Concertprogramma
Rising Stars: Mathis Stier
Kleine Zaal 11 oktober 2023 20.15 uur
Mathis Stier fagot
Ivan Podyomov hobo
Rie Akamatsu klavecimbel/piano
Dit concert maakt deel uit van de serie Rising Stars. Keuze van Elbphilharmonie Hamburg & Kölner Philharmonie.
Ook interessant:
- Wat maakt Franse muziek zo Frans? (deel 2)
Philipp Friedrich Böddecker (1607-1683)
Sonata sopra ‘La Monica’ (1651 of eerder)
voor fagot en basso continuo
Paula Matthusen (1978)
of an implacable subtraction (2015)
voor fagot en elektronica
Maria Sigfúsdóttir (1980)
Remembering (2023)
voor fagot en elektronica
Nederlandse première; gecomponeerd in opdracht van de Elbphilharmonie Hamburg, de Kölner Philharmonie en de European Concert Hall Organisation
Camille Saint-Saëns (1835-1921)
Sonate in G gr.t., op. 168 (1921)
voor fagot en piano
Allegretto moderato
Allegro scherzando
Adagio
Allegro moderato
pauze ± 21.00 uur
Clara Schumann (1819-1896)
Drie romances, op. 22 (1853)
oorspronkelijk voor viool en piano; bewerking voor fagot en piano van Mathis Stier
Andante molto
Allegretto
Leidenschaftlich schnell
Heinz Holliger (1939)
Klaus-Ur
uit ‘Drei Stücke für Fagott’ (2001-02)
Francis Poulenc (1899-1963)
Trio voor hobo, fagot en piano (1926)
Lento – Presto
Andante con moto
Rondo – Très vif
einde ± 22.10 uur
Mathis Stier fagot
Ivan Podyomov hobo
Rie Akamatsu klavecimbel/piano
Dit concert maakt deel uit van de serie Rising Stars. Keuze van Elbphilharmonie Hamburg & Kölner Philharmonie.
Ook interessant:
- Wat maakt Franse muziek zo Frans? (deel 2)
Philipp Friedrich Böddecker (1607-1683)
Sonata sopra ‘La Monica’ (1651 of eerder)
voor fagot en basso continuo
Paula Matthusen (1978)
of an implacable subtraction (2015)
voor fagot en elektronica
Maria Sigfúsdóttir (1980)
Remembering (2023)
voor fagot en elektronica
Nederlandse première; gecomponeerd in opdracht van de Elbphilharmonie Hamburg, de Kölner Philharmonie en de European Concert Hall Organisation
Camille Saint-Saëns (1835-1921)
Sonate in G gr.t., op. 168 (1921)
voor fagot en piano
Allegretto moderato
Allegro scherzando
Adagio
Allegro moderato
pauze ± 21.00 uur
Clara Schumann (1819-1896)
Drie romances, op. 22 (1853)
oorspronkelijk voor viool en piano; bewerking voor fagot en piano van Mathis Stier
Andante molto
Allegretto
Leidenschaftlich schnell
Heinz Holliger (1939)
Klaus-Ur
uit ‘Drei Stücke für Fagott’ (2001-02)
Francis Poulenc (1899-1963)
Trio voor hobo, fagot en piano (1926)
Lento – Presto
Andante con moto
Rondo – Très vif
einde ± 22.10 uur
Toelichting
Rising Stars: Mathis Stier
De Duitse fagottist Mathis Stier prijst zichzelf gelukkig dat hij deel uitmaakt van het Rising Stars-programma. Niet alleen omdat hij vele inspirerende mensen ontmoet die hem bijstaan om een betere musicus te worden en omdat hij in ‘nederig stemmende’ belangrijke zalen zoals Het Concertgebouw kan spelen, maar ook omdat hij gedreven is om de fagot als solo-instrument op de kaart te zetten. Zelf raakte hij al heel jong verslingerd aan het grote dubbelrietinstrument. ‘Ik begon zoals vele anderen met blokfluitles’, vertelt Stier. ‘Mijn docent, Markus Fromm, was een fagottist en hij vroeg of ik de fagot een keer wilde proberen. Ik was een jaar of acht en hij gaf mij een fagottino. Ik was meteen verliefd op de klank. Het instrument heeft iets heel bijzonders. Aan de ene kant die heel diepe basklank en aan de andere kant een enorm lyrische kwaliteit.’
Hij schakelde al snel over op de volwassen fagot, maar het duurde nog even tot het idee om musicus te worden vaste grond vond. ‘Dat begon toen ik in een jeugdorkest speelde. Ik kom niet uit een muzikale familie en in die orkestomgeving speelden vele vrienden die wel ouders hadden die musicus waren. Hoewel mijn ouders bleven vertellen dat het een zwaar bestaan zou zijn, werd ik steeds enthousiaster. Vooral ook omdat ik er erg van houd om samen te spelen.’
Stier beschouwt zijn Rising Stars-tournee als pure fagotpromotie. ‘Mijn programma is daarop samengesteld. Ik wil een recital geven dat niet alleen voor fagottisten en fagotkenners interessant is, maar dat ook veel biedt aan mensen die nog nooit een fagot als solo-instrument hebben gehoord. Daarom speel ik een combinatie van klassiek fagotrepertoire en belangrijke recentere stukken naast werken die ook voor veel fagottisten nieuw zullen zijn, zoals of an implacable subtraction van de Amerikaanse Paula Matthusen en het nieuwe stuk van María Sigfúsdóttir.’
Elektronica
Het idee voor of an implacable subtraction kreeg Matthusen na het lezen van Rayuela – een hinkelspel van Julio Cortázar. Het stemmige werk voor fagot en elektronica volgt niet zozeer de structuur van het boek, als wel het idee van verschillende aandachtspunten en niet-lineaire ontwikkelingen. ‘Het klinkt ingewikkeld, maar het is echt een meeslepend werk met veel hedendaagse speeltechnieken’, aldus Mathis Stier.
Ook het nieuwe werk van Sigfúsdóttir zal gebruik maken van elektronica, al kan Stier, als we hem voor de zomer spreken, nog niet veel zeggen over het werk zelf. ‘Het is nog niet klaar, maar ik wilde graag een stuk van haar omdat ik al jaren enorm gefascineerd ben door wat veel IJslandse componisten tegenwoordig doen. Ze creëren een hele aparte klankwereld en het leek mij geweldig om ook een stuk voor fagot uit IJsland te hebben. Ik hoop dat het een belangrijke aanvulling op het repertoire wordt.’
Bewerkingen
Dat fagotrepertoire gaat bijna vierhonderd jaar terug naar de tijd dat de Duitse componist Philipp Friedrich Böddecker met zijn Sonata sopra ‘La Monica’ de eerste componist buiten Italië was die een werk schreef met de dulciaan, de voorloper van de fagot, in de hoofdrol. Het werk heeft de vorm van een thema en variaties over het volksliedje La Monica uit de Renaissance en laat zich zonder problemen naar de fagot vertalen.
Hoewel er in de Barok meer werken voor de fagot zijn geschreven (denk aan Vivaldi), en het instrument in de Klassieke Periode een vaste plek veroverde in het symfonieorkest, werd het dankzij verbeteringen aan de mechanieken pas aan het einde van de negentiende eeuw meer en meer verkend als solo-instrument. Vandaar dat fagottisten voor een deel van hun repertoire afhankelijk zijn van bewerkingen zoals van de oorspronkelijk voor viool en piano geschreven Drie romances van Clara Schumann.
Franse fagotschool
Een van de belangrijkste voorbeelden van de opleving van de aandacht voor de fagot is de Fagotsonate van Camille Saint-Saëns. Hoewel geschreven in 1921 heeft het werk een duidelijk romantisch aura. ‘Saint-Saëns had zich op zijn oude dag voorgenomen sonates te schrijven voor wat verwaarloosde blaasinstrumenten en componeerde dit stuk voor zijn vriend Clément-Léon Letellier, fagotdocent aan het Parijse conservatorium’, vertelt Stier. De driedelige sonate – die met een slotdeel dat bestaat uit een prachtig Adagio en een Allegro moderato eigenlijk vierdelig is – werd met dank aan de Franse fagotschool de opmaat voor veel meer aandacht voor het instrument en zijn repertoire.
Reis
Het in 2002 voltooide Klaus-Ur van de Zwitserse hoboïst en componist Heinz Holliger is onder fagottisten uitgegroeid tot een moderne klassieker. Het virtuoze solostuk vol destijds nieuwe speeltechnieken was bestemd voor de legendarische fagottist Klaus Thunemann, die veel met Holliger samenwerkte.
Dat ook het in 1926 voltooide Trio voor hobo, fagot en piano van Francis Poulenc op het programma staat heeft weer alles te maken met het feit dat Mathis Stier heel graag samen wilde spelen met Ivan Podyomov, solohoboïst van het Concertgebouworkest. ‘Bovendien is het een heel mooi werk dat niet alleen geldt als Poulencs eerste volwassen kamermuziekstuk, maar ook als een vroeg twintigste-eeuws kamermuzikaal hoogtepunt voor de fagot. Ik hoop dat het hele programma zo een interessante reis biedt door het repertoire en dat het publiek de fagot een beetje leert kennen.’
De Duitse fagottist Mathis Stier prijst zichzelf gelukkig dat hij deel uitmaakt van het Rising Stars-programma. Niet alleen omdat hij vele inspirerende mensen ontmoet die hem bijstaan om een betere musicus te worden en omdat hij in ‘nederig stemmende’ belangrijke zalen zoals Het Concertgebouw kan spelen, maar ook omdat hij gedreven is om de fagot als solo-instrument op de kaart te zetten. Zelf raakte hij al heel jong verslingerd aan het grote dubbelrietinstrument. ‘Ik begon zoals vele anderen met blokfluitles’, vertelt Stier. ‘Mijn docent, Markus Fromm, was een fagottist en hij vroeg of ik de fagot een keer wilde proberen. Ik was een jaar of acht en hij gaf mij een fagottino. Ik was meteen verliefd op de klank. Het instrument heeft iets heel bijzonders. Aan de ene kant die heel diepe basklank en aan de andere kant een enorm lyrische kwaliteit.’
Hij schakelde al snel over op de volwassen fagot, maar het duurde nog even tot het idee om musicus te worden vaste grond vond. ‘Dat begon toen ik in een jeugdorkest speelde. Ik kom niet uit een muzikale familie en in die orkestomgeving speelden vele vrienden die wel ouders hadden die musicus waren. Hoewel mijn ouders bleven vertellen dat het een zwaar bestaan zou zijn, werd ik steeds enthousiaster. Vooral ook omdat ik er erg van houd om samen te spelen.’
Stier beschouwt zijn Rising Stars-tournee als pure fagotpromotie. ‘Mijn programma is daarop samengesteld. Ik wil een recital geven dat niet alleen voor fagottisten en fagotkenners interessant is, maar dat ook veel biedt aan mensen die nog nooit een fagot als solo-instrument hebben gehoord. Daarom speel ik een combinatie van klassiek fagotrepertoire en belangrijke recentere stukken naast werken die ook voor veel fagottisten nieuw zullen zijn, zoals of an implacable subtraction van de Amerikaanse Paula Matthusen en het nieuwe stuk van María Sigfúsdóttir.’
Elektronica
Het idee voor of an implacable subtraction kreeg Matthusen na het lezen van Rayuela – een hinkelspel van Julio Cortázar. Het stemmige werk voor fagot en elektronica volgt niet zozeer de structuur van het boek, als wel het idee van verschillende aandachtspunten en niet-lineaire ontwikkelingen. ‘Het klinkt ingewikkeld, maar het is echt een meeslepend werk met veel hedendaagse speeltechnieken’, aldus Mathis Stier.
Ook het nieuwe werk van Sigfúsdóttir zal gebruik maken van elektronica, al kan Stier, als we hem voor de zomer spreken, nog niet veel zeggen over het werk zelf. ‘Het is nog niet klaar, maar ik wilde graag een stuk van haar omdat ik al jaren enorm gefascineerd ben door wat veel IJslandse componisten tegenwoordig doen. Ze creëren een hele aparte klankwereld en het leek mij geweldig om ook een stuk voor fagot uit IJsland te hebben. Ik hoop dat het een belangrijke aanvulling op het repertoire wordt.’
Bewerkingen
Dat fagotrepertoire gaat bijna vierhonderd jaar terug naar de tijd dat de Duitse componist Philipp Friedrich Böddecker met zijn Sonata sopra ‘La Monica’ de eerste componist buiten Italië was die een werk schreef met de dulciaan, de voorloper van de fagot, in de hoofdrol. Het werk heeft de vorm van een thema en variaties over het volksliedje La Monica uit de Renaissance en laat zich zonder problemen naar de fagot vertalen.
Hoewel er in de Barok meer werken voor de fagot zijn geschreven (denk aan Vivaldi), en het instrument in de Klassieke Periode een vaste plek veroverde in het symfonieorkest, werd het dankzij verbeteringen aan de mechanieken pas aan het einde van de negentiende eeuw meer en meer verkend als solo-instrument. Vandaar dat fagottisten voor een deel van hun repertoire afhankelijk zijn van bewerkingen zoals van de oorspronkelijk voor viool en piano geschreven Drie romances van Clara Schumann.
Franse fagotschool
Een van de belangrijkste voorbeelden van de opleving van de aandacht voor de fagot is de Fagotsonate van Camille Saint-Saëns. Hoewel geschreven in 1921 heeft het werk een duidelijk romantisch aura. ‘Saint-Saëns had zich op zijn oude dag voorgenomen sonates te schrijven voor wat verwaarloosde blaasinstrumenten en componeerde dit stuk voor zijn vriend Clément-Léon Letellier, fagotdocent aan het Parijse conservatorium’, vertelt Stier. De driedelige sonate – die met een slotdeel dat bestaat uit een prachtig Adagio en een Allegro moderato eigenlijk vierdelig is – werd met dank aan de Franse fagotschool de opmaat voor veel meer aandacht voor het instrument en zijn repertoire.
Reis
Het in 2002 voltooide Klaus-Ur van de Zwitserse hoboïst en componist Heinz Holliger is onder fagottisten uitgegroeid tot een moderne klassieker. Het virtuoze solostuk vol destijds nieuwe speeltechnieken was bestemd voor de legendarische fagottist Klaus Thunemann, die veel met Holliger samenwerkte.
Dat ook het in 1926 voltooide Trio voor hobo, fagot en piano van Francis Poulenc op het programma staat heeft weer alles te maken met het feit dat Mathis Stier heel graag samen wilde spelen met Ivan Podyomov, solohoboïst van het Concertgebouworkest. ‘Bovendien is het een heel mooi werk dat niet alleen geldt als Poulencs eerste volwassen kamermuziekstuk, maar ook als een vroeg twintigste-eeuws kamermuzikaal hoogtepunt voor de fagot. Ik hoop dat het hele programma zo een interessante reis biedt door het repertoire en dat het publiek de fagot een beetje leert kennen.’
Rising Stars: Mathis Stier
De Duitse fagottist Mathis Stier prijst zichzelf gelukkig dat hij deel uitmaakt van het Rising Stars-programma. Niet alleen omdat hij vele inspirerende mensen ontmoet die hem bijstaan om een betere musicus te worden en omdat hij in ‘nederig stemmende’ belangrijke zalen zoals Het Concertgebouw kan spelen, maar ook omdat hij gedreven is om de fagot als solo-instrument op de kaart te zetten. Zelf raakte hij al heel jong verslingerd aan het grote dubbelrietinstrument. ‘Ik begon zoals vele anderen met blokfluitles’, vertelt Stier. ‘Mijn docent, Markus Fromm, was een fagottist en hij vroeg of ik de fagot een keer wilde proberen. Ik was een jaar of acht en hij gaf mij een fagottino. Ik was meteen verliefd op de klank. Het instrument heeft iets heel bijzonders. Aan de ene kant die heel diepe basklank en aan de andere kant een enorm lyrische kwaliteit.’
Hij schakelde al snel over op de volwassen fagot, maar het duurde nog even tot het idee om musicus te worden vaste grond vond. ‘Dat begon toen ik in een jeugdorkest speelde. Ik kom niet uit een muzikale familie en in die orkestomgeving speelden vele vrienden die wel ouders hadden die musicus waren. Hoewel mijn ouders bleven vertellen dat het een zwaar bestaan zou zijn, werd ik steeds enthousiaster. Vooral ook omdat ik er erg van houd om samen te spelen.’
Stier beschouwt zijn Rising Stars-tournee als pure fagotpromotie. ‘Mijn programma is daarop samengesteld. Ik wil een recital geven dat niet alleen voor fagottisten en fagotkenners interessant is, maar dat ook veel biedt aan mensen die nog nooit een fagot als solo-instrument hebben gehoord. Daarom speel ik een combinatie van klassiek fagotrepertoire en belangrijke recentere stukken naast werken die ook voor veel fagottisten nieuw zullen zijn, zoals of an implacable subtraction van de Amerikaanse Paula Matthusen en het nieuwe stuk van María Sigfúsdóttir.’
Elektronica
Het idee voor of an implacable subtraction kreeg Matthusen na het lezen van Rayuela – een hinkelspel van Julio Cortázar. Het stemmige werk voor fagot en elektronica volgt niet zozeer de structuur van het boek, als wel het idee van verschillende aandachtspunten en niet-lineaire ontwikkelingen. ‘Het klinkt ingewikkeld, maar het is echt een meeslepend werk met veel hedendaagse speeltechnieken’, aldus Mathis Stier.
Ook het nieuwe werk van Sigfúsdóttir zal gebruik maken van elektronica, al kan Stier, als we hem voor de zomer spreken, nog niet veel zeggen over het werk zelf. ‘Het is nog niet klaar, maar ik wilde graag een stuk van haar omdat ik al jaren enorm gefascineerd ben door wat veel IJslandse componisten tegenwoordig doen. Ze creëren een hele aparte klankwereld en het leek mij geweldig om ook een stuk voor fagot uit IJsland te hebben. Ik hoop dat het een belangrijke aanvulling op het repertoire wordt.’
Bewerkingen
Dat fagotrepertoire gaat bijna vierhonderd jaar terug naar de tijd dat de Duitse componist Philipp Friedrich Böddecker met zijn Sonata sopra ‘La Monica’ de eerste componist buiten Italië was die een werk schreef met de dulciaan, de voorloper van de fagot, in de hoofdrol. Het werk heeft de vorm van een thema en variaties over het volksliedje La Monica uit de Renaissance en laat zich zonder problemen naar de fagot vertalen.
Hoewel er in de Barok meer werken voor de fagot zijn geschreven (denk aan Vivaldi), en het instrument in de Klassieke Periode een vaste plek veroverde in het symfonieorkest, werd het dankzij verbeteringen aan de mechanieken pas aan het einde van de negentiende eeuw meer en meer verkend als solo-instrument. Vandaar dat fagottisten voor een deel van hun repertoire afhankelijk zijn van bewerkingen zoals van de oorspronkelijk voor viool en piano geschreven Drie romances van Clara Schumann.
Franse fagotschool
Een van de belangrijkste voorbeelden van de opleving van de aandacht voor de fagot is de Fagotsonate van Camille Saint-Saëns. Hoewel geschreven in 1921 heeft het werk een duidelijk romantisch aura. ‘Saint-Saëns had zich op zijn oude dag voorgenomen sonates te schrijven voor wat verwaarloosde blaasinstrumenten en componeerde dit stuk voor zijn vriend Clément-Léon Letellier, fagotdocent aan het Parijse conservatorium’, vertelt Stier. De driedelige sonate – die met een slotdeel dat bestaat uit een prachtig Adagio en een Allegro moderato eigenlijk vierdelig is – werd met dank aan de Franse fagotschool de opmaat voor veel meer aandacht voor het instrument en zijn repertoire.
Reis
Het in 2002 voltooide Klaus-Ur van de Zwitserse hoboïst en componist Heinz Holliger is onder fagottisten uitgegroeid tot een moderne klassieker. Het virtuoze solostuk vol destijds nieuwe speeltechnieken was bestemd voor de legendarische fagottist Klaus Thunemann, die veel met Holliger samenwerkte.
Dat ook het in 1926 voltooide Trio voor hobo, fagot en piano van Francis Poulenc op het programma staat heeft weer alles te maken met het feit dat Mathis Stier heel graag samen wilde spelen met Ivan Podyomov, solohoboïst van het Concertgebouworkest. ‘Bovendien is het een heel mooi werk dat niet alleen geldt als Poulencs eerste volwassen kamermuziekstuk, maar ook als een vroeg twintigste-eeuws kamermuzikaal hoogtepunt voor de fagot. Ik hoop dat het hele programma zo een interessante reis biedt door het repertoire en dat het publiek de fagot een beetje leert kennen.’
De Duitse fagottist Mathis Stier prijst zichzelf gelukkig dat hij deel uitmaakt van het Rising Stars-programma. Niet alleen omdat hij vele inspirerende mensen ontmoet die hem bijstaan om een betere musicus te worden en omdat hij in ‘nederig stemmende’ belangrijke zalen zoals Het Concertgebouw kan spelen, maar ook omdat hij gedreven is om de fagot als solo-instrument op de kaart te zetten. Zelf raakte hij al heel jong verslingerd aan het grote dubbelrietinstrument. ‘Ik begon zoals vele anderen met blokfluitles’, vertelt Stier. ‘Mijn docent, Markus Fromm, was een fagottist en hij vroeg of ik de fagot een keer wilde proberen. Ik was een jaar of acht en hij gaf mij een fagottino. Ik was meteen verliefd op de klank. Het instrument heeft iets heel bijzonders. Aan de ene kant die heel diepe basklank en aan de andere kant een enorm lyrische kwaliteit.’
Hij schakelde al snel over op de volwassen fagot, maar het duurde nog even tot het idee om musicus te worden vaste grond vond. ‘Dat begon toen ik in een jeugdorkest speelde. Ik kom niet uit een muzikale familie en in die orkestomgeving speelden vele vrienden die wel ouders hadden die musicus waren. Hoewel mijn ouders bleven vertellen dat het een zwaar bestaan zou zijn, werd ik steeds enthousiaster. Vooral ook omdat ik er erg van houd om samen te spelen.’
Stier beschouwt zijn Rising Stars-tournee als pure fagotpromotie. ‘Mijn programma is daarop samengesteld. Ik wil een recital geven dat niet alleen voor fagottisten en fagotkenners interessant is, maar dat ook veel biedt aan mensen die nog nooit een fagot als solo-instrument hebben gehoord. Daarom speel ik een combinatie van klassiek fagotrepertoire en belangrijke recentere stukken naast werken die ook voor veel fagottisten nieuw zullen zijn, zoals of an implacable subtraction van de Amerikaanse Paula Matthusen en het nieuwe stuk van María Sigfúsdóttir.’
Elektronica
Het idee voor of an implacable subtraction kreeg Matthusen na het lezen van Rayuela – een hinkelspel van Julio Cortázar. Het stemmige werk voor fagot en elektronica volgt niet zozeer de structuur van het boek, als wel het idee van verschillende aandachtspunten en niet-lineaire ontwikkelingen. ‘Het klinkt ingewikkeld, maar het is echt een meeslepend werk met veel hedendaagse speeltechnieken’, aldus Mathis Stier.
Ook het nieuwe werk van Sigfúsdóttir zal gebruik maken van elektronica, al kan Stier, als we hem voor de zomer spreken, nog niet veel zeggen over het werk zelf. ‘Het is nog niet klaar, maar ik wilde graag een stuk van haar omdat ik al jaren enorm gefascineerd ben door wat veel IJslandse componisten tegenwoordig doen. Ze creëren een hele aparte klankwereld en het leek mij geweldig om ook een stuk voor fagot uit IJsland te hebben. Ik hoop dat het een belangrijke aanvulling op het repertoire wordt.’
Bewerkingen
Dat fagotrepertoire gaat bijna vierhonderd jaar terug naar de tijd dat de Duitse componist Philipp Friedrich Böddecker met zijn Sonata sopra ‘La Monica’ de eerste componist buiten Italië was die een werk schreef met de dulciaan, de voorloper van de fagot, in de hoofdrol. Het werk heeft de vorm van een thema en variaties over het volksliedje La Monica uit de Renaissance en laat zich zonder problemen naar de fagot vertalen.
Hoewel er in de Barok meer werken voor de fagot zijn geschreven (denk aan Vivaldi), en het instrument in de Klassieke Periode een vaste plek veroverde in het symfonieorkest, werd het dankzij verbeteringen aan de mechanieken pas aan het einde van de negentiende eeuw meer en meer verkend als solo-instrument. Vandaar dat fagottisten voor een deel van hun repertoire afhankelijk zijn van bewerkingen zoals van de oorspronkelijk voor viool en piano geschreven Drie romances van Clara Schumann.
Franse fagotschool
Een van de belangrijkste voorbeelden van de opleving van de aandacht voor de fagot is de Fagotsonate van Camille Saint-Saëns. Hoewel geschreven in 1921 heeft het werk een duidelijk romantisch aura. ‘Saint-Saëns had zich op zijn oude dag voorgenomen sonates te schrijven voor wat verwaarloosde blaasinstrumenten en componeerde dit stuk voor zijn vriend Clément-Léon Letellier, fagotdocent aan het Parijse conservatorium’, vertelt Stier. De driedelige sonate – die met een slotdeel dat bestaat uit een prachtig Adagio en een Allegro moderato eigenlijk vierdelig is – werd met dank aan de Franse fagotschool de opmaat voor veel meer aandacht voor het instrument en zijn repertoire.
Reis
Het in 2002 voltooide Klaus-Ur van de Zwitserse hoboïst en componist Heinz Holliger is onder fagottisten uitgegroeid tot een moderne klassieker. Het virtuoze solostuk vol destijds nieuwe speeltechnieken was bestemd voor de legendarische fagottist Klaus Thunemann, die veel met Holliger samenwerkte.
Dat ook het in 1926 voltooide Trio voor hobo, fagot en piano van Francis Poulenc op het programma staat heeft weer alles te maken met het feit dat Mathis Stier heel graag samen wilde spelen met Ivan Podyomov, solohoboïst van het Concertgebouworkest. ‘Bovendien is het een heel mooi werk dat niet alleen geldt als Poulencs eerste volwassen kamermuziekstuk, maar ook als een vroeg twintigste-eeuws kamermuzikaal hoogtepunt voor de fagot. Ik hoop dat het hele programma zo een interessante reis biedt door het repertoire en dat het publiek de fagot een beetje leert kennen.’
Biografie
Mathis Stier, Fagot
Mathis Stier won bij de ARD Musikwettbewerb 2019 in zijn geboorteplaats München zowel de eerste als de publieksprijs. Sinds 2016 is hij solofagottist van het WDR Sinfonieorchester, maar daarnaast concentreert hij zich ook op een solo- en kamermuziekcarrière.
Mathis Stier kreeg zijn eerste lessen van Markus Fromm en Lyndon Watts en studeerde vervolgens bij Eberhard Marschall aan de Hochschule für Musik und Theater München.
Vanaf 2018 nam hij les bij Sergio Azzolini aan de Musik-Akademie Basel. Orkestervaring deed hij op in het Attacca-Jugendorchester van de Bayerische Staatsoper, het Gustav Mahler Jugendorchester en de Orkestacademie van de Berliner Philharmoniker. Als remplaçant speelde de fagottist in het NDR Elbphilharmonie Orchester, het DR SymfoniOrkestret in Kopenhagen, de Deutsche Kammerphilharmonie Bremen, het Gürzenich-Orchester Köln en de Münchner Philharmoniker.
Voorafgaand aan zijn succes op het ARD Concours had Mathis Stier al een tweede prijs gewonnen van de Fernand Gillet-Hugo Fox International Competition in New York en een derde van het internationale muziekconcours Praagse Lente. In Het Concertgebouw maakt hij zijn debuut.
Ivan Podyomov, hobo
Ivan Podyomov is sinds augustus 2016 solohoboïst van het Concertgebouworkest, een positie die hij eerder bekleedde bij de Bamberger Symphoniker en MusicAeterna.
Als gastaanvoerder speelt hij regelmatig met het Lucerne Festival Orchestra, het Orchestra Mozart in Bologna en het Mahler Chamber Orchestra.
De Russische musicus studeerde bij Ivan Poesjetsjnikov aan de Gnessin Staatsacademie in Moskou en bij Maurice Bourgue aan het conservatorium van Genève. Al in zijn studiejaren won hij belangrijke concoursen als de ARD Musikwettbewerb in München (2011), het Concours de Genève (2010), de Sony Oboe Competition in Japan (2009) en het internationale muziekconcours Praagse Lente (2008). In 2009 debuteerde Ivan Podyomov als solist bij het Deutsches Symphonie-Orchester Berlin.
Later werd hij ook door het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks, het Tokyo Philharmonic Orchestra, het Symfonieorkest van Stavanger, de Kammerakademie Potsdam en het Münchener Kammerorchester als solist uitgenodigd. Kamermuziek speelde de hoboïst onder meer met het Hagen Quartett, de pianisten Lars Vogt en Olga Paschenko, klavecinist Trevor Pinnock, klarinettiste Sabine Meyer en fluitist Jacques Zoon en hij was te gast op de Salzburger Festspiele, het Festival de Radio France in Montpellier en de Festspiele Mecklenburg-Vorpommern. Ivan Podyomov geeft les aan de Hochschule für Musik in Luzern.
Rie Akamatsu, Klavecimbel/piano
Rie Akamatsu werd geboren in Japan, waar ze vanaf haar vierde pianoles kreeg en vervolgens haar bachelor behaalde aan het Kunitachi Conservatorium in Tokio. In 2011 vestigde ze zich in Keulen voor haar masterstudies aan de Hochschule für Musik und Tanz: piano bij Vassily Lobanov en Ilya Scheps en liedbegeleiding bij Ulrich Eisenlohr.
Belangrijke inzichten deed ze ook op bij onder anderen Pierre-Laurent Aimard, Christoph Prégardien, Michael Gees, Roger Vignoles en Konrad Richter.
Inmiddels is Rie Akamatsu aan de Kölner Musikhochschule verbonden als repetitor voor de opleidingen zang en trompet en voor de fagotklas van Georg Klütsch. Als begeleider werkte ze ook voor het ARD Concours en de Deutscher Musikwettbewerb. Daarnaast geeft ze solorecitals – in 2018 debuteerde ze in de Kölner Philharmonie – en bespeelt ze, zowel solo als in verschillende kamermuziekcombinaties, historische klavierinstrumenten.
Met fagottist Mathis Stier treedt ze sinds 2017 geregeld op; zo waren ze samen te gast op het Beethovenfest Bonn, in het Konzerthaus Berlin en in de Elbphilharmonie Hamburg.