Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertprogramma

Concertprogramma

Rising Stars: Aris Quartett

Rising Stars: Aris Quartett

Kleine Zaal
19 april 2023
20.15 uur

Print dit programma

Aris Quartett:

Anna Katharina Wildermuth viool
Noémie Zipperling viool
Caspar Vinzens altviool
Lukas Sieber cello

Dit concert maakt deel uit van de serie Rising Stars.

Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)

Strijkkwartet in C gr.t., KV 465 (1785) ‘Dissonanten’
Adagio – Allegro
Andante cantabile
Menuetto: Allegro
Allegro

Misato Mochizuki (1969)

in-side (2020)
Nederlandse première; in opdracht van Elbphilharmonie Hamburg, Konzerthaus Dortmund en de European Concert Hall Organisation

pauze ± 20.55 uur

Franz Schubert (1797-1828)

Strijkkwartet in a kl.t., D 804 (1824) ‘Rosamunde’
Allegro ma non troppo
Andante
Menuetto: Allegretto – Trio
Allegro moderato

einde ± 22.00 uur

Met dank aan de begunstigers van het Fonds Hemelbestormers.

Kleine Zaal 19 april 2023 20.15 uur

Aris Quartett:

Anna Katharina Wildermuth viool
Noémie Zipperling viool
Caspar Vinzens altviool
Lukas Sieber cello

Dit concert maakt deel uit van de serie Rising Stars.

Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)

Strijkkwartet in C gr.t., KV 465 (1785) ‘Dissonanten’
Adagio – Allegro
Andante cantabile
Menuetto: Allegro
Allegro

Misato Mochizuki (1969)

in-side (2020)
Nederlandse première; in opdracht van Elbphilharmonie Hamburg, Konzerthaus Dortmund en de European Concert Hall Organisation

pauze ± 20.55 uur

Franz Schubert (1797-1828)

Strijkkwartet in a kl.t., D 804 (1824) ‘Rosamunde’
Allegro ma non troppo
Andante
Menuetto: Allegretto – Trio
Allegro moderato

einde ± 22.00 uur

Met dank aan de begunstigers van het Fonds Hemelbestormers.

Toelichting

Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)

‘Dissonantenkwartet’

door Paul Janssen

Wolfgang Amadeus Mozart schreef – inclusief drie vroege divertimento’s – meer dan twintig strijkkwartetten. Toch waren er lange perioden in zijn korte leven dat hij zich helemaal niet met het genre bezighield om vervolgens in een korte tijd een explosie van meesterwerken te genereren. Zo’n explosie ontstond tussen 1782 en 1785. Nadat Mozart tien jaar lang geen enkel strijkkwartet had gecomponeerd, schreef hij in deze periode zes kwartetten die hij opdroeg aan Joseph Haydn. Toen Haydn, destijds algemeen erkend als de grootste levende componist, ze hoorde, zei hij tegen Mozarts vader: ‘Als een eerlijk man en met God als getuige zeg ik u dat uw zoon de grootste componist is van allen die ik persoonlijk ofwel bij naam ken. Hij heeft smaak en, belangrijker, hij heeft een diepgaande kennis van de compositieleer.’

Wat die laatste opmerking betreft, doelde Haydn ongetwijfeld op het laatste kwartet van de zes. Mozart geeft in dit op 14 januari 1785 voltooide Strijkkwartet in C groot, KV 465 direct in de langzame inleiding een staaltje harmonische en melodische beheersing weg dat veel verder gaat dan men tot dan toe gewend was. Vanwege de chromatisch dalende baslijn, de canonische introductie van de instrumenten en de soms duizelingwekkende harmonieën die daaruit voortvloeiden, kreeg dit kwartet later de bijnaam ‘Dissonantenkwartet’. Hoewel Mozart zich verder na deze langzame inleiding in het eerste deel houdt aan de wetten van de destijds gebruikelijke sonate­vorm, komt de chromatiek van de openingsmaten geregeld terug. Na een schitterend Andante cantabile en een ritmisch zeer geprofileerd menuet met een mooi contrasterend trio in mineur volgt een enerverende finale. Ook hier bewandelt Mozart op het gebied van de harmonie wegen die pas in de negentiende eeuw verder uitgewerkt zouden worden.

Nadat de zes Haydn-kwartetten in 1785 gepubliceerd waren, verscheen in een Berlijnse krant bij wijze van recensie: ‘Het is niet nodig deze kwartetten aan te bevelen bij het publiek. Het is voldoende om te zeggen dat ze het werk zijn van de Heer Mozart.’

Wolfgang Amadeus Mozart schreef – inclusief drie vroege divertimento’s – meer dan twintig strijkkwartetten. Toch waren er lange perioden in zijn korte leven dat hij zich helemaal niet met het genre bezighield om vervolgens in een korte tijd een explosie van meesterwerken te genereren. Zo’n explosie ontstond tussen 1782 en 1785. Nadat Mozart tien jaar lang geen enkel strijkkwartet had gecomponeerd, schreef hij in deze periode zes kwartetten die hij opdroeg aan Joseph Haydn. Toen Haydn, destijds algemeen erkend als de grootste levende componist, ze hoorde, zei hij tegen Mozarts vader: ‘Als een eerlijk man en met God als getuige zeg ik u dat uw zoon de grootste componist is van allen die ik persoonlijk ofwel bij naam ken. Hij heeft smaak en, belangrijker, hij heeft een diepgaande kennis van de compositieleer.’

Wat die laatste opmerking betreft, doelde Haydn ongetwijfeld op het laatste kwartet van de zes. Mozart geeft in dit op 14 januari 1785 voltooide Strijkkwartet in C groot, KV 465 direct in de langzame inleiding een staaltje harmonische en melodische beheersing weg dat veel verder gaat dan men tot dan toe gewend was. Vanwege de chromatisch dalende baslijn, de canonische introductie van de instrumenten en de soms duizelingwekkende harmonieën die daaruit voortvloeiden, kreeg dit kwartet later de bijnaam ‘Dissonantenkwartet’. Hoewel Mozart zich verder na deze langzame inleiding in het eerste deel houdt aan de wetten van de destijds gebruikelijke sonate­vorm, komt de chromatiek van de openingsmaten geregeld terug. Na een schitterend Andante cantabile en een ritmisch zeer geprofileerd menuet met een mooi contrasterend trio in mineur volgt een enerverende finale. Ook hier bewandelt Mozart op het gebied van de harmonie wegen die pas in de negentiende eeuw verder uitgewerkt zouden worden.

Nadat de zes Haydn-kwartetten in 1785 gepubliceerd waren, verscheen in een Berlijnse krant bij wijze van recensie: ‘Het is niet nodig deze kwartetten aan te bevelen bij het publiek. Het is voldoende om te zeggen dat ze het werk zijn van de Heer Mozart.’

door Paul Janssen

Misato Mochizuki (1969)

in-side

door Lonneke Tausch

Misato Mochizuki’s in-side, zo’n zeven minuten aan intense kwartetmuziek, is op 12 oktober 2020 door het Aris Quartett in première gebracht in de Philharmonie in Luxemburg. Het is het vierde deel van de op hersenonderzoek gebaseerde cyclus Brains. Tweede inspiratiebron voor in-side was het ontstaan van de wereld zoals dat in oude Japanse geschriften wordt verklaard: de eerste godheid heeft als een alter ego een tweede entiteit geschapen, en uit de harmonie van die twee wezens zijn de talloze geesten geboren die de Japanse kosmogonie bevolken. ‘Dit beeld heb ik aangegrepen’, aldus de ­componiste. ‘De ene noot die het percussieve ostinato van de cello beheerst (‘alter ego’) komt tevoorschijn uit een lang aangehouden vibrerende toon van de tweede viool. Hieruit groeien een melodie in de altviool en glissando’s in de eerste viool.

Volgens een aantal studies stimuleren ritme en melodie niet dezelfde hersengebieden. Dat maakt het mogelijk een ‘gemeenschap van vier persoonlijkheden’ te creëren die met elkaar samengaan volgens een proces dat kenmerkend is voor de werking van het brein en dat ‘sympathie’ wordt genoemd.’

Niet eerder is er in Het Concertgebouw muziek gespeeld van Misato Mochizuki. Na een master aan de National University of Fine Arts and Music in haar geboortestad Tokio won ze in 1995 de eerste prijs voor compositie aan het Conservatoire National Supérieur in Parijs en volgde ze een opleiding computermuziek aan het IRCAM.

Mochizuki’s composities zijn uitgevoerd op de Salzburger Festspiele en de Biënnale van Venetië, in het Lincoln Center in New York en tijdens de Donaueschinger Musiktage. Ze won naast belangrijke prijzen in Japan bijvoorbeeld ook de Heidelberg Women Artists’ Prize (2010). Compositiecursussen gaf Mochizuki onder meer in Amsterdam, Darmstadt en Tokio en aan Columbia University. Haar columns uit verschillende Japanse kranten zijn in 2019 gebundeld in The Composer’s Reflection on Music and Daily Life.

Misato Mochizuki’s in-side, zo’n zeven minuten aan intense kwartetmuziek, is op 12 oktober 2020 door het Aris Quartett in première gebracht in de Philharmonie in Luxemburg. Het is het vierde deel van de op hersenonderzoek gebaseerde cyclus Brains. Tweede inspiratiebron voor in-side was het ontstaan van de wereld zoals dat in oude Japanse geschriften wordt verklaard: de eerste godheid heeft als een alter ego een tweede entiteit geschapen, en uit de harmonie van die twee wezens zijn de talloze geesten geboren die de Japanse kosmogonie bevolken. ‘Dit beeld heb ik aangegrepen’, aldus de ­componiste. ‘De ene noot die het percussieve ostinato van de cello beheerst (‘alter ego’) komt tevoorschijn uit een lang aangehouden vibrerende toon van de tweede viool. Hieruit groeien een melodie in de altviool en glissando’s in de eerste viool.

Volgens een aantal studies stimuleren ritme en melodie niet dezelfde hersengebieden. Dat maakt het mogelijk een ‘gemeenschap van vier persoonlijkheden’ te creëren die met elkaar samengaan volgens een proces dat kenmerkend is voor de werking van het brein en dat ‘sympathie’ wordt genoemd.’

Niet eerder is er in Het Concertgebouw muziek gespeeld van Misato Mochizuki. Na een master aan de National University of Fine Arts and Music in haar geboortestad Tokio won ze in 1995 de eerste prijs voor compositie aan het Conservatoire National Supérieur in Parijs en volgde ze een opleiding computermuziek aan het IRCAM.

Mochizuki’s composities zijn uitgevoerd op de Salzburger Festspiele en de Biënnale van Venetië, in het Lincoln Center in New York en tijdens de Donaueschinger Musiktage. Ze won naast belangrijke prijzen in Japan bijvoorbeeld ook de Heidelberg Women Artists’ Prize (2010). Compositiecursussen gaf Mochizuki onder meer in Amsterdam, Darmstadt en Tokio en aan Columbia University. Haar columns uit verschillende Japanse kranten zijn in 2019 gebundeld in The Composer’s Reflection on Music and Daily Life.

  • in-side, handgeschreven partituur van Misato Mochizuki

    in-side, handgeschreven partituur van Misato Mochizuki

  • in-side, handgeschreven partituur van Misato Mochizuki

    in-side, handgeschreven partituur van Misato Mochizuki

door Lonneke Tausch

Franz Schubert (1797-1828)

‘Rosamundekwartet‘

door Paul Janssen

Franz Schubert heeft maar liefst vijftien strijkkwartetten op zijn naam staan. Elf daarvan zijn jeugdwerken die hij als tiener schreef voor huiselijke concertavonden en puur muzikaal vermaak. Met de Quartettsatz, D 703 componeerde Schubert in 1820 zijn eerste ‘volwassen’ strijkkwartet. Waarom het bij één deel bleef is nooit duidelijk geworden.

In elk geval duurde het hierna weer tot 1824 eer de componist zich wederom op het genre richtte. Zijn Strijkkwartet in a klein, D 804 was meteen raak. Het aan violist Ignaz Schuppanzigh opgedragen en door het Schuppanzigh Quartett op 11 maart 1824 in première gebrachte werk zou het enige kwartet zijn dat tijdens Schuberts leven werd uitgegeven. Het is net als het kort daarna geschreven veertiende kwartet, ‘Der Tod und das Mädchen’, een werk dat staat voor Schuberts rijpere kamermuzikale taal, waarin een wat sombere melancholie samengaat met een uitgesproken rijke lyriek en een stevig vormbesef.

Die overheersende somberheid had wellicht veel te maken met de levensfase waarin de componist verkeerde. In de muziekwereld kreeg hij niet echt een voet aan de grond en in 1822 werd tot overmaat van ramp syfilis geconstateerd.

Schubert schreef de somberheid in het Strijkkwartet in a klein van zich af met een bewogen eerste deel, waarin hij diverse thema’s over elkaar heen laat buitelen en citeert uit zijn eigen lied Die Götter Griechenlands. Aan een ander citaat in het prachtige Andante dankt het kwartet zijn bijnaam ‘Rosamunde’: Schubert hergebruikte de melodie van de derde entr’acte uit zijn muziek bij het toneelstuk dat oorspronkelijk de naam Die Zauberharfe droeg.

Het ­toneelstuk flopte, maar Schuberts meeslepende muziek bleef overeind. Later zou hij deze melodie nog eens gebruiken in zijn pianocyclus ­Impromptu’s, D 935.

Het verrassende Menuetto doet de sfeer enigszins omslaan en lijkt in eerste instantie een variatie op de melodie van Die Götter Griechenlands. Een echo van de opening van het Trio keert in een volksdansachtig jasje terug in de finale, waarmee Schubert niet alleen zorgt voor een ontspannen slot van het kwartet maar ook voor een krachtig gevoel van eenheid. 

Franz Schubert heeft maar liefst vijftien strijkkwartetten op zijn naam staan. Elf daarvan zijn jeugdwerken die hij als tiener schreef voor huiselijke concertavonden en puur muzikaal vermaak. Met de Quartettsatz, D 703 componeerde Schubert in 1820 zijn eerste ‘volwassen’ strijkkwartet. Waarom het bij één deel bleef is nooit duidelijk geworden.

In elk geval duurde het hierna weer tot 1824 eer de componist zich wederom op het genre richtte. Zijn Strijkkwartet in a klein, D 804 was meteen raak. Het aan violist Ignaz Schuppanzigh opgedragen en door het Schuppanzigh Quartett op 11 maart 1824 in première gebrachte werk zou het enige kwartet zijn dat tijdens Schuberts leven werd uitgegeven. Het is net als het kort daarna geschreven veertiende kwartet, ‘Der Tod und das Mädchen’, een werk dat staat voor Schuberts rijpere kamermuzikale taal, waarin een wat sombere melancholie samengaat met een uitgesproken rijke lyriek en een stevig vormbesef.

Die overheersende somberheid had wellicht veel te maken met de levensfase waarin de componist verkeerde. In de muziekwereld kreeg hij niet echt een voet aan de grond en in 1822 werd tot overmaat van ramp syfilis geconstateerd.

Schubert schreef de somberheid in het Strijkkwartet in a klein van zich af met een bewogen eerste deel, waarin hij diverse thema’s over elkaar heen laat buitelen en citeert uit zijn eigen lied Die Götter Griechenlands. Aan een ander citaat in het prachtige Andante dankt het kwartet zijn bijnaam ‘Rosamunde’: Schubert hergebruikte de melodie van de derde entr’acte uit zijn muziek bij het toneelstuk dat oorspronkelijk de naam Die Zauberharfe droeg.

Het ­toneelstuk flopte, maar Schuberts meeslepende muziek bleef overeind. Later zou hij deze melodie nog eens gebruiken in zijn pianocyclus ­Impromptu’s, D 935.

Het verrassende Menuetto doet de sfeer enigszins omslaan en lijkt in eerste instantie een variatie op de melodie van Die Götter Griechenlands. Een echo van de opening van het Trio keert in een volksdansachtig jasje terug in de finale, waarmee Schubert niet alleen zorgt voor een ontspannen slot van het kwartet maar ook voor een krachtig gevoel van eenheid. 

door Paul Janssen

Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)

‘Dissonantenkwartet’

door Paul Janssen

Wolfgang Amadeus Mozart schreef – inclusief drie vroege divertimento’s – meer dan twintig strijkkwartetten. Toch waren er lange perioden in zijn korte leven dat hij zich helemaal niet met het genre bezighield om vervolgens in een korte tijd een explosie van meesterwerken te genereren. Zo’n explosie ontstond tussen 1782 en 1785. Nadat Mozart tien jaar lang geen enkel strijkkwartet had gecomponeerd, schreef hij in deze periode zes kwartetten die hij opdroeg aan Joseph Haydn. Toen Haydn, destijds algemeen erkend als de grootste levende componist, ze hoorde, zei hij tegen Mozarts vader: ‘Als een eerlijk man en met God als getuige zeg ik u dat uw zoon de grootste componist is van allen die ik persoonlijk ofwel bij naam ken. Hij heeft smaak en, belangrijker, hij heeft een diepgaande kennis van de compositieleer.’

Wat die laatste opmerking betreft, doelde Haydn ongetwijfeld op het laatste kwartet van de zes. Mozart geeft in dit op 14 januari 1785 voltooide Strijkkwartet in C groot, KV 465 direct in de langzame inleiding een staaltje harmonische en melodische beheersing weg dat veel verder gaat dan men tot dan toe gewend was. Vanwege de chromatisch dalende baslijn, de canonische introductie van de instrumenten en de soms duizelingwekkende harmonieën die daaruit voortvloeiden, kreeg dit kwartet later de bijnaam ‘Dissonantenkwartet’. Hoewel Mozart zich verder na deze langzame inleiding in het eerste deel houdt aan de wetten van de destijds gebruikelijke sonate­vorm, komt de chromatiek van de openingsmaten geregeld terug. Na een schitterend Andante cantabile en een ritmisch zeer geprofileerd menuet met een mooi contrasterend trio in mineur volgt een enerverende finale. Ook hier bewandelt Mozart op het gebied van de harmonie wegen die pas in de negentiende eeuw verder uitgewerkt zouden worden.

Nadat de zes Haydn-kwartetten in 1785 gepubliceerd waren, verscheen in een Berlijnse krant bij wijze van recensie: ‘Het is niet nodig deze kwartetten aan te bevelen bij het publiek. Het is voldoende om te zeggen dat ze het werk zijn van de Heer Mozart.’

Wolfgang Amadeus Mozart schreef – inclusief drie vroege divertimento’s – meer dan twintig strijkkwartetten. Toch waren er lange perioden in zijn korte leven dat hij zich helemaal niet met het genre bezighield om vervolgens in een korte tijd een explosie van meesterwerken te genereren. Zo’n explosie ontstond tussen 1782 en 1785. Nadat Mozart tien jaar lang geen enkel strijkkwartet had gecomponeerd, schreef hij in deze periode zes kwartetten die hij opdroeg aan Joseph Haydn. Toen Haydn, destijds algemeen erkend als de grootste levende componist, ze hoorde, zei hij tegen Mozarts vader: ‘Als een eerlijk man en met God als getuige zeg ik u dat uw zoon de grootste componist is van allen die ik persoonlijk ofwel bij naam ken. Hij heeft smaak en, belangrijker, hij heeft een diepgaande kennis van de compositieleer.’

Wat die laatste opmerking betreft, doelde Haydn ongetwijfeld op het laatste kwartet van de zes. Mozart geeft in dit op 14 januari 1785 voltooide Strijkkwartet in C groot, KV 465 direct in de langzame inleiding een staaltje harmonische en melodische beheersing weg dat veel verder gaat dan men tot dan toe gewend was. Vanwege de chromatisch dalende baslijn, de canonische introductie van de instrumenten en de soms duizelingwekkende harmonieën die daaruit voortvloeiden, kreeg dit kwartet later de bijnaam ‘Dissonantenkwartet’. Hoewel Mozart zich verder na deze langzame inleiding in het eerste deel houdt aan de wetten van de destijds gebruikelijke sonate­vorm, komt de chromatiek van de openingsmaten geregeld terug. Na een schitterend Andante cantabile en een ritmisch zeer geprofileerd menuet met een mooi contrasterend trio in mineur volgt een enerverende finale. Ook hier bewandelt Mozart op het gebied van de harmonie wegen die pas in de negentiende eeuw verder uitgewerkt zouden worden.

Nadat de zes Haydn-kwartetten in 1785 gepubliceerd waren, verscheen in een Berlijnse krant bij wijze van recensie: ‘Het is niet nodig deze kwartetten aan te bevelen bij het publiek. Het is voldoende om te zeggen dat ze het werk zijn van de Heer Mozart.’

door Paul Janssen

Misato Mochizuki (1969)

in-side

door Lonneke Tausch

Misato Mochizuki’s in-side, zo’n zeven minuten aan intense kwartetmuziek, is op 12 oktober 2020 door het Aris Quartett in première gebracht in de Philharmonie in Luxemburg. Het is het vierde deel van de op hersenonderzoek gebaseerde cyclus Brains. Tweede inspiratiebron voor in-side was het ontstaan van de wereld zoals dat in oude Japanse geschriften wordt verklaard: de eerste godheid heeft als een alter ego een tweede entiteit geschapen, en uit de harmonie van die twee wezens zijn de talloze geesten geboren die de Japanse kosmogonie bevolken. ‘Dit beeld heb ik aangegrepen’, aldus de ­componiste. ‘De ene noot die het percussieve ostinato van de cello beheerst (‘alter ego’) komt tevoorschijn uit een lang aangehouden vibrerende toon van de tweede viool. Hieruit groeien een melodie in de altviool en glissando’s in de eerste viool.

Volgens een aantal studies stimuleren ritme en melodie niet dezelfde hersengebieden. Dat maakt het mogelijk een ‘gemeenschap van vier persoonlijkheden’ te creëren die met elkaar samengaan volgens een proces dat kenmerkend is voor de werking van het brein en dat ‘sympathie’ wordt genoemd.’

Niet eerder is er in Het Concertgebouw muziek gespeeld van Misato Mochizuki. Na een master aan de National University of Fine Arts and Music in haar geboortestad Tokio won ze in 1995 de eerste prijs voor compositie aan het Conservatoire National Supérieur in Parijs en volgde ze een opleiding computermuziek aan het IRCAM.

Mochizuki’s composities zijn uitgevoerd op de Salzburger Festspiele en de Biënnale van Venetië, in het Lincoln Center in New York en tijdens de Donaueschinger Musiktage. Ze won naast belangrijke prijzen in Japan bijvoorbeeld ook de Heidelberg Women Artists’ Prize (2010). Compositiecursussen gaf Mochizuki onder meer in Amsterdam, Darmstadt en Tokio en aan Columbia University. Haar columns uit verschillende Japanse kranten zijn in 2019 gebundeld in The Composer’s Reflection on Music and Daily Life.

Misato Mochizuki’s in-side, zo’n zeven minuten aan intense kwartetmuziek, is op 12 oktober 2020 door het Aris Quartett in première gebracht in de Philharmonie in Luxemburg. Het is het vierde deel van de op hersenonderzoek gebaseerde cyclus Brains. Tweede inspiratiebron voor in-side was het ontstaan van de wereld zoals dat in oude Japanse geschriften wordt verklaard: de eerste godheid heeft als een alter ego een tweede entiteit geschapen, en uit de harmonie van die twee wezens zijn de talloze geesten geboren die de Japanse kosmogonie bevolken. ‘Dit beeld heb ik aangegrepen’, aldus de ­componiste. ‘De ene noot die het percussieve ostinato van de cello beheerst (‘alter ego’) komt tevoorschijn uit een lang aangehouden vibrerende toon van de tweede viool. Hieruit groeien een melodie in de altviool en glissando’s in de eerste viool.

Volgens een aantal studies stimuleren ritme en melodie niet dezelfde hersengebieden. Dat maakt het mogelijk een ‘gemeenschap van vier persoonlijkheden’ te creëren die met elkaar samengaan volgens een proces dat kenmerkend is voor de werking van het brein en dat ‘sympathie’ wordt genoemd.’

Niet eerder is er in Het Concertgebouw muziek gespeeld van Misato Mochizuki. Na een master aan de National University of Fine Arts and Music in haar geboortestad Tokio won ze in 1995 de eerste prijs voor compositie aan het Conservatoire National Supérieur in Parijs en volgde ze een opleiding computermuziek aan het IRCAM.

Mochizuki’s composities zijn uitgevoerd op de Salzburger Festspiele en de Biënnale van Venetië, in het Lincoln Center in New York en tijdens de Donaueschinger Musiktage. Ze won naast belangrijke prijzen in Japan bijvoorbeeld ook de Heidelberg Women Artists’ Prize (2010). Compositiecursussen gaf Mochizuki onder meer in Amsterdam, Darmstadt en Tokio en aan Columbia University. Haar columns uit verschillende Japanse kranten zijn in 2019 gebundeld in The Composer’s Reflection on Music and Daily Life.

  • in-side, handgeschreven partituur van Misato Mochizuki

    in-side, handgeschreven partituur van Misato Mochizuki

  • in-side, handgeschreven partituur van Misato Mochizuki

    in-side, handgeschreven partituur van Misato Mochizuki

door Lonneke Tausch

Franz Schubert (1797-1828)

‘Rosamundekwartet‘

door Paul Janssen

Franz Schubert heeft maar liefst vijftien strijkkwartetten op zijn naam staan. Elf daarvan zijn jeugdwerken die hij als tiener schreef voor huiselijke concertavonden en puur muzikaal vermaak. Met de Quartettsatz, D 703 componeerde Schubert in 1820 zijn eerste ‘volwassen’ strijkkwartet. Waarom het bij één deel bleef is nooit duidelijk geworden.

In elk geval duurde het hierna weer tot 1824 eer de componist zich wederom op het genre richtte. Zijn Strijkkwartet in a klein, D 804 was meteen raak. Het aan violist Ignaz Schuppanzigh opgedragen en door het Schuppanzigh Quartett op 11 maart 1824 in première gebrachte werk zou het enige kwartet zijn dat tijdens Schuberts leven werd uitgegeven. Het is net als het kort daarna geschreven veertiende kwartet, ‘Der Tod und das Mädchen’, een werk dat staat voor Schuberts rijpere kamermuzikale taal, waarin een wat sombere melancholie samengaat met een uitgesproken rijke lyriek en een stevig vormbesef.

Die overheersende somberheid had wellicht veel te maken met de levensfase waarin de componist verkeerde. In de muziekwereld kreeg hij niet echt een voet aan de grond en in 1822 werd tot overmaat van ramp syfilis geconstateerd.

Schubert schreef de somberheid in het Strijkkwartet in a klein van zich af met een bewogen eerste deel, waarin hij diverse thema’s over elkaar heen laat buitelen en citeert uit zijn eigen lied Die Götter Griechenlands. Aan een ander citaat in het prachtige Andante dankt het kwartet zijn bijnaam ‘Rosamunde’: Schubert hergebruikte de melodie van de derde entr’acte uit zijn muziek bij het toneelstuk dat oorspronkelijk de naam Die Zauberharfe droeg.

Het ­toneelstuk flopte, maar Schuberts meeslepende muziek bleef overeind. Later zou hij deze melodie nog eens gebruiken in zijn pianocyclus ­Impromptu’s, D 935.

Het verrassende Menuetto doet de sfeer enigszins omslaan en lijkt in eerste instantie een variatie op de melodie van Die Götter Griechenlands. Een echo van de opening van het Trio keert in een volksdansachtig jasje terug in de finale, waarmee Schubert niet alleen zorgt voor een ontspannen slot van het kwartet maar ook voor een krachtig gevoel van eenheid. 

Franz Schubert heeft maar liefst vijftien strijkkwartetten op zijn naam staan. Elf daarvan zijn jeugdwerken die hij als tiener schreef voor huiselijke concertavonden en puur muzikaal vermaak. Met de Quartettsatz, D 703 componeerde Schubert in 1820 zijn eerste ‘volwassen’ strijkkwartet. Waarom het bij één deel bleef is nooit duidelijk geworden.

In elk geval duurde het hierna weer tot 1824 eer de componist zich wederom op het genre richtte. Zijn Strijkkwartet in a klein, D 804 was meteen raak. Het aan violist Ignaz Schuppanzigh opgedragen en door het Schuppanzigh Quartett op 11 maart 1824 in première gebrachte werk zou het enige kwartet zijn dat tijdens Schuberts leven werd uitgegeven. Het is net als het kort daarna geschreven veertiende kwartet, ‘Der Tod und das Mädchen’, een werk dat staat voor Schuberts rijpere kamermuzikale taal, waarin een wat sombere melancholie samengaat met een uitgesproken rijke lyriek en een stevig vormbesef.

Die overheersende somberheid had wellicht veel te maken met de levensfase waarin de componist verkeerde. In de muziekwereld kreeg hij niet echt een voet aan de grond en in 1822 werd tot overmaat van ramp syfilis geconstateerd.

Schubert schreef de somberheid in het Strijkkwartet in a klein van zich af met een bewogen eerste deel, waarin hij diverse thema’s over elkaar heen laat buitelen en citeert uit zijn eigen lied Die Götter Griechenlands. Aan een ander citaat in het prachtige Andante dankt het kwartet zijn bijnaam ‘Rosamunde’: Schubert hergebruikte de melodie van de derde entr’acte uit zijn muziek bij het toneelstuk dat oorspronkelijk de naam Die Zauberharfe droeg.

Het ­toneelstuk flopte, maar Schuberts meeslepende muziek bleef overeind. Later zou hij deze melodie nog eens gebruiken in zijn pianocyclus ­Impromptu’s, D 935.

Het verrassende Menuetto doet de sfeer enigszins omslaan en lijkt in eerste instantie een variatie op de melodie van Die Götter Griechenlands. Een echo van de opening van het Trio keert in een volksdansachtig jasje terug in de finale, waarmee Schubert niet alleen zorgt voor een ontspannen slot van het kwartet maar ook voor een krachtig gevoel van eenheid. 

door Paul Janssen

Biografie

Aris Quartett, kwartet

Meer dan een decennium inmiddels bereist het Aris Quartett de internationale kamermuziekpodia. Zo deden ze in Londen Wigmore Hall aan, in Parijs de Philharmonie en in Wenen het Konzerthaus.

Verschillende solisten nodigden het Duitse strijkkwartet uit voor een samenwerking, onder wie sopraan Christiane Karg, de cellisten Daniel Müller-Schott en Eckart Runge, de pianisten Kit Armstrong en William Youn en altviolist Nils Mönke­meyer.

Buiten de klassieke paden deed het Aris Quartett bijvoorbeeld een project met jazzpianist Omer Klein. Al sinds de oprichting heeft het ensemble bovengemiddelde aandacht voor hedendaagse muziek; het verzorgde wereldpremières van componisten als Gerald Resch, ­Misato Mochizuki en Pierre-Dominique Ponnelle.

Het Aris Quartett ontstond in 2009 in Frankfurt am Main, rekent Günter Pichler (Al­ban Berg Quartett) tot zijn belangrijkste mentoren en speelt nog steeds in onveranderde bezetting. Zijn internationale doorbraak heeft het te danken aan talrijke (eerste) prijzen op gerenommeerde concoursen; op het ARD Concours in München won het maar liefst vijf prijzen tegelijk. De musici zijn door de Elbphilharmonie en het Konzert­haus Dortmund voorgedragen voor het Rising Stars-programma van de ECHO (European Concert Hall Organisation) en zijn bovendien ‘New Generation Artist’ bij de BBC.

Het meest recente album (mei 2021) in de tot nog toe zesdelige discografie bevat werken van Resch en Beethoven. Het Aris Quartett maakt zijn debuut in Het Concertgebouw.