’
Vacature bij de hoorns
Maar ook het maatschappelijke klimaat in Amsterdam in 1977 beviel heel goed. ‘Ik heb erg mijn best gedaan om snel Nederlands te leren en maakte makkelijk contact. Het was een heel sociale en open omgeving, ik had het gevoel dat we met z’n allen op hetzelfde spoor zaten. Veel meer dan in Amerika en ook veel sterker dan tegenwoordig. Ik voelde mij enorm op mijn gemak.’
‘Er komen steeds nieuwe musici bij en die zijn dan dertig tot veertig jaar jonger dan ik. Het moment waarop ik me zou realiseren dat ik niets meer bij te dragen heb, wil ik voor zijn. Ik voel dat het nu tijd is om te stoppen. Ik heb veel zin in andere dingen. Ik vind houtbewerking erg leuk en wil graag meubels maken. En sinds een half jaar speel ik gitaar in een bluesbandje. In het Muziekpakhuis ben ik begonnen met gitaarlessen en zo ben ik in dat bandje gerold. Een totaal andere manier van samenspelen, zonder de belasting van professioneel muziek maken. Wie weet wat er verder op mijn pad komt.’
‘Ik merk ook dat ik veel meer kan genieten van gewoon luisteren. Eerder moest ik altijd een mening hebben over alle uitvoeringen en dacht ik soms ‘oh, daar komt die lastige passage’. Nu kan ik dat helemaal loslaten. Ik ga weer terug naar de kern van het luisteren, los van mijn instrument en mijn vak. Gewoon geraakt worden. Ik word heel blij van die ontdekking en zal nog vaak in de Grote Zaal zitten om de muziek gewoon over me heen te laten komen.’
Talentvolle zestienjarige
In een eerder interview vertelde Sharon dat ze in de Verenigde Staten op school een instrument leerde bespelen. Eerst de contrabas, maar toen een vriendinnetje voor de hoorn koos, volgde ze die keuze om samen te kunnen spelen. ‘In het gezin waar ik opgroeide was het beroep van musicus onbekend. Als je goed kon leren, dan lag het voor de hand dat je naar de universiteit ging. Het was mijn hoornleraar die in mij als zestienjarige het talent herkende.
Hij heeft ook mijn ouders ervan overtuigd dat ik een toekomst had als hoornist. Vanaf dat moment stonden zij ook vierkant achter mij. Na drie jaar studeren aan het conservatorium in Boston ontstond het plan om mijn studie in Europa af te ronden. Dezelfde hoornleraar adviseerde mij toen om naar Adriaan van Woudenberg te gaan, destijds solohoornist van het Concertgebouworkest. Het idee was dat ik na een jaar terug zou komen, maar na drie maanden wist ik al dat ik wilde blijven.
De lessen waren heel bijzonder, het muziekleven was bruisend en Het Concertgebouw… wat een akoestiek en wat een orkest! Dat wist ik al toen ik nog in Boston studeerde. We wisselden als studenten onderling opnames uit en steevast kwam het Concertgebouworkest eruit als het allermooiste. Ik had al vroeg enorme bewondering voor het orkest.’
Vacature bij de hoorns
Maar ook het maatschappelijke klimaat in Amsterdam in 1977 beviel heel goed. ‘Ik heb erg mijn best gedaan om snel Nederlands te leren en maakte makkelijk contact. Het was een heel sociale en open omgeving, ik had het gevoel dat we met z’n allen op hetzelfde spoor zaten. Veel meer dan in Amerika en ook veel sterker dan tegenwoordig. Ik voelde mij enorm op mijn gemak.’
Al snel na haar studie kreeg Sharon allerlei werk. ‘En toen had ik gewoon geluk dat er een vacature bij de hoorns in het orkest kwam. In 1979 heb ik voor het eerst aan een proefspel meegedaan. Er is toen niemand aangenomen, maar ik mocht wel komen remplaceren. Een jaar later was er opnieuw een proefspel en toen heb ik het gewonnen. En ik ben dus veertig jaar gebleven. Spelen bij het Concertgebouworkest is ongeveer het hoogste wat je kunt bereiken in ons vak. Zo’n plek laat je niet makkelijk weer los.’
Dirigenten
‘De samenstelling van het orkest is echt anders geworden. Er zijn veel meer vrouwen en het orkest is veel internationaler dan toen.’ Maar het muzikale streven is altijd hetzelfde gebleven. Chef-dirigenten brengen hun eigen voorkeuren mee, maar iedereen wil Mahler met ons dirigeren. Dat is heel dankbare muziek, ook voor het orkest. Net als Brahms. Elke chef-dirigent wil deze symfonieën met het orkest opnemen.’
Van Mariss Jansons heb ik puur genoten, ook als mens. Met hem steeg je boven de muziek uit.
De eerste chef-dirigent met wie Sharon werkte was Bernard Haitink. ‘In die beginperiode maakte zo ongeveer alles enorme indruk op mij, maar de eerste keren Mahler tijdens de Kerstmatinees in de jaren 1980 waren beslist hoogtepunten, zowel emotioneel als muzikaal. Riccardo Chailly had weer een heel andere aanpak. Hij was nog heel jong en gaf het orkest een enorme impuls met zijn energie en ongelooflijke vakbekwaamheid.
Van Mariss Jansons heb ik puur genoten, ook als mens. Met hem steeg je boven de muziek uit. Als hij op het podium kwam dan stond er zo’n grote persoonlijkheid, maar wel zonder ego, dat maakte het zo bijzonder. Dat zie je maar bij weinig dirigenten.’
Behalve hoornist is Sharon ook vertegenwoordiger van de orkestleden in het Verenigingsbestuur en het Stichtingsbestuur. ‘Heel interessant (en soms heel frustrerend) om achter de schermen te kijken en hopelijk enige invloed te hebben op beleidsbeslissingen. Je ziet van dichtbij hoeveel toewijding er is op kantoor en hoeveel werk onze staf verricht. Zij maken het voor ons mogelijk om in Amsterdam en over de hele wereld concerten te geven.’
Sharon gaat haar collega’s enorm missen. ‘Ik ben in die veertig jaar heel wat dagen op reis geweest met het orkest en dan groeit er een bijzondere vriendschap. Maar die trein rijdt verder en ik stap over op een andere trein.’
Al snel na haar studie kreeg Sharon allerlei werk. ‘En toen had ik gewoon geluk dat er een vacature bij de hoorns in het orkest kwam. In 1979 heb ik voor het eerst aan een proefspel meegedaan. Er is toen niemand aangenomen, maar ik mocht wel komen remplaceren. Een jaar later was er opnieuw een proefspel en toen heb ik het gewonnen. En ik ben dus veertig jaar gebleven. Spelen bij het Concertgebouworkest is ongeveer het hoogste wat je kunt bereiken in ons vak. Zo’n plek laat je niet makkelijk weer los.’
Dirigenten
‘De samenstelling van het orkest is echt anders geworden. Er zijn veel meer vrouwen en het orkest is veel internationaler dan toen.’ Maar het muzikale streven is altijd hetzelfde gebleven. Chef-dirigenten brengen hun eigen voorkeuren mee, maar iedereen wil Mahler met ons dirigeren. Dat is heel dankbare muziek, ook voor het orkest. Net als Brahms. Elke chef-dirigent wil deze symfonieën met het orkest opnemen.’
Van Mariss Jansons heb ik puur genoten, ook als mens. Met hem steeg je boven de muziek uit.
De eerste chef-dirigent met wie Sharon werkte was Bernard Haitink. ‘In die beginperiode maakte zo ongeveer alles enorme indruk op mij, maar de eerste keren Mahler tijdens de Kerstmatinees in de jaren 1980 waren beslist hoogtepunten, zowel emotioneel als muzikaal. Riccardo Chailly had weer een heel andere aanpak. Hij was nog heel jong en gaf het orkest een enorme impuls met zijn energie en ongelooflijke vakbekwaamheid.
Van Mariss Jansons heb ik puur genoten, ook als mens. Met hem steeg je boven de muziek uit. Als hij op het podium kwam dan stond er zo’n grote persoonlijkheid, maar wel zonder ego, dat maakte het zo bijzonder. Dat zie je maar bij weinig dirigenten.’
Behalve hoornist is Sharon ook vertegenwoordiger van de orkestleden in het Verenigingsbestuur en het Stichtingsbestuur. ‘Heel interessant (en soms heel frustrerend) om achter de schermen te kijken en hopelijk enige invloed te hebben op beleidsbeslissingen. Je ziet van dichtbij hoeveel toewijding er is op kantoor en hoeveel werk onze staf verricht. Zij maken het voor ons mogelijk om in Amsterdam en over de hele wereld concerten te geven.’
Sharon gaat haar collega’s enorm missen. ‘Ik ben in die veertig jaar heel wat dagen op reis geweest met het orkest en dan groeit er een bijzondere vriendschap. Maar die trein rijdt verder en ik stap over op een andere trein.’
Hoorn inleveren
Nu Sharon St. Onge stopt als orkestmusicus komt er ook een einde aan haar bestaan als hoornist. ‘Het mooiste repertoire voor hoorn is toch orkestrepertoire, de hoeveelheid kamermuziek is voor ons zeer beperkt.’ Het betekent dat Sharon de instrumenten van de Foundation Concertgebouworkest gaat inleveren.
‘Zeker! Ik heb twee dubbelhoorns (meest standaard voor het gebruikelijke repertoire), een hoorn voor het hoge register en een Wagner-tuba. Ik heb eigenlijk niet een favoriete hoorn, maar de hoorn van Engelbert Schmid uit München is lichter dan mijn eigen Duitse Alexander-hoorn en belast je handen dus minder. Ik ben wel blij dat ik straks in ieder geval mijn eigen hoorn nog heb. Ik weet niet of ik er nog veel op zal spelen, maar geen hoorn in huis hebben zou wel heel raar zijn.
Een cruciaal onderdeel van het hoorn spelen is het mondstuk. Sommige hoornisten wisselen vaak van mondstuk en zijn altijd op zoek naar het ideale. Andere blijven hun hele carrière op hetzelfde mondstuk spelen. Als het orkest in Japan speelde ging ik vaak naar Yamaha in Tokio waar ze laden vol verschillende mondstukken hebben. Wel viel ik meestal uiteindelijk terug op mijn oude.’
Hoorn inleveren
Nu Sharon St. Onge stopt als orkestmusicus komt er ook een einde aan haar bestaan als hoornist. ‘Het mooiste repertoire voor hoorn is toch orkestrepertoire, de hoeveelheid kamermuziek is voor ons zeer beperkt.’ Het betekent dat Sharon de instrumenten van de Foundation Concertgebouworkest gaat inleveren.
‘Zeker! Ik heb twee dubbelhoorns (meest standaard voor het gebruikelijke repertoire), een hoorn voor het hoge register en een Wagner-tuba. Ik heb eigenlijk niet een favoriete hoorn, maar de hoorn van Engelbert Schmid uit München is lichter dan mijn eigen Duitse Alexander-hoorn en belast je handen dus minder. Ik ben wel blij dat ik straks in ieder geval mijn eigen hoorn nog heb. Ik weet niet of ik er nog veel op zal spelen, maar geen hoorn in huis hebben zou wel heel raar zijn.
Een cruciaal onderdeel van het hoorn spelen is het mondstuk. Sommige hoornisten wisselen vaak van mondstuk en zijn altijd op zoek naar het ideale. Andere blijven hun hele carrière op hetzelfde mondstuk spelen. Als het orkest in Japan speelde ging ik vaak naar Yamaha in Tokio waar ze laden vol verschillende mondstukken hebben. Wel viel ik meestal uiteindelijk terug op mijn oude.’