Concertprogramma
Portretconcert: Emily Beynon
Kleine Zaal 02 februari 2020 14.15 uur
Musici van het Concertgebouworkest:
Emily Beynon fluit
Honorine Schaeffer cello
m.m.v. Andrew West piano
Tijdens het concert zal Emily Beynon een gesprek hebben met John Mucha, kleinzoon van Alfons en zoon van Geraldine, over zijn grootvaders liefde voor muziek.
Dit concert maakt deel uit van de serie Close-up: Orkestleden op het Vriendenpodium.
George Enescu (1881-1955)
Cantabile et Presto (1904)
voor fluit en piano
Leoš Janáček (1854-1928)
Sonate (1914)
voor viool en piano, bewerking voor fluit en piano E. Beynon
Con moto
Ballada
Allegretto
Adagio
Gabriel Fauré (1845-1924)
Sonate voor cello en piano
in g kl.t., op. 117 (1921)
Allegro
Andante
Finale - Allegro vivo
pauze ± 15.10 uur
Geraldine Mucha (1917-2012)
Naše cesta (Onze weg) (2008)
voor fluit en piano
Claude Debussy (1862-1918)
Prélude à l’après-midi d’un faune (1894)
voor orkest, bewerking voor fluit en piano E. Beynon
Bohuslav Martinů (1890-1959)
Trio voor fluit, cello en piano, H.300 (1944)
Poco allegretto
Adagio
Andante - Allegretto scherzando
einde ± 16.20 uur
Musici van het Concertgebouworkest:
Emily Beynon fluit
Honorine Schaeffer cello
m.m.v. Andrew West piano
Tijdens het concert zal Emily Beynon een gesprek hebben met John Mucha, kleinzoon van Alfons en zoon van Geraldine, over zijn grootvaders liefde voor muziek.
Dit concert maakt deel uit van de serie Close-up: Orkestleden op het Vriendenpodium.
George Enescu (1881-1955)
Cantabile et Presto (1904)
voor fluit en piano
Leoš Janáček (1854-1928)
Sonate (1914)
voor viool en piano, bewerking voor fluit en piano E. Beynon
Con moto
Ballada
Allegretto
Adagio
Gabriel Fauré (1845-1924)
Sonate voor cello en piano
in g kl.t., op. 117 (1921)
Allegro
Andante
Finale - Allegro vivo
pauze ± 15.10 uur
Geraldine Mucha (1917-2012)
Naše cesta (Onze weg) (2008)
voor fluit en piano
Claude Debussy (1862-1918)
Prélude à l’après-midi d’un faune (1894)
voor orkest, bewerking voor fluit en piano E. Beynon
Bohuslav Martinů (1890-1959)
Trio voor fluit, cello en piano, H.300 (1944)
Poco allegretto
Adagio
Andante - Allegretto scherzando
einde ± 16.20 uur
Toelichting
Alfons Mucha: tussen Praag en Parijs
Portretconcert Emily Beynon
Solofluitist van het Concertgebouworkest Emily Beynon staat niet graag in het middelpunt van de belangstelling. Voor haar portretconcert koos ze daarom de Tsjechische beeldend kunstenaar Alfons Mucha als centrale figuur.
Weinig mensen zullen zijn naam kennen, maar zijn werk is in ons collectieve geheugen gegrift. Je hoeft er maar naar te kijken en je bent in het Parijse fin de siècle. Het programma dat Emily samenstelde heeft hetzelfde effect: de luisteraar reist een eeuw terug in de tijd en pendelt heen en weer tussen Praag en Parijs. Emily belooft dat er ook een visuele component aan het concert zal zitten…
Solofluitist van het Concertgebouworkest Emily Beynon staat niet graag in het middelpunt van de belangstelling. Voor haar portretconcert koos ze daarom de Tsjechische beeldend kunstenaar Alfons Mucha als centrale figuur.
Weinig mensen zullen zijn naam kennen, maar zijn werk is in ons collectieve geheugen gegrift. Je hoeft er maar naar te kijken en je bent in het Parijse fin de siècle. Het programma dat Emily samenstelde heeft hetzelfde effect: de luisteraar reist een eeuw terug in de tijd en pendelt heen en weer tussen Praag en Parijs. Emily belooft dat er ook een visuele component aan het concert zal zitten…
De jonge Roemeen George Enescu kwam in 1895 naar Parijs om compositie te studeren bij Jules Massenet en Gabriel Fauré. Een jaar eerder beleefde Alfons Mucha zijn grote doorbraak met een poster voor een toneelstuk van Sarah Bernhardt. Zijn affiches waren zo populair dat ze van de muur gerukt werden. Zijn kunst werd op ansichtkaarten gedrukt en zijn decoratieve panelen sierden menig interieur. Op het hoogtepunt van Mucha’s faam was Enescu veelvuldig te horen in Parijs.
Hij had zijn eigen Quatuor Enescu en was een graag geziene gast in de salons. Fauré vroeg hem zitting te nemen in de jury van het Parijse Conservatorium. In 1904 schreef hij Cantabile et Presto voor het fluitconcours, in de sierlijk krullende melodieën hoor je de echo van de uitbundige art-nouveau-stijl van Mucha. Een eeuw na Enescu trok ook Emily Beynon naar Parijs om haar fluitstudie voort te zetten. Aan de muur van haar studentenkamer hingen posters van Mucha’s werk.
De jonge Roemeen George Enescu kwam in 1895 naar Parijs om compositie te studeren bij Jules Massenet en Gabriel Fauré. Een jaar eerder beleefde Alfons Mucha zijn grote doorbraak met een poster voor een toneelstuk van Sarah Bernhardt. Zijn affiches waren zo populair dat ze van de muur gerukt werden. Zijn kunst werd op ansichtkaarten gedrukt en zijn decoratieve panelen sierden menig interieur. Op het hoogtepunt van Mucha’s faam was Enescu veelvuldig te horen in Parijs.
Hij had zijn eigen Quatuor Enescu en was een graag geziene gast in de salons. Fauré vroeg hem zitting te nemen in de jury van het Parijse Conservatorium. In 1904 schreef hij Cantabile et Presto voor het fluitconcours, in de sierlijk krullende melodieën hoor je de echo van de uitbundige art-nouveau-stijl van Mucha. Een eeuw na Enescu trok ook Emily Beynon naar Parijs om haar fluitstudie voort te zetten. Aan de muur van haar studentenkamer hingen posters van Mucha’s werk.
Janáček: Sonate
Toen de fluitiste zich verder verdiepte in Mucha, ontdekte ze dat hij in Brno met Leoš Janáček op dezelfde school zat. In 1872 kreeg Mucha een beurs als zanger om naar het gymnasium in Brno te gaan, waar de achttienjarige Janáček assistent-koordirigent was.
‘De kunstenaar die ik zo bewonder was vanaf zijn jeugd bevriend met mijn favoriete componist!’ Emily maakte voor het eerst kennis met Janáčeks muziek in de orkestbak van de opera (tijdens haar eerste baan bij de Glyndebourne Touring Opera). ‘Jenůfa was mijn allereerste opera. Janáček schreef in een taal die ik helemaal niet kende. Ik vond het geweldig en ben daarna al zijn opera’s gaan luisteren. Net als Mucha heeft Janáček een volkomen eigen taal. Hij schreef weinig voor fluit, maar waarom zou ik de vioolsonate niet kunnen spelen?
Het fluitrepertoire is beperkt, dus van jongs af aan ben ik gewend om stukken te bewerken. Soms verandert het karakter totaal, ik vind dat fascinerend. Ik hou van vertalen, van papier naar klank. Sinds een paar jaar heb ik schilderles. Je leert kijken, observeren en dan vertalen naar je eigen taal. Zo kijk ik ook naar een partituur, wat zie ik er in en hoe ga ik dat verklanken.’
Janáček: Sonate
Toen de fluitiste zich verder verdiepte in Mucha, ontdekte ze dat hij in Brno met Leoš Janáček op dezelfde school zat. In 1872 kreeg Mucha een beurs als zanger om naar het gymnasium in Brno te gaan, waar de achttienjarige Janáček assistent-koordirigent was.
‘De kunstenaar die ik zo bewonder was vanaf zijn jeugd bevriend met mijn favoriete componist!’ Emily maakte voor het eerst kennis met Janáčeks muziek in de orkestbak van de opera (tijdens haar eerste baan bij de Glyndebourne Touring Opera). ‘Jenůfa was mijn allereerste opera. Janáček schreef in een taal die ik helemaal niet kende. Ik vond het geweldig en ben daarna al zijn opera’s gaan luisteren. Net als Mucha heeft Janáček een volkomen eigen taal. Hij schreef weinig voor fluit, maar waarom zou ik de vioolsonate niet kunnen spelen?
Het fluitrepertoire is beperkt, dus van jongs af aan ben ik gewend om stukken te bewerken. Soms verandert het karakter totaal, ik vind dat fascinerend. Ik hou van vertalen, van papier naar klank. Sinds een paar jaar heb ik schilderles. Je leert kijken, observeren en dan vertalen naar je eigen taal. Zo kijk ik ook naar een partituur, wat zie ik er in en hoe ga ik dat verklanken.’
Fauré: Tweede cellosonate
Fauré-biograaf Jessica Duchen vergeleek diens kunst om sierlijk stemmen te verweven met Mucha’s voorliefde voor sierlijk welvende lijnen. Het kan geen toeval zijn dat Mucha in 1913 de poster voor de première van Fauré’s opera Pénélope ontwierp. Terwijl Mucha in 1921 triomfen vierde in Amerika, componeerde Fauré aan het eind van zijn leven een prachtige klaagzang die hij verwerkte in zijn Tweede cellosonate. Ondanks zijn broze gezondheid en ernstige gehoorproblemen werd het een jeugdig werk dat zijn luisteraars in betovering achterliet. ‘Celliste Honorine Schaeffer koos deze sonate. Fauré past natuurlijk perfect in deze periode.’
Fauré: Tweede cellosonate
Fauré-biograaf Jessica Duchen vergeleek diens kunst om sierlijk stemmen te verweven met Mucha’s voorliefde voor sierlijk welvende lijnen. Het kan geen toeval zijn dat Mucha in 1913 de poster voor de première van Fauré’s opera Pénélope ontwierp. Terwijl Mucha in 1921 triomfen vierde in Amerika, componeerde Fauré aan het eind van zijn leven een prachtige klaagzang die hij verwerkte in zijn Tweede cellosonate. Ondanks zijn broze gezondheid en ernstige gehoorproblemen werd het een jeugdig werk dat zijn luisteraars in betovering achterliet. ‘Celliste Honorine Schaeffer koos deze sonate. Fauré past natuurlijk perfect in deze periode.’
Mucha: Naše cesta
‘Een bevriende musicoloog zag een tentoonstelling over Alfons Mucha in Liverpool en hoorde daar muziek voor fluit en piano van Mucha’s tweede schoondochter, de van oorsprong Schotse componiste Geraldine Mucha-Thomson. Ik was meteen geïnteresseerd, want Geraldine studeerde net als ik aan de Royal Academy of Music. Ze had les van Arnold Bax en William Alwyn, componisten die mij na aan het hart liggen.’ Emily kreeg van de Mucha Foundation een kopie van de handgeschreven partituur. ‘De muziek is heel Brits, met pastorale elementen, soms dromerig. Ik interpreteer de titel – ‘Onze weg’ – als een letterlijke reis door een landschap, waarbij je af en toe een dorpje aandoet als de muziek kleurrijk en dansant wordt, met een Bartók-achtig ritme in vijfachtstenmaat.’
Mucha: Naše cesta
‘Een bevriende musicoloog zag een tentoonstelling over Alfons Mucha in Liverpool en hoorde daar muziek voor fluit en piano van Mucha’s tweede schoondochter, de van oorsprong Schotse componiste Geraldine Mucha-Thomson. Ik was meteen geïnteresseerd, want Geraldine studeerde net als ik aan de Royal Academy of Music. Ze had les van Arnold Bax en William Alwyn, componisten die mij na aan het hart liggen.’ Emily kreeg van de Mucha Foundation een kopie van de handgeschreven partituur. ‘De muziek is heel Brits, met pastorale elementen, soms dromerig. Ik interpreteer de titel – ‘Onze weg’ – als een letterlijke reis door een landschap, waarbij je af en toe een dorpje aandoet als de muziek kleurrijk en dansant wordt, met een Bartók-achtig ritme in vijfachtstenmaat.’
Claude Debussy’s meesterwerk – daterend uit de periode dat Mucha in Parijs woonde en werkte – stond ruim 250 keer op de lessenaars van het Concertgebouworkest. ‘Met deze muziek leef ik al 35 jaar samen. Er bestaan meerdere bewerkingen voor fluit en piano, maar daarin is de fluitpartij wezenlijk anders dan de orkestpartij. In mijn lessen wil ik deze versies liever niet gebruiken, dan krijg je een verkeerde indruk van de muziek. Dus besloot ik zelf een nieuwe versie te maken. Een voormalig leerling hoorde mij deze versie spelen en vroeg of ik niet geïnteresseerd was om dit uit te geven in het Debussy-jaar 2018. Ik heb een prachtige facsimile-uitgave van het manuscript aangeschaft en heb het origineel van de componist zo trouw mogelijk gevolgd. Daarnaast heb ik de quatre-mains-versie van Maurice Ravel geraadpleegd. Als de fluit melodieën van andere blaasinstrumenten speelt, heb ik dat er in de bladmuziek bij gezet. Zo leer je de klankwereld van andere instrumenten kennen.’
Claude Debussy’s meesterwerk – daterend uit de periode dat Mucha in Parijs woonde en werkte – stond ruim 250 keer op de lessenaars van het Concertgebouworkest. ‘Met deze muziek leef ik al 35 jaar samen. Er bestaan meerdere bewerkingen voor fluit en piano, maar daarin is de fluitpartij wezenlijk anders dan de orkestpartij. In mijn lessen wil ik deze versies liever niet gebruiken, dan krijg je een verkeerde indruk van de muziek. Dus besloot ik zelf een nieuwe versie te maken. Een voormalig leerling hoorde mij deze versie spelen en vroeg of ik niet geïnteresseerd was om dit uit te geven in het Debussy-jaar 2018. Ik heb een prachtige facsimile-uitgave van het manuscript aangeschaft en heb het origineel van de componist zo trouw mogelijk gevolgd. Daarnaast heb ik de quatre-mains-versie van Maurice Ravel geraadpleegd. Als de fluit melodieën van andere blaasinstrumenten speelt, heb ik dat er in de bladmuziek bij gezet. Zo leer je de klankwereld van andere instrumenten kennen.’
Geraldine Mucha was de tweede echtgenote van de Tsjechische journalist Jiří Mucha, zoon van Alfons. Zijn eerste vrouw, Vítezslava Kaprálová, die al na zes maanden huwelijk overleed, was ook componiste, zij had les bij Martinů. ‘In mijn conservatoriumtijd speelde ik de ‘eerste fluitsonate’ van Martinů, zo stond het op de uitgave’, vertelt Beynon. ‘Ik dacht, als er een eerste is, zal er toch ook een tweede zijn? Je had toen nog geen internet en Tsjechië lag nog achter het IJzeren Gordijn. Via telefonisch en schriftelijk contact met fluitisten en bibliotheken in Praag ging ik op zoek naar de tweede. Maar de tweede sonate bestaat helemaal niet! In eerste instantie wilde ik Martinů’s waanzinnig mooie fluitsonate op het programma zetten, maar dit trio is even mooi, en gezelliger natuurlijk.’
Geraldine Mucha was de tweede echtgenote van de Tsjechische journalist Jiří Mucha, zoon van Alfons. Zijn eerste vrouw, Vítezslava Kaprálová, die al na zes maanden huwelijk overleed, was ook componiste, zij had les bij Martinů. ‘In mijn conservatoriumtijd speelde ik de ‘eerste fluitsonate’ van Martinů, zo stond het op de uitgave’, vertelt Beynon. ‘Ik dacht, als er een eerste is, zal er toch ook een tweede zijn? Je had toen nog geen internet en Tsjechië lag nog achter het IJzeren Gordijn. Via telefonisch en schriftelijk contact met fluitisten en bibliotheken in Praag ging ik op zoek naar de tweede. Maar de tweede sonate bestaat helemaal niet! In eerste instantie wilde ik Martinů’s waanzinnig mooie fluitsonate op het programma zetten, maar dit trio is even mooi, en gezelliger natuurlijk.’
Alfons Mucha: tussen Praag en Parijs
Portretconcert Emily Beynon
Solofluitist van het Concertgebouworkest Emily Beynon staat niet graag in het middelpunt van de belangstelling. Voor haar portretconcert koos ze daarom de Tsjechische beeldend kunstenaar Alfons Mucha als centrale figuur.
Weinig mensen zullen zijn naam kennen, maar zijn werk is in ons collectieve geheugen gegrift. Je hoeft er maar naar te kijken en je bent in het Parijse fin de siècle. Het programma dat Emily samenstelde heeft hetzelfde effect: de luisteraar reist een eeuw terug in de tijd en pendelt heen en weer tussen Praag en Parijs. Emily belooft dat er ook een visuele component aan het concert zal zitten…
Solofluitist van het Concertgebouworkest Emily Beynon staat niet graag in het middelpunt van de belangstelling. Voor haar portretconcert koos ze daarom de Tsjechische beeldend kunstenaar Alfons Mucha als centrale figuur.
Weinig mensen zullen zijn naam kennen, maar zijn werk is in ons collectieve geheugen gegrift. Je hoeft er maar naar te kijken en je bent in het Parijse fin de siècle. Het programma dat Emily samenstelde heeft hetzelfde effect: de luisteraar reist een eeuw terug in de tijd en pendelt heen en weer tussen Praag en Parijs. Emily belooft dat er ook een visuele component aan het concert zal zitten…
De jonge Roemeen George Enescu kwam in 1895 naar Parijs om compositie te studeren bij Jules Massenet en Gabriel Fauré. Een jaar eerder beleefde Alfons Mucha zijn grote doorbraak met een poster voor een toneelstuk van Sarah Bernhardt. Zijn affiches waren zo populair dat ze van de muur gerukt werden. Zijn kunst werd op ansichtkaarten gedrukt en zijn decoratieve panelen sierden menig interieur. Op het hoogtepunt van Mucha’s faam was Enescu veelvuldig te horen in Parijs.
Hij had zijn eigen Quatuor Enescu en was een graag geziene gast in de salons. Fauré vroeg hem zitting te nemen in de jury van het Parijse Conservatorium. In 1904 schreef hij Cantabile et Presto voor het fluitconcours, in de sierlijk krullende melodieën hoor je de echo van de uitbundige art-nouveau-stijl van Mucha. Een eeuw na Enescu trok ook Emily Beynon naar Parijs om haar fluitstudie voort te zetten. Aan de muur van haar studentenkamer hingen posters van Mucha’s werk.
De jonge Roemeen George Enescu kwam in 1895 naar Parijs om compositie te studeren bij Jules Massenet en Gabriel Fauré. Een jaar eerder beleefde Alfons Mucha zijn grote doorbraak met een poster voor een toneelstuk van Sarah Bernhardt. Zijn affiches waren zo populair dat ze van de muur gerukt werden. Zijn kunst werd op ansichtkaarten gedrukt en zijn decoratieve panelen sierden menig interieur. Op het hoogtepunt van Mucha’s faam was Enescu veelvuldig te horen in Parijs.
Hij had zijn eigen Quatuor Enescu en was een graag geziene gast in de salons. Fauré vroeg hem zitting te nemen in de jury van het Parijse Conservatorium. In 1904 schreef hij Cantabile et Presto voor het fluitconcours, in de sierlijk krullende melodieën hoor je de echo van de uitbundige art-nouveau-stijl van Mucha. Een eeuw na Enescu trok ook Emily Beynon naar Parijs om haar fluitstudie voort te zetten. Aan de muur van haar studentenkamer hingen posters van Mucha’s werk.
Janáček: Sonate
Toen de fluitiste zich verder verdiepte in Mucha, ontdekte ze dat hij in Brno met Leoš Janáček op dezelfde school zat. In 1872 kreeg Mucha een beurs als zanger om naar het gymnasium in Brno te gaan, waar de achttienjarige Janáček assistent-koordirigent was.
‘De kunstenaar die ik zo bewonder was vanaf zijn jeugd bevriend met mijn favoriete componist!’ Emily maakte voor het eerst kennis met Janáčeks muziek in de orkestbak van de opera (tijdens haar eerste baan bij de Glyndebourne Touring Opera). ‘Jenůfa was mijn allereerste opera. Janáček schreef in een taal die ik helemaal niet kende. Ik vond het geweldig en ben daarna al zijn opera’s gaan luisteren. Net als Mucha heeft Janáček een volkomen eigen taal. Hij schreef weinig voor fluit, maar waarom zou ik de vioolsonate niet kunnen spelen?
Het fluitrepertoire is beperkt, dus van jongs af aan ben ik gewend om stukken te bewerken. Soms verandert het karakter totaal, ik vind dat fascinerend. Ik hou van vertalen, van papier naar klank. Sinds een paar jaar heb ik schilderles. Je leert kijken, observeren en dan vertalen naar je eigen taal. Zo kijk ik ook naar een partituur, wat zie ik er in en hoe ga ik dat verklanken.’
Janáček: Sonate
Toen de fluitiste zich verder verdiepte in Mucha, ontdekte ze dat hij in Brno met Leoš Janáček op dezelfde school zat. In 1872 kreeg Mucha een beurs als zanger om naar het gymnasium in Brno te gaan, waar de achttienjarige Janáček assistent-koordirigent was.
‘De kunstenaar die ik zo bewonder was vanaf zijn jeugd bevriend met mijn favoriete componist!’ Emily maakte voor het eerst kennis met Janáčeks muziek in de orkestbak van de opera (tijdens haar eerste baan bij de Glyndebourne Touring Opera). ‘Jenůfa was mijn allereerste opera. Janáček schreef in een taal die ik helemaal niet kende. Ik vond het geweldig en ben daarna al zijn opera’s gaan luisteren. Net als Mucha heeft Janáček een volkomen eigen taal. Hij schreef weinig voor fluit, maar waarom zou ik de vioolsonate niet kunnen spelen?
Het fluitrepertoire is beperkt, dus van jongs af aan ben ik gewend om stukken te bewerken. Soms verandert het karakter totaal, ik vind dat fascinerend. Ik hou van vertalen, van papier naar klank. Sinds een paar jaar heb ik schilderles. Je leert kijken, observeren en dan vertalen naar je eigen taal. Zo kijk ik ook naar een partituur, wat zie ik er in en hoe ga ik dat verklanken.’
Fauré: Tweede cellosonate
Fauré-biograaf Jessica Duchen vergeleek diens kunst om sierlijk stemmen te verweven met Mucha’s voorliefde voor sierlijk welvende lijnen. Het kan geen toeval zijn dat Mucha in 1913 de poster voor de première van Fauré’s opera Pénélope ontwierp. Terwijl Mucha in 1921 triomfen vierde in Amerika, componeerde Fauré aan het eind van zijn leven een prachtige klaagzang die hij verwerkte in zijn Tweede cellosonate. Ondanks zijn broze gezondheid en ernstige gehoorproblemen werd het een jeugdig werk dat zijn luisteraars in betovering achterliet. ‘Celliste Honorine Schaeffer koos deze sonate. Fauré past natuurlijk perfect in deze periode.’
Fauré: Tweede cellosonate
Fauré-biograaf Jessica Duchen vergeleek diens kunst om sierlijk stemmen te verweven met Mucha’s voorliefde voor sierlijk welvende lijnen. Het kan geen toeval zijn dat Mucha in 1913 de poster voor de première van Fauré’s opera Pénélope ontwierp. Terwijl Mucha in 1921 triomfen vierde in Amerika, componeerde Fauré aan het eind van zijn leven een prachtige klaagzang die hij verwerkte in zijn Tweede cellosonate. Ondanks zijn broze gezondheid en ernstige gehoorproblemen werd het een jeugdig werk dat zijn luisteraars in betovering achterliet. ‘Celliste Honorine Schaeffer koos deze sonate. Fauré past natuurlijk perfect in deze periode.’
Mucha: Naše cesta
‘Een bevriende musicoloog zag een tentoonstelling over Alfons Mucha in Liverpool en hoorde daar muziek voor fluit en piano van Mucha’s tweede schoondochter, de van oorsprong Schotse componiste Geraldine Mucha-Thomson. Ik was meteen geïnteresseerd, want Geraldine studeerde net als ik aan de Royal Academy of Music. Ze had les van Arnold Bax en William Alwyn, componisten die mij na aan het hart liggen.’ Emily kreeg van de Mucha Foundation een kopie van de handgeschreven partituur. ‘De muziek is heel Brits, met pastorale elementen, soms dromerig. Ik interpreteer de titel – ‘Onze weg’ – als een letterlijke reis door een landschap, waarbij je af en toe een dorpje aandoet als de muziek kleurrijk en dansant wordt, met een Bartók-achtig ritme in vijfachtstenmaat.’
Mucha: Naše cesta
‘Een bevriende musicoloog zag een tentoonstelling over Alfons Mucha in Liverpool en hoorde daar muziek voor fluit en piano van Mucha’s tweede schoondochter, de van oorsprong Schotse componiste Geraldine Mucha-Thomson. Ik was meteen geïnteresseerd, want Geraldine studeerde net als ik aan de Royal Academy of Music. Ze had les van Arnold Bax en William Alwyn, componisten die mij na aan het hart liggen.’ Emily kreeg van de Mucha Foundation een kopie van de handgeschreven partituur. ‘De muziek is heel Brits, met pastorale elementen, soms dromerig. Ik interpreteer de titel – ‘Onze weg’ – als een letterlijke reis door een landschap, waarbij je af en toe een dorpje aandoet als de muziek kleurrijk en dansant wordt, met een Bartók-achtig ritme in vijfachtstenmaat.’
Claude Debussy’s meesterwerk – daterend uit de periode dat Mucha in Parijs woonde en werkte – stond ruim 250 keer op de lessenaars van het Concertgebouworkest. ‘Met deze muziek leef ik al 35 jaar samen. Er bestaan meerdere bewerkingen voor fluit en piano, maar daarin is de fluitpartij wezenlijk anders dan de orkestpartij. In mijn lessen wil ik deze versies liever niet gebruiken, dan krijg je een verkeerde indruk van de muziek. Dus besloot ik zelf een nieuwe versie te maken. Een voormalig leerling hoorde mij deze versie spelen en vroeg of ik niet geïnteresseerd was om dit uit te geven in het Debussy-jaar 2018. Ik heb een prachtige facsimile-uitgave van het manuscript aangeschaft en heb het origineel van de componist zo trouw mogelijk gevolgd. Daarnaast heb ik de quatre-mains-versie van Maurice Ravel geraadpleegd. Als de fluit melodieën van andere blaasinstrumenten speelt, heb ik dat er in de bladmuziek bij gezet. Zo leer je de klankwereld van andere instrumenten kennen.’
Claude Debussy’s meesterwerk – daterend uit de periode dat Mucha in Parijs woonde en werkte – stond ruim 250 keer op de lessenaars van het Concertgebouworkest. ‘Met deze muziek leef ik al 35 jaar samen. Er bestaan meerdere bewerkingen voor fluit en piano, maar daarin is de fluitpartij wezenlijk anders dan de orkestpartij. In mijn lessen wil ik deze versies liever niet gebruiken, dan krijg je een verkeerde indruk van de muziek. Dus besloot ik zelf een nieuwe versie te maken. Een voormalig leerling hoorde mij deze versie spelen en vroeg of ik niet geïnteresseerd was om dit uit te geven in het Debussy-jaar 2018. Ik heb een prachtige facsimile-uitgave van het manuscript aangeschaft en heb het origineel van de componist zo trouw mogelijk gevolgd. Daarnaast heb ik de quatre-mains-versie van Maurice Ravel geraadpleegd. Als de fluit melodieën van andere blaasinstrumenten speelt, heb ik dat er in de bladmuziek bij gezet. Zo leer je de klankwereld van andere instrumenten kennen.’
Geraldine Mucha was de tweede echtgenote van de Tsjechische journalist Jiří Mucha, zoon van Alfons. Zijn eerste vrouw, Vítezslava Kaprálová, die al na zes maanden huwelijk overleed, was ook componiste, zij had les bij Martinů. ‘In mijn conservatoriumtijd speelde ik de ‘eerste fluitsonate’ van Martinů, zo stond het op de uitgave’, vertelt Beynon. ‘Ik dacht, als er een eerste is, zal er toch ook een tweede zijn? Je had toen nog geen internet en Tsjechië lag nog achter het IJzeren Gordijn. Via telefonisch en schriftelijk contact met fluitisten en bibliotheken in Praag ging ik op zoek naar de tweede. Maar de tweede sonate bestaat helemaal niet! In eerste instantie wilde ik Martinů’s waanzinnig mooie fluitsonate op het programma zetten, maar dit trio is even mooi, en gezelliger natuurlijk.’
Geraldine Mucha was de tweede echtgenote van de Tsjechische journalist Jiří Mucha, zoon van Alfons. Zijn eerste vrouw, Vítezslava Kaprálová, die al na zes maanden huwelijk overleed, was ook componiste, zij had les bij Martinů. ‘In mijn conservatoriumtijd speelde ik de ‘eerste fluitsonate’ van Martinů, zo stond het op de uitgave’, vertelt Beynon. ‘Ik dacht, als er een eerste is, zal er toch ook een tweede zijn? Je had toen nog geen internet en Tsjechië lag nog achter het IJzeren Gordijn. Via telefonisch en schriftelijk contact met fluitisten en bibliotheken in Praag ging ik op zoek naar de tweede. Maar de tweede sonate bestaat helemaal niet! In eerste instantie wilde ik Martinů’s waanzinnig mooie fluitsonate op het programma zetten, maar dit trio is even mooi, en gezelliger natuurlijk.’
Biografie
Emily Beynon, fluit
Emily Beynon is sinds 1995 solofluitiste van het Concertgebouworkest. Ze studeerde aan de Royal Academy of Music bij William Bennett en bij Alain Marion in Parijs. Als soliste trad ze op met onder meer het Concertgebouworkest en de orkesten van de BBC. Kamermuziek speelt ze graag met haar zus, harpiste Catherine Beynon, en met pianist Andrew West.
Ook werkte ze samen met onder meer het Škampa Kwartet, het Brodsky Quartet en Jean-Yves Tibaudet. Hedendaagse muziek speelt een grote rol bij Emily Beynon. Onder anderen John Woolrich en Sally Beamish en Jonathan Dove schreven nieuw werk voor haar. In 2008 bracht Universal Edition het boek Flute Project: new pieces for flute solo uit: een samenwerking van Emily Beynon, Matthieu Dufour, Kazushi Saito en Emmanuel Pahud. Emily Beynon bracht verschillende cd’s uit, waaronder Flute & Friends bij Channel Classics. Die cd is mogelijk gemaakt door de Prix de Salon, de jaarlijkse prijs die business club De Salon uitreikt aan een musicus van het Concertgebouworkest.
Lesgeven is een grote passie van Emily Beynon. Ze is sinds 1992 gastdocente aan de Royal Academy of Music en gaf les aan de conservatoria van Den Haag en Amsterdam. In 2009 richtte ze samen met Suzanne Wolff de Nederlandse Fluit Academie (Neflac) op. Neflac organiseert cursussen en concerten voor jong talent. Emily heeft twee fluiten in bruikleen gekregen via de Foundation Concertgebouworkest die deze met gulle steun van particuliere donateurs kon verwerven. Het betreft een gouden Haynes fluit en een houten fluit gebouwd door Powell.
Honorine Schaeffer, cello
Honorine Schaeffer, geboren in een kunstenaarsfamilie, begon op zesjarige leeftijd haar cellostudie aan het conservatorium van haar geboortestad Avignon. Na haar studie bij Cyrille Tricoire aan het Conservatoire de Montpellier begon ze haar opleiding aan het Conservatoire National Supérieur in Parijs, waar ze studeerde bij Michel Strauss en Marc Coppey. Ze rondde haar masterstudie af met de hoogste onderscheiding. In 2007 won ze de prijs voor jong talent van de Carl Flesch Akademie, in 2012 de eerste prijs tijdens de Lions European Musical Competition.
Schaeffer continueerde haar studie in 2013 bij Leonid Gorokhov aan de Hochschule für Musik in Hannover, waar ze in 2019 afstudeerde met een solistendiploma op het hoogste niveau.
De celliste, die altijd al veel interesse in symfonische muziek had, nam deel aan de Académie de l'Orchestre de Paris (2008) en de Académie de l'Orchestre Philharmonique de Radio France (2009). In het seizoen 2012/2-13 nam ze deel aan de Academie van het Concertgebouworkest, en het seizoen daarop aan de Karajan Akademie van de Berliner Philharmoniker. Op 22-jarige leeftijd werd ze aangenomen bij het Concertgebouworkest, waar ze sinds augustus 2014 deel uitmaakt van de cellogroep .
Datzelfde jaar vormde ze met drie orkestcollega’s het GoYa Quartet. In 2015 won het kwartet de Prix de Salon, de jaarlijks door de businessclub van het orkest aan een orkestlid toegekende prijs. Met het GoYa Quartet dan wel als soliste musiceerde Schaeffer op prestigieuze muziekpodia in Nederland, België, Frankrijk en de Baltische staten.
Honorine Schaeffer bespeelt een cello gebouwd in 1866 door Bernardel Père; haar strijkstok is vervaardigd is door haar vader, Christophe Schaeffer.
Andrew West, piano
Pianist Andrew West studeerde piano en compositie bij Christopher Elton en John Streets aan de Royal Academy of Music. Hij was prijswinnaar op het Concours de Genève in 1990 en soleerde sindsdien in Zuid-Afrika, Zuid-Amerika en de Verenigde Staten. Hij specialiseerde zich in liedbegeleiding en kamermuziek, en deelde het podium met onder anderen tenor Mark Padmore, violiste Sarah Chang en cellist Jean-Guihen Queyras.
Met Emily Beynon werkt hij regelmatig samen. Zo namen ze samen een cd op met de complete werken voor fluit van de Groupe des Six, een groep Franse componisten uit de jaren twintig van de vorige eeuw. Andrew West en Emily Beynon waren eerder samen te beluisteren in Het Concertgebouw, in Wigmore Hall en tijdens het Edinburgh International Festival. Ook traden ze op met aanvulling van cellist Paul Watkins.
Andrew West is coach aan de Guildhall Scholl of Music and Drama en geeft les in liedbegeleiding en ensemblespel aan de Royal Academy of Music. Hij maakt deel uit van de artistieke directie van het Internationales Kammermusik Festival Nürnberg en was jurylid tijdens de Kathleen Ferrier Competitie 2014.