Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Wat is een ritornello?

ritornello

ritornello is een verkleinwoordje van het Italiaanse ritorno, dat letterlijk 'terugkeer' betekent. In de barokperiode verwijst het een instrumentaal refrein.

Wat is een ritornello?

In de zeventiende eeuw klonk het ritornello voorafgaand, tussen of ter afsluiting van gezongen episodes. In muziekdrama’s werd tijdens het ritornello gedanst of het decor verwisseld. Het ritornello kon muzikaal volledig op zichzelfstaan of vastgeknoopt zijn aan de vocale passages. Later werd het muzikale refrein ook in composities zonder zang gebruikt ter afwisseling van solistische passages.

Waarom raakte het ritornello in onbruik?

Het ritornello bood contrast en houvast voor de luisteraar. In de loop van de achttiende eeuw ontwikkelde zich de sonatevorm, een nieuwe standaard om muziek te ordenen. Er kwamen nieuwe manieren om solist en orkest op elkaar te laten reageren. In instrumentale composities als symfonieën, sonates en strijkkwartetten ontwikkelde het muzikale refrein zich tot de rondovorm. In de twintigste eeuw werd het ritornello soms weer gebruikt als verwijzing naar de barok.

Bekende voorbeelden van ritornello’s uit de barokperiode:

  • L’Orfeo van Claudio Monteverdi (in de proloog, rond de zang van La Musica en verder in de hele opera)
  • Derde deel van ‘La Primavera’ uit De vier jaargetijden van Antonio Vivaldi
  • Brandenburgs concert nr. 5 van J.S. Bach (het openingmateriaal in het orkest keert steeds (deels) terug in afwisseling van solopassages)

Wat is een ritornello?

In de zeventiende eeuw klonk het ritornello voorafgaand, tussen of ter afsluiting van gezongen episodes. In muziekdrama’s werd tijdens het ritornello gedanst of het decor verwisseld. Het ritornello kon muzikaal volledig op zichzelfstaan of vastgeknoopt zijn aan de vocale passages. Later werd het muzikale refrein ook in composities zonder zang gebruikt ter afwisseling van solistische passages.

Waarom raakte het ritornello in onbruik?

Het ritornello bood contrast en houvast voor de luisteraar. In de loop van de achttiende eeuw ontwikkelde zich de sonatevorm, een nieuwe standaard om muziek te ordenen. Er kwamen nieuwe manieren om solist en orkest op elkaar te laten reageren. In instrumentale composities als symfonieën, sonates en strijkkwartetten ontwikkelde het muzikale refrein zich tot de rondovorm. In de twintigste eeuw werd het ritornello soms weer gebruikt als verwijzing naar de barok.

Bekende voorbeelden van ritornello’s uit de barokperiode:

  • L’Orfeo van Claudio Monteverdi (in de proloog, rond de zang van La Musica en verder in de hele opera)
  • Derde deel van ‘La Primavera’ uit De vier jaargetijden van Antonio Vivaldi
  • Brandenburgs concert nr. 5 van J.S. Bach (het openingmateriaal in het orkest keert steeds (deels) terug in afwisseling van solopassages)