Op huisbezoek bij componisten
door Vrouwkje Tuinman 14 aug. 2018 14 augustus 2018
Onze nieuwe columnist Vrouwkje Tuinman bezocht huizen van verschillende componisten. 'Sommigen van hen waren springlevend en verbleven ergens driehoog achter, met een verjaardagskalender op de wc.'
De eerste componist bij wie ik thuis kwam was Franz Schubert. Althans, thuis… De etage was van zijn broer Ferdinand. Schubert woonde er niet echt, maar stierf er. Er stonden, eenmaal in de eenentwintigste eeuw, nauwelijks meubels meer, en er waren ook niet veel persoonlijke bezittingen. Toch maakte vooral het sterfkamertje veel indruk. De nu lege hoek waar Schuberts bed had gestaan. De stukjes muur-zoals-hij-destijds-was, die vanonder vele lagen kalk waren blootgelegd.
Inmiddels bezocht ik de woningen van vele componisten. Sommigen van hen waren springlevend en bleken niet in een ivoren toren te verblijven, maar ergens driehoog achter, met een verjaardagskalender op de wc, planten die dringend water moesten hebben en stapels ongelezen kranten op de bankleuning.
Voor een muziektijdschrift ging ik op pelgrimage naar Beethoven, Satie en Holst, eigenlijk naar wie er ook maar in de buurt woonde van waar ik toch heen wilde. Sommige van die huizen waren propvol, andere vrijwel leeg, en altijd was er wel iets wat van de grote naam een echt mens maakte. Een boodschappenbriefje waaruit bleek wat hij zoal at, een boekenkast die aangaf wat hij las. Een fors model herenfiets. Het ene nog slordiger handschrift na het andere. Een foto waarop de componist in zwembroek met zijn spierballen rolt. Die laatste is trouwens Benjamin Britten, van wie in Aldeburgh zo’n beetje de integrale inboedel bewaard is gebleven. Inclusief het gaatje in de vloer van zijn studio, waar niemand minder dan Mstislav Rostropovitsj iets te hardhandig zijn cello parkeerde.
De eerste componist bij wie ik thuis kwam was Franz Schubert. Althans, thuis… De etage was van zijn broer Ferdinand. Schubert woonde er niet echt, maar stierf er. Er stonden, eenmaal in de eenentwintigste eeuw, nauwelijks meubels meer, en er waren ook niet veel persoonlijke bezittingen. Toch maakte vooral het sterfkamertje veel indruk. De nu lege hoek waar Schuberts bed had gestaan. De stukjes muur-zoals-hij-destijds-was, die vanonder vele lagen kalk waren blootgelegd.
Inmiddels bezocht ik de woningen van vele componisten. Sommigen van hen waren springlevend en bleken niet in een ivoren toren te verblijven, maar ergens driehoog achter, met een verjaardagskalender op de wc, planten die dringend water moesten hebben en stapels ongelezen kranten op de bankleuning.
Voor een muziektijdschrift ging ik op pelgrimage naar Beethoven, Satie en Holst, eigenlijk naar wie er ook maar in de buurt woonde van waar ik toch heen wilde. Sommige van die huizen waren propvol, andere vrijwel leeg, en altijd was er wel iets wat van de grote naam een echt mens maakte. Een boodschappenbriefje waaruit bleek wat hij zoal at, een boekenkast die aangaf wat hij las. Een fors model herenfiets. Het ene nog slordiger handschrift na het andere. Een foto waarop de componist in zwembroek met zijn spierballen rolt. Die laatste is trouwens Benjamin Britten, van wie in Aldeburgh zo’n beetje de integrale inboedel bewaard is gebleven. Inclusief het gaatje in de vloer van zijn studio, waar niemand minder dan Mstislav Rostropovitsj iets te hardhandig zijn cello parkeerde.
In Händels slaapkamer bewonderde ik een kamergemak, in Paganini’s villa bezocht ik de in zijn tijd hypermoderne wc. En in de exacte replica van Schönbergs werkkamer leerde ik dat hij een enthousiast uitvinder was, die onder meer een potlodensysteem ontwikkelde om in één streek notenbalken neer te kunnen zetten.
Zelfs als ik niet veel met een componist meende te hebben, had ik dat na een bezoek aan zijn woning onveranderlijk wél.
Naar Schuberts geboortehuis ging ik ook. Als ik in de concertzaal naar zijn muziek luister, zie ik het delicate brilletje voor me, dat er nog altijd op hem ligt te wachten.
Vrouwkje Tuinman (1974) publiceerde vijf dichtbundels en vier romans. Ze studeerde Algemene Letteren en Muziekwetenschap. Als journalist is ze werkzaam voor onder meer Trouw. Na Afscheidstournee, een roman over de zoon van Nicolò Paganini, werkt ze nu aan diverse nieuwe boeken.
In Händels slaapkamer bewonderde ik een kamergemak, in Paganini’s villa bezocht ik de in zijn tijd hypermoderne wc. En in de exacte replica van Schönbergs werkkamer leerde ik dat hij een enthousiast uitvinder was, die onder meer een potlodensysteem ontwikkelde om in één streek notenbalken neer te kunnen zetten.
Zelfs als ik niet veel met een componist meende te hebben, had ik dat na een bezoek aan zijn woning onveranderlijk wél.
Naar Schuberts geboortehuis ging ik ook. Als ik in de concertzaal naar zijn muziek luister, zie ik het delicate brilletje voor me, dat er nog altijd op hem ligt te wachten.
Vrouwkje Tuinman (1974) publiceerde vijf dichtbundels en vier romans. Ze studeerde Algemene Letteren en Muziekwetenschap. Als journalist is ze werkzaam voor onder meer Trouw. Na Afscheidstournee, een roman over de zoon van Nicolò Paganini, werkt ze nu aan diverse nieuwe boeken.