Wat is een piccolo?
piccolo
‘Piccolo’ is de gangbare benaming voor de sopranino-dwarsfluit.
Wat is een piccolo?
‘Piccolo’ is de gangbare benaming voor de sopranino-dwarsfluit. Het instrument kan een hoge en doordringende klank produceren.
Ottavino
Het woord ‘piccolo’ is Italiaans voor ‘klein’, maar in Italië wordt de piccolo meestal ‘ottavino’ (‘octaafje’) genoemd. De piccolo klinkt een octaaf hoger dan de dwarsfluit in C, maar wordt wel op dezelfde toonhoogte genoteerd. Tot ca. 1900 waren piccolo’s in Des gangbaar.
Behalve in klassieke muziek heeft het instrument traditioneel een plaats in militaire muziek vanwege de vérdragende klank.
Net als dwarsfluiten hadden concertpiccolo’s aanvankelijk vingergaten; in de negentiende eeuw werden die vervangen door een kleppensysteem.
Wat is een piccolo?
‘Piccolo’ is de gangbare benaming voor de sopranino-dwarsfluit. Het instrument kan een hoge en doordringende klank produceren.
Ottavino
Het woord ‘piccolo’ is Italiaans voor ‘klein’, maar in Italië wordt de piccolo meestal ‘ottavino’ (‘octaafje’) genoemd. De piccolo klinkt een octaaf hoger dan de dwarsfluit in C, maar wordt wel op dezelfde toonhoogte genoteerd. Tot ca. 1900 waren piccolo’s in Des gangbaar.
Behalve in klassieke muziek heeft het instrument traditioneel een plaats in militaire muziek vanwege de vérdragende klank.
Net als dwarsfluiten hadden concertpiccolo’s aanvankelijk vingergaten; in de negentiende eeuw werden die vervangen door een kleppensysteem.
Glanslaag
In orkesten wordt de piccolo bespeeld door de tweede (of derde) fluitist. Partijen voor kleine, octaverende dwarsfluiten doken al op in Franse Barokopera’s, onder meer bij Jean-Philippe Rameau. Van de Weense klassieken was Beethoven de enige die een piccolo in enkele van zijn symfonieën voorschreef.
Pas in de loop van de achttiende eeuw werd de piccolo regelmatig gebruikt, zeker toen romantische componisten het symfonische palet met nieuwe klankkleuren uitbreidden. Vaak verdubbelt de piccolo dan een viool- of fluitpartij waardoor die een extra ‘glanslaag’ krijgt.
Onevenwicht
Het klankspectrum van een piccolo is onevenwichtig: in de hoogte klinkt het instrument luid, in de laagte zeer zacht. Het is moeilijk nuances in de toonvorming te realiseren of expressief te spelen.
Dat beperkt de gebruiksmogelijkheden van de piccolo als solo-instrument, al zijn er vooral in de twintigste eeuw diverse kamermuziekwerken en soloconcerten voor piccolo geschreven. Zo schreef de Estse componist Erkki-Sven Tüür in 2015 een concert voor de vaste piccolist van het Koninklijk Concertgebouworkest.
Glanslaag
In orkesten wordt de piccolo bespeeld door de tweede (of derde) fluitist. Partijen voor kleine, octaverende dwarsfluiten doken al op in Franse Barokopera’s, onder meer bij Jean-Philippe Rameau. Van de Weense klassieken was Beethoven de enige die een piccolo in enkele van zijn symfonieën voorschreef.
Pas in de loop van de achttiende eeuw werd de piccolo regelmatig gebruikt, zeker toen romantische componisten het symfonische palet met nieuwe klankkleuren uitbreidden. Vaak verdubbelt de piccolo dan een viool- of fluitpartij waardoor die een extra ‘glanslaag’ krijgt.
Onevenwicht
Het klankspectrum van een piccolo is onevenwichtig: in de hoogte klinkt het instrument luid, in de laagte zeer zacht. Het is moeilijk nuances in de toonvorming te realiseren of expressief te spelen.
Dat beperkt de gebruiksmogelijkheden van de piccolo als solo-instrument, al zijn er vooral in de twintigste eeuw diverse kamermuziekwerken en soloconcerten voor piccolo geschreven. Zo schreef de Estse componist Erkki-Sven Tüür in 2015 een concert voor de vaste piccolist van het Koninklijk Concertgebouworkest.