Concertprogramma
Rising Stars: hoornist Ben Goldscheider
Kleine Zaal 17 november 2021 20.15 uur
Dit concert maakt deel uit van de serie Rising Stars.
Ben Goldscheider hoorn
Giuseppe Guarrera piano
Dit concert wordt mede mogelijk gemaakt door Classical Futures Europe en het programma Creatief Europa van de Europese Unie
Met dank aan de begunstigers van het Fonds Hemelbestormers
Zie ook de infographic over de hoorn.
Ludwig van Beethoven (1770-1827)
Sonate in F gr.t., op. 17 (1800)
voor hoorn en piano
Allegro moderato
Poco adagio, quasi andante
Rondo: Allegro moderato
Mark Simpson (1988)
Nachtstück (2021)
voor hoorn en piano
Nederlandse première; in opdracht van de European Concert Hall Organisation en Barbican Centre London
Robert Schumann (1810-1856)
Adagio und Allegro in As gr.t., op. 70 (1849)
voor hoorn en piano
Adagio: Langsam, mit innigem Ausdruck
Allegro: Rasch und feurig
Jane Vignery (1913-1974)
Sonate, op. 7 (1948)
voor hoorn en piano
Allegro
Lento ma non troppo
Allegro ben moderato
er is geen pauze
het concert duurt ongeveer een uur
Dit concert maakt deel uit van de serie Rising Stars.
Ben Goldscheider hoorn
Giuseppe Guarrera piano
Dit concert wordt mede mogelijk gemaakt door Classical Futures Europe en het programma Creatief Europa van de Europese Unie
Met dank aan de begunstigers van het Fonds Hemelbestormers
Zie ook de infographic over de hoorn.
Ludwig van Beethoven (1770-1827)
Sonate in F gr.t., op. 17 (1800)
voor hoorn en piano
Allegro moderato
Poco adagio, quasi andante
Rondo: Allegro moderato
Mark Simpson (1988)
Nachtstück (2021)
voor hoorn en piano
Nederlandse première; in opdracht van de European Concert Hall Organisation en Barbican Centre London
Robert Schumann (1810-1856)
Adagio und Allegro in As gr.t., op. 70 (1849)
voor hoorn en piano
Adagio: Langsam, mit innigem Ausdruck
Allegro: Rasch und feurig
Jane Vignery (1913-1974)
Sonate, op. 7 (1948)
voor hoorn en piano
Allegro
Lento ma non troppo
Allegro ben moderato
er is geen pauze
het concert duurt ongeveer een uur
Toelichting
Ludwig van Beethoven (1770-1827)
Beethoven: Hoornsonate
Het eerste patent op hoorns met ventielen stamt uit 1818. Vóór deze uitvinding waren alle hoorns zogenoemde ‘natuurhoorns’, waarbij lipspanning de specifieke toon bepaalde. Het aantal voort te brengen noten was beperkt; om in verschillende toonsoorten te spelen moest de lengte van het instrument worden aangepast. Men deed dit door een buis te vervangen. Elke hoornist had dus een behoorlijke verzameling van deze buizen. De virtuozere hoornist had aanvullende technieken tot zijn beschikking om meer noten uit het instrument te persen. De Tsjechische musicus Giovanni Punto was een pionier van zo’n techniek; door zijn hand in de beker van het instrument te stoppen, kon hij de noot die zijn lippen produceerden met een halve toon verhogen of verlagen. Punto was in zijn eigen Praag een gerenommeerd virtuoos, en daarom een goede kandidaat om avontuurlijke muziek voor te schrijven. Zo zal de jonge Ludwig van Beethoven hebben gedacht, die zelf bij de première van zijn Sonate in F groot te Wenen naast Punto op het podium de pianopartij voor zijn rekening nam. Over het optreden dat dit muzikale duo later in Praag gaf, schreef de Tsjechische pers: ‘Punto kennen we natuurlijk, maar wie is deze Beethoven?’
Al is de pianopartij van het eerste deel meer mozartiaans dan beethoveniaans, de vroeg-negentiende-eeuwse luisteraar zal verbaasd de wenkbrauwen hebben opgetrokken bij de chromatische passages en verscheidene toonsoorten die Punto uit zijn instrument wist te halen. Verder volgt het werk de standaardvormen van de klassieke muziek. Het openingsdeel is een levendig Allegro. Tijdens het gematigd langzame tweede deel kan de luisteraar even ademhalen, waarna Beethoven in het slotrondo zijn sonate spectaculair afsluit, met genoeg passages waarin de solist zijn instrumentbeheersing kan etaleren. Zo’n virtuoos werk voor hoorn is natuurlijk prachtig, maar weinig rendabel voor de bladmuziekmarkt; hierom verkoos de uitgever tevens een versie voor cello en piano te drukken.
Het eerste patent op hoorns met ventielen stamt uit 1818. Vóór deze uitvinding waren alle hoorns zogenoemde ‘natuurhoorns’, waarbij lipspanning de specifieke toon bepaalde. Het aantal voort te brengen noten was beperkt; om in verschillende toonsoorten te spelen moest de lengte van het instrument worden aangepast. Men deed dit door een buis te vervangen. Elke hoornist had dus een behoorlijke verzameling van deze buizen. De virtuozere hoornist had aanvullende technieken tot zijn beschikking om meer noten uit het instrument te persen. De Tsjechische musicus Giovanni Punto was een pionier van zo’n techniek; door zijn hand in de beker van het instrument te stoppen, kon hij de noot die zijn lippen produceerden met een halve toon verhogen of verlagen. Punto was in zijn eigen Praag een gerenommeerd virtuoos, en daarom een goede kandidaat om avontuurlijke muziek voor te schrijven. Zo zal de jonge Ludwig van Beethoven hebben gedacht, die zelf bij de première van zijn Sonate in F groot te Wenen naast Punto op het podium de pianopartij voor zijn rekening nam. Over het optreden dat dit muzikale duo later in Praag gaf, schreef de Tsjechische pers: ‘Punto kennen we natuurlijk, maar wie is deze Beethoven?’
Al is de pianopartij van het eerste deel meer mozartiaans dan beethoveniaans, de vroeg-negentiende-eeuwse luisteraar zal verbaasd de wenkbrauwen hebben opgetrokken bij de chromatische passages en verscheidene toonsoorten die Punto uit zijn instrument wist te halen. Verder volgt het werk de standaardvormen van de klassieke muziek. Het openingsdeel is een levendig Allegro. Tijdens het gematigd langzame tweede deel kan de luisteraar even ademhalen, waarna Beethoven in het slotrondo zijn sonate spectaculair afsluit, met genoeg passages waarin de solist zijn instrumentbeheersing kan etaleren. Zo’n virtuoos werk voor hoorn is natuurlijk prachtig, maar weinig rendabel voor de bladmuziekmarkt; hierom verkoos de uitgever tevens een versie voor cello en piano te drukken.
Mark Simpson (1988)
Simpson: Nachtstück
Pas op 25 september, de dag van de wereldpremière, kreeg Mark Simpsons nieuwe muziek een titel: Nachtstück. In dit bravourestuk voor virtuoos Ben Goldscheider is de nacht zeker niet alleen rustig en stil.Hoornist en componist maakten kennis toen Goldscheider vorig jaar de eerste hoornpartij voor zijn rekening nam bij de cd-opname van Simpsons Geysir, een werk voor twaalf blazers en contrabas dat is bedoeld als pendant voor Mozarts ‘Gran partita’. En de hoornist wist meteen dat hij Simpson wilde vragen een werk voor hem te schrijven: ‘Ik kan me niet voorstellen dat Marks capaciteiten als klarinettist níet van invloed zijn op zijn benadering van componeren. Hij staat in contact met het daadwerkelijke, fysieke geluid en als ik naar Marks muziek luister is precies dát een van de meest markante kwaliteiten – het vermogen om sfeer te creëren via de fysieke kracht van muziek.’
Mark Simpson heeft een behoorlijke dubbelcarrière opgebouwd sinds hij in 2006 zowel de BBC Young Musician of the Year Competition als de BBC Proms/Guardian Young Composer of the Year Competition won. Hij studeerde in Manchester, Oxford en Londen en debuteerde als klarinettist op zijn 17e in Wigmore Hall. Hij soleerde bij de Royal Liverpool Philharmonic, het BBC National Orchestra of Wales en Northern Sinfonia, en kreeg compositie-opdrachten van befaamde gezelschappen als het BBC Symphony Orchestra, de BBC Philharmonic en Britten Sinfonia. Zijn kameropera Pleasure tourde in 2016 langs Leeds, Liverpool, Aldeburgh en Londen, in 2018 presenteerde hij een celloconcert en in 2019 een klarinetconcert. Afgelopen voorjaar vond de wereldpremière van Simpsons vijfdelige Violin Concerto voor Nicola Benedetti plaats via een livestream, uitgevoerd met het London Symphony Orchestra onder Gianandrea Noseda. De Financial Times schreef erover: ‘De vijf delen van het concert zijn een ware vijfkamp voor viool, op de onderdelen snelheid, wendbaarheid, concentratie en uithoudingsvermogen, en dat alles zonder onderbreking.’ Nu maar hopen dat Ben Goldscheider weet waaraan hij begonnen is…
Pas op 25 september, de dag van de wereldpremière, kreeg Mark Simpsons nieuwe muziek een titel: Nachtstück. In dit bravourestuk voor virtuoos Ben Goldscheider is de nacht zeker niet alleen rustig en stil.Hoornist en componist maakten kennis toen Goldscheider vorig jaar de eerste hoornpartij voor zijn rekening nam bij de cd-opname van Simpsons Geysir, een werk voor twaalf blazers en contrabas dat is bedoeld als pendant voor Mozarts ‘Gran partita’. En de hoornist wist meteen dat hij Simpson wilde vragen een werk voor hem te schrijven: ‘Ik kan me niet voorstellen dat Marks capaciteiten als klarinettist níet van invloed zijn op zijn benadering van componeren. Hij staat in contact met het daadwerkelijke, fysieke geluid en als ik naar Marks muziek luister is precies dát een van de meest markante kwaliteiten – het vermogen om sfeer te creëren via de fysieke kracht van muziek.’
Mark Simpson heeft een behoorlijke dubbelcarrière opgebouwd sinds hij in 2006 zowel de BBC Young Musician of the Year Competition als de BBC Proms/Guardian Young Composer of the Year Competition won. Hij studeerde in Manchester, Oxford en Londen en debuteerde als klarinettist op zijn 17e in Wigmore Hall. Hij soleerde bij de Royal Liverpool Philharmonic, het BBC National Orchestra of Wales en Northern Sinfonia, en kreeg compositie-opdrachten van befaamde gezelschappen als het BBC Symphony Orchestra, de BBC Philharmonic en Britten Sinfonia. Zijn kameropera Pleasure tourde in 2016 langs Leeds, Liverpool, Aldeburgh en Londen, in 2018 presenteerde hij een celloconcert en in 2019 een klarinetconcert. Afgelopen voorjaar vond de wereldpremière van Simpsons vijfdelige Violin Concerto voor Nicola Benedetti plaats via een livestream, uitgevoerd met het London Symphony Orchestra onder Gianandrea Noseda. De Financial Times schreef erover: ‘De vijf delen van het concert zijn een ware vijfkamp voor viool, op de onderdelen snelheid, wendbaarheid, concentratie en uithoudingsvermogen, en dat alles zonder onderbreking.’ Nu maar hopen dat Ben Goldscheider weet waaraan hij begonnen is…
Robert Schumann (1810-1856)
Schumann: Adagio und Allegro
Tegen 1849, het jaar waarin Robert Schumann zijn Adagio und Allegro componeert, is de natuurhoorn praktisch uit de concertzalen verdwenen. Zoveel blijkt al uit de partituur, waarin de hoorn specifiek staat aangeduid als ‘Ventil-horn in F’.
Schumann voltooide het werk in februari 1849, een maand voordat hij tijdelijk zijn huis in Dresden moest verlaten vanwege grootschalige revolutionaire rellen waarbij onder andere het oude operahuis van de stad in vlammen opging. Zo gewelddadig als het er in toen in grote delen van Europa aan toe ging, zo luchtig en zonnig is Schumanns hoornmuziek. De oorspronkelijke titel van het werk, die Schumann vlak voor voltooiing veranderde, was Romance und Allegro. En inderdaad, de romantiek spat van het eerste deel af: chromatische leidtonen, hoge sprongen opwaarts in de melodie en spannende dynamische verschillen beroeren het hart.
Het Allegro is een rooskleurige afsluiter: woorden waarmee Schumanns vrouw Clara het deel kenschetste, zijn ‘fris’ en ‘gepassioneerd’. Bovendien is het, net als het laatste deel van Beethovens Sonate in F groot, een goede gelegenheid voor de hoornist om zijn solistische kunsten te vertonen. Hier houdt de vergelijking met Beethoven overigens niet op; ook Schumanns hoornwerk is uitgegeven in een versie voor cello, naast versies voor viool en altviool.
Tegen 1849, het jaar waarin Robert Schumann zijn Adagio und Allegro componeert, is de natuurhoorn praktisch uit de concertzalen verdwenen. Zoveel blijkt al uit de partituur, waarin de hoorn specifiek staat aangeduid als ‘Ventil-horn in F’.
Schumann voltooide het werk in februari 1849, een maand voordat hij tijdelijk zijn huis in Dresden moest verlaten vanwege grootschalige revolutionaire rellen waarbij onder andere het oude operahuis van de stad in vlammen opging. Zo gewelddadig als het er in toen in grote delen van Europa aan toe ging, zo luchtig en zonnig is Schumanns hoornmuziek. De oorspronkelijke titel van het werk, die Schumann vlak voor voltooiing veranderde, was Romance und Allegro. En inderdaad, de romantiek spat van het eerste deel af: chromatische leidtonen, hoge sprongen opwaarts in de melodie en spannende dynamische verschillen beroeren het hart.
Het Allegro is een rooskleurige afsluiter: woorden waarmee Schumanns vrouw Clara het deel kenschetste, zijn ‘fris’ en ‘gepassioneerd’. Bovendien is het, net als het laatste deel van Beethovens Sonate in F groot, een goede gelegenheid voor de hoornist om zijn solistische kunsten te vertonen. Hier houdt de vergelijking met Beethoven overigens niet op; ook Schumanns hoornwerk is uitgegeven in een versie voor cello, naast versies voor viool en altviool.
Jane Vignery (1913-1974)
Vignery: Hoornsonate
Jeanne Emilie Virginie Vignery, nom de plume Jane, was een Belgische componiste. Haar eerste studies in de muziek waren aan het conservatorium van Gent; tussen haar twaalfde en zestiende studeerde zij hier. Ze vervolgde haar opleiding in Parijs, waar ze in de leer ging bij Paul Dukas en Nadia Boulanger. In 1942 won ze de Emile Mathieuprijs voor haar Sonate voor hoorn en piano; het is nog steeds haar bekendste werk.
Net als de hoornsonate van Beethoven is het werk driedelig, met een Allegro in sonatevorm gevolgd door een langzaam deel en een kwiek rondo. Vignery’s sonate klinkt soms impressionistisch, à la Debussy, dan weer neoclassicistisch met in het slotdeel echo’s van jazz en Prokofjev. Een ander groot verschil is de emancipatie van de piano: de pianopartij is behoorlijk virtuoos en dominant, hier is zeker geen sprake meer van louter begeleiding van een solist. Vooral in het tweede deel komt dit sterk naar voren: het is de piano die de thema’s introduceert, niet de hoorn. Vignery besluit het laatste deel met een bijzonder fris en modern ritme.
Jeanne Emilie Virginie Vignery, nom de plume Jane, was een Belgische componiste. Haar eerste studies in de muziek waren aan het conservatorium van Gent; tussen haar twaalfde en zestiende studeerde zij hier. Ze vervolgde haar opleiding in Parijs, waar ze in de leer ging bij Paul Dukas en Nadia Boulanger. In 1942 won ze de Emile Mathieuprijs voor haar Sonate voor hoorn en piano; het is nog steeds haar bekendste werk.
Net als de hoornsonate van Beethoven is het werk driedelig, met een Allegro in sonatevorm gevolgd door een langzaam deel en een kwiek rondo. Vignery’s sonate klinkt soms impressionistisch, à la Debussy, dan weer neoclassicistisch met in het slotdeel echo’s van jazz en Prokofjev. Een ander groot verschil is de emancipatie van de piano: de pianopartij is behoorlijk virtuoos en dominant, hier is zeker geen sprake meer van louter begeleiding van een solist. Vooral in het tweede deel komt dit sterk naar voren: het is de piano die de thema’s introduceert, niet de hoorn. Vignery besluit het laatste deel met een bijzonder fris en modern ritme.
Ludwig van Beethoven (1770-1827)
Beethoven: Hoornsonate
Het eerste patent op hoorns met ventielen stamt uit 1818. Vóór deze uitvinding waren alle hoorns zogenoemde ‘natuurhoorns’, waarbij lipspanning de specifieke toon bepaalde. Het aantal voort te brengen noten was beperkt; om in verschillende toonsoorten te spelen moest de lengte van het instrument worden aangepast. Men deed dit door een buis te vervangen. Elke hoornist had dus een behoorlijke verzameling van deze buizen. De virtuozere hoornist had aanvullende technieken tot zijn beschikking om meer noten uit het instrument te persen. De Tsjechische musicus Giovanni Punto was een pionier van zo’n techniek; door zijn hand in de beker van het instrument te stoppen, kon hij de noot die zijn lippen produceerden met een halve toon verhogen of verlagen. Punto was in zijn eigen Praag een gerenommeerd virtuoos, en daarom een goede kandidaat om avontuurlijke muziek voor te schrijven. Zo zal de jonge Ludwig van Beethoven hebben gedacht, die zelf bij de première van zijn Sonate in F groot te Wenen naast Punto op het podium de pianopartij voor zijn rekening nam. Over het optreden dat dit muzikale duo later in Praag gaf, schreef de Tsjechische pers: ‘Punto kennen we natuurlijk, maar wie is deze Beethoven?’
Al is de pianopartij van het eerste deel meer mozartiaans dan beethoveniaans, de vroeg-negentiende-eeuwse luisteraar zal verbaasd de wenkbrauwen hebben opgetrokken bij de chromatische passages en verscheidene toonsoorten die Punto uit zijn instrument wist te halen. Verder volgt het werk de standaardvormen van de klassieke muziek. Het openingsdeel is een levendig Allegro. Tijdens het gematigd langzame tweede deel kan de luisteraar even ademhalen, waarna Beethoven in het slotrondo zijn sonate spectaculair afsluit, met genoeg passages waarin de solist zijn instrumentbeheersing kan etaleren. Zo’n virtuoos werk voor hoorn is natuurlijk prachtig, maar weinig rendabel voor de bladmuziekmarkt; hierom verkoos de uitgever tevens een versie voor cello en piano te drukken.
Het eerste patent op hoorns met ventielen stamt uit 1818. Vóór deze uitvinding waren alle hoorns zogenoemde ‘natuurhoorns’, waarbij lipspanning de specifieke toon bepaalde. Het aantal voort te brengen noten was beperkt; om in verschillende toonsoorten te spelen moest de lengte van het instrument worden aangepast. Men deed dit door een buis te vervangen. Elke hoornist had dus een behoorlijke verzameling van deze buizen. De virtuozere hoornist had aanvullende technieken tot zijn beschikking om meer noten uit het instrument te persen. De Tsjechische musicus Giovanni Punto was een pionier van zo’n techniek; door zijn hand in de beker van het instrument te stoppen, kon hij de noot die zijn lippen produceerden met een halve toon verhogen of verlagen. Punto was in zijn eigen Praag een gerenommeerd virtuoos, en daarom een goede kandidaat om avontuurlijke muziek voor te schrijven. Zo zal de jonge Ludwig van Beethoven hebben gedacht, die zelf bij de première van zijn Sonate in F groot te Wenen naast Punto op het podium de pianopartij voor zijn rekening nam. Over het optreden dat dit muzikale duo later in Praag gaf, schreef de Tsjechische pers: ‘Punto kennen we natuurlijk, maar wie is deze Beethoven?’
Al is de pianopartij van het eerste deel meer mozartiaans dan beethoveniaans, de vroeg-negentiende-eeuwse luisteraar zal verbaasd de wenkbrauwen hebben opgetrokken bij de chromatische passages en verscheidene toonsoorten die Punto uit zijn instrument wist te halen. Verder volgt het werk de standaardvormen van de klassieke muziek. Het openingsdeel is een levendig Allegro. Tijdens het gematigd langzame tweede deel kan de luisteraar even ademhalen, waarna Beethoven in het slotrondo zijn sonate spectaculair afsluit, met genoeg passages waarin de solist zijn instrumentbeheersing kan etaleren. Zo’n virtuoos werk voor hoorn is natuurlijk prachtig, maar weinig rendabel voor de bladmuziekmarkt; hierom verkoos de uitgever tevens een versie voor cello en piano te drukken.
Mark Simpson (1988)
Simpson: Nachtstück
Pas op 25 september, de dag van de wereldpremière, kreeg Mark Simpsons nieuwe muziek een titel: Nachtstück. In dit bravourestuk voor virtuoos Ben Goldscheider is de nacht zeker niet alleen rustig en stil.Hoornist en componist maakten kennis toen Goldscheider vorig jaar de eerste hoornpartij voor zijn rekening nam bij de cd-opname van Simpsons Geysir, een werk voor twaalf blazers en contrabas dat is bedoeld als pendant voor Mozarts ‘Gran partita’. En de hoornist wist meteen dat hij Simpson wilde vragen een werk voor hem te schrijven: ‘Ik kan me niet voorstellen dat Marks capaciteiten als klarinettist níet van invloed zijn op zijn benadering van componeren. Hij staat in contact met het daadwerkelijke, fysieke geluid en als ik naar Marks muziek luister is precies dát een van de meest markante kwaliteiten – het vermogen om sfeer te creëren via de fysieke kracht van muziek.’
Mark Simpson heeft een behoorlijke dubbelcarrière opgebouwd sinds hij in 2006 zowel de BBC Young Musician of the Year Competition als de BBC Proms/Guardian Young Composer of the Year Competition won. Hij studeerde in Manchester, Oxford en Londen en debuteerde als klarinettist op zijn 17e in Wigmore Hall. Hij soleerde bij de Royal Liverpool Philharmonic, het BBC National Orchestra of Wales en Northern Sinfonia, en kreeg compositie-opdrachten van befaamde gezelschappen als het BBC Symphony Orchestra, de BBC Philharmonic en Britten Sinfonia. Zijn kameropera Pleasure tourde in 2016 langs Leeds, Liverpool, Aldeburgh en Londen, in 2018 presenteerde hij een celloconcert en in 2019 een klarinetconcert. Afgelopen voorjaar vond de wereldpremière van Simpsons vijfdelige Violin Concerto voor Nicola Benedetti plaats via een livestream, uitgevoerd met het London Symphony Orchestra onder Gianandrea Noseda. De Financial Times schreef erover: ‘De vijf delen van het concert zijn een ware vijfkamp voor viool, op de onderdelen snelheid, wendbaarheid, concentratie en uithoudingsvermogen, en dat alles zonder onderbreking.’ Nu maar hopen dat Ben Goldscheider weet waaraan hij begonnen is…
Pas op 25 september, de dag van de wereldpremière, kreeg Mark Simpsons nieuwe muziek een titel: Nachtstück. In dit bravourestuk voor virtuoos Ben Goldscheider is de nacht zeker niet alleen rustig en stil.Hoornist en componist maakten kennis toen Goldscheider vorig jaar de eerste hoornpartij voor zijn rekening nam bij de cd-opname van Simpsons Geysir, een werk voor twaalf blazers en contrabas dat is bedoeld als pendant voor Mozarts ‘Gran partita’. En de hoornist wist meteen dat hij Simpson wilde vragen een werk voor hem te schrijven: ‘Ik kan me niet voorstellen dat Marks capaciteiten als klarinettist níet van invloed zijn op zijn benadering van componeren. Hij staat in contact met het daadwerkelijke, fysieke geluid en als ik naar Marks muziek luister is precies dát een van de meest markante kwaliteiten – het vermogen om sfeer te creëren via de fysieke kracht van muziek.’
Mark Simpson heeft een behoorlijke dubbelcarrière opgebouwd sinds hij in 2006 zowel de BBC Young Musician of the Year Competition als de BBC Proms/Guardian Young Composer of the Year Competition won. Hij studeerde in Manchester, Oxford en Londen en debuteerde als klarinettist op zijn 17e in Wigmore Hall. Hij soleerde bij de Royal Liverpool Philharmonic, het BBC National Orchestra of Wales en Northern Sinfonia, en kreeg compositie-opdrachten van befaamde gezelschappen als het BBC Symphony Orchestra, de BBC Philharmonic en Britten Sinfonia. Zijn kameropera Pleasure tourde in 2016 langs Leeds, Liverpool, Aldeburgh en Londen, in 2018 presenteerde hij een celloconcert en in 2019 een klarinetconcert. Afgelopen voorjaar vond de wereldpremière van Simpsons vijfdelige Violin Concerto voor Nicola Benedetti plaats via een livestream, uitgevoerd met het London Symphony Orchestra onder Gianandrea Noseda. De Financial Times schreef erover: ‘De vijf delen van het concert zijn een ware vijfkamp voor viool, op de onderdelen snelheid, wendbaarheid, concentratie en uithoudingsvermogen, en dat alles zonder onderbreking.’ Nu maar hopen dat Ben Goldscheider weet waaraan hij begonnen is…
Robert Schumann (1810-1856)
Schumann: Adagio und Allegro
Tegen 1849, het jaar waarin Robert Schumann zijn Adagio und Allegro componeert, is de natuurhoorn praktisch uit de concertzalen verdwenen. Zoveel blijkt al uit de partituur, waarin de hoorn specifiek staat aangeduid als ‘Ventil-horn in F’.
Schumann voltooide het werk in februari 1849, een maand voordat hij tijdelijk zijn huis in Dresden moest verlaten vanwege grootschalige revolutionaire rellen waarbij onder andere het oude operahuis van de stad in vlammen opging. Zo gewelddadig als het er in toen in grote delen van Europa aan toe ging, zo luchtig en zonnig is Schumanns hoornmuziek. De oorspronkelijke titel van het werk, die Schumann vlak voor voltooiing veranderde, was Romance und Allegro. En inderdaad, de romantiek spat van het eerste deel af: chromatische leidtonen, hoge sprongen opwaarts in de melodie en spannende dynamische verschillen beroeren het hart.
Het Allegro is een rooskleurige afsluiter: woorden waarmee Schumanns vrouw Clara het deel kenschetste, zijn ‘fris’ en ‘gepassioneerd’. Bovendien is het, net als het laatste deel van Beethovens Sonate in F groot, een goede gelegenheid voor de hoornist om zijn solistische kunsten te vertonen. Hier houdt de vergelijking met Beethoven overigens niet op; ook Schumanns hoornwerk is uitgegeven in een versie voor cello, naast versies voor viool en altviool.
Tegen 1849, het jaar waarin Robert Schumann zijn Adagio und Allegro componeert, is de natuurhoorn praktisch uit de concertzalen verdwenen. Zoveel blijkt al uit de partituur, waarin de hoorn specifiek staat aangeduid als ‘Ventil-horn in F’.
Schumann voltooide het werk in februari 1849, een maand voordat hij tijdelijk zijn huis in Dresden moest verlaten vanwege grootschalige revolutionaire rellen waarbij onder andere het oude operahuis van de stad in vlammen opging. Zo gewelddadig als het er in toen in grote delen van Europa aan toe ging, zo luchtig en zonnig is Schumanns hoornmuziek. De oorspronkelijke titel van het werk, die Schumann vlak voor voltooiing veranderde, was Romance und Allegro. En inderdaad, de romantiek spat van het eerste deel af: chromatische leidtonen, hoge sprongen opwaarts in de melodie en spannende dynamische verschillen beroeren het hart.
Het Allegro is een rooskleurige afsluiter: woorden waarmee Schumanns vrouw Clara het deel kenschetste, zijn ‘fris’ en ‘gepassioneerd’. Bovendien is het, net als het laatste deel van Beethovens Sonate in F groot, een goede gelegenheid voor de hoornist om zijn solistische kunsten te vertonen. Hier houdt de vergelijking met Beethoven overigens niet op; ook Schumanns hoornwerk is uitgegeven in een versie voor cello, naast versies voor viool en altviool.
Jane Vignery (1913-1974)
Vignery: Hoornsonate
Jeanne Emilie Virginie Vignery, nom de plume Jane, was een Belgische componiste. Haar eerste studies in de muziek waren aan het conservatorium van Gent; tussen haar twaalfde en zestiende studeerde zij hier. Ze vervolgde haar opleiding in Parijs, waar ze in de leer ging bij Paul Dukas en Nadia Boulanger. In 1942 won ze de Emile Mathieuprijs voor haar Sonate voor hoorn en piano; het is nog steeds haar bekendste werk.
Net als de hoornsonate van Beethoven is het werk driedelig, met een Allegro in sonatevorm gevolgd door een langzaam deel en een kwiek rondo. Vignery’s sonate klinkt soms impressionistisch, à la Debussy, dan weer neoclassicistisch met in het slotdeel echo’s van jazz en Prokofjev. Een ander groot verschil is de emancipatie van de piano: de pianopartij is behoorlijk virtuoos en dominant, hier is zeker geen sprake meer van louter begeleiding van een solist. Vooral in het tweede deel komt dit sterk naar voren: het is de piano die de thema’s introduceert, niet de hoorn. Vignery besluit het laatste deel met een bijzonder fris en modern ritme.
Jeanne Emilie Virginie Vignery, nom de plume Jane, was een Belgische componiste. Haar eerste studies in de muziek waren aan het conservatorium van Gent; tussen haar twaalfde en zestiende studeerde zij hier. Ze vervolgde haar opleiding in Parijs, waar ze in de leer ging bij Paul Dukas en Nadia Boulanger. In 1942 won ze de Emile Mathieuprijs voor haar Sonate voor hoorn en piano; het is nog steeds haar bekendste werk.
Net als de hoornsonate van Beethoven is het werk driedelig, met een Allegro in sonatevorm gevolgd door een langzaam deel en een kwiek rondo. Vignery’s sonate klinkt soms impressionistisch, à la Debussy, dan weer neoclassicistisch met in het slotdeel echo’s van jazz en Prokofjev. Een ander groot verschil is de emancipatie van de piano: de pianopartij is behoorlijk virtuoos en dominant, hier is zeker geen sprake meer van louter begeleiding van een solist. Vooral in het tweede deel komt dit sterk naar voren: het is de piano die de thema’s introduceert, niet de hoorn. Vignery besluit het laatste deel met een bijzonder fris en modern ritme.
Biografie
Ben Goldscheider, hoorn
Ben Goldscheider werd geboren in Londen, volgde daar lessen aan het Royal College of Music Junior Department bij Susan Dent en voltooide in 2020 zijn opleiding aan de Barenboim-Said Akademie in Berlijn bij Radek Baborák.
Op zijn achttiende was hij finalist in de 2016 BBC Young Musician Competition; twee jaar later maakte hij zijn debuut op de BBC Proms en bracht hij zijn eerste cd uit. Voor het huidige Rising Stars-seizoen van de European Concert Hall Organisation is hij genomineerd door het Barbican Centre in Londen.
Als solist werd Ben Goldscheider inmiddels geëngageerd door onder meer het Aurora Orchestra, het BBC Symphony Orchestra, Britten Sinfonia, het Luzerner Sinfonieorchester, het Praags Philharmonisch Orkest en het Deutsches Sinfonie-Orchester Berlin. Hij werkte daarbij met dirigenten als James Gaffigan, Nicholas Collon, Mark Wigglesworth en Kristiina Poska, en hij nam de grote hoornsolo in Wagners Siegfried op cd op met het Hallé Orchestra onder leiding van Mark Elder.
Als gastaanvoerder speelde de hoornist in orkesten als de Staatskapelle Berlin, het West-Eastern Divan Orchestra en het English Chamber Orchestra. Kamermuziek speelde hij met onder anderen Daniel Barenboim, Martha Argerich, Sergei Babyan, Elena Bashkirova en Michael Volle op de festivals van bijvoorbeeld Verbier, Salzburg en Jeruzalem.
In de Kleine Zaal van Het Concertgebouw maakt Ben Golscheider zijn debuut.
Giuseppe Guarrera, piano
De Italiaanse pianist Giuseppe Guarrera werd geboren op Sicilië en is tegenwoordig gevestigd in Berlijn, waar hij verbonden is aan de Barenboim-Said Akademie.
Prijzen won hij op de Montreal Piano Competition, de J.Mottram Piano Competition en Premio Venezia. Van de academie van het Verbier Festival kreeg hij de Tabor Foundation Prize en op het Klavierfestival Ruhr won hij de prijs voor aanstormend talent.
Zijn debuut in Wigmore Hall in Londen in 2018 was veelgeprezen, en voor de komende tijd staan er solorecitals in zijn agenda in onder meer de Herkulessaal in München en de Boulez Saal in Berlijn.
In duo met hoornist Ben Goldscheider doet Giuseppe Guarrera dit seizoen een hele reeks bekende kamermuziekpodia aan, waaronder de Kölner Philharmonie, het Müpa in Boedapest, de Philharmonie Luxembourg, L’Auditori in Barcelona en het Konzerthuset in Stockholm. Giuseppe Guarrera studeerde bij Siavoush Gadjiev en Eldar Nebolsin, en ontwikkelt zich momenteel verder bij Nelson Goerner in Genève.