
Concertprogramma
Persoonlijke noot: Boris Giltburg
Kleine Zaal 25 oktober 2023 20.15 uur
Boris Giltburg piano
Dit concert maakt deel uit van de serie Persoonlijke Noot.
Serge Rachmaninoff (1873-1943)
Sonate nr. 1 in d kl.t., op. 28 (1906-07)
Allegro moderato
Lento
Allegro molto
pauze ± 21.00 uur
Franz Liszt (1811-1886)
Sonate in b kl.t., S. 178 (1852-53)
Lento assai – Allegro energico – Grandioso – Recitativo – Recitativo – Andante sostenuto – Quasi adagio – Allegro energico – Più mosso – Stretta quasi presto – Presto – Prestissimo – Andante sostenuto – Allegro moderato – Lento assai
einde ± 22.05 uur
Boris Giltburg piano
Dit concert maakt deel uit van de serie Persoonlijke Noot.
Serge Rachmaninoff (1873-1943)
Sonate nr. 1 in d kl.t., op. 28 (1906-07)
Allegro moderato
Lento
Allegro molto
pauze ± 21.00 uur
Franz Liszt (1811-1886)
Sonate in b kl.t., S. 178 (1852-53)
Lento assai – Allegro energico – Grandioso – Recitativo – Recitativo – Andante sostenuto – Quasi adagio – Allegro energico – Più mosso – Stretta quasi presto – Presto – Prestissimo – Andante sostenuto – Allegro moderato – Lento assai
einde ± 22.05 uur
Toelichting
Serge Rachmaninoff 1873-1943
Rachmaninoff: Sonate
Serge Rachmaninoff begon in 1906 in Dresden aan zijn Eerste sonate in d klein en voltooide het werk in 1907, na aanpassingen naar aanleiding van commentaar van Nikolaj Medtner en Konstantin Igoemnov. Oorspronkelijk was het de bedoeling programmamuziek naar Goethes toneelstuk Faust te schrijven, maar Rachmaninoff liet dat idee al aan het begin van het componeren varen. Toch zouden volgens sommigen de drie sonatedelen met respectievelijk Faust, Gretchen en Mefisto in verband kunnen worden gebracht. Konstantin Igoemnov verzorgde de première van het werk in Moskou op 17 oktober 1908. De Eerste sonate kreeg een lauwe ontvangst en is tot op de dag van vandaag een van de minder bekende werken van Rachmaninoff gebleven.
De structuur heeft Rachmaninoff gestoeld op de sonate uit de Klassieke Periode: twee snelle hoekdelen met in het midden een langzaam, gevoeliger tweede deel. Het eerste deel, Allegro moderato, presenteert het grootste deel van het thematische materiaal en de motieven die in de rest van de sonate worden gebruikt. Een steeds terugkerend gegeven is een zachte, vragende kwint, beantwoord door een korte en duidelijke tonale afsluiting in plechtige akkoorden. Dit verdichte thematische materiaal zou de verwarde toestand van Fausts geest weergeven. Het Lento wordt gekenmerkt door lange melodische lijnen en verschillende overlappende stemmen, die samen uitmonden in een gedetailleerde climax, waarna het deel teder eindigt zoals het begonnen is. Het wilde laatste deel, Allegro molto, bevat weinig thematisch materiaal, maar lijkt meer het karakter en de klankrijkdom van de piano te willen uitdragen. Het is een tour de force, typisch voor Rachmaninoff, met een enorme climax en zware, volle akkoorden.
Serge Rachmaninoff begon in 1906 in Dresden aan zijn Eerste sonate in d klein en voltooide het werk in 1907, na aanpassingen naar aanleiding van commentaar van Nikolaj Medtner en Konstantin Igoemnov. Oorspronkelijk was het de bedoeling programmamuziek naar Goethes toneelstuk Faust te schrijven, maar Rachmaninoff liet dat idee al aan het begin van het componeren varen. Toch zouden volgens sommigen de drie sonatedelen met respectievelijk Faust, Gretchen en Mefisto in verband kunnen worden gebracht. Konstantin Igoemnov verzorgde de première van het werk in Moskou op 17 oktober 1908. De Eerste sonate kreeg een lauwe ontvangst en is tot op de dag van vandaag een van de minder bekende werken van Rachmaninoff gebleven.
De structuur heeft Rachmaninoff gestoeld op de sonate uit de Klassieke Periode: twee snelle hoekdelen met in het midden een langzaam, gevoeliger tweede deel. Het eerste deel, Allegro moderato, presenteert het grootste deel van het thematische materiaal en de motieven die in de rest van de sonate worden gebruikt. Een steeds terugkerend gegeven is een zachte, vragende kwint, beantwoord door een korte en duidelijke tonale afsluiting in plechtige akkoorden. Dit verdichte thematische materiaal zou de verwarde toestand van Fausts geest weergeven. Het Lento wordt gekenmerkt door lange melodische lijnen en verschillende overlappende stemmen, die samen uitmonden in een gedetailleerde climax, waarna het deel teder eindigt zoals het begonnen is. Het wilde laatste deel, Allegro molto, bevat weinig thematisch materiaal, maar lijkt meer het karakter en de klankrijkdom van de piano te willen uitdragen. Het is een tour de force, typisch voor Rachmaninoff, met een enorme climax en zware, volle akkoorden.
Franz Liszt 1811-1886
Sonate
Franz Liszt lapte harmonische regels aan zijn laars, gaf oude vormen een nieuwe inhoud en ontwierp een totaal eigen muzikale verteltrant. Daarnaast was hij, als volbloed romanticus, een man van extreme tegenstellingen. Zijn frivole levenswandel verruilde hij later voor het priesterschap, de notenlawines van zijn piano-oeuvre maakten plaats voor een uiterst sobere, kale schrijfwijze en naast de onmiskenbare vitaliteit van zijn werk staat een diepe fascinatie voor de dood.
Liszts vernieuwingen worden in zijn pianocomposities vaak overschaduwd door extreme virtuositeit; in de Sonate in b klein liggen ze aan de oppervlakte. Pianistisch trapezewerk ontbreekt geenszins, maar staat in dienst van de wonderlijke (en soms ronduit bizarre) boodschap die het stuk lijkt uit te dragen; het is muziek die duidelijk getuigt van Liszts hang naar het spirituele en zelfs demonische.
Franz Liszt lapte harmonische regels aan zijn laars, gaf oude vormen een nieuwe inhoud en ontwierp een totaal eigen muzikale verteltrant. Daarnaast was hij, als volbloed romanticus, een man van extreme tegenstellingen. Zijn frivole levenswandel verruilde hij later voor het priesterschap, de notenlawines van zijn piano-oeuvre maakten plaats voor een uiterst sobere, kale schrijfwijze en naast de onmiskenbare vitaliteit van zijn werk staat een diepe fascinatie voor de dood.
Liszts vernieuwingen worden in zijn pianocomposities vaak overschaduwd door extreme virtuositeit; in de Sonate in b klein liggen ze aan de oppervlakte. Pianistisch trapezewerk ontbreekt geenszins, maar staat in dienst van de wonderlijke (en soms ronduit bizarre) boodschap die het stuk lijkt uit te dragen; het is muziek die duidelijk getuigt van Liszts hang naar het spirituele en zelfs demonische.
Na het onbestemde, desoriënterende beginmotief volgen snel achtereen drie thema’s: een luid motto in octaven, een hamerend patroon in de bas en een gepassioneerd ‘gezang’ van herhaalde majeur-akkoorden. Uit dit beperkte materiaal ontkiemt de hele sonate. De voortdurende variatie en omvorming waaraan Liszt het onderwerpt heeft het effect van organische groei; heel wat anders dan de doortimmerde constructie van de klassieke sonate, waarvan hij overigens wel de afwisseling tussen snelle en langzame gedeelten respecteert.
Dat die thema’s tegen het slot gecombineerd worden in een loeistrakke fuga is een bewijs van compositorisch meesterschap, al dachten tijdgenoten daar anders over. Johannes Brahms viel in slaap toen Liszt het werk ten doop hield en de criticus Eduard Hanslick schreef: ‘Wie dit mooi vindt is reddeloos verloren.’ Robert Schumann, aan wie Liszt de sonate opdroeg, was al te ziek om er kennis van te nemen, waarop diens echtgenote Clara de gift met opgetrokken neus accepteerde. ‘Ik moet hem dankbaar zijn,’ verzuchtte ze, ‘maar het is echt té lelijk.’
Na het onbestemde, desoriënterende beginmotief volgen snel achtereen drie thema’s: een luid motto in octaven, een hamerend patroon in de bas en een gepassioneerd ‘gezang’ van herhaalde majeur-akkoorden. Uit dit beperkte materiaal ontkiemt de hele sonate. De voortdurende variatie en omvorming waaraan Liszt het onderwerpt heeft het effect van organische groei; heel wat anders dan de doortimmerde constructie van de klassieke sonate, waarvan hij overigens wel de afwisseling tussen snelle en langzame gedeelten respecteert.
Dat die thema’s tegen het slot gecombineerd worden in een loeistrakke fuga is een bewijs van compositorisch meesterschap, al dachten tijdgenoten daar anders over. Johannes Brahms viel in slaap toen Liszt het werk ten doop hield en de criticus Eduard Hanslick schreef: ‘Wie dit mooi vindt is reddeloos verloren.’ Robert Schumann, aan wie Liszt de sonate opdroeg, was al te ziek om er kennis van te nemen, waarop diens echtgenote Clara de gift met opgetrokken neus accepteerde. ‘Ik moet hem dankbaar zijn,’ verzuchtte ze, ‘maar het is echt té lelijk.’
Serge Rachmaninoff 1873-1943
Rachmaninoff: Sonate
Serge Rachmaninoff begon in 1906 in Dresden aan zijn Eerste sonate in d klein en voltooide het werk in 1907, na aanpassingen naar aanleiding van commentaar van Nikolaj Medtner en Konstantin Igoemnov. Oorspronkelijk was het de bedoeling programmamuziek naar Goethes toneelstuk Faust te schrijven, maar Rachmaninoff liet dat idee al aan het begin van het componeren varen. Toch zouden volgens sommigen de drie sonatedelen met respectievelijk Faust, Gretchen en Mefisto in verband kunnen worden gebracht. Konstantin Igoemnov verzorgde de première van het werk in Moskou op 17 oktober 1908. De Eerste sonate kreeg een lauwe ontvangst en is tot op de dag van vandaag een van de minder bekende werken van Rachmaninoff gebleven.
De structuur heeft Rachmaninoff gestoeld op de sonate uit de Klassieke Periode: twee snelle hoekdelen met in het midden een langzaam, gevoeliger tweede deel. Het eerste deel, Allegro moderato, presenteert het grootste deel van het thematische materiaal en de motieven die in de rest van de sonate worden gebruikt. Een steeds terugkerend gegeven is een zachte, vragende kwint, beantwoord door een korte en duidelijke tonale afsluiting in plechtige akkoorden. Dit verdichte thematische materiaal zou de verwarde toestand van Fausts geest weergeven. Het Lento wordt gekenmerkt door lange melodische lijnen en verschillende overlappende stemmen, die samen uitmonden in een gedetailleerde climax, waarna het deel teder eindigt zoals het begonnen is. Het wilde laatste deel, Allegro molto, bevat weinig thematisch materiaal, maar lijkt meer het karakter en de klankrijkdom van de piano te willen uitdragen. Het is een tour de force, typisch voor Rachmaninoff, met een enorme climax en zware, volle akkoorden.
Serge Rachmaninoff begon in 1906 in Dresden aan zijn Eerste sonate in d klein en voltooide het werk in 1907, na aanpassingen naar aanleiding van commentaar van Nikolaj Medtner en Konstantin Igoemnov. Oorspronkelijk was het de bedoeling programmamuziek naar Goethes toneelstuk Faust te schrijven, maar Rachmaninoff liet dat idee al aan het begin van het componeren varen. Toch zouden volgens sommigen de drie sonatedelen met respectievelijk Faust, Gretchen en Mefisto in verband kunnen worden gebracht. Konstantin Igoemnov verzorgde de première van het werk in Moskou op 17 oktober 1908. De Eerste sonate kreeg een lauwe ontvangst en is tot op de dag van vandaag een van de minder bekende werken van Rachmaninoff gebleven.
De structuur heeft Rachmaninoff gestoeld op de sonate uit de Klassieke Periode: twee snelle hoekdelen met in het midden een langzaam, gevoeliger tweede deel. Het eerste deel, Allegro moderato, presenteert het grootste deel van het thematische materiaal en de motieven die in de rest van de sonate worden gebruikt. Een steeds terugkerend gegeven is een zachte, vragende kwint, beantwoord door een korte en duidelijke tonale afsluiting in plechtige akkoorden. Dit verdichte thematische materiaal zou de verwarde toestand van Fausts geest weergeven. Het Lento wordt gekenmerkt door lange melodische lijnen en verschillende overlappende stemmen, die samen uitmonden in een gedetailleerde climax, waarna het deel teder eindigt zoals het begonnen is. Het wilde laatste deel, Allegro molto, bevat weinig thematisch materiaal, maar lijkt meer het karakter en de klankrijkdom van de piano te willen uitdragen. Het is een tour de force, typisch voor Rachmaninoff, met een enorme climax en zware, volle akkoorden.
Franz Liszt 1811-1886
Sonate
Franz Liszt lapte harmonische regels aan zijn laars, gaf oude vormen een nieuwe inhoud en ontwierp een totaal eigen muzikale verteltrant. Daarnaast was hij, als volbloed romanticus, een man van extreme tegenstellingen. Zijn frivole levenswandel verruilde hij later voor het priesterschap, de notenlawines van zijn piano-oeuvre maakten plaats voor een uiterst sobere, kale schrijfwijze en naast de onmiskenbare vitaliteit van zijn werk staat een diepe fascinatie voor de dood.
Liszts vernieuwingen worden in zijn pianocomposities vaak overschaduwd door extreme virtuositeit; in de Sonate in b klein liggen ze aan de oppervlakte. Pianistisch trapezewerk ontbreekt geenszins, maar staat in dienst van de wonderlijke (en soms ronduit bizarre) boodschap die het stuk lijkt uit te dragen; het is muziek die duidelijk getuigt van Liszts hang naar het spirituele en zelfs demonische.
Franz Liszt lapte harmonische regels aan zijn laars, gaf oude vormen een nieuwe inhoud en ontwierp een totaal eigen muzikale verteltrant. Daarnaast was hij, als volbloed romanticus, een man van extreme tegenstellingen. Zijn frivole levenswandel verruilde hij later voor het priesterschap, de notenlawines van zijn piano-oeuvre maakten plaats voor een uiterst sobere, kale schrijfwijze en naast de onmiskenbare vitaliteit van zijn werk staat een diepe fascinatie voor de dood.
Liszts vernieuwingen worden in zijn pianocomposities vaak overschaduwd door extreme virtuositeit; in de Sonate in b klein liggen ze aan de oppervlakte. Pianistisch trapezewerk ontbreekt geenszins, maar staat in dienst van de wonderlijke (en soms ronduit bizarre) boodschap die het stuk lijkt uit te dragen; het is muziek die duidelijk getuigt van Liszts hang naar het spirituele en zelfs demonische.
Na het onbestemde, desoriënterende beginmotief volgen snel achtereen drie thema’s: een luid motto in octaven, een hamerend patroon in de bas en een gepassioneerd ‘gezang’ van herhaalde majeur-akkoorden. Uit dit beperkte materiaal ontkiemt de hele sonate. De voortdurende variatie en omvorming waaraan Liszt het onderwerpt heeft het effect van organische groei; heel wat anders dan de doortimmerde constructie van de klassieke sonate, waarvan hij overigens wel de afwisseling tussen snelle en langzame gedeelten respecteert.
Dat die thema’s tegen het slot gecombineerd worden in een loeistrakke fuga is een bewijs van compositorisch meesterschap, al dachten tijdgenoten daar anders over. Johannes Brahms viel in slaap toen Liszt het werk ten doop hield en de criticus Eduard Hanslick schreef: ‘Wie dit mooi vindt is reddeloos verloren.’ Robert Schumann, aan wie Liszt de sonate opdroeg, was al te ziek om er kennis van te nemen, waarop diens echtgenote Clara de gift met opgetrokken neus accepteerde. ‘Ik moet hem dankbaar zijn,’ verzuchtte ze, ‘maar het is echt té lelijk.’
Na het onbestemde, desoriënterende beginmotief volgen snel achtereen drie thema’s: een luid motto in octaven, een hamerend patroon in de bas en een gepassioneerd ‘gezang’ van herhaalde majeur-akkoorden. Uit dit beperkte materiaal ontkiemt de hele sonate. De voortdurende variatie en omvorming waaraan Liszt het onderwerpt heeft het effect van organische groei; heel wat anders dan de doortimmerde constructie van de klassieke sonate, waarvan hij overigens wel de afwisseling tussen snelle en langzame gedeelten respecteert.
Dat die thema’s tegen het slot gecombineerd worden in een loeistrakke fuga is een bewijs van compositorisch meesterschap, al dachten tijdgenoten daar anders over. Johannes Brahms viel in slaap toen Liszt het werk ten doop hield en de criticus Eduard Hanslick schreef: ‘Wie dit mooi vindt is reddeloos verloren.’ Robert Schumann, aan wie Liszt de sonate opdroeg, was al te ziek om er kennis van te nemen, waarop diens echtgenote Clara de gift met opgetrokken neus accepteerde. ‘Ik moet hem dankbaar zijn,’ verzuchtte ze, ‘maar het is echt té lelijk.’
Biografie
Boris Giltburg, piano
De in Moskou geboren Israëlische pianist Boris Giltburg studeerde bij Arie Vardi in Tel Aviv en won in 2013 de Koningin Elisabethwedstrijd. Soleren doet hij dit seizoen in Rachmaninoff bij het Hallé Orchestra, het Bournemouth Symphony Orchestra en het Orquestra Gulbenkian, in Prokofjev in Brussel en Stavanger, in Tsjaikovski bij de London Philharmonic, in Sjostakovitsj bij het Enescu Philharmonisch Orkest, in Bartók in het Teatro Colon en in Grieg bij de Dresdner Philharmoniker.
In Wigmore Hall in Londen speelt hij de complete Beethovensonates; in Beethovenjaar 2020 nam hij al die 32 sonates op en zette hij de pianoconcerten op cd met het Royal Liverpool Philharmonic Orchestra.
Van 2021 tot 2023 nam de pianist Ravel onder handen, met naast veel kamermuziek ook de twee pianoconcerten met het Orchestre National de France, de Brussels Philharmonic en het Residentie Orkest Den Haag (onder andere in Het Concertgebouw). In het Rachmaninoffjaar 2023 gaf Boris Giltburg Rachmaninoff-recitals in de Verenigde Staten, zette hij zijn opnames van die componist – bekroond met een Choc de Classica Award en een Opus Klassik – voort en soleerde hij in diens pianoconcerten bij het BBC Symphony Orchestra, het Tsjechisch Philharmonisch Orkest en het Fins Radio Symfonieorkest.
Samen met het Pavel Haas Quartet won hij een Gramophone Award voor de Pianokwintetten van Dvořák en zowel een Diapason d’Or als een Choc de Classica voor dat van Brahms. Met zijn blog Classical Music for All en bijdragen in publicaties als Gramophone, BBC Music Magazine, The Guardian, The Times en Fono Forum richt de pianist zich ook op het publiek buiten de concertzaal.
In de Kleine Zaal debuteerde Boris Giltburg in de Pianoserie van 2008/2009, en zijn vorige optreden was op 25 oktober 2023 een recital met Rachmaninoff en Liszt.