Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertprogramma

Concertprogramma

Schuberts Winterreise met Ilker Arcayürek en Ammiel Bushakevitz

Schuberts Winterreise met Ilker Arcayürek en Ammiel Bushakevitz

Kleine Zaal
10 oktober 2023
20.15 uur

Print dit programma

Ilker Arcayürek tenor
Ammiel Bushakevitz piano

Dit concert maakt deel uit van de serie Vocaal 1.

Zangteksten zijn gratis verkrijgbaar aan de zaal.

Ook interessant:
- Een diep menselijke Schubert

Franz Schubert (1797-1828)

Winterreise, D 911 (1827)
Gute Nacht
Die Wetterfahne
Gefrorne Tränen
Erstarrung
Der Lindenbaum
Wasserflut
Auf dem Flusse
Rückblick
Irrlicht
Rast
Frühlingstraum
Einsamkeit
Die Post
Der greise Kopf
Die Krähe
Letzte Hoffnung
Im Dorfe
Der stürmische Morgen
Täuschung
Der Wegweiser
Das Wirtshaus
Mut
Die Nebensonnen
Der Leiermann

er is geen pauze

einde ± 21.40 uur

Kleine Zaal 10 oktober 2023 20.15 uur

Ilker Arcayürek tenor
Ammiel Bushakevitz piano

Dit concert maakt deel uit van de serie Vocaal 1.

Zangteksten zijn gratis verkrijgbaar aan de zaal.

Ook interessant:
- Een diep menselijke Schubert

Franz Schubert (1797-1828)

Winterreise, D 911 (1827)
Gute Nacht
Die Wetterfahne
Gefrorne Tränen
Erstarrung
Der Lindenbaum
Wasserflut
Auf dem Flusse
Rückblick
Irrlicht
Rast
Frühlingstraum
Einsamkeit
Die Post
Der greise Kopf
Die Krähe
Letzte Hoffnung
Im Dorfe
Der stürmische Morgen
Täuschung
Der Wegweiser
Das Wirtshaus
Mut
Die Nebensonnen
Der Leiermann

er is geen pauze

einde ± 21.40 uur

Toelichting

Franz Schubert 1797-1828

Schubert: Winterreise

door Lonneke Tausch

Een man stapt voort in een kil en duister winterland – dat is alles wat er voorvalt in Winterreise van Franz Schubert. Het is genoeg om een verpletterende uitwerking te hebben op wie deze ‘Zyklus schauerlichen [huiveringwekkende] Lieder’, zoals de componist zelf zijn eerste privé-uitvoering aan zijn vrienden aankondigde, over zich heen laat komen. De kou slaat je om het hart. Nacht en sneeuw, wind en tranen, ijs en smart.

Verlichting komt hooguit van een vervliegende herinnering, en meer letterlijk van dwaallichten en een enkele manestraal. En die bijzonnen net voor het einde, zijn die werkelijk te zien of is het verbeelding? Onderweg vijandige vogels en huilende honden, pas in het laatste lied een ontmoeting met een andere dolende ziel.

Herkenbare emoties

De vrijgezelle dertiger Schubert, in 1823 de diagnose syfilis gekregen en wetende dat hij niet oud zou worden, voltooide in de herfst van 1827 een wandeltocht in 24 liederen vol van eenzaamheid. De gedichten waren van tijdgenoot Wilhelm Müller (1794-1827), die datzelfde jaar overleed zonder de liederen te hebben gehoord. Schubert had diens poëzie eerder getoonzet in Die schone Müllerin (1823). Was die verhaallijn duidelijk (een rondtrekkende gezel wordt verliefd op de dochter van zijn baas, de liefde blijft onbeantwoord, hij verdrinkt zichzelf), in Winterreise zijn de verwikkelingen minder expliciet. Ja, ook hier is sprake van een ongelukkige liefde.

Maar is de hoofdpersoon weggestuurd, door wie dan, of is hij zelf vertrokken, waarom, met welke bestemming, wat is zijn lot? We weten het niet. De 24 liederen herbergen genoeg diepere lagen – in tekst, context én noten – om erin te blijven ronddwalen: wat je oppervlakkig een tobberig relaas over liefdesverdriet met een open einde zou kunnen noemen is in wezen een emotionele roadtrip die overloopt van universele ervaringen. Geheel in de geest van de Romantiek, de stijlperiode die – na het rationalisme van de Verlichting – ruim baan gaf aan de expressie van subjectieve gevoelens.

Tijdgeest

De dichter noemde zijn werk Die Winterreise, maar de componist liet het lidwoord weg. Om er maar geen twijfel over te laten bestaan dat deze onbestemde voettocht van een teleurgestelde jongeman vol zelfbeklag model staat voor iets groters: voor het menselijk bestaan, voor de moeizame reis die het leven is. In essentie is de mens alleen, die the­matiek was zeer geliefd in de kunst van de Romantiek.

Het ‘wandern’ – zwerven – was alomtegenwoordig: in talloze oeuvres wordt solitair rondgedoold in woeste natuur, niet zelden met een bezwaard gemoed. Naast die romantische levensvertwijfeling is de tijdgeest in Winterreise ook aanwezig in politieke zin: de harde winter wordt wel gezien als metafoor voor het Metternich-tijdperk, met zijn ouderwetse autoriteit en repressieve atmosfeer waar veel kunstenaars zich tegen keerden.

Een man stapt voort in een kil en duister winterland – dat is alles wat er voorvalt in Winterreise van Franz Schubert. Het is genoeg om een verpletterende uitwerking te hebben op wie deze ‘Zyklus schauerlichen [huiveringwekkende] Lieder’, zoals de componist zelf zijn eerste privé-uitvoering aan zijn vrienden aankondigde, over zich heen laat komen. De kou slaat je om het hart. Nacht en sneeuw, wind en tranen, ijs en smart.

Verlichting komt hooguit van een vervliegende herinnering, en meer letterlijk van dwaallichten en een enkele manestraal. En die bijzonnen net voor het einde, zijn die werkelijk te zien of is het verbeelding? Onderweg vijandige vogels en huilende honden, pas in het laatste lied een ontmoeting met een andere dolende ziel.

Herkenbare emoties

De vrijgezelle dertiger Schubert, in 1823 de diagnose syfilis gekregen en wetende dat hij niet oud zou worden, voltooide in de herfst van 1827 een wandeltocht in 24 liederen vol van eenzaamheid. De gedichten waren van tijdgenoot Wilhelm Müller (1794-1827), die datzelfde jaar overleed zonder de liederen te hebben gehoord. Schubert had diens poëzie eerder getoonzet in Die schone Müllerin (1823). Was die verhaallijn duidelijk (een rondtrekkende gezel wordt verliefd op de dochter van zijn baas, de liefde blijft onbeantwoord, hij verdrinkt zichzelf), in Winterreise zijn de verwikkelingen minder expliciet. Ja, ook hier is sprake van een ongelukkige liefde.

Maar is de hoofdpersoon weggestuurd, door wie dan, of is hij zelf vertrokken, waarom, met welke bestemming, wat is zijn lot? We weten het niet. De 24 liederen herbergen genoeg diepere lagen – in tekst, context én noten – om erin te blijven ronddwalen: wat je oppervlakkig een tobberig relaas over liefdesverdriet met een open einde zou kunnen noemen is in wezen een emotionele roadtrip die overloopt van universele ervaringen. Geheel in de geest van de Romantiek, de stijlperiode die – na het rationalisme van de Verlichting – ruim baan gaf aan de expressie van subjectieve gevoelens.

Tijdgeest

De dichter noemde zijn werk Die Winterreise, maar de componist liet het lidwoord weg. Om er maar geen twijfel over te laten bestaan dat deze onbestemde voettocht van een teleurgestelde jongeman vol zelfbeklag model staat voor iets groters: voor het menselijk bestaan, voor de moeizame reis die het leven is. In essentie is de mens alleen, die the­matiek was zeer geliefd in de kunst van de Romantiek.

Het ‘wandern’ – zwerven – was alomtegenwoordig: in talloze oeuvres wordt solitair rondgedoold in woeste natuur, niet zelden met een bezwaard gemoed. Naast die romantische levensvertwijfeling is de tijdgeest in Winterreise ook aanwezig in politieke zin: de harde winter wordt wel gezien als metafoor voor het Metternich-tijdperk, met zijn ouderwetse autoriteit en repressieve atmosfeer waar veel kunstenaars zich tegen keerden.

  • Sneeuwlandschap, Thüringen

    door Edvard Munch, 1906

    Sneeuwlandschap, Thüringen

    door Edvard Munch, 1906

  • Sneeuwlandschap, Thüringen

    door Edvard Munch, 1906

    Sneeuwlandschap, Thüringen

    door Edvard Munch, 1906

Der Wanderer

Daar loopt hij, onbereikbaar, gebroken; hij gaat voort op zijn barre tocht, je ziet hem gaan, hij is vertrokken. Hij voelt geen aansluiting bij de maatschappij, laat de medemens achter zich. Ongezien is hij ’s nachts het ‘schönen Liebchens Haus’ uitgeglipt en daarmee verruilde hij de bewoonde wereld voor een winters witte leegte waarin hij op zichzelf teruggeworpen zal zijn. Je kunt er verschillende kanten mee op.

Trotseert onze ontredderde zwerver kliffen en kloven, bossen en beken om over een meisje heen te komen? Of is het groter: laat hij het uitzichtloze leven los, geeft hij in wanhoop toe aan een donker doodsverlangen? Laten de gedichten het misschien nog in het midden, de muziek intensiveert de ranseling door de elementen en de zwaarmoedige somberte dusdanig dat je voor zijn welbevinden vreest. Er valt eindeloos veel te interpreteren aan Schuberts indringende wintervertelling, ieder lied brengt zo z’n eigen schokeffect teweeg.

Een Winterreise op zevenmijlslaarzen:

1 Gute Nacht

We vertrekken met de tempo-aanduiding ‘in gehender Bewegung’, en die gaande beweging is dan ook exact de grondgedachte van de hele cyclus. De eerste woorden maken het beeld compleet: ‘Vreemd ben ik gekomen, vreemd trek ik weer weg.’ Er is een prille liefde geweest – ‘Haar moeder sprak zelfs van trouwen’. Dit afscheidslied is geen einde, maar het startsein voor een gure dwaaltocht.

4 Erstarrung

Obsessief is de pianobegeleiding in dit eerste snelle lied: de herinnering aan het voorjaar met haar veroorzaakt een zekere paniek.

5 Der Lindenbaum

De onstuimige tri­olen van het voorgaande stromen naadloos door, maar krijgen een andere lading: nu verklanken ze geen rusteloosheid, maar het vertroostende ruisen van de dorpslinde.

6 Wasserflut

Na lied 3 over bevroren tranen en lied 4 waarin hete tranen de sneeuw doorboren is dit nogmaals een bespiegeling over het contrast tussen gepassioneerd hartzeer en ijzig landschap.

8 Rückblick

Omkijken naar een geliefde kan slecht aflopen, weten we van de mythe van Orpheus en Eurydice. Toch zou onze opgejaagde Wanderer ‘wankelend terug willen lopen’ als hij terugdenkt aan de dag dat ‘twee gloeiende meisjesogen’ hem betoverden.

10 Rast

De zonder rust almaar voortstappende pianopartij heeft de cadans van vermoeide voetstappen.

11 Frühlingstraum

Voor het eerst een lied in majeur, maar dromen van bonte bloemen en zaligheid worden grof doorsneden door kraaiende hanen en krassende raven.

12 Einsamkeit

In deze afsluiter van de ‘oer-Winterreise’ – in eerste instantie had Schubert slechts weet van twaalf gedichten – is de tred traag en de existentiële ellende compleet: het ‘helles, frohes Leben’ is overal ron­dom maar de vervreemde eenzame heeft er geen deel aan.

13 Die Post

We horen in de piano posthoornsignalen en paardengalop, maar ondanks een hoopgevend majeur brengt de postkoets geen brief. Het ongelukkige hart schreeuwt het uit in een hoog register.

16 Letzte Hoffnung

Onvoorspelbare pianotonen dwarrelen als boomblaadjes in de wind; met het blad valt ook de hoop neerwaarts.

20 Der Wegweiser

Na twee korte, botsende liederen (een stormachtige mars en een walsje over een waanbeeld) nodigt een repetitieve pianobegeleiding uit tot een pas op de plaats. Hier begint de ‘Strasse die noch Keiner ging zurück’.

21 Das Wirtshaus

In een treurmars wandelt de steeds desolatere Wanderer voorbij aan een dodenakker – die hij (hallucinerend van uitputting?) omschrijft als ‘onbarmhartige kroeg’.

24 Der Leiermann

De Wanderer richt zich tot een onverstoorbare straatmuzikant met een draailier – een nederig, mechanisch instrument – en een leeg geldschoteltje. In de piano zweeft onophoudelijk zijn cirkelende themaatje boven een kale bourdon, de zanger declameert een al even verloren melodietje dat uitloopt in een vraagteken. Is de lierdraaier de personificatie van de verlossende dood of staat deze ontmoeting voor een nieuw begin?

Der Wanderer

Daar loopt hij, onbereikbaar, gebroken; hij gaat voort op zijn barre tocht, je ziet hem gaan, hij is vertrokken. Hij voelt geen aansluiting bij de maatschappij, laat de medemens achter zich. Ongezien is hij ’s nachts het ‘schönen Liebchens Haus’ uitgeglipt en daarmee verruilde hij de bewoonde wereld voor een winters witte leegte waarin hij op zichzelf teruggeworpen zal zijn. Je kunt er verschillende kanten mee op.

Trotseert onze ontredderde zwerver kliffen en kloven, bossen en beken om over een meisje heen te komen? Of is het groter: laat hij het uitzichtloze leven los, geeft hij in wanhoop toe aan een donker doodsverlangen? Laten de gedichten het misschien nog in het midden, de muziek intensiveert de ranseling door de elementen en de zwaarmoedige somberte dusdanig dat je voor zijn welbevinden vreest. Er valt eindeloos veel te interpreteren aan Schuberts indringende wintervertelling, ieder lied brengt zo z’n eigen schokeffect teweeg.

Een Winterreise op zevenmijlslaarzen:

1 Gute Nacht

We vertrekken met de tempo-aanduiding ‘in gehender Bewegung’, en die gaande beweging is dan ook exact de grondgedachte van de hele cyclus. De eerste woorden maken het beeld compleet: ‘Vreemd ben ik gekomen, vreemd trek ik weer weg.’ Er is een prille liefde geweest – ‘Haar moeder sprak zelfs van trouwen’. Dit afscheidslied is geen einde, maar het startsein voor een gure dwaaltocht.

4 Erstarrung

Obsessief is de pianobegeleiding in dit eerste snelle lied: de herinnering aan het voorjaar met haar veroorzaakt een zekere paniek.

5 Der Lindenbaum

De onstuimige tri­olen van het voorgaande stromen naadloos door, maar krijgen een andere lading: nu verklanken ze geen rusteloosheid, maar het vertroostende ruisen van de dorpslinde.

6 Wasserflut

Na lied 3 over bevroren tranen en lied 4 waarin hete tranen de sneeuw doorboren is dit nogmaals een bespiegeling over het contrast tussen gepassioneerd hartzeer en ijzig landschap.

8 Rückblick

Omkijken naar een geliefde kan slecht aflopen, weten we van de mythe van Orpheus en Eurydice. Toch zou onze opgejaagde Wanderer ‘wankelend terug willen lopen’ als hij terugdenkt aan de dag dat ‘twee gloeiende meisjesogen’ hem betoverden.

10 Rast

De zonder rust almaar voortstappende pianopartij heeft de cadans van vermoeide voetstappen.

11 Frühlingstraum

Voor het eerst een lied in majeur, maar dromen van bonte bloemen en zaligheid worden grof doorsneden door kraaiende hanen en krassende raven.

12 Einsamkeit

In deze afsluiter van de ‘oer-Winterreise’ – in eerste instantie had Schubert slechts weet van twaalf gedichten – is de tred traag en de existentiële ellende compleet: het ‘helles, frohes Leben’ is overal ron­dom maar de vervreemde eenzame heeft er geen deel aan.

13 Die Post

We horen in de piano posthoornsignalen en paardengalop, maar ondanks een hoopgevend majeur brengt de postkoets geen brief. Het ongelukkige hart schreeuwt het uit in een hoog register.

16 Letzte Hoffnung

Onvoorspelbare pianotonen dwarrelen als boomblaadjes in de wind; met het blad valt ook de hoop neerwaarts.

20 Der Wegweiser

Na twee korte, botsende liederen (een stormachtige mars en een walsje over een waanbeeld) nodigt een repetitieve pianobegeleiding uit tot een pas op de plaats. Hier begint de ‘Strasse die noch Keiner ging zurück’.

21 Das Wirtshaus

In een treurmars wandelt de steeds desolatere Wanderer voorbij aan een dodenakker – die hij (hallucinerend van uitputting?) omschrijft als ‘onbarmhartige kroeg’.

24 Der Leiermann

De Wanderer richt zich tot een onverstoorbare straatmuzikant met een draailier – een nederig, mechanisch instrument – en een leeg geldschoteltje. In de piano zweeft onophoudelijk zijn cirkelende themaatje boven een kale bourdon, de zanger declameert een al even verloren melodietje dat uitloopt in een vraagteken. Is de lierdraaier de personificatie van de verlossende dood of staat deze ontmoeting voor een nieuw begin?

door Lonneke Tausch

Franz Schubert 1797-1828

Schubert: Winterreise

door Lonneke Tausch

Een man stapt voort in een kil en duister winterland – dat is alles wat er voorvalt in Winterreise van Franz Schubert. Het is genoeg om een verpletterende uitwerking te hebben op wie deze ‘Zyklus schauerlichen [huiveringwekkende] Lieder’, zoals de componist zelf zijn eerste privé-uitvoering aan zijn vrienden aankondigde, over zich heen laat komen. De kou slaat je om het hart. Nacht en sneeuw, wind en tranen, ijs en smart.

Verlichting komt hooguit van een vervliegende herinnering, en meer letterlijk van dwaallichten en een enkele manestraal. En die bijzonnen net voor het einde, zijn die werkelijk te zien of is het verbeelding? Onderweg vijandige vogels en huilende honden, pas in het laatste lied een ontmoeting met een andere dolende ziel.

Herkenbare emoties

De vrijgezelle dertiger Schubert, in 1823 de diagnose syfilis gekregen en wetende dat hij niet oud zou worden, voltooide in de herfst van 1827 een wandeltocht in 24 liederen vol van eenzaamheid. De gedichten waren van tijdgenoot Wilhelm Müller (1794-1827), die datzelfde jaar overleed zonder de liederen te hebben gehoord. Schubert had diens poëzie eerder getoonzet in Die schone Müllerin (1823). Was die verhaallijn duidelijk (een rondtrekkende gezel wordt verliefd op de dochter van zijn baas, de liefde blijft onbeantwoord, hij verdrinkt zichzelf), in Winterreise zijn de verwikkelingen minder expliciet. Ja, ook hier is sprake van een ongelukkige liefde.

Maar is de hoofdpersoon weggestuurd, door wie dan, of is hij zelf vertrokken, waarom, met welke bestemming, wat is zijn lot? We weten het niet. De 24 liederen herbergen genoeg diepere lagen – in tekst, context én noten – om erin te blijven ronddwalen: wat je oppervlakkig een tobberig relaas over liefdesverdriet met een open einde zou kunnen noemen is in wezen een emotionele roadtrip die overloopt van universele ervaringen. Geheel in de geest van de Romantiek, de stijlperiode die – na het rationalisme van de Verlichting – ruim baan gaf aan de expressie van subjectieve gevoelens.

Tijdgeest

De dichter noemde zijn werk Die Winterreise, maar de componist liet het lidwoord weg. Om er maar geen twijfel over te laten bestaan dat deze onbestemde voettocht van een teleurgestelde jongeman vol zelfbeklag model staat voor iets groters: voor het menselijk bestaan, voor de moeizame reis die het leven is. In essentie is de mens alleen, die the­matiek was zeer geliefd in de kunst van de Romantiek.

Het ‘wandern’ – zwerven – was alomtegenwoordig: in talloze oeuvres wordt solitair rondgedoold in woeste natuur, niet zelden met een bezwaard gemoed. Naast die romantische levensvertwijfeling is de tijdgeest in Winterreise ook aanwezig in politieke zin: de harde winter wordt wel gezien als metafoor voor het Metternich-tijdperk, met zijn ouderwetse autoriteit en repressieve atmosfeer waar veel kunstenaars zich tegen keerden.

Een man stapt voort in een kil en duister winterland – dat is alles wat er voorvalt in Winterreise van Franz Schubert. Het is genoeg om een verpletterende uitwerking te hebben op wie deze ‘Zyklus schauerlichen [huiveringwekkende] Lieder’, zoals de componist zelf zijn eerste privé-uitvoering aan zijn vrienden aankondigde, over zich heen laat komen. De kou slaat je om het hart. Nacht en sneeuw, wind en tranen, ijs en smart.

Verlichting komt hooguit van een vervliegende herinnering, en meer letterlijk van dwaallichten en een enkele manestraal. En die bijzonnen net voor het einde, zijn die werkelijk te zien of is het verbeelding? Onderweg vijandige vogels en huilende honden, pas in het laatste lied een ontmoeting met een andere dolende ziel.

Herkenbare emoties

De vrijgezelle dertiger Schubert, in 1823 de diagnose syfilis gekregen en wetende dat hij niet oud zou worden, voltooide in de herfst van 1827 een wandeltocht in 24 liederen vol van eenzaamheid. De gedichten waren van tijdgenoot Wilhelm Müller (1794-1827), die datzelfde jaar overleed zonder de liederen te hebben gehoord. Schubert had diens poëzie eerder getoonzet in Die schone Müllerin (1823). Was die verhaallijn duidelijk (een rondtrekkende gezel wordt verliefd op de dochter van zijn baas, de liefde blijft onbeantwoord, hij verdrinkt zichzelf), in Winterreise zijn de verwikkelingen minder expliciet. Ja, ook hier is sprake van een ongelukkige liefde.

Maar is de hoofdpersoon weggestuurd, door wie dan, of is hij zelf vertrokken, waarom, met welke bestemming, wat is zijn lot? We weten het niet. De 24 liederen herbergen genoeg diepere lagen – in tekst, context én noten – om erin te blijven ronddwalen: wat je oppervlakkig een tobberig relaas over liefdesverdriet met een open einde zou kunnen noemen is in wezen een emotionele roadtrip die overloopt van universele ervaringen. Geheel in de geest van de Romantiek, de stijlperiode die – na het rationalisme van de Verlichting – ruim baan gaf aan de expressie van subjectieve gevoelens.

Tijdgeest

De dichter noemde zijn werk Die Winterreise, maar de componist liet het lidwoord weg. Om er maar geen twijfel over te laten bestaan dat deze onbestemde voettocht van een teleurgestelde jongeman vol zelfbeklag model staat voor iets groters: voor het menselijk bestaan, voor de moeizame reis die het leven is. In essentie is de mens alleen, die the­matiek was zeer geliefd in de kunst van de Romantiek.

Het ‘wandern’ – zwerven – was alomtegenwoordig: in talloze oeuvres wordt solitair rondgedoold in woeste natuur, niet zelden met een bezwaard gemoed. Naast die romantische levensvertwijfeling is de tijdgeest in Winterreise ook aanwezig in politieke zin: de harde winter wordt wel gezien als metafoor voor het Metternich-tijdperk, met zijn ouderwetse autoriteit en repressieve atmosfeer waar veel kunstenaars zich tegen keerden.

  • Sneeuwlandschap, Thüringen

    door Edvard Munch, 1906

    Sneeuwlandschap, Thüringen

    door Edvard Munch, 1906

  • Sneeuwlandschap, Thüringen

    door Edvard Munch, 1906

    Sneeuwlandschap, Thüringen

    door Edvard Munch, 1906

Der Wanderer

Daar loopt hij, onbereikbaar, gebroken; hij gaat voort op zijn barre tocht, je ziet hem gaan, hij is vertrokken. Hij voelt geen aansluiting bij de maatschappij, laat de medemens achter zich. Ongezien is hij ’s nachts het ‘schönen Liebchens Haus’ uitgeglipt en daarmee verruilde hij de bewoonde wereld voor een winters witte leegte waarin hij op zichzelf teruggeworpen zal zijn. Je kunt er verschillende kanten mee op.

Trotseert onze ontredderde zwerver kliffen en kloven, bossen en beken om over een meisje heen te komen? Of is het groter: laat hij het uitzichtloze leven los, geeft hij in wanhoop toe aan een donker doodsverlangen? Laten de gedichten het misschien nog in het midden, de muziek intensiveert de ranseling door de elementen en de zwaarmoedige somberte dusdanig dat je voor zijn welbevinden vreest. Er valt eindeloos veel te interpreteren aan Schuberts indringende wintervertelling, ieder lied brengt zo z’n eigen schokeffect teweeg.

Een Winterreise op zevenmijlslaarzen:

1 Gute Nacht

We vertrekken met de tempo-aanduiding ‘in gehender Bewegung’, en die gaande beweging is dan ook exact de grondgedachte van de hele cyclus. De eerste woorden maken het beeld compleet: ‘Vreemd ben ik gekomen, vreemd trek ik weer weg.’ Er is een prille liefde geweest – ‘Haar moeder sprak zelfs van trouwen’. Dit afscheidslied is geen einde, maar het startsein voor een gure dwaaltocht.

4 Erstarrung

Obsessief is de pianobegeleiding in dit eerste snelle lied: de herinnering aan het voorjaar met haar veroorzaakt een zekere paniek.

5 Der Lindenbaum

De onstuimige tri­olen van het voorgaande stromen naadloos door, maar krijgen een andere lading: nu verklanken ze geen rusteloosheid, maar het vertroostende ruisen van de dorpslinde.

6 Wasserflut

Na lied 3 over bevroren tranen en lied 4 waarin hete tranen de sneeuw doorboren is dit nogmaals een bespiegeling over het contrast tussen gepassioneerd hartzeer en ijzig landschap.

8 Rückblick

Omkijken naar een geliefde kan slecht aflopen, weten we van de mythe van Orpheus en Eurydice. Toch zou onze opgejaagde Wanderer ‘wankelend terug willen lopen’ als hij terugdenkt aan de dag dat ‘twee gloeiende meisjesogen’ hem betoverden.

10 Rast

De zonder rust almaar voortstappende pianopartij heeft de cadans van vermoeide voetstappen.

11 Frühlingstraum

Voor het eerst een lied in majeur, maar dromen van bonte bloemen en zaligheid worden grof doorsneden door kraaiende hanen en krassende raven.

12 Einsamkeit

In deze afsluiter van de ‘oer-Winterreise’ – in eerste instantie had Schubert slechts weet van twaalf gedichten – is de tred traag en de existentiële ellende compleet: het ‘helles, frohes Leben’ is overal ron­dom maar de vervreemde eenzame heeft er geen deel aan.

13 Die Post

We horen in de piano posthoornsignalen en paardengalop, maar ondanks een hoopgevend majeur brengt de postkoets geen brief. Het ongelukkige hart schreeuwt het uit in een hoog register.

16 Letzte Hoffnung

Onvoorspelbare pianotonen dwarrelen als boomblaadjes in de wind; met het blad valt ook de hoop neerwaarts.

20 Der Wegweiser

Na twee korte, botsende liederen (een stormachtige mars en een walsje over een waanbeeld) nodigt een repetitieve pianobegeleiding uit tot een pas op de plaats. Hier begint de ‘Strasse die noch Keiner ging zurück’.

21 Das Wirtshaus

In een treurmars wandelt de steeds desolatere Wanderer voorbij aan een dodenakker – die hij (hallucinerend van uitputting?) omschrijft als ‘onbarmhartige kroeg’.

24 Der Leiermann

De Wanderer richt zich tot een onverstoorbare straatmuzikant met een draailier – een nederig, mechanisch instrument – en een leeg geldschoteltje. In de piano zweeft onophoudelijk zijn cirkelende themaatje boven een kale bourdon, de zanger declameert een al even verloren melodietje dat uitloopt in een vraagteken. Is de lierdraaier de personificatie van de verlossende dood of staat deze ontmoeting voor een nieuw begin?

Der Wanderer

Daar loopt hij, onbereikbaar, gebroken; hij gaat voort op zijn barre tocht, je ziet hem gaan, hij is vertrokken. Hij voelt geen aansluiting bij de maatschappij, laat de medemens achter zich. Ongezien is hij ’s nachts het ‘schönen Liebchens Haus’ uitgeglipt en daarmee verruilde hij de bewoonde wereld voor een winters witte leegte waarin hij op zichzelf teruggeworpen zal zijn. Je kunt er verschillende kanten mee op.

Trotseert onze ontredderde zwerver kliffen en kloven, bossen en beken om over een meisje heen te komen? Of is het groter: laat hij het uitzichtloze leven los, geeft hij in wanhoop toe aan een donker doodsverlangen? Laten de gedichten het misschien nog in het midden, de muziek intensiveert de ranseling door de elementen en de zwaarmoedige somberte dusdanig dat je voor zijn welbevinden vreest. Er valt eindeloos veel te interpreteren aan Schuberts indringende wintervertelling, ieder lied brengt zo z’n eigen schokeffect teweeg.

Een Winterreise op zevenmijlslaarzen:

1 Gute Nacht

We vertrekken met de tempo-aanduiding ‘in gehender Bewegung’, en die gaande beweging is dan ook exact de grondgedachte van de hele cyclus. De eerste woorden maken het beeld compleet: ‘Vreemd ben ik gekomen, vreemd trek ik weer weg.’ Er is een prille liefde geweest – ‘Haar moeder sprak zelfs van trouwen’. Dit afscheidslied is geen einde, maar het startsein voor een gure dwaaltocht.

4 Erstarrung

Obsessief is de pianobegeleiding in dit eerste snelle lied: de herinnering aan het voorjaar met haar veroorzaakt een zekere paniek.

5 Der Lindenbaum

De onstuimige tri­olen van het voorgaande stromen naadloos door, maar krijgen een andere lading: nu verklanken ze geen rusteloosheid, maar het vertroostende ruisen van de dorpslinde.

6 Wasserflut

Na lied 3 over bevroren tranen en lied 4 waarin hete tranen de sneeuw doorboren is dit nogmaals een bespiegeling over het contrast tussen gepassioneerd hartzeer en ijzig landschap.

8 Rückblick

Omkijken naar een geliefde kan slecht aflopen, weten we van de mythe van Orpheus en Eurydice. Toch zou onze opgejaagde Wanderer ‘wankelend terug willen lopen’ als hij terugdenkt aan de dag dat ‘twee gloeiende meisjesogen’ hem betoverden.

10 Rast

De zonder rust almaar voortstappende pianopartij heeft de cadans van vermoeide voetstappen.

11 Frühlingstraum

Voor het eerst een lied in majeur, maar dromen van bonte bloemen en zaligheid worden grof doorsneden door kraaiende hanen en krassende raven.

12 Einsamkeit

In deze afsluiter van de ‘oer-Winterreise’ – in eerste instantie had Schubert slechts weet van twaalf gedichten – is de tred traag en de existentiële ellende compleet: het ‘helles, frohes Leben’ is overal ron­dom maar de vervreemde eenzame heeft er geen deel aan.

13 Die Post

We horen in de piano posthoornsignalen en paardengalop, maar ondanks een hoopgevend majeur brengt de postkoets geen brief. Het ongelukkige hart schreeuwt het uit in een hoog register.

16 Letzte Hoffnung

Onvoorspelbare pianotonen dwarrelen als boomblaadjes in de wind; met het blad valt ook de hoop neerwaarts.

20 Der Wegweiser

Na twee korte, botsende liederen (een stormachtige mars en een walsje over een waanbeeld) nodigt een repetitieve pianobegeleiding uit tot een pas op de plaats. Hier begint de ‘Strasse die noch Keiner ging zurück’.

21 Das Wirtshaus

In een treurmars wandelt de steeds desolatere Wanderer voorbij aan een dodenakker – die hij (hallucinerend van uitputting?) omschrijft als ‘onbarmhartige kroeg’.

24 Der Leiermann

De Wanderer richt zich tot een onverstoorbare straatmuzikant met een draailier – een nederig, mechanisch instrument – en een leeg geldschoteltje. In de piano zweeft onophoudelijk zijn cirkelende themaatje boven een kale bourdon, de zanger declameert een al even verloren melodietje dat uitloopt in een vraagteken. Is de lierdraaier de personificatie van de verlossende dood of staat deze ontmoeting voor een nieuw begin?

door Lonneke Tausch

Biografie

Ilker Arcayürek, Tenor

Ilker Arcayürek is geboren in Istanboel en opgegroeid in Wenen. Hij won het concours van de Duitse Hugo Wolf Academie, stond in 2015 in de finale van BBC Cardiff Singer of the World en was BBC Radio 3 New Generation Artist. Op zijn debuutalbum Der Einsame (2017) vertolkte hij Schubertliederen met pianist Simon Lepper; Path of Life is hun nieuwste gezamenlijke cd.

Voor het lied heeft de tenor een grote liefde, en hij gaf recitals op het Edinburgh International Festival, Oxford Lieder, in Wigmore Hall in Londen, op de Schubertiada Vilabertran en tijdens de Innsbrucker Festwochen.

Zijn Amerikaanse recitaldebuut in 2019 was in New York (Park Avenue Armory) en San Francisco. Als solist werd Ilker Arcayürek uitgenodigd door de Tokyo Philharmonic, het Radio Sinfonie-Orchester Wien, het Orchestre National de Lyon, het Royal Philharmonic Orchestra, het London Philharmonic Orchestra, Royal Northern Sinfonia en het Radio Filharmonisch Orkest, en hij werkte ook al eerder met Philippe Herreweghe.

Zijn operacarrière begon Ilker Arcayürek als ensemblelid in Zürich (2009-2013), Klagenfurt (2013-2015) en Nürnberg (2015-2018), waarna hij te gast was bij Santa Fe Opera, het Teatro Real Madrid, de Bayerische Staatsoper, de Volksoper Wien, de Opera Vlaanderen en op de Salzburger Festspiele. In Het Concertgebouw maakte de Turks-­Oostenrijkse zanger vorige maand zijn debuut, met Schuberts Winterreise in de Kleine Zaal.

Ammiel Bushakevitz, piano

Ammiel Bushakevitz speelt piano vanaf zijn vierde en studeerde bij Phillip Moll in Leipzig en bij Jean-Frédéric Neuburger en Pierre-­Laurent Aimard in Parijs. Prijzen won hij op de Wigmore Hall Competition, de ­Johannes Brahms Wettbewerb Pörtschach en het Concours Léopold Bellan in Parijs.

Hij was te gast op de festivals van Salzburg, Bayreuth en Luzern, het Pablo Casals Festival in Barcelona, de Jerusalem Schubertiade, de Heidelberger Frühling, het Festival d’Aix-en-Provence en festivals in Montréal en Mexico.

Als een van de laatste privéstudenten van Dietrich Fischer-Dieskau begeleidde Ammiel Bushakevitz diens masterclasses aan de Universität der Künste in Berlijn en tijdens de Schubertiade van Schwarzenberg. Als liedbegeleider werkte de pianist ook met Elly Ameling, Matthias Goerne, Thomas Quasthoff, Felicity Lott, Brigitte Fassbaender en Teresa Berganza.

Masterclasses gaf hij tot in Australië, Nieuw-Zeeland, China en Noord-Amerika. Als musicoloog doet hij onderzoek naar Schubert en Wagner en presenteerde hij een radioserie over liederen van Adorno, E.T.A. Hoffmann en Nietzsche. Hij is alumnus van de Deutscher Akademischer Austauschdienst, lid van de Société des Arts Sciences et Lettres de Paris, erelid van de International Richard Wagner Society en Edison Fellow van de British Library. In Het Concertgebouw debuteerde Ammiel Bushakevitz op 14 maart 2023 in het programma LICHT met Anna Lucia Richter.