Concertprogramma
Rising Stars: Sào Soulez Larivière
Kleine Zaal 20 november 2024 20.15 uur
Sào Soulez Larivière altviool
Annika Treutler piano
Dit concert maakt deel uit van de serie Rising Stars. De musici zijn voorgedragen door de Elbphilharmonie Hamburg, het Festspielhaus Baden-Baden, Müpa Budapest en het Barbican Centre London.
Julia Wolfe (1958)
CLOTH (2024)
voor negen altvioolpartijen
Nederlandse première; in opdracht van de Elbphilharmonie Hamburg, het Festspielhaus Baden-Baden, Müpa Budapest, het Barbican Centre London en de European Concert Hall Organisation
Robert Schumann (1810-1856)
Märchenbilder, op. 113 (1851)
voor altviool en piano
Nicht schnell
Lebhaft
Rasch
Langsam, mit melancholischem
Ausdruck
Steve Reich (1936)
Cello Counterpoint (2003)
oorspronkelijk voor cello en tape, versie voor altviool en tape
Fast
Slow
Fast
pauze ± 21.00 uur
Igor Stravinsky (1882-1971)
Elégie (1944)
voor altviool solo
Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975)
Sonate in C gr.t., op. 147 (1975)
voor altviool en piano
Moderato
Allegretto
Adagio
einde ± 22.15 uur
Met dank aan de begunstigers van het Fonds Hemelbestormers.
Sào Soulez Larivière altviool
Annika Treutler piano
Dit concert maakt deel uit van de serie Rising Stars. De musici zijn voorgedragen door de Elbphilharmonie Hamburg, het Festspielhaus Baden-Baden, Müpa Budapest en het Barbican Centre London.
Julia Wolfe (1958)
CLOTH (2024)
voor negen altvioolpartijen
Nederlandse première; in opdracht van de Elbphilharmonie Hamburg, het Festspielhaus Baden-Baden, Müpa Budapest, het Barbican Centre London en de European Concert Hall Organisation
Robert Schumann (1810-1856)
Märchenbilder, op. 113 (1851)
voor altviool en piano
Nicht schnell
Lebhaft
Rasch
Langsam, mit melancholischem
Ausdruck
Steve Reich (1936)
Cello Counterpoint (2003)
oorspronkelijk voor cello en tape, versie voor altviool en tape
Fast
Slow
Fast
pauze ± 21.00 uur
Igor Stravinsky (1882-1971)
Elégie (1944)
voor altviool solo
Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975)
Sonate in C gr.t., op. 147 (1975)
voor altviool en piano
Moderato
Allegretto
Adagio
einde ± 22.15 uur
Met dank aan de begunstigers van het Fonds Hemelbestormers.
Toelichting
Steve Reich (1936)
Cello Counterpoint
De Amerikaanse minimalist Steve Reich kun je het best omschrijven als een antenne die veel signalen opvangt. Elk geluid is voor hem een bron van informatie. Hij duikt met evenveel gemak in klankprocessen van zowel jazz, traditionele Amerikaanse muziek, klassieke genres als elektronische experimenten.
In de oorspronkelijke versie van Cello Counterpoint – hier in een bewerking voor altviool – confronteert de componist de solopartij met zeven vooraf op tape opgenomen cellopartijen. In zijn programmanotities verklaart Reich dat de drie korte delen de grootste structurele vrijheid vertonen die hij tot dan toe ooit had bereikt. Naar eigen zeggen is Cello Counterpoint ook een van de moeilijkste werken uit zijn oeuvre, met veeleisende, strakke en snelle ritmische verschuivingen en verhoudingen die zelden in de celloliteratuur voorkomen. De aanleiding voor het werk was een gedeelde opdracht door de Koussevitzky Foundation, het Koninklijk Conservatorium van Den Haag en de Universiteit van Leiden voor celliste Maya Beiser.
De Amerikaanse minimalist Steve Reich kun je het best omschrijven als een antenne die veel signalen opvangt. Elk geluid is voor hem een bron van informatie. Hij duikt met evenveel gemak in klankprocessen van zowel jazz, traditionele Amerikaanse muziek, klassieke genres als elektronische experimenten.
In de oorspronkelijke versie van Cello Counterpoint – hier in een bewerking voor altviool – confronteert de componist de solopartij met zeven vooraf op tape opgenomen cellopartijen. In zijn programmanotities verklaart Reich dat de drie korte delen de grootste structurele vrijheid vertonen die hij tot dan toe ooit had bereikt. Naar eigen zeggen is Cello Counterpoint ook een van de moeilijkste werken uit zijn oeuvre, met veeleisende, strakke en snelle ritmische verschuivingen en verhoudingen die zelden in de celloliteratuur voorkomen. De aanleiding voor het werk was een gedeelde opdracht door de Koussevitzky Foundation, het Koninklijk Conservatorium van Den Haag en de Universiteit van Leiden voor celliste Maya Beiser.
Julia Wolfe (1958)
CLOTH
Evenals haar 22 jaar oudere landgenoot Steve Reich houdt Julia Wolfe ervan om muren tussen genres te slopen. Ze kiest vaak maatschappelijk urgente thema’s, en haar composities kenmerken zich door een intense kracht. Niet zelden koppelt ze minimalistische sereniteit aan de rauwe energie van elektronica en rock. Ook in haar recentste creatie voor altviool, CLOTH, schakelt Wolfe van intiem naar groots, van spaarzaam naar extravagant. In haar persoonlijke toelichting bij de partituur verklaart ze de altsolo als onbezonnen held: stevig, sterk en onverzettelijk. Een golf van gebroken akkoorden ontwikkelt zich als draden van een weefgetouw. Nieuwe fragmenten — afkomstig van acht vooraf door Sào Soulez Larivière opgenomen altvioolpartijen — weven zich daar doorheen met telkens andere kleuren die het klanktapijt verrijken tot één groot sonoor geheel. CLOTH is geschreven in nauwe samenwerking met Sào Soulez Larivière, aan wie het werk ook is opgedragen.
Evenals haar 22 jaar oudere landgenoot Steve Reich houdt Julia Wolfe ervan om muren tussen genres te slopen. Ze kiest vaak maatschappelijk urgente thema’s, en haar composities kenmerken zich door een intense kracht. Niet zelden koppelt ze minimalistische sereniteit aan de rauwe energie van elektronica en rock. Ook in haar recentste creatie voor altviool, CLOTH, schakelt Wolfe van intiem naar groots, van spaarzaam naar extravagant. In haar persoonlijke toelichting bij de partituur verklaart ze de altsolo als onbezonnen held: stevig, sterk en onverzettelijk. Een golf van gebroken akkoorden ontwikkelt zich als draden van een weefgetouw. Nieuwe fragmenten — afkomstig van acht vooraf door Sào Soulez Larivière opgenomen altvioolpartijen — weven zich daar doorheen met telkens andere kleuren die het klanktapijt verrijken tot één groot sonoor geheel. CLOTH is geschreven in nauwe samenwerking met Sào Soulez Larivière, aan wie het werk ook is opgedragen.
Robert Schumann (1810-1856)
Märchenbilder
Na zijn aanstelling als muziekdirecteur in Düsseldorf (1850) raakte Robert Schumann nauw bevriend met zijn concertmeester Wilhelm Joseph von Wasielewski. Ze speelden samen vaak kamermuziek, zowel in publieke als private kring. Wasielewski, violist én kundig altviolist, schreef kort na de dood van de componist ook diens eerste biografie.
De lucratieve amateurmarkt inspireerde Schumann in de vroege jaren 1850 om met enkele onderbelichte instrumenten aan de slag te gaan. Voor zijn idee om een sprookjesachtige volkstoon in kamermuziekvorm te creëren, hoefde hij niet ver te zoeken. De altviool leek hem ideaal in een ‘vertellende’ rol. Märchenbilder was geboren. Wasielewski, aan wie het werk was opgedragen, zorgde voor technische raadgeving.
De algemene toon is ongekunsteld maar de stemming van de vier korte karakterstukken is onderling zeer contrasterend. Het scheppen van sfeer staat centraal en er is nergens een verwijzing naar concrete sprookjes. Dit geeft ruimte om desgewenst een eigen verhaal te verzinnen bij de opeenvolgende taferelen. Zoals bijvoorbeeld bij de melancholische, dromerige en elegante toon van het eerste deel. Of bij de springerige dubbelgrepen en de strijdvaardige energie van het tweede. Misschien inspireert de donkere dramatiek van het voorlaatste deel tot een persoonlijke vertelling. En luister vooral of de gloedvolle nostalgie van het slotdeel al dan niet een happy end in petto heeft.
Na zijn aanstelling als muziekdirecteur in Düsseldorf (1850) raakte Robert Schumann nauw bevriend met zijn concertmeester Wilhelm Joseph von Wasielewski. Ze speelden samen vaak kamermuziek, zowel in publieke als private kring. Wasielewski, violist én kundig altviolist, schreef kort na de dood van de componist ook diens eerste biografie.
De lucratieve amateurmarkt inspireerde Schumann in de vroege jaren 1850 om met enkele onderbelichte instrumenten aan de slag te gaan. Voor zijn idee om een sprookjesachtige volkstoon in kamermuziekvorm te creëren, hoefde hij niet ver te zoeken. De altviool leek hem ideaal in een ‘vertellende’ rol. Märchenbilder was geboren. Wasielewski, aan wie het werk was opgedragen, zorgde voor technische raadgeving.
De algemene toon is ongekunsteld maar de stemming van de vier korte karakterstukken is onderling zeer contrasterend. Het scheppen van sfeer staat centraal en er is nergens een verwijzing naar concrete sprookjes. Dit geeft ruimte om desgewenst een eigen verhaal te verzinnen bij de opeenvolgende taferelen. Zoals bijvoorbeeld bij de melancholische, dromerige en elegante toon van het eerste deel. Of bij de springerige dubbelgrepen en de strijdvaardige energie van het tweede. Misschien inspireert de donkere dramatiek van het voorlaatste deel tot een persoonlijke vertelling. En luister vooral of de gloedvolle nostalgie van het slotdeel al dan niet een happy end in petto heeft.
Igor Stravinsky (1882-1971)
Elégie
Met Elégie schreef Igor Stravinsky zijn enige werk voor altviool ter nagedachtenis aan de overleden eerste violist van het illustere Pro Arte Kwartet, Alphonse Onnou. Diens collega, altviolist Germain Prévost, stond in voor de opdracht en de première in Washington D.C. Aanvankelijk geroemd als ‘hofkwartet’ van Koningin Elisabeth van België en als pleitbezorger van moderne muziek, verwierf dit Brussels ensemble na de Tweede Wereldoorlog een permanente residentie aan de Universiteit van Wisconsin-Madison, waar het 112 jaar na de oprichting nu nog steeds actief is. Ondanks de bescheiden lengte verrast de Elégie met merkwaardige details.
De solist speelt alles met gedempte snaren (con sordino), wat een klank oplevert die tegelijk rijk aan betekenis en tegelijk intens afwezig is. Het geheel ontvouwt zich in vier secties: een prelude, een koraal, een fuga (waarin de altviool meerstemmig wordt bespeeld) en een finale die een variatie is van het eerdere koraalthema. Stravinsky voerde zijn aanwijzingen ver door en noteerde zelfs de vingerzettingen, die hij als onderdeel van de compositie beschouwde.
Met Elégie schreef Igor Stravinsky zijn enige werk voor altviool ter nagedachtenis aan de overleden eerste violist van het illustere Pro Arte Kwartet, Alphonse Onnou. Diens collega, altviolist Germain Prévost, stond in voor de opdracht en de première in Washington D.C. Aanvankelijk geroemd als ‘hofkwartet’ van Koningin Elisabeth van België en als pleitbezorger van moderne muziek, verwierf dit Brussels ensemble na de Tweede Wereldoorlog een permanente residentie aan de Universiteit van Wisconsin-Madison, waar het 112 jaar na de oprichting nu nog steeds actief is. Ondanks de bescheiden lengte verrast de Elégie met merkwaardige details.
De solist speelt alles met gedempte snaren (con sordino), wat een klank oplevert die tegelijk rijk aan betekenis en tegelijk intens afwezig is. Het geheel ontvouwt zich in vier secties: een prelude, een koraal, een fuga (waarin de altviool meerstemmig wordt bespeeld) en een finale die een variatie is van het eerdere koraalthema. Stravinsky voerde zijn aanwijzingen ver door en noteerde zelfs de vingerzettingen, die hij als onderdeel van de compositie beschouwde.
Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975)
Sonate
Dmitri Sjostakovitsj begon eind juni 1975 in het ziekenhuis aan de schetsen voor zijn sonate voor altviool en piano. Op 6 augustus voltooide hij zijn laatste werk, moeizaam genoteerd door een krachteloze rechterhand en met verzwakte ogen. Drie dagen later stierf de componist, net geen 69 jaar oud. De sonate is opgedragen aan Fjodor Droezjinin, altviolist van het Beethoven Kwartet, waarmee Sjostakovitsj vele jaren samenwerkte aan zijn kwartetmuziek.
Door een veelvoud aan ziektes, hartproblemen en longkanker nam de donkere schaduw van de introspectie in Sjostakovitsj’ laatste kamermuziek werken gevoelig toe. Hij koos de altviool om de zwaarmoedigheid van het menselijk bestaan een stem te geven. Sobere pizzicato’s, schriele tremolo’s, enkele koortsachtige uithalen en naargeestige pianoakkoorden sturen het eerste deel door een eenzaam landschap. Met een scherzo als middendeel komt een beeld naar voren van een grimmige, stokkerige dans. Maar het zwaartepunt ligt in de finale: een groots opgezet Adagio, waarin Sjostakovitsj’ laatste muzikale gedachten zijn voorbehouden aan Ludwig van Beethoven, meermaals zijn vaste gids en inspiratie tijdens zijn voorbije loopbaan. Een verre herinnering aan diens ‘Mondschein’-sonate vormt de rode draad, alsof Sjostajovitsj reikt naar menselijkheid en warmte in het aangezicht van de dood. Net als in de voorgaande delen eindigen de laatste maten ‘morendo’ [wegstervend].
Dmitri Sjostakovitsj begon eind juni 1975 in het ziekenhuis aan de schetsen voor zijn sonate voor altviool en piano. Op 6 augustus voltooide hij zijn laatste werk, moeizaam genoteerd door een krachteloze rechterhand en met verzwakte ogen. Drie dagen later stierf de componist, net geen 69 jaar oud. De sonate is opgedragen aan Fjodor Droezjinin, altviolist van het Beethoven Kwartet, waarmee Sjostakovitsj vele jaren samenwerkte aan zijn kwartetmuziek.
Door een veelvoud aan ziektes, hartproblemen en longkanker nam de donkere schaduw van de introspectie in Sjostakovitsj’ laatste kamermuziek werken gevoelig toe. Hij koos de altviool om de zwaarmoedigheid van het menselijk bestaan een stem te geven. Sobere pizzicato’s, schriele tremolo’s, enkele koortsachtige uithalen en naargeestige pianoakkoorden sturen het eerste deel door een eenzaam landschap. Met een scherzo als middendeel komt een beeld naar voren van een grimmige, stokkerige dans. Maar het zwaartepunt ligt in de finale: een groots opgezet Adagio, waarin Sjostakovitsj’ laatste muzikale gedachten zijn voorbehouden aan Ludwig van Beethoven, meermaals zijn vaste gids en inspiratie tijdens zijn voorbije loopbaan. Een verre herinnering aan diens ‘Mondschein’-sonate vormt de rode draad, alsof Sjostajovitsj reikt naar menselijkheid en warmte in het aangezicht van de dood. Net als in de voorgaande delen eindigen de laatste maten ‘morendo’ [wegstervend].
Steve Reich (1936)
Cello Counterpoint
De Amerikaanse minimalist Steve Reich kun je het best omschrijven als een antenne die veel signalen opvangt. Elk geluid is voor hem een bron van informatie. Hij duikt met evenveel gemak in klankprocessen van zowel jazz, traditionele Amerikaanse muziek, klassieke genres als elektronische experimenten.
In de oorspronkelijke versie van Cello Counterpoint – hier in een bewerking voor altviool – confronteert de componist de solopartij met zeven vooraf op tape opgenomen cellopartijen. In zijn programmanotities verklaart Reich dat de drie korte delen de grootste structurele vrijheid vertonen die hij tot dan toe ooit had bereikt. Naar eigen zeggen is Cello Counterpoint ook een van de moeilijkste werken uit zijn oeuvre, met veeleisende, strakke en snelle ritmische verschuivingen en verhoudingen die zelden in de celloliteratuur voorkomen. De aanleiding voor het werk was een gedeelde opdracht door de Koussevitzky Foundation, het Koninklijk Conservatorium van Den Haag en de Universiteit van Leiden voor celliste Maya Beiser.
De Amerikaanse minimalist Steve Reich kun je het best omschrijven als een antenne die veel signalen opvangt. Elk geluid is voor hem een bron van informatie. Hij duikt met evenveel gemak in klankprocessen van zowel jazz, traditionele Amerikaanse muziek, klassieke genres als elektronische experimenten.
In de oorspronkelijke versie van Cello Counterpoint – hier in een bewerking voor altviool – confronteert de componist de solopartij met zeven vooraf op tape opgenomen cellopartijen. In zijn programmanotities verklaart Reich dat de drie korte delen de grootste structurele vrijheid vertonen die hij tot dan toe ooit had bereikt. Naar eigen zeggen is Cello Counterpoint ook een van de moeilijkste werken uit zijn oeuvre, met veeleisende, strakke en snelle ritmische verschuivingen en verhoudingen die zelden in de celloliteratuur voorkomen. De aanleiding voor het werk was een gedeelde opdracht door de Koussevitzky Foundation, het Koninklijk Conservatorium van Den Haag en de Universiteit van Leiden voor celliste Maya Beiser.
Julia Wolfe (1958)
CLOTH
Evenals haar 22 jaar oudere landgenoot Steve Reich houdt Julia Wolfe ervan om muren tussen genres te slopen. Ze kiest vaak maatschappelijk urgente thema’s, en haar composities kenmerken zich door een intense kracht. Niet zelden koppelt ze minimalistische sereniteit aan de rauwe energie van elektronica en rock. Ook in haar recentste creatie voor altviool, CLOTH, schakelt Wolfe van intiem naar groots, van spaarzaam naar extravagant. In haar persoonlijke toelichting bij de partituur verklaart ze de altsolo als onbezonnen held: stevig, sterk en onverzettelijk. Een golf van gebroken akkoorden ontwikkelt zich als draden van een weefgetouw. Nieuwe fragmenten — afkomstig van acht vooraf door Sào Soulez Larivière opgenomen altvioolpartijen — weven zich daar doorheen met telkens andere kleuren die het klanktapijt verrijken tot één groot sonoor geheel. CLOTH is geschreven in nauwe samenwerking met Sào Soulez Larivière, aan wie het werk ook is opgedragen.
Evenals haar 22 jaar oudere landgenoot Steve Reich houdt Julia Wolfe ervan om muren tussen genres te slopen. Ze kiest vaak maatschappelijk urgente thema’s, en haar composities kenmerken zich door een intense kracht. Niet zelden koppelt ze minimalistische sereniteit aan de rauwe energie van elektronica en rock. Ook in haar recentste creatie voor altviool, CLOTH, schakelt Wolfe van intiem naar groots, van spaarzaam naar extravagant. In haar persoonlijke toelichting bij de partituur verklaart ze de altsolo als onbezonnen held: stevig, sterk en onverzettelijk. Een golf van gebroken akkoorden ontwikkelt zich als draden van een weefgetouw. Nieuwe fragmenten — afkomstig van acht vooraf door Sào Soulez Larivière opgenomen altvioolpartijen — weven zich daar doorheen met telkens andere kleuren die het klanktapijt verrijken tot één groot sonoor geheel. CLOTH is geschreven in nauwe samenwerking met Sào Soulez Larivière, aan wie het werk ook is opgedragen.
Robert Schumann (1810-1856)
Märchenbilder
Na zijn aanstelling als muziekdirecteur in Düsseldorf (1850) raakte Robert Schumann nauw bevriend met zijn concertmeester Wilhelm Joseph von Wasielewski. Ze speelden samen vaak kamermuziek, zowel in publieke als private kring. Wasielewski, violist én kundig altviolist, schreef kort na de dood van de componist ook diens eerste biografie.
De lucratieve amateurmarkt inspireerde Schumann in de vroege jaren 1850 om met enkele onderbelichte instrumenten aan de slag te gaan. Voor zijn idee om een sprookjesachtige volkstoon in kamermuziekvorm te creëren, hoefde hij niet ver te zoeken. De altviool leek hem ideaal in een ‘vertellende’ rol. Märchenbilder was geboren. Wasielewski, aan wie het werk was opgedragen, zorgde voor technische raadgeving.
De algemene toon is ongekunsteld maar de stemming van de vier korte karakterstukken is onderling zeer contrasterend. Het scheppen van sfeer staat centraal en er is nergens een verwijzing naar concrete sprookjes. Dit geeft ruimte om desgewenst een eigen verhaal te verzinnen bij de opeenvolgende taferelen. Zoals bijvoorbeeld bij de melancholische, dromerige en elegante toon van het eerste deel. Of bij de springerige dubbelgrepen en de strijdvaardige energie van het tweede. Misschien inspireert de donkere dramatiek van het voorlaatste deel tot een persoonlijke vertelling. En luister vooral of de gloedvolle nostalgie van het slotdeel al dan niet een happy end in petto heeft.
Na zijn aanstelling als muziekdirecteur in Düsseldorf (1850) raakte Robert Schumann nauw bevriend met zijn concertmeester Wilhelm Joseph von Wasielewski. Ze speelden samen vaak kamermuziek, zowel in publieke als private kring. Wasielewski, violist én kundig altviolist, schreef kort na de dood van de componist ook diens eerste biografie.
De lucratieve amateurmarkt inspireerde Schumann in de vroege jaren 1850 om met enkele onderbelichte instrumenten aan de slag te gaan. Voor zijn idee om een sprookjesachtige volkstoon in kamermuziekvorm te creëren, hoefde hij niet ver te zoeken. De altviool leek hem ideaal in een ‘vertellende’ rol. Märchenbilder was geboren. Wasielewski, aan wie het werk was opgedragen, zorgde voor technische raadgeving.
De algemene toon is ongekunsteld maar de stemming van de vier korte karakterstukken is onderling zeer contrasterend. Het scheppen van sfeer staat centraal en er is nergens een verwijzing naar concrete sprookjes. Dit geeft ruimte om desgewenst een eigen verhaal te verzinnen bij de opeenvolgende taferelen. Zoals bijvoorbeeld bij de melancholische, dromerige en elegante toon van het eerste deel. Of bij de springerige dubbelgrepen en de strijdvaardige energie van het tweede. Misschien inspireert de donkere dramatiek van het voorlaatste deel tot een persoonlijke vertelling. En luister vooral of de gloedvolle nostalgie van het slotdeel al dan niet een happy end in petto heeft.
Igor Stravinsky (1882-1971)
Elégie
Met Elégie schreef Igor Stravinsky zijn enige werk voor altviool ter nagedachtenis aan de overleden eerste violist van het illustere Pro Arte Kwartet, Alphonse Onnou. Diens collega, altviolist Germain Prévost, stond in voor de opdracht en de première in Washington D.C. Aanvankelijk geroemd als ‘hofkwartet’ van Koningin Elisabeth van België en als pleitbezorger van moderne muziek, verwierf dit Brussels ensemble na de Tweede Wereldoorlog een permanente residentie aan de Universiteit van Wisconsin-Madison, waar het 112 jaar na de oprichting nu nog steeds actief is. Ondanks de bescheiden lengte verrast de Elégie met merkwaardige details.
De solist speelt alles met gedempte snaren (con sordino), wat een klank oplevert die tegelijk rijk aan betekenis en tegelijk intens afwezig is. Het geheel ontvouwt zich in vier secties: een prelude, een koraal, een fuga (waarin de altviool meerstemmig wordt bespeeld) en een finale die een variatie is van het eerdere koraalthema. Stravinsky voerde zijn aanwijzingen ver door en noteerde zelfs de vingerzettingen, die hij als onderdeel van de compositie beschouwde.
Met Elégie schreef Igor Stravinsky zijn enige werk voor altviool ter nagedachtenis aan de overleden eerste violist van het illustere Pro Arte Kwartet, Alphonse Onnou. Diens collega, altviolist Germain Prévost, stond in voor de opdracht en de première in Washington D.C. Aanvankelijk geroemd als ‘hofkwartet’ van Koningin Elisabeth van België en als pleitbezorger van moderne muziek, verwierf dit Brussels ensemble na de Tweede Wereldoorlog een permanente residentie aan de Universiteit van Wisconsin-Madison, waar het 112 jaar na de oprichting nu nog steeds actief is. Ondanks de bescheiden lengte verrast de Elégie met merkwaardige details.
De solist speelt alles met gedempte snaren (con sordino), wat een klank oplevert die tegelijk rijk aan betekenis en tegelijk intens afwezig is. Het geheel ontvouwt zich in vier secties: een prelude, een koraal, een fuga (waarin de altviool meerstemmig wordt bespeeld) en een finale die een variatie is van het eerdere koraalthema. Stravinsky voerde zijn aanwijzingen ver door en noteerde zelfs de vingerzettingen, die hij als onderdeel van de compositie beschouwde.
Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975)
Sonate
Dmitri Sjostakovitsj begon eind juni 1975 in het ziekenhuis aan de schetsen voor zijn sonate voor altviool en piano. Op 6 augustus voltooide hij zijn laatste werk, moeizaam genoteerd door een krachteloze rechterhand en met verzwakte ogen. Drie dagen later stierf de componist, net geen 69 jaar oud. De sonate is opgedragen aan Fjodor Droezjinin, altviolist van het Beethoven Kwartet, waarmee Sjostakovitsj vele jaren samenwerkte aan zijn kwartetmuziek.
Door een veelvoud aan ziektes, hartproblemen en longkanker nam de donkere schaduw van de introspectie in Sjostakovitsj’ laatste kamermuziek werken gevoelig toe. Hij koos de altviool om de zwaarmoedigheid van het menselijk bestaan een stem te geven. Sobere pizzicato’s, schriele tremolo’s, enkele koortsachtige uithalen en naargeestige pianoakkoorden sturen het eerste deel door een eenzaam landschap. Met een scherzo als middendeel komt een beeld naar voren van een grimmige, stokkerige dans. Maar het zwaartepunt ligt in de finale: een groots opgezet Adagio, waarin Sjostakovitsj’ laatste muzikale gedachten zijn voorbehouden aan Ludwig van Beethoven, meermaals zijn vaste gids en inspiratie tijdens zijn voorbije loopbaan. Een verre herinnering aan diens ‘Mondschein’-sonate vormt de rode draad, alsof Sjostajovitsj reikt naar menselijkheid en warmte in het aangezicht van de dood. Net als in de voorgaande delen eindigen de laatste maten ‘morendo’ [wegstervend].
Dmitri Sjostakovitsj begon eind juni 1975 in het ziekenhuis aan de schetsen voor zijn sonate voor altviool en piano. Op 6 augustus voltooide hij zijn laatste werk, moeizaam genoteerd door een krachteloze rechterhand en met verzwakte ogen. Drie dagen later stierf de componist, net geen 69 jaar oud. De sonate is opgedragen aan Fjodor Droezjinin, altviolist van het Beethoven Kwartet, waarmee Sjostakovitsj vele jaren samenwerkte aan zijn kwartetmuziek.
Door een veelvoud aan ziektes, hartproblemen en longkanker nam de donkere schaduw van de introspectie in Sjostakovitsj’ laatste kamermuziek werken gevoelig toe. Hij koos de altviool om de zwaarmoedigheid van het menselijk bestaan een stem te geven. Sobere pizzicato’s, schriele tremolo’s, enkele koortsachtige uithalen en naargeestige pianoakkoorden sturen het eerste deel door een eenzaam landschap. Met een scherzo als middendeel komt een beeld naar voren van een grimmige, stokkerige dans. Maar het zwaartepunt ligt in de finale: een groots opgezet Adagio, waarin Sjostakovitsj’ laatste muzikale gedachten zijn voorbehouden aan Ludwig van Beethoven, meermaals zijn vaste gids en inspiratie tijdens zijn voorbije loopbaan. Een verre herinnering aan diens ‘Mondschein’-sonate vormt de rode draad, alsof Sjostajovitsj reikt naar menselijkheid en warmte in het aangezicht van de dood. Net als in de voorgaande delen eindigen de laatste maten ‘morendo’ [wegstervend].
Biografie
Sào Soulez Larivière, altviool
De Frans-Nederlandse altviolist Sào Soulez Larivière won de eerste prijs van de Prague Spring International Competition, en werd gelauwerd op de Tokyo International Viola Competition, de Oskar Nedbal International Viola Competition (Praag), de International Max Rostal Competition (Berlijn), het Cecil Aronowitz Concours (Birmingham) en het Johannes Brahms Concours (Pörtschach).
Kamermuziek maakt de kern uit van zijn bezigheden, een liefde die hij deelt met zijn zus, violiste Cosima Soulez Larivière.
De altviolist maakt deel uit van het Frielinghaus Ensemble, dat recent een cd uitbracht met strijksextetten van Dvořák en Tsjaikovski. In 2021 nam hij met pianiste Annika Treutler zijn debuutalbum Impression op.
Als pleitbezorger van de altviool bewerkt hij ook graag muziek voor zijn instrument en speelt hij veel hedendaags repertoire. Sào Soulez Larivière speelde al jong viool in zijn geboortestad Parijs en kreeg een beurs om bij Natasha Boyarsky te gaan studeren aan de Engelse Yehudi Menuhin School. Daar maakte hij de overstap naar de altviool, en hij werkte met onder anderen Jean Sulem, Nobuko Imai, Antoine Tamestit, Boris Garlitsky en Steven Isserlis.
Bij Tabea Zimmermann behaalde hij aan de Hochschule für Musik ‘Hanns Eisler’ zijn bachelor, en aan de Kronberg Academy studeerde hij voor zijn master. Sinds herfst 2023 geeft Sào Soulez Larivière zelf les aan het Mozarteum in Salzburg. Zijn altviool is in 2013 gebouwd door Fréderic Chaudière.
In Het Concertgebouw maakt hij zijn debuut.
Annika Treutler, piano
Voor haar opname van Viktor Ullmanns Pianoconcert met het Rundfunk-Sinfonieorchester Berlin – verschenen bij de 75ste verjaardag van de bevrijding van Auschwitz – kreeg Annika Treutler in 2020 een Opus Klassik. Dit bekroonde haar inzet voor het project #respondinmusic dat ze initieerde om de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog levend te houden, bijvoorbeeld ook met een schooltournee met zangeres Sarah Aristidou, klarinettist Pablo Barragàn en cellist Alexey Stadler.
Kamermuziek speelde de pianiste ook met Daniel Müller-Schott, Tabea Zimmermann, Jörg Widmann, Kit Armstrong en Julia Hagen.
Ze was te gast op de Festspiele Mecklenburg-Vorpommern, de Heidelberger Frühling en het Verbier Festival en op vele Duitse podia, in Wigmore Hall in Londen, het Wiener Konzerthaus en het Palau de la Música in Barcelona.
Als solist werd ze geëngageerd door het Deutsches Symphonie-Orchester Berlin, het Konzerthausorchester Berlin, het Gürzenich-Orchester Köln, de Münchner Symphoniker, de Kammerakademie Potsdam, het Orchestre symphonique de Montréal en orkesten in Praag en Belgrado.
Annika Treutler had pianoles vanaf haar vierde en studeerde af aan de conservatoria van Rostock en Hannover. Masterclasses volgde ze bij Richard Goode, Elisabeth Leonskaja, Ferenc Rados en Arie Vardi. Ze won prijzen op concoursen in Montréal en München (ARD), het Grieg Concours, de Gina Bachauer International Piano Competition en de Deutscher Musikwettbewerb. Sinds 2018 geeft Annika Treutler les aan de Hochschule für Musik ‘Hanns Eisler’ in Berlijn.
In Het Concertgebouw maakt ze haar debuut.