Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
orkestlid

Trombonist Jörgen van Rijen: ‘het publiek voelt dat je een extra stapje zet’

door Carine Alders
01 apr. 2017 01 april 2017

Jörgen van Rijen, solotrombonist van het Koninklijk Concertgebouworkest, bestelde een nieuw soloconcert bij James MacMillan. ‘Ik ben gewoon op hem afgestapt.’

Enthousiast bladert trombonist Jörgen van Rijen door de kopieën van de handgeschreven partituur van het nieuwe tromboneconcert van James MacMillan. ‘Het ziet er goed uit, ik ben er erg blij mee. Het is op de grens van wat fysiek mogelijk is, maar dat was ook de bedoeling. Het mocht een uitdaging zijn.’

‘Ik heb heel veel zin in dit nieuwe trombone­concert, het zal ook voor het publiek specta­culair zijn. Het is zangerig, maar ook virtuoos. Er zit een tweestemmig stukje in, waarbij ik speel en zing tegelijk. Een prachtige toevoeging aan het repertoire.’ Dat laatste is zeer welkom, want lange tijd waren er nauwelijks soloconcerten voor trombone. ‘Trombonisten hebben een beetje pech. Als niet zijn vader Leopold maar Mozart zelf een tromboneconcert had geschreven, of Joseph Haydn in plaats van zijn broer Michael, had het repertoire voor ons er vast heel anders uitgezien.

Mendelssohn gaf de opdracht voor een tromboneconcert door aan zijn concertmeester Ferdinand David. Misschien is de trombone als solistisch instrument daardoor lange tijd over het hoofd gezien. Maar elk nadeel heeft z’n voordeel, om maar eens met Cruijff te spreken. Er is voor trombonisten nog een wereld te veroveren.’

Emancipatie

De trombone-emancipatie is in de ­twintigste eeuw goed op gang gekomen. Een van de goede feeën aan de wieg was de virtuoze Zweedse trombonist Christian Lindberg. Voor hem werden meer dan 300 werken geschreven. Een tweede aanleiding voor de opkomst van de trombone: de geweldige jazztrombonisten in de jaren twintig en dertig.

'Trombonisten hebben een beetje pech'

‘Beroemd is de uitspraak van Frank Sinatra, hij wilde zingen zoals Tommy Dorsey trombone speelde. Als Brahms virtuozen als Dorsey en Urbie Green had gekend had hij vast een prachtig romantisch tromboneconcert geschreven.’ Nu heeft ook een vermaard componist als MacMillan de trombone ontdekt. ‘Met het Concertgebouworkest hebben we regelmatig zijn muziek gespeeld, ik ben echt een fan. Er zitten vaak mooie partijen voor de trombone in, bijvoorbeeld in zijn St. John Passion. Ik had altijd het gevoel “als hij nou eens…” Op een keer ben ik gewoon op hem afgestapt. We hebben een praatje gemaakt als koperblazers onder elkaar, hij is van huis uit trompettist.’

Vier jaar geleden vroeg ­Jörgen van Rijen of de componist voor hem een ­tromboneconcert wilde schrijven. ‘Ik had daarbij de steun van onze directeuren Jan Raes en Joel Ethan Fried, dat was geweldig. Zij moedigden mij aan om ook andere opdrachtgevers erbij te vinden. Dankzij de uitstekende reputatie van MacMillan was dat geen enkel probleem. Ik heb inmiddels acht orkesten gevonden die met mij dit trombone­concert willen ­uitvoeren. De wereldpremière is natuurlijk met het Concertgebouworkest in Amsterdam, maar in mei speel ik het met deFilharmonie in Antwerpen met James zelf als dirigent.’

Verrassing

‘Een jaar geleden liet James mij weten dat hij aan het nadenken was over de muziek. Toen hebben we een dag afgesproken om de mogelijkheden van het instrument door te nemen. We hebben een paar uur in een stemkamer hier in Het Concertgebouw doorgebracht en ik heb hem van alles laten horen en laten zien hoe bepaalde technieken op­­geschreven kunnen worden.'

‘Ik wil alles eerst proberen, niet van tevoren zeggen dat iets onmogelijk is’

'Drie weken geleden liet hij weten dat het af was. Het stuk begint koraalachtig, met glissando’s en een soort Keltische versieringen. Heel hoog, dat is wel een uitdaging. Maar ik wilde de componist niet bij voorbaat beperkingen opleggen. Ik wil alles eerst proberen, niet van tevoren zeggen dat iets onmogelijk is. Het middenstuk is heftig en dansant, met heel veel noten.'

'Aan het eind zit een leuke verrassing, daarover wil ik niet te veel verklappen. Maar het heeft met mijn ­collega-trombonisten te maken. Dat vind ik heel speciaal, want als trombonisten functioneren wij eigenlijk altijd als collectief. Andere blazers hebben regelmatig solo’s, maar onze sectie wordt doorgaans als één instrument ingezet, als de pijpen van een orgel.’

Enthousiast bladert trombonist Jörgen van Rijen door de kopieën van de handgeschreven partituur van het nieuwe tromboneconcert van James MacMillan. ‘Het ziet er goed uit, ik ben er erg blij mee. Het is op de grens van wat fysiek mogelijk is, maar dat was ook de bedoeling. Het mocht een uitdaging zijn.’

‘Ik heb heel veel zin in dit nieuwe trombone­concert, het zal ook voor het publiek specta­culair zijn. Het is zangerig, maar ook virtuoos. Er zit een tweestemmig stukje in, waarbij ik speel en zing tegelijk. Een prachtige toevoeging aan het repertoire.’ Dat laatste is zeer welkom, want lange tijd waren er nauwelijks soloconcerten voor trombone. ‘Trombonisten hebben een beetje pech. Als niet zijn vader Leopold maar Mozart zelf een tromboneconcert had geschreven, of Joseph Haydn in plaats van zijn broer Michael, had het repertoire voor ons er vast heel anders uitgezien.

Mendelssohn gaf de opdracht voor een tromboneconcert door aan zijn concertmeester Ferdinand David. Misschien is de trombone als solistisch instrument daardoor lange tijd over het hoofd gezien. Maar elk nadeel heeft z’n voordeel, om maar eens met Cruijff te spreken. Er is voor trombonisten nog een wereld te veroveren.’

Emancipatie

De trombone-emancipatie is in de ­twintigste eeuw goed op gang gekomen. Een van de goede feeën aan de wieg was de virtuoze Zweedse trombonist Christian Lindberg. Voor hem werden meer dan 300 werken geschreven. Een tweede aanleiding voor de opkomst van de trombone: de geweldige jazztrombonisten in de jaren twintig en dertig.

'Trombonisten hebben een beetje pech'

‘Beroemd is de uitspraak van Frank Sinatra, hij wilde zingen zoals Tommy Dorsey trombone speelde. Als Brahms virtuozen als Dorsey en Urbie Green had gekend had hij vast een prachtig romantisch tromboneconcert geschreven.’ Nu heeft ook een vermaard componist als MacMillan de trombone ontdekt. ‘Met het Concertgebouworkest hebben we regelmatig zijn muziek gespeeld, ik ben echt een fan. Er zitten vaak mooie partijen voor de trombone in, bijvoorbeeld in zijn St. John Passion. Ik had altijd het gevoel “als hij nou eens…” Op een keer ben ik gewoon op hem afgestapt. We hebben een praatje gemaakt als koperblazers onder elkaar, hij is van huis uit trompettist.’

Vier jaar geleden vroeg ­Jörgen van Rijen of de componist voor hem een ­tromboneconcert wilde schrijven. ‘Ik had daarbij de steun van onze directeuren Jan Raes en Joel Ethan Fried, dat was geweldig. Zij moedigden mij aan om ook andere opdrachtgevers erbij te vinden. Dankzij de uitstekende reputatie van MacMillan was dat geen enkel probleem. Ik heb inmiddels acht orkesten gevonden die met mij dit trombone­concert willen ­uitvoeren. De wereldpremière is natuurlijk met het Concertgebouworkest in Amsterdam, maar in mei speel ik het met deFilharmonie in Antwerpen met James zelf als dirigent.’

Verrassing

‘Een jaar geleden liet James mij weten dat hij aan het nadenken was over de muziek. Toen hebben we een dag afgesproken om de mogelijkheden van het instrument door te nemen. We hebben een paar uur in een stemkamer hier in Het Concertgebouw doorgebracht en ik heb hem van alles laten horen en laten zien hoe bepaalde technieken op­­geschreven kunnen worden.'

‘Ik wil alles eerst proberen, niet van tevoren zeggen dat iets onmogelijk is’

'Drie weken geleden liet hij weten dat het af was. Het stuk begint koraalachtig, met glissando’s en een soort Keltische versieringen. Heel hoog, dat is wel een uitdaging. Maar ik wilde de componist niet bij voorbaat beperkingen opleggen. Ik wil alles eerst proberen, niet van tevoren zeggen dat iets onmogelijk is. Het middenstuk is heftig en dansant, met heel veel noten.'

'Aan het eind zit een leuke verrassing, daarover wil ik niet te veel verklappen. Maar het heeft met mijn ­collega-trombonisten te maken. Dat vind ik heel speciaal, want als trombonisten functioneren wij eigenlijk altijd als collectief. Andere blazers hebben regelmatig solo’s, maar onze sectie wordt doorgaans als één instrument ingezet, als de pijpen van een orgel.’

Te korte armen

Jörgen van Rijen wist als kleuter al dat hij trombone wilde spelen. ‘Mijn vader was voorzitter van het Dordrechts Philharmonisch Orkest, de harmonie waar ons hele gezin in rondliep. Toen ik vier was, liet hij me alle instrumenten zien en ik was het meest onder de indruk van die grote schuif. Waarschijnlijk dachten mijn ouders dat ik de trombone zou vergeten, maar toen ik acht was en eindelijk muziekles mocht nemen was ik nog steeds vastberaden, ook al waren mijn armen nog niet lang genoeg.

Ik heb toen eerst een tijd op een ventieltrombone gespeeld die ik van de vereniging te leen kreeg. Het ventiel­mechaniek maakte het instrument wat topzwaar, dus mijn vader had een steun aan mijn muziekstandaard gemaakt. Na een jaar was ik genoeg gegroeid om zes van de zeven tromboneposities aan te kunnen en mocht ik overstappen op een schuiftrombone.’

In Nederland zijn bijna alle klassieke blazers begonnen in de HaFaBra (een ­samentrekking van harmonie, fanfare en brassband). Misschien is de sterke blaasmuziekcultuur wel een van de redenen waarom Nederland zo’n grote rol speelt in de emancipatie van de trombone. ‘Een andere reden is trombonist George Wiegel. Hij heeft in Rotterdam een enorm sterke lichting trombonisten opgeleid en het spelen naar een hoger plan gebracht.’

In vorm blijven

‘Het bijzondere van het orkest is dat alle musici elke kans aangrijpen om iets moois te doen, al is het maar een solo van twee maten. Daarnaast maakt de ­bijzondere akoestiek van de Grote Zaal dat je ook ­energie overhoudt om risico’s te nemen. Het publiek in Amsterdam weet het te waarderen als je net dat stapje extra zet. Ze voelen dat, en dat is niet overal zo.’

‘Als trombonist heb je weinig solo’s, maar je moet wel zorgen dat je in vorm blijft. De meest beroemde solo, die in de Bolero van Ravel, is meteen ook de meest lastige. Als je niet het noodzakelijke onderhoud pleegt, kun je ineens last van stress krijgen. En als je adem blokkeert kun je het wel schudden.’

De trombones van Jörgen van Rijen

Jörgen van Rijen is ambassadeur voor instrumentbouwer Antoine Courtois. Samen met de afdeling onderzoek en ontwikkeling werkt hij aan de vervolmaking van de trombone. ‘Ik speel nu op een prototype dat helemaal op maat gemaakt is. Na eindeloos sleutelen denk ik dat we een gebruiksvriendelijker mechaniek gevonden hebben, met behoud van de klank.

Maar toch geloof ik dat studeren meer effect heeft op de klank dan het instrument waar je op speelt. Sommige dingen aan het instrument zijn wel voor verbetering vatbaar, maar problemen oplossen moet je toch zelf doen.’ Jörgen kreeg zijn eerste trombone van zijn ouders. ‘Ik speel daar nog steeds wel eens jazz op. Ik heb ook een baroktrombone – een heel goede replica uit de jaren zeventig – en een alttrombone. Een trombone gaat meestal tien tot vijftien jaar mee. Het metaal slijt, na verloop van tijd vallen er gewoon gaten in. Ook deukjes in de coulisse (schuif) maken de kwaliteit minder.’

Te korte armen

Jörgen van Rijen wist als kleuter al dat hij trombone wilde spelen. ‘Mijn vader was voorzitter van het Dordrechts Philharmonisch Orkest, de harmonie waar ons hele gezin in rondliep. Toen ik vier was, liet hij me alle instrumenten zien en ik was het meest onder de indruk van die grote schuif. Waarschijnlijk dachten mijn ouders dat ik de trombone zou vergeten, maar toen ik acht was en eindelijk muziekles mocht nemen was ik nog steeds vastberaden, ook al waren mijn armen nog niet lang genoeg.

Ik heb toen eerst een tijd op een ventieltrombone gespeeld die ik van de vereniging te leen kreeg. Het ventiel­mechaniek maakte het instrument wat topzwaar, dus mijn vader had een steun aan mijn muziekstandaard gemaakt. Na een jaar was ik genoeg gegroeid om zes van de zeven tromboneposities aan te kunnen en mocht ik overstappen op een schuiftrombone.’

In Nederland zijn bijna alle klassieke blazers begonnen in de HaFaBra (een ­samentrekking van harmonie, fanfare en brassband). Misschien is de sterke blaasmuziekcultuur wel een van de redenen waarom Nederland zo’n grote rol speelt in de emancipatie van de trombone. ‘Een andere reden is trombonist George Wiegel. Hij heeft in Rotterdam een enorm sterke lichting trombonisten opgeleid en het spelen naar een hoger plan gebracht.’

In vorm blijven

‘Het bijzondere van het orkest is dat alle musici elke kans aangrijpen om iets moois te doen, al is het maar een solo van twee maten. Daarnaast maakt de ­bijzondere akoestiek van de Grote Zaal dat je ook ­energie overhoudt om risico’s te nemen. Het publiek in Amsterdam weet het te waarderen als je net dat stapje extra zet. Ze voelen dat, en dat is niet overal zo.’

‘Als trombonist heb je weinig solo’s, maar je moet wel zorgen dat je in vorm blijft. De meest beroemde solo, die in de Bolero van Ravel, is meteen ook de meest lastige. Als je niet het noodzakelijke onderhoud pleegt, kun je ineens last van stress krijgen. En als je adem blokkeert kun je het wel schudden.’

De trombones van Jörgen van Rijen

Jörgen van Rijen is ambassadeur voor instrumentbouwer Antoine Courtois. Samen met de afdeling onderzoek en ontwikkeling werkt hij aan de vervolmaking van de trombone. ‘Ik speel nu op een prototype dat helemaal op maat gemaakt is. Na eindeloos sleutelen denk ik dat we een gebruiksvriendelijker mechaniek gevonden hebben, met behoud van de klank.

Maar toch geloof ik dat studeren meer effect heeft op de klank dan het instrument waar je op speelt. Sommige dingen aan het instrument zijn wel voor verbetering vatbaar, maar problemen oplossen moet je toch zelf doen.’ Jörgen kreeg zijn eerste trombone van zijn ouders. ‘Ik speel daar nog steeds wel eens jazz op. Ik heb ook een baroktrombone – een heel goede replica uit de jaren zeventig – en een alttrombone. Een trombone gaat meestal tien tot vijftien jaar mee. Het metaal slijt, na verloop van tijd vallen er gewoon gaten in. Ook deukjes in de coulisse (schuif) maken de kwaliteit minder.’

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.