Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertprogramma

Concertprogramma

Rising Stars: Sonoro Quartet

Rising Stars: Sonoro Quartet

Kleine Zaal
20 december 2023
20.15 uur

Print dit programma

Sonoro Quartet:
Sarah Jégou-Sageman viool
Jeroen De Beer viool
Séamus Hickey altviool
Léo Guiguen cello

Dit concert maakt deel uit van de serie Rising Stars. Keuze van Bozar Brussel.

Joseph Haydn (1732-1809)

Strijkkwartet in Bes gr.t., Hob. III: 78 ‘Sonnenaufgang’ (1797)
Allegro con spirito
Adagio
Menuet – Trio
Finale: Allegro ma non troppo

Guillaume Lekeu (1870-1894)

Molto adagio ‘Mon âme est triste jusq’à la mort’ (1887)
voor strijkkwartet

pauze ± 20.55 uur

Annelies Van Parys (1975)

Tsunami (2023)
voor strijkkwartet
Nederlandse première, gecomponeerd in opdracht van Bozar Brussel

Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975)

Strijkkwartet nr. 8 in c kl.t., op. 110 (1960)
Largo – Allegro molto – Allegretto – Largo – Largo

einde ± 22.00 uur

Met dank aan de begunstigers van het Fonds Hemelbestormers.

Kleine Zaal 20 december 2023 20.15 uur

Sonoro Quartet:
Sarah Jégou-Sageman viool
Jeroen De Beer viool
Séamus Hickey altviool
Léo Guiguen cello

Dit concert maakt deel uit van de serie Rising Stars. Keuze van Bozar Brussel.

Joseph Haydn (1732-1809)

Strijkkwartet in Bes gr.t., Hob. III: 78 ‘Sonnenaufgang’ (1797)
Allegro con spirito
Adagio
Menuet – Trio
Finale: Allegro ma non troppo

Guillaume Lekeu (1870-1894)

Molto adagio ‘Mon âme est triste jusq’à la mort’ (1887)
voor strijkkwartet

pauze ± 20.55 uur

Annelies Van Parys (1975)

Tsunami (2023)
voor strijkkwartet
Nederlandse première, gecomponeerd in opdracht van Bozar Brussel

Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975)

Strijkkwartet nr. 8 in c kl.t., op. 110 (1960)
Largo – Allegro molto – Allegretto – Largo – Largo

einde ± 22.00 uur

Met dank aan de begunstigers van het Fonds Hemelbestormers.

Toelichting

Joseph Haydn 1732-1809

Haydn: ‘Sonnenaufgang’

door Lies Wiersema

Het zou zijn laatste serie van zes strijkkwartetten worden. Joseph Haydn was 65, terug in Wenen van zijn tweede succesbezoek aan Londen, vol zelfvertrouwen en inmiddels de beroemdste componist van Europa. In Londen had hij zijn stijl verder ontwikkeld. Hij was gaan experimenteren met nieuwe vormideeën, zoals een opvallende opening waarmee hij het publiek wilde verrassen. En nieuw waren de kwartetten van opus 76. Charles Burney, de Engelse muziekhistoricus, had ze gehoord en opgetogen schreef hij Haydn dat hij nooit eerder zoveel genoegen had beleefd aan instrumentale muziek: ‘Deze werken zijn vol vindingrijkheid, gevoel, goede smaak en nieuwe effecten.’

De opening van het Strijkkwartet in Bes groot is indrukwekkend. Boven een zacht aangehouden akkoord van drie begeleidende stemmen stijgt de melodie van de eerste viool steeds hoger, alsof de zon opgaat. Zo kreeg het kwartet de bijnaam ‘Sonnenaufgang’. Het Adagio, een van de langzaamste delen die Haydn voor zijn strijkkwartetten schreef, is vooral een meditatieve fantasie over de eerste vijf noten. Na die melancholieke ernst is het lichtvoetige en landelijk klinkende Menuet met het volksmuziekachtige openingsdeuntje verkwikkend. Het Trio wordt weer wat ernstiger. Boven de dreunbas van de lage strijkers spelen de hoge strijkers een onheilspellende melodie die iets heeft van een Hongaarse boerendans. Het zonnige wijsje waarmee de Finale inzet zou een Engels volksliedje kunnen zijn. Regelmatig keert het terug als een refrein om het kwartet ten slotte in duizelingwekkende vaart tot een einde te brengen.

Het zou zijn laatste serie van zes strijkkwartetten worden. Joseph Haydn was 65, terug in Wenen van zijn tweede succesbezoek aan Londen, vol zelfvertrouwen en inmiddels de beroemdste componist van Europa. In Londen had hij zijn stijl verder ontwikkeld. Hij was gaan experimenteren met nieuwe vormideeën, zoals een opvallende opening waarmee hij het publiek wilde verrassen. En nieuw waren de kwartetten van opus 76. Charles Burney, de Engelse muziekhistoricus, had ze gehoord en opgetogen schreef hij Haydn dat hij nooit eerder zoveel genoegen had beleefd aan instrumentale muziek: ‘Deze werken zijn vol vindingrijkheid, gevoel, goede smaak en nieuwe effecten.’

De opening van het Strijkkwartet in Bes groot is indrukwekkend. Boven een zacht aangehouden akkoord van drie begeleidende stemmen stijgt de melodie van de eerste viool steeds hoger, alsof de zon opgaat. Zo kreeg het kwartet de bijnaam ‘Sonnenaufgang’. Het Adagio, een van de langzaamste delen die Haydn voor zijn strijkkwartetten schreef, is vooral een meditatieve fantasie over de eerste vijf noten. Na die melancholieke ernst is het lichtvoetige en landelijk klinkende Menuet met het volksmuziekachtige openingsdeuntje verkwikkend. Het Trio wordt weer wat ernstiger. Boven de dreunbas van de lage strijkers spelen de hoge strijkers een onheilspellende melodie die iets heeft van een Hongaarse boerendans. Het zonnige wijsje waarmee de Finale inzet zou een Engels volksliedje kunnen zijn. Regelmatig keert het terug als een refrein om het kwartet ten slotte in duizelingwekkende vaart tot een einde te brengen.

door Lies Wiersema

Guillaume Lekeu 1870-1894

Lekeu: Molto adagio

door Lies Wiersema

‘Vrolijkheid is duizendmaal moeilijker te schilderen dan lijden’, schreef de Belgische componist Guillaume Lekeu op zijn achttiende. Enige zwaarmoedigheid kenmerkt veel van zijn werk. Als zeventienjarige koos hij als motto voor een klaagzang over het lijdensverhaal Jezus’ woorden in de olijvenhof Gethsemane, ‘Mijn ziel is bedroefd, tot stervens toe. Blijft hier en waakt met mij’.

‘Vrolijkheid is duizendmaal moeilijker te schilderen dan lijden’, schreef de Belgische componist Guillaume Lekeu op zijn achttiende. Enige zwaarmoedigheid kenmerkt veel van zijn werk. Als zeventienjarige koos hij als motto voor een klaagzang over het lijdensverhaal Jezus’ woorden in de olijvenhof Gethsemane, ‘Mijn ziel is bedroefd, tot stervens toe. Blijft hier en waakt met mij’.

  • Guillaume Lekeu

    Guillaume Lekeu

  • Guillaume Lekeu

    Guillaume Lekeu

De opening van dit Molto adagio sempre cantante doloroso suggereert het luiden van doodsklokken, waarna in wisselend ritme verschillende toonsoorten doorlopen worden. Lekeu overleed op vierentwintigjarige leeftijd, maar liet nochtans een honderdtal composities na.

Zijn credo was: ‘Met alle geweld wil ik mijn hele ziel in mijn muziek leggen’. Dit emotionele en expressieve Molto adagio lijkt dit te weerspiegelen.

De opening van dit Molto adagio sempre cantante doloroso suggereert het luiden van doodsklokken, waarna in wisselend ritme verschillende toonsoorten doorlopen worden. Lekeu overleed op vierentwintigjarige leeftijd, maar liet nochtans een honderdtal composities na.

Zijn credo was: ‘Met alle geweld wil ik mijn hele ziel in mijn muziek leggen’. Dit emotionele en expressieve Molto adagio lijkt dit te weerspiegelen.

door Lies Wiersema

Annelies Van Parys 1975

Van Parys: Tsunami

door Martine van wisselen

De wereldpremière van Tsunami werd door het Sonoro Quartet gespeeld op 15 oktober van dit jaar in de Birmingham Symphony Hall, waar hun Rising Stars-tournee begon; de Nederlandse première vandaag is de zevende uitvoering in een reeks van zeventien die zijn afsluiting zal beleven op 19 mei 2024 in Porto. De ­opdracht werd mogelijk gemaakt door de European Concert Hall Organisation en Bozar in Brussel, de zaal van de tweede uitvoering op 22 oktober.

De Belgische componist Annelies Van Parys schrijft haar noten voor solisten en kamermuziekensembles, maar ook voor grote orkesten; bovendien is ze al sinds 2007 huiscomponist van het Antwerpse Muziektheater Transparant. Ze studeerde bij Luc Brewaeys aan het Koninklijk Conservatorium Gent en is sinds 2014 lid van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Kunsten en Wetenschappen.

In het oeuvre van Van Parys ligt de nadruk op klankkleur en geluidstexturen; van kinds af aan is ze gefascineerd door geluiden. Toen Van Parys voor het maartnummer 2022 van Preludium werd geïnterviewd naar aanleiding van een opdracht voor het Concertgebouworkest vertelde ze: ‘De meeste van mijn uitgangsideeën krijg ik als ik buiten ben. Ik moet er kennelijk een beetje voor bewegen – wandelen, fietsen.’

In het oeuvre van Van Parys ligt de nadruk op klankkleur en geluidstexturen

En zo komen we bij haar splinternieuwe strijkkwartet Tsunami, waarover ze schrijft: ‘Het stuk is geïnspireerd door de prachtige roep van de Japanse cicaden. Hun geluid trof me toen ik door de parken van Tokio wandelde in de tijd dat ik in residence was bij TOKAS (Tokyo Arts and Space). Niet alleen hun stemmen, maar ook het ritme en de kracht van hun roep waren voor mijn oren buitengewoon en ik wist meteen dat ik ze zou gebruiken voor een compositie voor strijkkwartet. Toen een paar weken later het verzoek kwam om iets te schrijven voor het Sonoro Quartet nam ik die opdracht dolgraag aan; dat zou het perfecte ensemble zijn voor mijn idee! Dus deze tsunami is er niet eentje van water maar van cicaden…’

Het ontbreken van uitgebreide melo­dieën in Tsunami wordt ruim gecompenseerd door de rijke texturen en een speels en spannend verloop. De insectentsunami komt vanuit het niets opzetten, met een zoemende totaalklank van snelle nootjes op gedempte snaren (sommigen zullen de micro­polyfonie van György Ligeti herkennen). Binnen de geluidsmuur tekenen zich geleidelijk steeds meer accentjes af. Plotseling zoomen we in op de verschillende soorten cicaden die samen die geluidsmuur produceren. Met name het ritmische patroon van de avondcicade (Tanna japonensis), ofwel kanakana-zemi, valt op: een zoemtoon gevolgd door enkele korte zoempjes en een lang, dalend ‘dzzzzzzz…’. Die laatste klank vormt vervolgens de basis van een klanktapijt van lange dalende glijtonen. In een episode die zowaar melodieus begint worden steeds meer elementen met elkaar gecombineerd: de glissando’s, de snelle loopjes van het begin en de ritmische patronen van de verschillende cicadesoorten leiden tot een climax.

De wereldpremière van Tsunami werd door het Sonoro Quartet gespeeld op 15 oktober van dit jaar in de Birmingham Symphony Hall, waar hun Rising Stars-tournee begon; de Nederlandse première vandaag is de zevende uitvoering in een reeks van zeventien die zijn afsluiting zal beleven op 19 mei 2024 in Porto. De ­opdracht werd mogelijk gemaakt door de European Concert Hall Organisation en Bozar in Brussel, de zaal van de tweede uitvoering op 22 oktober.

De Belgische componist Annelies Van Parys schrijft haar noten voor solisten en kamermuziekensembles, maar ook voor grote orkesten; bovendien is ze al sinds 2007 huiscomponist van het Antwerpse Muziektheater Transparant. Ze studeerde bij Luc Brewaeys aan het Koninklijk Conservatorium Gent en is sinds 2014 lid van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Kunsten en Wetenschappen.

In het oeuvre van Van Parys ligt de nadruk op klankkleur en geluidstexturen; van kinds af aan is ze gefascineerd door geluiden. Toen Van Parys voor het maartnummer 2022 van Preludium werd geïnterviewd naar aanleiding van een opdracht voor het Concertgebouworkest vertelde ze: ‘De meeste van mijn uitgangsideeën krijg ik als ik buiten ben. Ik moet er kennelijk een beetje voor bewegen – wandelen, fietsen.’

In het oeuvre van Van Parys ligt de nadruk op klankkleur en geluidstexturen

En zo komen we bij haar splinternieuwe strijkkwartet Tsunami, waarover ze schrijft: ‘Het stuk is geïnspireerd door de prachtige roep van de Japanse cicaden. Hun geluid trof me toen ik door de parken van Tokio wandelde in de tijd dat ik in residence was bij TOKAS (Tokyo Arts and Space). Niet alleen hun stemmen, maar ook het ritme en de kracht van hun roep waren voor mijn oren buitengewoon en ik wist meteen dat ik ze zou gebruiken voor een compositie voor strijkkwartet. Toen een paar weken later het verzoek kwam om iets te schrijven voor het Sonoro Quartet nam ik die opdracht dolgraag aan; dat zou het perfecte ensemble zijn voor mijn idee! Dus deze tsunami is er niet eentje van water maar van cicaden…’

Het ontbreken van uitgebreide melo­dieën in Tsunami wordt ruim gecompenseerd door de rijke texturen en een speels en spannend verloop. De insectentsunami komt vanuit het niets opzetten, met een zoemende totaalklank van snelle nootjes op gedempte snaren (sommigen zullen de micro­polyfonie van György Ligeti herkennen). Binnen de geluidsmuur tekenen zich geleidelijk steeds meer accentjes af. Plotseling zoomen we in op de verschillende soorten cicaden die samen die geluidsmuur produceren. Met name het ritmische patroon van de avondcicade (Tanna japonensis), ofwel kanakana-zemi, valt op: een zoemtoon gevolgd door enkele korte zoempjes en een lang, dalend ‘dzzzzzzz…’. Die laatste klank vormt vervolgens de basis van een klanktapijt van lange dalende glijtonen. In een episode die zowaar melodieus begint worden steeds meer elementen met elkaar gecombineerd: de glissando’s, de snelle loopjes van het begin en de ritmische patronen van de verschillende cicadesoorten leiden tot een climax.

door Martine van wisselen

Dmitri Sjostakovitsj 1906-1975

Sjostakovitsj: Achtste strijkkwartet

door Lies Wiersema

In de zomer van 1960 reisde Dmitri Sjostakovitsj naar Dresden om mee te werken aan een film over de vernietiging van de stad aan het einde van de Tweede Wereldoorlog. Diep onder de indruk schreef hij tussen de filmmuziek door zijn Achtste strijk­kwartet ‘ter nagedachtenis aan de slachtoffers van fascisme en oorlog’ – dat was de offi­ciële lezing. Maar Sjostakovitsj sprak ook over een ‘autobiografisch kwartet’: ‘Ik dacht dat er na mijn dood wel niemand zal zijn die een werk ter nagedachtenis aan mij zal componeren. Daarom besloot ik zelf zo’n werk te maken. Op het titelblad kan men schrijven: ‘ter nagedachtenis aan de componist van dit kwartet.’’ In de muziek verwerkte hij citaten uit vroegere composities die een persoonlijke betekenis hadden. Het hoofdthema van het kwartet bevat de tonen d-es-c-b, die ­samen de initialen en de muzikale handtekening van de componist vormen: D. SCH (H is B in Duitse muzieknotatie). Hij beschouwde zichzelf als een slachtoffer van een fascistisch regime. Kort tevoren was hij gedwongen lid geworden van de Communistische Partij; een verraad aan zijn principes dat hem deprimeerde. Het Achtste strijkkwartet was zijn eigen in memoriam.

Er zijn vijf delen die zonder pauzes gespeeld worden. Het DSCH-motief in de donkere openingsmaten is het hoofdmotief voor het hele werk. De chromatiek van het openingsthema en dalende melodie­lijnen creëren een sfeer van treurnis. Een groot contrast vormt het tweede deel, dat een Joodse melodie bevat, afkomstig uit zijn Tweede pianotrio. Onmiddellijk volgt een derde deel, waarin het DSCH-monogram naargeestig trillend overgaat in een sinister walsje. Het vierde deel heeft het karakter van een requiem. Boven een oorlogszuchtig ritmisch motief klinkt een lange noot, de inzet van het Dies irae. Tegen het eind wordt het DSCH-motief verweven met een klaagzang uit een Russisch revolutielied, ‘Gemarteld door ontberingen in de gevangenis’. In het slotdeel fungeert het DSCH-motief als fugathema. Sjostakovitsj gaf met deze intens expressieve muziek, die hemzelf tijdens het schrijven en het beluisteren hevig emotioneerde, een van zijn persoonlijkste documenten af.   

In de zomer van 1960 reisde Dmitri Sjostakovitsj naar Dresden om mee te werken aan een film over de vernietiging van de stad aan het einde van de Tweede Wereldoorlog. Diep onder de indruk schreef hij tussen de filmmuziek door zijn Achtste strijk­kwartet ‘ter nagedachtenis aan de slachtoffers van fascisme en oorlog’ – dat was de offi­ciële lezing. Maar Sjostakovitsj sprak ook over een ‘autobiografisch kwartet’: ‘Ik dacht dat er na mijn dood wel niemand zal zijn die een werk ter nagedachtenis aan mij zal componeren. Daarom besloot ik zelf zo’n werk te maken. Op het titelblad kan men schrijven: ‘ter nagedachtenis aan de componist van dit kwartet.’’ In de muziek verwerkte hij citaten uit vroegere composities die een persoonlijke betekenis hadden. Het hoofdthema van het kwartet bevat de tonen d-es-c-b, die ­samen de initialen en de muzikale handtekening van de componist vormen: D. SCH (H is B in Duitse muzieknotatie). Hij beschouwde zichzelf als een slachtoffer van een fascistisch regime. Kort tevoren was hij gedwongen lid geworden van de Communistische Partij; een verraad aan zijn principes dat hem deprimeerde. Het Achtste strijkkwartet was zijn eigen in memoriam.

Er zijn vijf delen die zonder pauzes gespeeld worden. Het DSCH-motief in de donkere openingsmaten is het hoofdmotief voor het hele werk. De chromatiek van het openingsthema en dalende melodie­lijnen creëren een sfeer van treurnis. Een groot contrast vormt het tweede deel, dat een Joodse melodie bevat, afkomstig uit zijn Tweede pianotrio. Onmiddellijk volgt een derde deel, waarin het DSCH-monogram naargeestig trillend overgaat in een sinister walsje. Het vierde deel heeft het karakter van een requiem. Boven een oorlogszuchtig ritmisch motief klinkt een lange noot, de inzet van het Dies irae. Tegen het eind wordt het DSCH-motief verweven met een klaagzang uit een Russisch revolutielied, ‘Gemarteld door ontberingen in de gevangenis’. In het slotdeel fungeert het DSCH-motief als fugathema. Sjostakovitsj gaf met deze intens expressieve muziek, die hemzelf tijdens het schrijven en het beluisteren hevig emotioneerde, een van zijn persoonlijkste documenten af.   

door Lies Wiersema

Joseph Haydn 1732-1809

Haydn: ‘Sonnenaufgang’

door Lies Wiersema

Het zou zijn laatste serie van zes strijkkwartetten worden. Joseph Haydn was 65, terug in Wenen van zijn tweede succesbezoek aan Londen, vol zelfvertrouwen en inmiddels de beroemdste componist van Europa. In Londen had hij zijn stijl verder ontwikkeld. Hij was gaan experimenteren met nieuwe vormideeën, zoals een opvallende opening waarmee hij het publiek wilde verrassen. En nieuw waren de kwartetten van opus 76. Charles Burney, de Engelse muziekhistoricus, had ze gehoord en opgetogen schreef hij Haydn dat hij nooit eerder zoveel genoegen had beleefd aan instrumentale muziek: ‘Deze werken zijn vol vindingrijkheid, gevoel, goede smaak en nieuwe effecten.’

De opening van het Strijkkwartet in Bes groot is indrukwekkend. Boven een zacht aangehouden akkoord van drie begeleidende stemmen stijgt de melodie van de eerste viool steeds hoger, alsof de zon opgaat. Zo kreeg het kwartet de bijnaam ‘Sonnenaufgang’. Het Adagio, een van de langzaamste delen die Haydn voor zijn strijkkwartetten schreef, is vooral een meditatieve fantasie over de eerste vijf noten. Na die melancholieke ernst is het lichtvoetige en landelijk klinkende Menuet met het volksmuziekachtige openingsdeuntje verkwikkend. Het Trio wordt weer wat ernstiger. Boven de dreunbas van de lage strijkers spelen de hoge strijkers een onheilspellende melodie die iets heeft van een Hongaarse boerendans. Het zonnige wijsje waarmee de Finale inzet zou een Engels volksliedje kunnen zijn. Regelmatig keert het terug als een refrein om het kwartet ten slotte in duizelingwekkende vaart tot een einde te brengen.

Het zou zijn laatste serie van zes strijkkwartetten worden. Joseph Haydn was 65, terug in Wenen van zijn tweede succesbezoek aan Londen, vol zelfvertrouwen en inmiddels de beroemdste componist van Europa. In Londen had hij zijn stijl verder ontwikkeld. Hij was gaan experimenteren met nieuwe vormideeën, zoals een opvallende opening waarmee hij het publiek wilde verrassen. En nieuw waren de kwartetten van opus 76. Charles Burney, de Engelse muziekhistoricus, had ze gehoord en opgetogen schreef hij Haydn dat hij nooit eerder zoveel genoegen had beleefd aan instrumentale muziek: ‘Deze werken zijn vol vindingrijkheid, gevoel, goede smaak en nieuwe effecten.’

De opening van het Strijkkwartet in Bes groot is indrukwekkend. Boven een zacht aangehouden akkoord van drie begeleidende stemmen stijgt de melodie van de eerste viool steeds hoger, alsof de zon opgaat. Zo kreeg het kwartet de bijnaam ‘Sonnenaufgang’. Het Adagio, een van de langzaamste delen die Haydn voor zijn strijkkwartetten schreef, is vooral een meditatieve fantasie over de eerste vijf noten. Na die melancholieke ernst is het lichtvoetige en landelijk klinkende Menuet met het volksmuziekachtige openingsdeuntje verkwikkend. Het Trio wordt weer wat ernstiger. Boven de dreunbas van de lage strijkers spelen de hoge strijkers een onheilspellende melodie die iets heeft van een Hongaarse boerendans. Het zonnige wijsje waarmee de Finale inzet zou een Engels volksliedje kunnen zijn. Regelmatig keert het terug als een refrein om het kwartet ten slotte in duizelingwekkende vaart tot een einde te brengen.

door Lies Wiersema

Guillaume Lekeu 1870-1894

Lekeu: Molto adagio

door Lies Wiersema

‘Vrolijkheid is duizendmaal moeilijker te schilderen dan lijden’, schreef de Belgische componist Guillaume Lekeu op zijn achttiende. Enige zwaarmoedigheid kenmerkt veel van zijn werk. Als zeventienjarige koos hij als motto voor een klaagzang over het lijdensverhaal Jezus’ woorden in de olijvenhof Gethsemane, ‘Mijn ziel is bedroefd, tot stervens toe. Blijft hier en waakt met mij’.

‘Vrolijkheid is duizendmaal moeilijker te schilderen dan lijden’, schreef de Belgische componist Guillaume Lekeu op zijn achttiende. Enige zwaarmoedigheid kenmerkt veel van zijn werk. Als zeventienjarige koos hij als motto voor een klaagzang over het lijdensverhaal Jezus’ woorden in de olijvenhof Gethsemane, ‘Mijn ziel is bedroefd, tot stervens toe. Blijft hier en waakt met mij’.

  • Guillaume Lekeu

    Guillaume Lekeu

  • Guillaume Lekeu

    Guillaume Lekeu

De opening van dit Molto adagio sempre cantante doloroso suggereert het luiden van doodsklokken, waarna in wisselend ritme verschillende toonsoorten doorlopen worden. Lekeu overleed op vierentwintigjarige leeftijd, maar liet nochtans een honderdtal composities na.

Zijn credo was: ‘Met alle geweld wil ik mijn hele ziel in mijn muziek leggen’. Dit emotionele en expressieve Molto adagio lijkt dit te weerspiegelen.

De opening van dit Molto adagio sempre cantante doloroso suggereert het luiden van doodsklokken, waarna in wisselend ritme verschillende toonsoorten doorlopen worden. Lekeu overleed op vierentwintigjarige leeftijd, maar liet nochtans een honderdtal composities na.

Zijn credo was: ‘Met alle geweld wil ik mijn hele ziel in mijn muziek leggen’. Dit emotionele en expressieve Molto adagio lijkt dit te weerspiegelen.

door Lies Wiersema

Annelies Van Parys 1975

Van Parys: Tsunami

door Martine van wisselen

De wereldpremière van Tsunami werd door het Sonoro Quartet gespeeld op 15 oktober van dit jaar in de Birmingham Symphony Hall, waar hun Rising Stars-tournee begon; de Nederlandse première vandaag is de zevende uitvoering in een reeks van zeventien die zijn afsluiting zal beleven op 19 mei 2024 in Porto. De ­opdracht werd mogelijk gemaakt door de European Concert Hall Organisation en Bozar in Brussel, de zaal van de tweede uitvoering op 22 oktober.

De Belgische componist Annelies Van Parys schrijft haar noten voor solisten en kamermuziekensembles, maar ook voor grote orkesten; bovendien is ze al sinds 2007 huiscomponist van het Antwerpse Muziektheater Transparant. Ze studeerde bij Luc Brewaeys aan het Koninklijk Conservatorium Gent en is sinds 2014 lid van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Kunsten en Wetenschappen.

In het oeuvre van Van Parys ligt de nadruk op klankkleur en geluidstexturen; van kinds af aan is ze gefascineerd door geluiden. Toen Van Parys voor het maartnummer 2022 van Preludium werd geïnterviewd naar aanleiding van een opdracht voor het Concertgebouworkest vertelde ze: ‘De meeste van mijn uitgangsideeën krijg ik als ik buiten ben. Ik moet er kennelijk een beetje voor bewegen – wandelen, fietsen.’

In het oeuvre van Van Parys ligt de nadruk op klankkleur en geluidstexturen

En zo komen we bij haar splinternieuwe strijkkwartet Tsunami, waarover ze schrijft: ‘Het stuk is geïnspireerd door de prachtige roep van de Japanse cicaden. Hun geluid trof me toen ik door de parken van Tokio wandelde in de tijd dat ik in residence was bij TOKAS (Tokyo Arts and Space). Niet alleen hun stemmen, maar ook het ritme en de kracht van hun roep waren voor mijn oren buitengewoon en ik wist meteen dat ik ze zou gebruiken voor een compositie voor strijkkwartet. Toen een paar weken later het verzoek kwam om iets te schrijven voor het Sonoro Quartet nam ik die opdracht dolgraag aan; dat zou het perfecte ensemble zijn voor mijn idee! Dus deze tsunami is er niet eentje van water maar van cicaden…’

Het ontbreken van uitgebreide melo­dieën in Tsunami wordt ruim gecompenseerd door de rijke texturen en een speels en spannend verloop. De insectentsunami komt vanuit het niets opzetten, met een zoemende totaalklank van snelle nootjes op gedempte snaren (sommigen zullen de micro­polyfonie van György Ligeti herkennen). Binnen de geluidsmuur tekenen zich geleidelijk steeds meer accentjes af. Plotseling zoomen we in op de verschillende soorten cicaden die samen die geluidsmuur produceren. Met name het ritmische patroon van de avondcicade (Tanna japonensis), ofwel kanakana-zemi, valt op: een zoemtoon gevolgd door enkele korte zoempjes en een lang, dalend ‘dzzzzzzz…’. Die laatste klank vormt vervolgens de basis van een klanktapijt van lange dalende glijtonen. In een episode die zowaar melodieus begint worden steeds meer elementen met elkaar gecombineerd: de glissando’s, de snelle loopjes van het begin en de ritmische patronen van de verschillende cicadesoorten leiden tot een climax.

De wereldpremière van Tsunami werd door het Sonoro Quartet gespeeld op 15 oktober van dit jaar in de Birmingham Symphony Hall, waar hun Rising Stars-tournee begon; de Nederlandse première vandaag is de zevende uitvoering in een reeks van zeventien die zijn afsluiting zal beleven op 19 mei 2024 in Porto. De ­opdracht werd mogelijk gemaakt door de European Concert Hall Organisation en Bozar in Brussel, de zaal van de tweede uitvoering op 22 oktober.

De Belgische componist Annelies Van Parys schrijft haar noten voor solisten en kamermuziekensembles, maar ook voor grote orkesten; bovendien is ze al sinds 2007 huiscomponist van het Antwerpse Muziektheater Transparant. Ze studeerde bij Luc Brewaeys aan het Koninklijk Conservatorium Gent en is sinds 2014 lid van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Kunsten en Wetenschappen.

In het oeuvre van Van Parys ligt de nadruk op klankkleur en geluidstexturen; van kinds af aan is ze gefascineerd door geluiden. Toen Van Parys voor het maartnummer 2022 van Preludium werd geïnterviewd naar aanleiding van een opdracht voor het Concertgebouworkest vertelde ze: ‘De meeste van mijn uitgangsideeën krijg ik als ik buiten ben. Ik moet er kennelijk een beetje voor bewegen – wandelen, fietsen.’

In het oeuvre van Van Parys ligt de nadruk op klankkleur en geluidstexturen

En zo komen we bij haar splinternieuwe strijkkwartet Tsunami, waarover ze schrijft: ‘Het stuk is geïnspireerd door de prachtige roep van de Japanse cicaden. Hun geluid trof me toen ik door de parken van Tokio wandelde in de tijd dat ik in residence was bij TOKAS (Tokyo Arts and Space). Niet alleen hun stemmen, maar ook het ritme en de kracht van hun roep waren voor mijn oren buitengewoon en ik wist meteen dat ik ze zou gebruiken voor een compositie voor strijkkwartet. Toen een paar weken later het verzoek kwam om iets te schrijven voor het Sonoro Quartet nam ik die opdracht dolgraag aan; dat zou het perfecte ensemble zijn voor mijn idee! Dus deze tsunami is er niet eentje van water maar van cicaden…’

Het ontbreken van uitgebreide melo­dieën in Tsunami wordt ruim gecompenseerd door de rijke texturen en een speels en spannend verloop. De insectentsunami komt vanuit het niets opzetten, met een zoemende totaalklank van snelle nootjes op gedempte snaren (sommigen zullen de micro­polyfonie van György Ligeti herkennen). Binnen de geluidsmuur tekenen zich geleidelijk steeds meer accentjes af. Plotseling zoomen we in op de verschillende soorten cicaden die samen die geluidsmuur produceren. Met name het ritmische patroon van de avondcicade (Tanna japonensis), ofwel kanakana-zemi, valt op: een zoemtoon gevolgd door enkele korte zoempjes en een lang, dalend ‘dzzzzzzz…’. Die laatste klank vormt vervolgens de basis van een klanktapijt van lange dalende glijtonen. In een episode die zowaar melodieus begint worden steeds meer elementen met elkaar gecombineerd: de glissando’s, de snelle loopjes van het begin en de ritmische patronen van de verschillende cicadesoorten leiden tot een climax.

door Martine van wisselen

Dmitri Sjostakovitsj 1906-1975

Sjostakovitsj: Achtste strijkkwartet

door Lies Wiersema

In de zomer van 1960 reisde Dmitri Sjostakovitsj naar Dresden om mee te werken aan een film over de vernietiging van de stad aan het einde van de Tweede Wereldoorlog. Diep onder de indruk schreef hij tussen de filmmuziek door zijn Achtste strijk­kwartet ‘ter nagedachtenis aan de slachtoffers van fascisme en oorlog’ – dat was de offi­ciële lezing. Maar Sjostakovitsj sprak ook over een ‘autobiografisch kwartet’: ‘Ik dacht dat er na mijn dood wel niemand zal zijn die een werk ter nagedachtenis aan mij zal componeren. Daarom besloot ik zelf zo’n werk te maken. Op het titelblad kan men schrijven: ‘ter nagedachtenis aan de componist van dit kwartet.’’ In de muziek verwerkte hij citaten uit vroegere composities die een persoonlijke betekenis hadden. Het hoofdthema van het kwartet bevat de tonen d-es-c-b, die ­samen de initialen en de muzikale handtekening van de componist vormen: D. SCH (H is B in Duitse muzieknotatie). Hij beschouwde zichzelf als een slachtoffer van een fascistisch regime. Kort tevoren was hij gedwongen lid geworden van de Communistische Partij; een verraad aan zijn principes dat hem deprimeerde. Het Achtste strijkkwartet was zijn eigen in memoriam.

Er zijn vijf delen die zonder pauzes gespeeld worden. Het DSCH-motief in de donkere openingsmaten is het hoofdmotief voor het hele werk. De chromatiek van het openingsthema en dalende melodie­lijnen creëren een sfeer van treurnis. Een groot contrast vormt het tweede deel, dat een Joodse melodie bevat, afkomstig uit zijn Tweede pianotrio. Onmiddellijk volgt een derde deel, waarin het DSCH-monogram naargeestig trillend overgaat in een sinister walsje. Het vierde deel heeft het karakter van een requiem. Boven een oorlogszuchtig ritmisch motief klinkt een lange noot, de inzet van het Dies irae. Tegen het eind wordt het DSCH-motief verweven met een klaagzang uit een Russisch revolutielied, ‘Gemarteld door ontberingen in de gevangenis’. In het slotdeel fungeert het DSCH-motief als fugathema. Sjostakovitsj gaf met deze intens expressieve muziek, die hemzelf tijdens het schrijven en het beluisteren hevig emotioneerde, een van zijn persoonlijkste documenten af.   

In de zomer van 1960 reisde Dmitri Sjostakovitsj naar Dresden om mee te werken aan een film over de vernietiging van de stad aan het einde van de Tweede Wereldoorlog. Diep onder de indruk schreef hij tussen de filmmuziek door zijn Achtste strijk­kwartet ‘ter nagedachtenis aan de slachtoffers van fascisme en oorlog’ – dat was de offi­ciële lezing. Maar Sjostakovitsj sprak ook over een ‘autobiografisch kwartet’: ‘Ik dacht dat er na mijn dood wel niemand zal zijn die een werk ter nagedachtenis aan mij zal componeren. Daarom besloot ik zelf zo’n werk te maken. Op het titelblad kan men schrijven: ‘ter nagedachtenis aan de componist van dit kwartet.’’ In de muziek verwerkte hij citaten uit vroegere composities die een persoonlijke betekenis hadden. Het hoofdthema van het kwartet bevat de tonen d-es-c-b, die ­samen de initialen en de muzikale handtekening van de componist vormen: D. SCH (H is B in Duitse muzieknotatie). Hij beschouwde zichzelf als een slachtoffer van een fascistisch regime. Kort tevoren was hij gedwongen lid geworden van de Communistische Partij; een verraad aan zijn principes dat hem deprimeerde. Het Achtste strijkkwartet was zijn eigen in memoriam.

Er zijn vijf delen die zonder pauzes gespeeld worden. Het DSCH-motief in de donkere openingsmaten is het hoofdmotief voor het hele werk. De chromatiek van het openingsthema en dalende melodie­lijnen creëren een sfeer van treurnis. Een groot contrast vormt het tweede deel, dat een Joodse melodie bevat, afkomstig uit zijn Tweede pianotrio. Onmiddellijk volgt een derde deel, waarin het DSCH-monogram naargeestig trillend overgaat in een sinister walsje. Het vierde deel heeft het karakter van een requiem. Boven een oorlogszuchtig ritmisch motief klinkt een lange noot, de inzet van het Dies irae. Tegen het eind wordt het DSCH-motief verweven met een klaagzang uit een Russisch revolutielied, ‘Gemarteld door ontberingen in de gevangenis’. In het slotdeel fungeert het DSCH-motief als fugathema. Sjostakovitsj gaf met deze intens expressieve muziek, die hemzelf tijdens het schrijven en het beluisteren hevig emotioneerde, een van zijn persoonlijkste documenten af.   

door Lies Wiersema

Biografie

Sonoro Quartet

Hoewel het Sonoro Quartet pas sinds 2019 bestaat, heeft het zich toch al gevestigd als een van de nieuwe, opkomende ensembles van deze tijd. Met zo’n veertig concerten per seizoen is het een van de actiefste strijkkwartetten in België, en met een repertoire van de klassieke meesterwerken tot en met de nieuwste composities was het al te gast in Bijloke in Gent, Bozar in Brussel, DeSingel in Antwerpen, TivoliVredenburg in Utrecht, de Natio­nal Concert Hall in Dublin en de Liszt Academy en het Bartók Memorial House in Boedapest.

Ook speelden de musici op evenementen als Festival Midis-­Minimes, B-Classic, het Storioni Festival en het West Cork Chamber Music Festival en voor radioprogramma’s van Klara (België), de RTE (Ierland) en de SWR (Duitsland; inclusief de première van een werk van Eric Domenech ter gelegenheid van het Beethoven Fest 2020 in Bonn).

In de huidige Rising Stars-tournee doet het kwartet zeventien Europese podia aan, en dit seizoen staat ook een tournee naar Nieuw-Zeeland in de agenda. Het Sonoro Quartet volgde lessen bij Gary Hoffman en bij Heime Müller, oprichter van het Artemis Quartett. In 2021 was het laureaat van de Bartók World Competition in Boedapest – met juryleden als Mikhail Kopelman (Borodin Quartet) en Barnabás Kelemen (Kelemen Quartet) – en in 2022 werd het geselecteerd voor deelname aan de Banff International String Quartet Competition.

Het kwartet studeert momenteel aan de Nederlandse StrijkKwartet Academie, waar het wordt begeleid door Marc Danel en Gilles Millet van het Quatuor Danel en door Eberhard Feltz. In Het Concertgebouw maakt het Sonoro Quartet zijn debuut.