Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertprogramma

Concertprogramma

Quatuor Agate speelt Brahms, Boccherini en Bartók

Quatuor Agate speelt Brahms, Boccherini en Bartók

Kleine Zaal
10 mei 2023
20.15 uur

Print dit programma

Quatuor Agate:
Adrien Jurkovic viool
Thomas Descamps viool
Raphaël Pagnon altviool
Simon Iachemet cello

Dit concert maakt deel uit van de serie Strijkkwartetten op woensdag.

Luigi Boccherini (1743-1805)

Strijkkwartet in g kl.t., op. 32 nr. 5, G. 205 (1780)
Allegro comodo
Andantino
Minuetto con moto – Trio
Allegro

Béla Bartók (1881-1945)

Strijkkwartet nr. 6 in D gr.t., Sz. 114 (1939)
Mesto – Più mosso pesante – Vivace
Mesto – Marcia
Mesto – Burletta: moderato
Mesto

pauze ± 21.05 uur

Johannes Brahms (1833-1897)

Strijkkwartet in c kl.t., op. 51 nr. 1 (1865-73)
Allegro
Romanza: Poco adagio
Allegretto molto moderato e comodo
Allegro

einde ± 22.00 uur

Kleine Zaal 10 mei 2023 20.15 uur

Quatuor Agate:
Adrien Jurkovic viool
Thomas Descamps viool
Raphaël Pagnon altviool
Simon Iachemet cello

Dit concert maakt deel uit van de serie Strijkkwartetten op woensdag.

Luigi Boccherini (1743-1805)

Strijkkwartet in g kl.t., op. 32 nr. 5, G. 205 (1780)
Allegro comodo
Andantino
Minuetto con moto – Trio
Allegro

Béla Bartók (1881-1945)

Strijkkwartet nr. 6 in D gr.t., Sz. 114 (1939)
Mesto – Più mosso pesante – Vivace
Mesto – Marcia
Mesto – Burletta: moderato
Mesto

pauze ± 21.05 uur

Johannes Brahms (1833-1897)

Strijkkwartet in c kl.t., op. 51 nr. 1 (1865-73)
Allegro
Romanza: Poco adagio
Allegretto molto moderato e comodo
Allegro

einde ± 22.00 uur

Toelichting

Luigi Boccherini 1743-1805

Boccherini: Strijkkwartet

door Clemens Romijn

In dit programma komt muziek voor strijkkwartet uit drie eeuwen tot klinken. Bij Luigi Boccherini vloeiden de noten uit zijn pen als water uit een bron. Een groot contrast met Johannes Brahms een eeuw later, die lang aarzelde met het genre en veel experimenten in de kachel wierp. Pas een halve eeuw na de dood van Ludwig van Beethoven kon hij zijn eerste strijkkwartet loslaten aan de wereld. Belá Bartók schiep met slechts zes strijkkwartetten ware mijlpalen voor het componeren in de twintigste eeuw.

In dit programma komt muziek voor strijkkwartet uit drie eeuwen tot klinken. Bij Luigi Boccherini vloeiden de noten uit zijn pen als water uit een bron. Een groot contrast met Johannes Brahms een eeuw later, die lang aarzelde met het genre en veel experimenten in de kachel wierp. Pas een halve eeuw na de dood van Ludwig van Beethoven kon hij zijn eerste strijkkwartet loslaten aan de wereld. Belá Bartók schiep met slechts zes strijkkwartetten ware mijlpalen voor het componeren in de twintigste eeuw.

Het is pas weer sinds de laatste dertig jaar dat we weten dat Luigi Boccherini een van de meest gevierde componisten was in het tijdperk van Joseph Haydn en Wolfgang Amadeus Mozart. En de meest spraakmakende cellist van zijn tijd. Hij werd geboren in het Italiaanse Lucca in 1743 als zoon van een contrabassist en werkte onder meer in Lucca, Madrid, Parijs en Wenen. ‘Boccherini is de vrouw van Haydn,’ vond de Italiaanse violist Giuseppe Puppo. ‘Boccherini is een van de grootste nog levende Italiaanse componisten van instrumentale muziek,’ schreef de muziekhistoricus Gerber in 1790. Hij liet zich positiever uit over Boccherini dan over Mozart!

Na zijn dood werd hij verguisd en al snel vergeten. De vroege romanticus Louis Spohr zei over een van Boccherini’s strijkkwintetten ‘dit is geen muziek’, en Felix Mendelssohn noemde Boccherini ‘die oude pruik’. Boccherini was het slachtoffer geworden van nieuwe smaken en modes. Hij had geen leerlingen, navolgers of voorstanders, zoals bijvoorbeeld zijn goede vriend Joseph Haydn. Wel liet Boccherini een werkelijk reusachtig oeuvre na, dat onder meer 60 trio’s telt, 16 sextetten, 21 vioolsonates, circa 30 symfonieën, maar liefst 156 strijk­kwin­tetten en 91 strijkkwartetten.

Van 1768 tot aan zijn dood in 1805 leefde Boccherini in Spanje, waar hij in Madrid en Ávila onder meer componist en virtuoso da camera was van Infante Don Luis, de jongere broer van koning Karel III, voor wie hij een schatkist vol kamermuziek schreef. Na diverse verblijven in Wenen en Parijs onderhield hij contacten met muziekuitgevers die zijn werken uitbrachten. Zo ook zijn zes strijkkwartetten van opus 32 uit 1780 waaruit hier het vijfde tot klinken komt, een werk van een zonnige melancholie in g klein.

Het is pas weer sinds de laatste dertig jaar dat we weten dat Luigi Boccherini een van de meest gevierde componisten was in het tijdperk van Joseph Haydn en Wolfgang Amadeus Mozart. En de meest spraakmakende cellist van zijn tijd. Hij werd geboren in het Italiaanse Lucca in 1743 als zoon van een contrabassist en werkte onder meer in Lucca, Madrid, Parijs en Wenen. ‘Boccherini is de vrouw van Haydn,’ vond de Italiaanse violist Giuseppe Puppo. ‘Boccherini is een van de grootste nog levende Italiaanse componisten van instrumentale muziek,’ schreef de muziekhistoricus Gerber in 1790. Hij liet zich positiever uit over Boccherini dan over Mozart!

Na zijn dood werd hij verguisd en al snel vergeten. De vroege romanticus Louis Spohr zei over een van Boccherini’s strijkkwintetten ‘dit is geen muziek’, en Felix Mendelssohn noemde Boccherini ‘die oude pruik’. Boccherini was het slachtoffer geworden van nieuwe smaken en modes. Hij had geen leerlingen, navolgers of voorstanders, zoals bijvoorbeeld zijn goede vriend Joseph Haydn. Wel liet Boccherini een werkelijk reusachtig oeuvre na, dat onder meer 60 trio’s telt, 16 sextetten, 21 vioolsonates, circa 30 symfonieën, maar liefst 156 strijk­kwin­tetten en 91 strijkkwartetten.

Van 1768 tot aan zijn dood in 1805 leefde Boccherini in Spanje, waar hij in Madrid en Ávila onder meer componist en virtuoso da camera was van Infante Don Luis, de jongere broer van koning Karel III, voor wie hij een schatkist vol kamermuziek schreef. Na diverse verblijven in Wenen en Parijs onderhield hij contacten met muziekuitgevers die zijn werken uitbrachten. Zo ook zijn zes strijkkwartetten van opus 32 uit 1780 waaruit hier het vijfde tot klinken komt, een werk van een zonnige melancholie in g klein.

  • Kwartet, door Man Ray

    1917

    Kwartet, door Man Ray

    1917

  • Kwartet, door Man Ray

    1917

    Kwartet, door Man Ray

    1917

door Clemens Romijn

Béla Bartók 1881-1945

Bartók: Zesde strijkkwartet

door Clemens Romijn

Béla Bartók componeerde zijn Zesde strijkkwartet in 1939, kort voor hij definitief zijn vaderland Hongarije verliet en uitweek naar de Verenigde Staten vanwege het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Enkele jaren eerder had hij zijn afkeer tegen Hitler en het opkomend nazisme openlijk geuit door te weigeren zijn werken te spelen of te laten uitvoeren in Duitsland. Vervolgens werd hij vrijwel overal geboycot, vooral in pro-Duitse landen. In Amerika konden Bartók en zijn vrouw nauwelijks aarden.

Hij geloofde lang dat het niet meer van componeren zou komen en schoot als een angstig dier door de overvolle New Yorkse straten. Bartók werd er ziek, woog in 1943 nog amper 44 kilo en overleed twee jaar later aan leukemie. Een sfeer van droefenis en berusting overheerst in zijn Zesde strijkkwartet. Een melancholieke melodie (‘mesto’ betekent bedroefd) vormt het voorspel van de eerste drie delen en loopt als rode draad door het kwartet. Bij iedere herhaling krijgt deze melodie een vollere bezetting en grotere expressie.

In het eerste deel ligt ze in de altvioolpartij, in het tweede deel in de cello en met een tremolobegeleiding die een bitter ironische mars in beweging zet. Dan is er een driestemmige versie in het derde deel, dat grotesk en gespannen aandoet. Ten slotte krijgt de melodie een vierstemmige gedaante en wordt ze het thema van het laatste deel, een excursie langs een duister en onbegaanbaar pad zonder uitweg.

Béla Bartók componeerde zijn Zesde strijkkwartet in 1939, kort voor hij definitief zijn vaderland Hongarije verliet en uitweek naar de Verenigde Staten vanwege het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Enkele jaren eerder had hij zijn afkeer tegen Hitler en het opkomend nazisme openlijk geuit door te weigeren zijn werken te spelen of te laten uitvoeren in Duitsland. Vervolgens werd hij vrijwel overal geboycot, vooral in pro-Duitse landen. In Amerika konden Bartók en zijn vrouw nauwelijks aarden.

Hij geloofde lang dat het niet meer van componeren zou komen en schoot als een angstig dier door de overvolle New Yorkse straten. Bartók werd er ziek, woog in 1943 nog amper 44 kilo en overleed twee jaar later aan leukemie. Een sfeer van droefenis en berusting overheerst in zijn Zesde strijkkwartet. Een melancholieke melodie (‘mesto’ betekent bedroefd) vormt het voorspel van de eerste drie delen en loopt als rode draad door het kwartet. Bij iedere herhaling krijgt deze melodie een vollere bezetting en grotere expressie.

In het eerste deel ligt ze in de altvioolpartij, in het tweede deel in de cello en met een tremolobegeleiding die een bitter ironische mars in beweging zet. Dan is er een driestemmige versie in het derde deel, dat grotesk en gespannen aandoet. Ten slotte krijgt de melodie een vierstemmige gedaante en wordt ze het thema van het laatste deel, een excursie langs een duister en onbegaanbaar pad zonder uitweg.

door Clemens Romijn

Johannes Brahms 1833-1897

Brahms: Eerste strijkkwartet

Johannes Brahms wachtte tot zijn veertigste met het publiceren van zijn eerste strijkkwartetten. Daarvóór had hij al zo’n twintig experimenten in de kachel gegooid. Toch redde Brahms het genre en vulde het met romantische adem: dat zijn de twee Strijkkwartetten, opus 51 (1873).

De eerste schetsen kwamen al acht jaar eerder op papier, bij Brahms niet ongebruikelijk. Met zijn duistere toonsoort c klein, maar ook qua omvang, vorm en idioom sluit het Eerste strijkkwartet nauw aan bij de Razoemovski-kwartetten van Ludwig van Beethoven, die Brahms uitgebreid onder de loep nam.

In het openingsdeel (Allegro) is dat goed te horen in vele zinswendingen die bijna citaten lijken. Maar liefst drie thema’s heeft Brahms in dit deel in sonatevorm met elkaar verstrengeld. Het expressieve Poco adagio is getiteld ‘Romanze’. De rijk geharmoniseerde hymne-achtige melodie doet opnieuw aan Beethoven denken, nu eerder aan zijn late kwartetten.

Toch verraden het gebruik van dissonanten en de modulaties echt de hand van Brahms. Op de derde plaats niet het gebruikelijke Scherzo, maar een nogal pathetisch deel, met als knipoog wat frivole pizzicato’s (getokkelde tonen) die het delicate trio-middenluik inleiden. Met de gepassioneerde finale met zijn markante septiemsprongen keert de sfeer van het eerste deel terug. 

Johannes Brahms wachtte tot zijn veertigste met het publiceren van zijn eerste strijkkwartetten. Daarvóór had hij al zo’n twintig experimenten in de kachel gegooid. Toch redde Brahms het genre en vulde het met romantische adem: dat zijn de twee Strijkkwartetten, opus 51 (1873).

De eerste schetsen kwamen al acht jaar eerder op papier, bij Brahms niet ongebruikelijk. Met zijn duistere toonsoort c klein, maar ook qua omvang, vorm en idioom sluit het Eerste strijkkwartet nauw aan bij de Razoemovski-kwartetten van Ludwig van Beethoven, die Brahms uitgebreid onder de loep nam.

In het openingsdeel (Allegro) is dat goed te horen in vele zinswendingen die bijna citaten lijken. Maar liefst drie thema’s heeft Brahms in dit deel in sonatevorm met elkaar verstrengeld. Het expressieve Poco adagio is getiteld ‘Romanze’. De rijk geharmoniseerde hymne-achtige melodie doet opnieuw aan Beethoven denken, nu eerder aan zijn late kwartetten.

Toch verraden het gebruik van dissonanten en de modulaties echt de hand van Brahms. Op de derde plaats niet het gebruikelijke Scherzo, maar een nogal pathetisch deel, met als knipoog wat frivole pizzicato’s (getokkelde tonen) die het delicate trio-middenluik inleiden. Met de gepassioneerde finale met zijn markante septiemsprongen keert de sfeer van het eerste deel terug. 

Luigi Boccherini 1743-1805

Boccherini: Strijkkwartet

door Clemens Romijn

In dit programma komt muziek voor strijkkwartet uit drie eeuwen tot klinken. Bij Luigi Boccherini vloeiden de noten uit zijn pen als water uit een bron. Een groot contrast met Johannes Brahms een eeuw later, die lang aarzelde met het genre en veel experimenten in de kachel wierp. Pas een halve eeuw na de dood van Ludwig van Beethoven kon hij zijn eerste strijkkwartet loslaten aan de wereld. Belá Bartók schiep met slechts zes strijkkwartetten ware mijlpalen voor het componeren in de twintigste eeuw.

In dit programma komt muziek voor strijkkwartet uit drie eeuwen tot klinken. Bij Luigi Boccherini vloeiden de noten uit zijn pen als water uit een bron. Een groot contrast met Johannes Brahms een eeuw later, die lang aarzelde met het genre en veel experimenten in de kachel wierp. Pas een halve eeuw na de dood van Ludwig van Beethoven kon hij zijn eerste strijkkwartet loslaten aan de wereld. Belá Bartók schiep met slechts zes strijkkwartetten ware mijlpalen voor het componeren in de twintigste eeuw.

Het is pas weer sinds de laatste dertig jaar dat we weten dat Luigi Boccherini een van de meest gevierde componisten was in het tijdperk van Joseph Haydn en Wolfgang Amadeus Mozart. En de meest spraakmakende cellist van zijn tijd. Hij werd geboren in het Italiaanse Lucca in 1743 als zoon van een contrabassist en werkte onder meer in Lucca, Madrid, Parijs en Wenen. ‘Boccherini is de vrouw van Haydn,’ vond de Italiaanse violist Giuseppe Puppo. ‘Boccherini is een van de grootste nog levende Italiaanse componisten van instrumentale muziek,’ schreef de muziekhistoricus Gerber in 1790. Hij liet zich positiever uit over Boccherini dan over Mozart!

Na zijn dood werd hij verguisd en al snel vergeten. De vroege romanticus Louis Spohr zei over een van Boccherini’s strijkkwintetten ‘dit is geen muziek’, en Felix Mendelssohn noemde Boccherini ‘die oude pruik’. Boccherini was het slachtoffer geworden van nieuwe smaken en modes. Hij had geen leerlingen, navolgers of voorstanders, zoals bijvoorbeeld zijn goede vriend Joseph Haydn. Wel liet Boccherini een werkelijk reusachtig oeuvre na, dat onder meer 60 trio’s telt, 16 sextetten, 21 vioolsonates, circa 30 symfonieën, maar liefst 156 strijk­kwin­tetten en 91 strijkkwartetten.

Van 1768 tot aan zijn dood in 1805 leefde Boccherini in Spanje, waar hij in Madrid en Ávila onder meer componist en virtuoso da camera was van Infante Don Luis, de jongere broer van koning Karel III, voor wie hij een schatkist vol kamermuziek schreef. Na diverse verblijven in Wenen en Parijs onderhield hij contacten met muziekuitgevers die zijn werken uitbrachten. Zo ook zijn zes strijkkwartetten van opus 32 uit 1780 waaruit hier het vijfde tot klinken komt, een werk van een zonnige melancholie in g klein.

Het is pas weer sinds de laatste dertig jaar dat we weten dat Luigi Boccherini een van de meest gevierde componisten was in het tijdperk van Joseph Haydn en Wolfgang Amadeus Mozart. En de meest spraakmakende cellist van zijn tijd. Hij werd geboren in het Italiaanse Lucca in 1743 als zoon van een contrabassist en werkte onder meer in Lucca, Madrid, Parijs en Wenen. ‘Boccherini is de vrouw van Haydn,’ vond de Italiaanse violist Giuseppe Puppo. ‘Boccherini is een van de grootste nog levende Italiaanse componisten van instrumentale muziek,’ schreef de muziekhistoricus Gerber in 1790. Hij liet zich positiever uit over Boccherini dan over Mozart!

Na zijn dood werd hij verguisd en al snel vergeten. De vroege romanticus Louis Spohr zei over een van Boccherini’s strijkkwintetten ‘dit is geen muziek’, en Felix Mendelssohn noemde Boccherini ‘die oude pruik’. Boccherini was het slachtoffer geworden van nieuwe smaken en modes. Hij had geen leerlingen, navolgers of voorstanders, zoals bijvoorbeeld zijn goede vriend Joseph Haydn. Wel liet Boccherini een werkelijk reusachtig oeuvre na, dat onder meer 60 trio’s telt, 16 sextetten, 21 vioolsonates, circa 30 symfonieën, maar liefst 156 strijk­kwin­tetten en 91 strijkkwartetten.

Van 1768 tot aan zijn dood in 1805 leefde Boccherini in Spanje, waar hij in Madrid en Ávila onder meer componist en virtuoso da camera was van Infante Don Luis, de jongere broer van koning Karel III, voor wie hij een schatkist vol kamermuziek schreef. Na diverse verblijven in Wenen en Parijs onderhield hij contacten met muziekuitgevers die zijn werken uitbrachten. Zo ook zijn zes strijkkwartetten van opus 32 uit 1780 waaruit hier het vijfde tot klinken komt, een werk van een zonnige melancholie in g klein.

  • Kwartet, door Man Ray

    1917

    Kwartet, door Man Ray

    1917

  • Kwartet, door Man Ray

    1917

    Kwartet, door Man Ray

    1917

door Clemens Romijn

Béla Bartók 1881-1945

Bartók: Zesde strijkkwartet

door Clemens Romijn

Béla Bartók componeerde zijn Zesde strijkkwartet in 1939, kort voor hij definitief zijn vaderland Hongarije verliet en uitweek naar de Verenigde Staten vanwege het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Enkele jaren eerder had hij zijn afkeer tegen Hitler en het opkomend nazisme openlijk geuit door te weigeren zijn werken te spelen of te laten uitvoeren in Duitsland. Vervolgens werd hij vrijwel overal geboycot, vooral in pro-Duitse landen. In Amerika konden Bartók en zijn vrouw nauwelijks aarden.

Hij geloofde lang dat het niet meer van componeren zou komen en schoot als een angstig dier door de overvolle New Yorkse straten. Bartók werd er ziek, woog in 1943 nog amper 44 kilo en overleed twee jaar later aan leukemie. Een sfeer van droefenis en berusting overheerst in zijn Zesde strijkkwartet. Een melancholieke melodie (‘mesto’ betekent bedroefd) vormt het voorspel van de eerste drie delen en loopt als rode draad door het kwartet. Bij iedere herhaling krijgt deze melodie een vollere bezetting en grotere expressie.

In het eerste deel ligt ze in de altvioolpartij, in het tweede deel in de cello en met een tremolobegeleiding die een bitter ironische mars in beweging zet. Dan is er een driestemmige versie in het derde deel, dat grotesk en gespannen aandoet. Ten slotte krijgt de melodie een vierstemmige gedaante en wordt ze het thema van het laatste deel, een excursie langs een duister en onbegaanbaar pad zonder uitweg.

Béla Bartók componeerde zijn Zesde strijkkwartet in 1939, kort voor hij definitief zijn vaderland Hongarije verliet en uitweek naar de Verenigde Staten vanwege het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Enkele jaren eerder had hij zijn afkeer tegen Hitler en het opkomend nazisme openlijk geuit door te weigeren zijn werken te spelen of te laten uitvoeren in Duitsland. Vervolgens werd hij vrijwel overal geboycot, vooral in pro-Duitse landen. In Amerika konden Bartók en zijn vrouw nauwelijks aarden.

Hij geloofde lang dat het niet meer van componeren zou komen en schoot als een angstig dier door de overvolle New Yorkse straten. Bartók werd er ziek, woog in 1943 nog amper 44 kilo en overleed twee jaar later aan leukemie. Een sfeer van droefenis en berusting overheerst in zijn Zesde strijkkwartet. Een melancholieke melodie (‘mesto’ betekent bedroefd) vormt het voorspel van de eerste drie delen en loopt als rode draad door het kwartet. Bij iedere herhaling krijgt deze melodie een vollere bezetting en grotere expressie.

In het eerste deel ligt ze in de altvioolpartij, in het tweede deel in de cello en met een tremolobegeleiding die een bitter ironische mars in beweging zet. Dan is er een driestemmige versie in het derde deel, dat grotesk en gespannen aandoet. Ten slotte krijgt de melodie een vierstemmige gedaante en wordt ze het thema van het laatste deel, een excursie langs een duister en onbegaanbaar pad zonder uitweg.

door Clemens Romijn

Johannes Brahms 1833-1897

Brahms: Eerste strijkkwartet

Johannes Brahms wachtte tot zijn veertigste met het publiceren van zijn eerste strijkkwartetten. Daarvóór had hij al zo’n twintig experimenten in de kachel gegooid. Toch redde Brahms het genre en vulde het met romantische adem: dat zijn de twee Strijkkwartetten, opus 51 (1873).

De eerste schetsen kwamen al acht jaar eerder op papier, bij Brahms niet ongebruikelijk. Met zijn duistere toonsoort c klein, maar ook qua omvang, vorm en idioom sluit het Eerste strijkkwartet nauw aan bij de Razoemovski-kwartetten van Ludwig van Beethoven, die Brahms uitgebreid onder de loep nam.

In het openingsdeel (Allegro) is dat goed te horen in vele zinswendingen die bijna citaten lijken. Maar liefst drie thema’s heeft Brahms in dit deel in sonatevorm met elkaar verstrengeld. Het expressieve Poco adagio is getiteld ‘Romanze’. De rijk geharmoniseerde hymne-achtige melodie doet opnieuw aan Beethoven denken, nu eerder aan zijn late kwartetten.

Toch verraden het gebruik van dissonanten en de modulaties echt de hand van Brahms. Op de derde plaats niet het gebruikelijke Scherzo, maar een nogal pathetisch deel, met als knipoog wat frivole pizzicato’s (getokkelde tonen) die het delicate trio-middenluik inleiden. Met de gepassioneerde finale met zijn markante septiemsprongen keert de sfeer van het eerste deel terug. 

Johannes Brahms wachtte tot zijn veertigste met het publiceren van zijn eerste strijkkwartetten. Daarvóór had hij al zo’n twintig experimenten in de kachel gegooid. Toch redde Brahms het genre en vulde het met romantische adem: dat zijn de twee Strijkkwartetten, opus 51 (1873).

De eerste schetsen kwamen al acht jaar eerder op papier, bij Brahms niet ongebruikelijk. Met zijn duistere toonsoort c klein, maar ook qua omvang, vorm en idioom sluit het Eerste strijkkwartet nauw aan bij de Razoemovski-kwartetten van Ludwig van Beethoven, die Brahms uitgebreid onder de loep nam.

In het openingsdeel (Allegro) is dat goed te horen in vele zinswendingen die bijna citaten lijken. Maar liefst drie thema’s heeft Brahms in dit deel in sonatevorm met elkaar verstrengeld. Het expressieve Poco adagio is getiteld ‘Romanze’. De rijk geharmoniseerde hymne-achtige melodie doet opnieuw aan Beethoven denken, nu eerder aan zijn late kwartetten.

Toch verraden het gebruik van dissonanten en de modulaties echt de hand van Brahms. Op de derde plaats niet het gebruikelijke Scherzo, maar een nogal pathetisch deel, met als knipoog wat frivole pizzicato’s (getokkelde tonen) die het delicate trio-middenluik inleiden. Met de gepassioneerde finale met zijn markante septiemsprongen keert de sfeer van het eerste deel terug. 

Biografie

Quatuor Agate, kwartet

Het in 2016 opgerichte Quatuor Agate studeerde in Berlijn bij Eberhard Feltz en in Parijs, de stad waar het zich vestigde, bij ­Mathieu Herzog.

Momenteel ronden de vier strijkers hun opleiding af bij het ­Quatuor Ebène aan de Hochschule für Musik in München. Onder de highlights van dit seizoen zijn een debuut in de Alte Oper Frankfurt, een herhaaloptreden in Wigmore Hall in Londen, samenwerkingen met het Quatuor Modigliani en cd-­opnames van de complete strijkkwartetten van Brahms.

De afgelopen tijd trad het Quatuor Agate op in het Konzerthaus Dortmund en het Brucknerhaus Linz en op de festivals van Verbier, Salon-­de-Provence, Radio France en ­Mecklenburg-Vorpommern.

Het is in ­residence bij de Fondation Singer Polignac en ProQuartet in Parijs en asso­ciate artist op het Festival La Brèche in de Franse Savoie. Bovendien heeft het ­Quatuor Agate in 2016 het CorsiClassic Festival opgericht, om te voorzien in klassieke muziek op het eiland Corsica.

Onder de collega’s met wie het kwartet samenspeelde zijn Frank Braley, Marc Danel, Enrico Pace en Gabriel Le ­Magadure, en masterclasses volgde het bij Gerhard Schulz, Valentin Erben, András Schiff, Tabea Zimmerman, Christoph Poppen en het Ysaÿe, Talich en Vogler Kwartet.

De violen die het kwartet in bruikleen heeft zijn gebouwd door ­Giuseppe Giovanni Guarneri en Omo­bono Stradivari, de altviool door Ferdinando Alberti en de cello door ­Giacinto Santagiuliana. In Het Concertgebouw maakt het ensemble zijn debuut.