Wat vertel je als orkestmusicus wel en wat niet?
door Anna de Vey Mestdagh 10 nov. 2023 10 november 2023
Tweede violiste in het Concertgebouworkest Anna de Vey Mestdagh laat in haar maandelijkse column weten wat haar zoal bezighoudt. Deze maand: publicaties van orkestleden.
Het Concertgebouworkest brengt geregeld muziek uit op het eigen label RCO Live. Zoals onlangs nog een cd-box met alle negen symfonieën van Anton Bruckner, door de jaren heen uitgevoerd met verschillende dirigenten. Een eerbetoon aan de 200 jaar geleden geboren componist en een mooi overzicht van onze lange Bruckner-traditie. Daarnaast maken orkestmusici regelmatig cd’s op persoonlijke titel, verschijnen er films en documentaires over specifieke gebeurtenissen en worden er boeken over en door individuele musici geschreven. Bij films en boeken is de grote vraag: wat vertel je wel en wat niet? Niet om iets te verzwijgen, maar om te voorkomen dat de publieke opinie ermee aan de haal gaat.
Ik herinner me de consternatie die ontstond toen een repetitie van het opdrachtstuk Mysterieën van Louis Andriessen getoond werd in de film Imperfect Harmony. Het was, na de tumultueuze Aktie Notenkraker van 1969 – waarbij door progressieve componisten, onder wie Andriessen, geprotesteerd werd tegen de in hun ogen oubollige programmering van het Concertgebouworkest – bedoeld als een wederzijdse handreiking. Het tegenovergestelde werd bereikt door wat prominent in beeld kwam: gniffelende orkestleden, een met het idioom worstelende Mariss Jansons en een verongelijkte Andriessen. Wijzelf weten dat dit een veel te eenzijdige weergave van de gebeurtenissen is, en sindsdien wordt ons meer dan ooit op het hart gedrukt iedere persoonlijke uiting voor verschijnen zorgvuldig door de directie te laten beoordelen.
Het dit jaar uitgekomen boek van violist Marc Daniel van Biemen, Violist – Spelen en leven in het Koninklijk Concertgebouworkest, is door de ballotage gekomen, maar balanceert wel op het randje. Van Biemen beschrijft een leven doordrenkt van drank, eten en nachtelijke escapades, waarbij hij met zijn kritische observaties zichzelf, collega’s en dirigenten niet spaart. In het voorwoord schrijft hij nadrukkelijk niet namens het voltallige orkest te spreken. Gelukkig maar, u zou eens kunnen denken dat het bij ons een laveloos zooitje is met af en toe een geniale opleving. Ach nee, u weet wel beter.
Het Concertgebouworkest brengt geregeld muziek uit op het eigen label RCO Live. Zoals onlangs nog een cd-box met alle negen symfonieën van Anton Bruckner, door de jaren heen uitgevoerd met verschillende dirigenten. Een eerbetoon aan de 200 jaar geleden geboren componist en een mooi overzicht van onze lange Bruckner-traditie. Daarnaast maken orkestmusici regelmatig cd’s op persoonlijke titel, verschijnen er films en documentaires over specifieke gebeurtenissen en worden er boeken over en door individuele musici geschreven. Bij films en boeken is de grote vraag: wat vertel je wel en wat niet? Niet om iets te verzwijgen, maar om te voorkomen dat de publieke opinie ermee aan de haal gaat.
Ik herinner me de consternatie die ontstond toen een repetitie van het opdrachtstuk Mysterieën van Louis Andriessen getoond werd in de film Imperfect Harmony. Het was, na de tumultueuze Aktie Notenkraker van 1969 – waarbij door progressieve componisten, onder wie Andriessen, geprotesteerd werd tegen de in hun ogen oubollige programmering van het Concertgebouworkest – bedoeld als een wederzijdse handreiking. Het tegenovergestelde werd bereikt door wat prominent in beeld kwam: gniffelende orkestleden, een met het idioom worstelende Mariss Jansons en een verongelijkte Andriessen. Wijzelf weten dat dit een veel te eenzijdige weergave van de gebeurtenissen is, en sindsdien wordt ons meer dan ooit op het hart gedrukt iedere persoonlijke uiting voor verschijnen zorgvuldig door de directie te laten beoordelen.
Het dit jaar uitgekomen boek van violist Marc Daniel van Biemen, Violist – Spelen en leven in het Koninklijk Concertgebouworkest, is door de ballotage gekomen, maar balanceert wel op het randje. Van Biemen beschrijft een leven doordrenkt van drank, eten en nachtelijke escapades, waarbij hij met zijn kritische observaties zichzelf, collega’s en dirigenten niet spaart. In het voorwoord schrijft hij nadrukkelijk niet namens het voltallige orkest te spreken. Gelukkig maar, u zou eens kunnen denken dat het bij ons een laveloos zooitje is met af en toe een geniale opleving. Ach nee, u weet wel beter.