Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertprogramma

Concertprogramma

Nicolas Altstaedt, Aylen Pritchin en Maxim Emelyanychev: Schumann

Nicolas Altstaedt, Aylen Pritchin en Maxim Emelyanychev: Schumann

Kleine Zaal
20 december 2024
20.15 uur

Print dit programma

Aylen Pritchin viool
Nicolas Altstaedt cello
Maxim Emelyanychev piano

Dit concert maakt deel uit van de serie Strijkers met Variatie.

Robert Schumann (1810-1856)

Sonate nr. 1 in a kl.t., op. 105 (1851)
voor viool en piano
Mit leidenschaftlichem Ausdruck
Allegretto
Lebhaft

Phantasiestücke, op. 73 (1849)
voor cello en piano
Zart und mit Ausdruck
Lebhaft, leicht
Rasch und mit Feuer

Phantasiestücke in a kl.t., op. 88 (1842)
voor pianotrio
Romanze: Nicht schnell, mit innigem Ausdruck
Humoreske: Lebhaft – Etwas lebhafter
Duett: Langsam und mit Ausdruck
Finale: Im Marsch Tempo – Dasselbe Tempo

pauze ± 21.05 uur

Robert Schumann

Pianotrio nr. 2 in F gr.t., op. 80 (1847)
Sehr lebhaft
Mit innigem Ausdruck
In mässiger Bewegung
Nicht zu rasch

einde ± 22.00 uur

Kleine Zaal 20 december 2024 20.15 uur

Aylen Pritchin viool
Nicolas Altstaedt cello
Maxim Emelyanychev piano

Dit concert maakt deel uit van de serie Strijkers met Variatie.

Robert Schumann (1810-1856)

Sonate nr. 1 in a kl.t., op. 105 (1851)
voor viool en piano
Mit leidenschaftlichem Ausdruck
Allegretto
Lebhaft

Phantasiestücke, op. 73 (1849)
voor cello en piano
Zart und mit Ausdruck
Lebhaft, leicht
Rasch und mit Feuer

Phantasiestücke in a kl.t., op. 88 (1842)
voor pianotrio
Romanze: Nicht schnell, mit innigem Ausdruck
Humoreske: Lebhaft – Etwas lebhafter
Duett: Langsam und mit Ausdruck
Finale: Im Marsch Tempo – Dasselbe Tempo

pauze ± 21.05 uur

Robert Schumann

Pianotrio nr. 2 in F gr.t., op. 80 (1847)
Sehr lebhaft
Mit innigem Ausdruck
In mässiger Bewegung
Nicht zu rasch

einde ± 22.00 uur

Toelichting

Toelichting

door Roeland Hazendonk

Weinig componisten personifiëren de Duitse Romantiek zo goed als Robert Schumann. De focus op de persoonlijke emotie van de romantische beweging en het romantische beeld van de mens zwevend tussen levensangst en vervreemding, grote poëtische gedachten en overweldigende liefdes zijn alomtegenwoordig in zowel Schumanns oeuvre als in zijn persoonlijk leven. Schumann was een gevoelsmens, maar ook een intellectueel met uitgesproken opvattingen over de esthetiek en de morele waarde van muziek. Hij was ook neurotisch en manisch depressief – een geestesgesteldheid die in zijn familie vaker voorkwam. Hij sleet zijn laatste jaren getekend door somberheid en wanen (wellicht het gevolg van syfilis) in een inrichting, nadat hij had gepoogd zich te verdrinken in de Rijn.

In hoeverre Schumann zijn persoonlijke leven direct in zijn muziek vertaalde, is ongewis. Zeker is wel dat het manische dat in hem leefde ertoe leidde dat hij in heftig bewogen episodes in korte tijd heel veel muziek maakte. Soms werd die hoorbaar minder goed tegen het einde van zo’n periode – wellicht gewoon door puur fysieke uitputting. Zeker is dat er in zijn noten altijd onrust en bewogenheid heerst. En zeker is ook dat Schumann meer interesse had in de fantasie, de vrije ontplooiing van ideeën en een streven emotie (al of niet voortkomend uit zijn persoonlijke leven) in zijn muziek uit te drukken dan in abstracte structuren. Zijn beste werk is de enorme vloed aan kamermuziek waaruit vanavond een kleine selectie is te horen.

Eerste vioolsonate

De Eerste sonate voor viool en piano in a klein, opus 105 stamt uit 1851, drie jaar voor Schumanns poging een einde aan zijn leven te maken. Karakteristiek voor zijn creatieve explosies werd deze sonate in niet meer dan vijf oktoberdagen gecomponeerd. De componist was er niet tevreden over en meldde laconiek dat hij daarom meteen ook maar een tweede (inderdaad wat evenwichtiger) sonate maakte (die binnen acht dagen af zou zijn). Schumann heeft zijn onvrede nooit concreet benoemd, maar het laatste deel klinkt vlak, alsof zijn fantasie was uitgeput. Daar staat een prachtig lyrisch langzaam deel tegenover en een eerste deel dat alles wat Schumanns componeren zo bijzonder maakt grandioos verenigt onder één opwindende spanningsboog. Het openingsallegro valt als een lawine binnen en verspringt voortdurend in een rusteloos, steeds net iets anders voortgaan dan je verwachten zou. Het is gepassio­neerde muziek die door melodische inventie wordt voortgedreven en klinkt alsof ze zonder veel denkwerk onmiddellijk uit Schumanns pen op het papier vloeide. Dat is vast niet waar, maar een doordachte dramatische structuur is minder de motor van het stuk dan al die kleine schaduwen en al die kleine kleurverschillen die als veranderend zonlicht op de melodische lijn geprojecteerd worden.

Weinig componisten personifiëren de Duitse Romantiek zo goed als Robert Schumann. De focus op de persoonlijke emotie van de romantische beweging en het romantische beeld van de mens zwevend tussen levensangst en vervreemding, grote poëtische gedachten en overweldigende liefdes zijn alomtegenwoordig in zowel Schumanns oeuvre als in zijn persoonlijk leven. Schumann was een gevoelsmens, maar ook een intellectueel met uitgesproken opvattingen over de esthetiek en de morele waarde van muziek. Hij was ook neurotisch en manisch depressief – een geestesgesteldheid die in zijn familie vaker voorkwam. Hij sleet zijn laatste jaren getekend door somberheid en wanen (wellicht het gevolg van syfilis) in een inrichting, nadat hij had gepoogd zich te verdrinken in de Rijn.

In hoeverre Schumann zijn persoonlijke leven direct in zijn muziek vertaalde, is ongewis. Zeker is wel dat het manische dat in hem leefde ertoe leidde dat hij in heftig bewogen episodes in korte tijd heel veel muziek maakte. Soms werd die hoorbaar minder goed tegen het einde van zo’n periode – wellicht gewoon door puur fysieke uitputting. Zeker is dat er in zijn noten altijd onrust en bewogenheid heerst. En zeker is ook dat Schumann meer interesse had in de fantasie, de vrije ontplooiing van ideeën en een streven emotie (al of niet voortkomend uit zijn persoonlijke leven) in zijn muziek uit te drukken dan in abstracte structuren. Zijn beste werk is de enorme vloed aan kamermuziek waaruit vanavond een kleine selectie is te horen.

Eerste vioolsonate

De Eerste sonate voor viool en piano in a klein, opus 105 stamt uit 1851, drie jaar voor Schumanns poging een einde aan zijn leven te maken. Karakteristiek voor zijn creatieve explosies werd deze sonate in niet meer dan vijf oktoberdagen gecomponeerd. De componist was er niet tevreden over en meldde laconiek dat hij daarom meteen ook maar een tweede (inderdaad wat evenwichtiger) sonate maakte (die binnen acht dagen af zou zijn). Schumann heeft zijn onvrede nooit concreet benoemd, maar het laatste deel klinkt vlak, alsof zijn fantasie was uitgeput. Daar staat een prachtig lyrisch langzaam deel tegenover en een eerste deel dat alles wat Schumanns componeren zo bijzonder maakt grandioos verenigt onder één opwindende spanningsboog. Het openingsallegro valt als een lawine binnen en verspringt voortdurend in een rusteloos, steeds net iets anders voortgaan dan je verwachten zou. Het is gepassio­neerde muziek die door melodische inventie wordt voortgedreven en klinkt alsof ze zonder veel denkwerk onmiddellijk uit Schumanns pen op het papier vloeide. Dat is vast niet waar, maar een doordachte dramatische structuur is minder de motor van het stuk dan al die kleine schaduwen en al die kleine kleurverschillen die als veranderend zonlicht op de melodische lijn geprojecteerd worden.

  • Robert Schumann (1850)

    Robert Schumann (1850)

  • Robert Schumann (1850)

    Robert Schumann (1850)

Robert Schumann in 1850

Phantasiestücke opus 73

Net als de Eerste vioolsonate hebben ook de Phantasie­stücke, opus 73 een onmiddellijke lyrische kwaliteit. Schumann schreef ze voor klarinet en piano, maar tekende aan dat de klarinet door een cello of een viool kon worden vervangen – wat commercieel interessant was in een tijd dat componisten goed verdienden aan bladmuziek omdat er zo veel mensen thuis musiceerden. Deze Phantasie­stücke draaien wederom meer om de onmiddellijke emotie en de lyrische bekoring dan om de constructie zoals die van bijvoorbeeld een Beethovensymfonie. Bij Schumann gaat het om de wisseling van stemming, bij Beethoven om de verrassende wending die pas op z’n plek valt als je het hele stuk hebt gespeeld/gehoord. Schumann is geen constructivistische architect, maar vooral in de directe emotionele impact van zijn noten geïnteresseerd. De vorm van deze muziek die als het wispelturige gemoed van Schumann van kleur verschiet, is bewust eenvoudig om ze des te directer te kunnen laten spreken: van hart tot hart. Wat sfeer betreft gaan ze van donker naar licht – wat dan weer heel klassiek en ouderwets beethoveniaans is.

Phantasiestücke opus 88

De Phantasiestücke , opus 88 voor pianotrio laten prachtig horen hoe Schumanns muziek bijeengehouden wordt door maar een paar motieven die in gevarieerde vorm in verschillende delen kunnen opduiken. Na de mysterieuze opening is de erop volgende Humoreske gebouwd op een steviger variant van materiaal uit de voorgaande Romanze, en als je dat krachtige motief en het marsthema van de Finale over elkaar heen legt, hoor je dat er een sterk verwant raamwerk onder ligt. Het marsthema is een uitgebeende variant van het thema van de Humoreske. Een tweede terugkerend gegeven in Schumanns componeren is de manier waarop alles steeds wordt voortgestuwd doordat de instrumenten elkaar imiteren, dikwijls zelfs in de vorm van verborgen canons (letterlijke herhalingen die op een andere toon beginnen). De meeslepende drive die Schumanns beste muziek kent, leunt voor een belangrijk deel op die manier van melodieën uit elkaar laten voortkomen. Tussen de twee keerzijden van de Humoreske en de Finale ligt een contrasterend Duett waarin de cello en de viool een weidse lyrische lijn door elkaar heen weven.

Tweede pianotrio 

Het Tweede pianotrio in F groot, opus 80 is van de vier stukken van vanavond het meest klassiek van opzet. Het is niet minder melodisch gedreven dan de andere werken, maar minder grillig en wat evenwichtiger – wat niet betekent dat er geen verrassende wendingen zijn. De grote vondst van het eerste snelle deel is de introductie van een citaat uit Schumanns eerdere lied Dein Bildnis wunderselig (vrij vertaald: ‘dat prachtige portret van jou’). Nadat het eerst lijkt of het weer een zaak van uit elkaar voortkomende motieven wordt, verandert de stemming – en de muzikale structuur – plotseling door dat zangerige thema. Het tweede deel is weer een lied voor viool en piano, maar dit keer is het allemaal iets doorwrochter. De piano en de cello spelen een lange, strikte canon die je niet meteen gewaarwordt omdat je meer let op de interactie tussen viool en cello – en ook dat is een geïnspireerde vondst. Dit trio is optimistisch van sfeer, echt somber stormen doet het nergens.

Robert Schumann in 1850

Phantasiestücke opus 73

Net als de Eerste vioolsonate hebben ook de Phantasie­stücke, opus 73 een onmiddellijke lyrische kwaliteit. Schumann schreef ze voor klarinet en piano, maar tekende aan dat de klarinet door een cello of een viool kon worden vervangen – wat commercieel interessant was in een tijd dat componisten goed verdienden aan bladmuziek omdat er zo veel mensen thuis musiceerden. Deze Phantasie­stücke draaien wederom meer om de onmiddellijke emotie en de lyrische bekoring dan om de constructie zoals die van bijvoorbeeld een Beethovensymfonie. Bij Schumann gaat het om de wisseling van stemming, bij Beethoven om de verrassende wending die pas op z’n plek valt als je het hele stuk hebt gespeeld/gehoord. Schumann is geen constructivistische architect, maar vooral in de directe emotionele impact van zijn noten geïnteresseerd. De vorm van deze muziek die als het wispelturige gemoed van Schumann van kleur verschiet, is bewust eenvoudig om ze des te directer te kunnen laten spreken: van hart tot hart. Wat sfeer betreft gaan ze van donker naar licht – wat dan weer heel klassiek en ouderwets beethoveniaans is.

Phantasiestücke opus 88

De Phantasiestücke , opus 88 voor pianotrio laten prachtig horen hoe Schumanns muziek bijeengehouden wordt door maar een paar motieven die in gevarieerde vorm in verschillende delen kunnen opduiken. Na de mysterieuze opening is de erop volgende Humoreske gebouwd op een steviger variant van materiaal uit de voorgaande Romanze, en als je dat krachtige motief en het marsthema van de Finale over elkaar heen legt, hoor je dat er een sterk verwant raamwerk onder ligt. Het marsthema is een uitgebeende variant van het thema van de Humoreske. Een tweede terugkerend gegeven in Schumanns componeren is de manier waarop alles steeds wordt voortgestuwd doordat de instrumenten elkaar imiteren, dikwijls zelfs in de vorm van verborgen canons (letterlijke herhalingen die op een andere toon beginnen). De meeslepende drive die Schumanns beste muziek kent, leunt voor een belangrijk deel op die manier van melodieën uit elkaar laten voortkomen. Tussen de twee keerzijden van de Humoreske en de Finale ligt een contrasterend Duett waarin de cello en de viool een weidse lyrische lijn door elkaar heen weven.

Tweede pianotrio 

Het Tweede pianotrio in F groot, opus 80 is van de vier stukken van vanavond het meest klassiek van opzet. Het is niet minder melodisch gedreven dan de andere werken, maar minder grillig en wat evenwichtiger – wat niet betekent dat er geen verrassende wendingen zijn. De grote vondst van het eerste snelle deel is de introductie van een citaat uit Schumanns eerdere lied Dein Bildnis wunderselig (vrij vertaald: ‘dat prachtige portret van jou’). Nadat het eerst lijkt of het weer een zaak van uit elkaar voortkomende motieven wordt, verandert de stemming – en de muzikale structuur – plotseling door dat zangerige thema. Het tweede deel is weer een lied voor viool en piano, maar dit keer is het allemaal iets doorwrochter. De piano en de cello spelen een lange, strikte canon die je niet meteen gewaarwordt omdat je meer let op de interactie tussen viool en cello – en ook dat is een geïnspireerde vondst. Dit trio is optimistisch van sfeer, echt somber stormen doet het nergens.

door Roeland Hazendonk

Toelichting

door Roeland Hazendonk

Weinig componisten personifiëren de Duitse Romantiek zo goed als Robert Schumann. De focus op de persoonlijke emotie van de romantische beweging en het romantische beeld van de mens zwevend tussen levensangst en vervreemding, grote poëtische gedachten en overweldigende liefdes zijn alomtegenwoordig in zowel Schumanns oeuvre als in zijn persoonlijk leven. Schumann was een gevoelsmens, maar ook een intellectueel met uitgesproken opvattingen over de esthetiek en de morele waarde van muziek. Hij was ook neurotisch en manisch depressief – een geestesgesteldheid die in zijn familie vaker voorkwam. Hij sleet zijn laatste jaren getekend door somberheid en wanen (wellicht het gevolg van syfilis) in een inrichting, nadat hij had gepoogd zich te verdrinken in de Rijn.

In hoeverre Schumann zijn persoonlijke leven direct in zijn muziek vertaalde, is ongewis. Zeker is wel dat het manische dat in hem leefde ertoe leidde dat hij in heftig bewogen episodes in korte tijd heel veel muziek maakte. Soms werd die hoorbaar minder goed tegen het einde van zo’n periode – wellicht gewoon door puur fysieke uitputting. Zeker is dat er in zijn noten altijd onrust en bewogenheid heerst. En zeker is ook dat Schumann meer interesse had in de fantasie, de vrije ontplooiing van ideeën en een streven emotie (al of niet voortkomend uit zijn persoonlijke leven) in zijn muziek uit te drukken dan in abstracte structuren. Zijn beste werk is de enorme vloed aan kamermuziek waaruit vanavond een kleine selectie is te horen.

Eerste vioolsonate

De Eerste sonate voor viool en piano in a klein, opus 105 stamt uit 1851, drie jaar voor Schumanns poging een einde aan zijn leven te maken. Karakteristiek voor zijn creatieve explosies werd deze sonate in niet meer dan vijf oktoberdagen gecomponeerd. De componist was er niet tevreden over en meldde laconiek dat hij daarom meteen ook maar een tweede (inderdaad wat evenwichtiger) sonate maakte (die binnen acht dagen af zou zijn). Schumann heeft zijn onvrede nooit concreet benoemd, maar het laatste deel klinkt vlak, alsof zijn fantasie was uitgeput. Daar staat een prachtig lyrisch langzaam deel tegenover en een eerste deel dat alles wat Schumanns componeren zo bijzonder maakt grandioos verenigt onder één opwindende spanningsboog. Het openingsallegro valt als een lawine binnen en verspringt voortdurend in een rusteloos, steeds net iets anders voortgaan dan je verwachten zou. Het is gepassio­neerde muziek die door melodische inventie wordt voortgedreven en klinkt alsof ze zonder veel denkwerk onmiddellijk uit Schumanns pen op het papier vloeide. Dat is vast niet waar, maar een doordachte dramatische structuur is minder de motor van het stuk dan al die kleine schaduwen en al die kleine kleurverschillen die als veranderend zonlicht op de melodische lijn geprojecteerd worden.

Weinig componisten personifiëren de Duitse Romantiek zo goed als Robert Schumann. De focus op de persoonlijke emotie van de romantische beweging en het romantische beeld van de mens zwevend tussen levensangst en vervreemding, grote poëtische gedachten en overweldigende liefdes zijn alomtegenwoordig in zowel Schumanns oeuvre als in zijn persoonlijk leven. Schumann was een gevoelsmens, maar ook een intellectueel met uitgesproken opvattingen over de esthetiek en de morele waarde van muziek. Hij was ook neurotisch en manisch depressief – een geestesgesteldheid die in zijn familie vaker voorkwam. Hij sleet zijn laatste jaren getekend door somberheid en wanen (wellicht het gevolg van syfilis) in een inrichting, nadat hij had gepoogd zich te verdrinken in de Rijn.

In hoeverre Schumann zijn persoonlijke leven direct in zijn muziek vertaalde, is ongewis. Zeker is wel dat het manische dat in hem leefde ertoe leidde dat hij in heftig bewogen episodes in korte tijd heel veel muziek maakte. Soms werd die hoorbaar minder goed tegen het einde van zo’n periode – wellicht gewoon door puur fysieke uitputting. Zeker is dat er in zijn noten altijd onrust en bewogenheid heerst. En zeker is ook dat Schumann meer interesse had in de fantasie, de vrije ontplooiing van ideeën en een streven emotie (al of niet voortkomend uit zijn persoonlijke leven) in zijn muziek uit te drukken dan in abstracte structuren. Zijn beste werk is de enorme vloed aan kamermuziek waaruit vanavond een kleine selectie is te horen.

Eerste vioolsonate

De Eerste sonate voor viool en piano in a klein, opus 105 stamt uit 1851, drie jaar voor Schumanns poging een einde aan zijn leven te maken. Karakteristiek voor zijn creatieve explosies werd deze sonate in niet meer dan vijf oktoberdagen gecomponeerd. De componist was er niet tevreden over en meldde laconiek dat hij daarom meteen ook maar een tweede (inderdaad wat evenwichtiger) sonate maakte (die binnen acht dagen af zou zijn). Schumann heeft zijn onvrede nooit concreet benoemd, maar het laatste deel klinkt vlak, alsof zijn fantasie was uitgeput. Daar staat een prachtig lyrisch langzaam deel tegenover en een eerste deel dat alles wat Schumanns componeren zo bijzonder maakt grandioos verenigt onder één opwindende spanningsboog. Het openingsallegro valt als een lawine binnen en verspringt voortdurend in een rusteloos, steeds net iets anders voortgaan dan je verwachten zou. Het is gepassio­neerde muziek die door melodische inventie wordt voortgedreven en klinkt alsof ze zonder veel denkwerk onmiddellijk uit Schumanns pen op het papier vloeide. Dat is vast niet waar, maar een doordachte dramatische structuur is minder de motor van het stuk dan al die kleine schaduwen en al die kleine kleurverschillen die als veranderend zonlicht op de melodische lijn geprojecteerd worden.

  • Robert Schumann (1850)

    Robert Schumann (1850)

  • Robert Schumann (1850)

    Robert Schumann (1850)

Robert Schumann in 1850

Phantasiestücke opus 73

Net als de Eerste vioolsonate hebben ook de Phantasie­stücke, opus 73 een onmiddellijke lyrische kwaliteit. Schumann schreef ze voor klarinet en piano, maar tekende aan dat de klarinet door een cello of een viool kon worden vervangen – wat commercieel interessant was in een tijd dat componisten goed verdienden aan bladmuziek omdat er zo veel mensen thuis musiceerden. Deze Phantasie­stücke draaien wederom meer om de onmiddellijke emotie en de lyrische bekoring dan om de constructie zoals die van bijvoorbeeld een Beethovensymfonie. Bij Schumann gaat het om de wisseling van stemming, bij Beethoven om de verrassende wending die pas op z’n plek valt als je het hele stuk hebt gespeeld/gehoord. Schumann is geen constructivistische architect, maar vooral in de directe emotionele impact van zijn noten geïnteresseerd. De vorm van deze muziek die als het wispelturige gemoed van Schumann van kleur verschiet, is bewust eenvoudig om ze des te directer te kunnen laten spreken: van hart tot hart. Wat sfeer betreft gaan ze van donker naar licht – wat dan weer heel klassiek en ouderwets beethoveniaans is.

Phantasiestücke opus 88

De Phantasiestücke , opus 88 voor pianotrio laten prachtig horen hoe Schumanns muziek bijeengehouden wordt door maar een paar motieven die in gevarieerde vorm in verschillende delen kunnen opduiken. Na de mysterieuze opening is de erop volgende Humoreske gebouwd op een steviger variant van materiaal uit de voorgaande Romanze, en als je dat krachtige motief en het marsthema van de Finale over elkaar heen legt, hoor je dat er een sterk verwant raamwerk onder ligt. Het marsthema is een uitgebeende variant van het thema van de Humoreske. Een tweede terugkerend gegeven in Schumanns componeren is de manier waarop alles steeds wordt voortgestuwd doordat de instrumenten elkaar imiteren, dikwijls zelfs in de vorm van verborgen canons (letterlijke herhalingen die op een andere toon beginnen). De meeslepende drive die Schumanns beste muziek kent, leunt voor een belangrijk deel op die manier van melodieën uit elkaar laten voortkomen. Tussen de twee keerzijden van de Humoreske en de Finale ligt een contrasterend Duett waarin de cello en de viool een weidse lyrische lijn door elkaar heen weven.

Tweede pianotrio 

Het Tweede pianotrio in F groot, opus 80 is van de vier stukken van vanavond het meest klassiek van opzet. Het is niet minder melodisch gedreven dan de andere werken, maar minder grillig en wat evenwichtiger – wat niet betekent dat er geen verrassende wendingen zijn. De grote vondst van het eerste snelle deel is de introductie van een citaat uit Schumanns eerdere lied Dein Bildnis wunderselig (vrij vertaald: ‘dat prachtige portret van jou’). Nadat het eerst lijkt of het weer een zaak van uit elkaar voortkomende motieven wordt, verandert de stemming – en de muzikale structuur – plotseling door dat zangerige thema. Het tweede deel is weer een lied voor viool en piano, maar dit keer is het allemaal iets doorwrochter. De piano en de cello spelen een lange, strikte canon die je niet meteen gewaarwordt omdat je meer let op de interactie tussen viool en cello – en ook dat is een geïnspireerde vondst. Dit trio is optimistisch van sfeer, echt somber stormen doet het nergens.

Robert Schumann in 1850

Phantasiestücke opus 73

Net als de Eerste vioolsonate hebben ook de Phantasie­stücke, opus 73 een onmiddellijke lyrische kwaliteit. Schumann schreef ze voor klarinet en piano, maar tekende aan dat de klarinet door een cello of een viool kon worden vervangen – wat commercieel interessant was in een tijd dat componisten goed verdienden aan bladmuziek omdat er zo veel mensen thuis musiceerden. Deze Phantasie­stücke draaien wederom meer om de onmiddellijke emotie en de lyrische bekoring dan om de constructie zoals die van bijvoorbeeld een Beethovensymfonie. Bij Schumann gaat het om de wisseling van stemming, bij Beethoven om de verrassende wending die pas op z’n plek valt als je het hele stuk hebt gespeeld/gehoord. Schumann is geen constructivistische architect, maar vooral in de directe emotionele impact van zijn noten geïnteresseerd. De vorm van deze muziek die als het wispelturige gemoed van Schumann van kleur verschiet, is bewust eenvoudig om ze des te directer te kunnen laten spreken: van hart tot hart. Wat sfeer betreft gaan ze van donker naar licht – wat dan weer heel klassiek en ouderwets beethoveniaans is.

Phantasiestücke opus 88

De Phantasiestücke , opus 88 voor pianotrio laten prachtig horen hoe Schumanns muziek bijeengehouden wordt door maar een paar motieven die in gevarieerde vorm in verschillende delen kunnen opduiken. Na de mysterieuze opening is de erop volgende Humoreske gebouwd op een steviger variant van materiaal uit de voorgaande Romanze, en als je dat krachtige motief en het marsthema van de Finale over elkaar heen legt, hoor je dat er een sterk verwant raamwerk onder ligt. Het marsthema is een uitgebeende variant van het thema van de Humoreske. Een tweede terugkerend gegeven in Schumanns componeren is de manier waarop alles steeds wordt voortgestuwd doordat de instrumenten elkaar imiteren, dikwijls zelfs in de vorm van verborgen canons (letterlijke herhalingen die op een andere toon beginnen). De meeslepende drive die Schumanns beste muziek kent, leunt voor een belangrijk deel op die manier van melodieën uit elkaar laten voortkomen. Tussen de twee keerzijden van de Humoreske en de Finale ligt een contrasterend Duett waarin de cello en de viool een weidse lyrische lijn door elkaar heen weven.

Tweede pianotrio 

Het Tweede pianotrio in F groot, opus 80 is van de vier stukken van vanavond het meest klassiek van opzet. Het is niet minder melodisch gedreven dan de andere werken, maar minder grillig en wat evenwichtiger – wat niet betekent dat er geen verrassende wendingen zijn. De grote vondst van het eerste snelle deel is de introductie van een citaat uit Schumanns eerdere lied Dein Bildnis wunderselig (vrij vertaald: ‘dat prachtige portret van jou’). Nadat het eerst lijkt of het weer een zaak van uit elkaar voortkomende motieven wordt, verandert de stemming – en de muzikale structuur – plotseling door dat zangerige thema. Het tweede deel is weer een lied voor viool en piano, maar dit keer is het allemaal iets doorwrochter. De piano en de cello spelen een lange, strikte canon die je niet meteen gewaarwordt omdat je meer let op de interactie tussen viool en cello – en ook dat is een geïnspireerde vondst. Dit trio is optimistisch van sfeer, echt somber stormen doet het nergens.

door Roeland Hazendonk

Biografie

Aylen Pritchin, viool

Aylen Pritchin won in 2014 het Concours International Long-Thibaud in Parijs en ontwikkelde een bloeiende carrière in repertoire van oud tot hedendaags, uitgevoerd op historische en moderne instrumenten.

Onder de hoogtepunten van vorig seizoen waren debuten bij het Orchestre de Chambre de Paris (Saint-Saëns), het WDR Sinfonieorchester Köln (Beethoven) met dirigent Maxim Emelyanychev, Camerata Nordica (tournee door Zweden) en de Sinfonia Varsovia (Mendelssohn).

Daarnaast keerde de violist terug bij Il Pomo d’Oro (Mozart) onder leiding van Maxim Emelyanychev en bij het Taiwan Philharmonic Orchestra (Korngold) onder leiding van Jun Märkl.

In eerdere seizoenen soleerde hij ook bij de orkesten van Osaka en Hiroshima, Hong Kong Sinfonietta, het Royal Liverpool Philharmonic Orchestra, het Scottish Chamber Orchestra en het Armeens Nationaal Philharmonisch Orkest.

Kamermuziek speelde Aylen Pritchin onder meer op het Just Klassik Festival in Troyes, La Folle Journée de Nantes en het festival van Lockenhaus. Met Maxim Emelyanychev op piano bracht hij een ­Brahms-album uit en verzorgde hij duorecitals in onder meer Dubrovnik en Parijs.

Andere belangrijke zalen waar Aylen Pritchin optrad zijn het Wiener Konzerthaus, Musikaliska in Stockholm, het Moz­arteum in Salzburg en de Toppan Hall in Tokio. Zijn nieuwste cd, Debussy-Hahn-Stravinsky met pianist Lukas Geniusas, won zowel een Preis der deutschen Schallplattenkritik als een Choc de Classica.

Aylen Pritchin begon zijn vioolstudie in zijn geboortestad Sint-Petersburg en ging vervolgens naar het Tsj­aikovski Conservatorium in Moskou. Hij geeft nu zelf les aan de conservatoria van Antwerpen en Düsseldorf.

In Het Concertgebouw maakt hij zijn debuut.

Nicolas Altstaedt, cello

De afgelopen seizoenen maakte de Duits-Franse cellist Nicolas Altstaedt solodebuten bij het Na­tional Symphony Orchestra in Washington, de orkesten van Seattle en Sydney, het London Philharmonic Orchestra, Philharmonia, het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks, de Staatskapelle Berlin en de Seoul Philharmonic en was hij in residence bij het NDR Elbphilharmonie Orchester, het SWR Symphonieorchester en het Barcelona Symphony Orchestra.

Afgelopen november debuteerde hij bij het Concertgebouworkest met een nieuw werk van Liza Lim, en eerder werd hij uitgenodigd door de Wiener en de Münchner Philharmoniker, het Orchestre National de France, alle BBC-orkesten en het NHK Symphony Orchestra, Tokyo.

Met de componist zelf op de bok gaf hij de Finse première van Esa-Pekka Salonens Celloconcert. Nicolas Altstaedt werkte recent ook met oudemuziekgezelschappen als Arcangelo en het Orchestre des Champs-Elysées.

Als dirigent heeft hij een nauwe band met het Scottish Chamber Orchestra, het Münchner Kammerorchester en het Orchestre Philharmonique de Radio France, en stond hij ook voor het Budapest Festival Orchestra, het Kyoto Symphony Orchestra en het Orkest van de Achttiende Eeuw. In 2012 volgde hij Gidon Kremer op als artistiek leider van het Kammermusikfestival Lockenhaus.

In seizoen 2017/2018 had Nicolas Altstaedt een Spotlightserie in de Kleine Zaal, en zijn laatste optreden daar was op 20 december j.l. met pianist Maxim Emelyanychev en violist Aylen Pritchin.

Maxim Emelyanychev, piano

Maxim Emelyanychev werkt als dirigent, pianist, klavecinist en cornettist. Hij studeerde piano en directie in zijn geboortestad Nizjni Novgorod, vervolgde zijn studie in de directieklas van Gennadi Rozjdestvenski aan het Tsjaikovski Conservatorium in Moskou en maakte zijn dirigeerdebuut op twaalfjarige leeftijd.

Sinds 2013 is Maxim Emelyanychev chef-dirigent van het oudemuziekensemble il Pomo d’Oro, waarmee hij internationaal tourde met mezzosopraan Joyce DiDonato (Eden, Grote Zaal 8 maart 2022) en counter­tenor Jakub Józef Orliński (Beyond, ­Grote Zaal 19 november 2023) en waarmee hij de complete symfonieën van Mozart opneemt.

In 2019 startte Maxim Emelyanychev als chef-dirigent van het Scottish Chamber Orchestra, en samen stonden ze al meermaals op de BBC Proms en het Edinburgh Festival.

Met ingang van seizoen 2025/2026 zal hij bovendien vaste gastdirigent zijn van het Swedish Radio Symphony Orchestra, waar hij in 2022 debuteerde. Als gastdirigent staat Maxim Emelyanychev veelvuldig voor het Orchestre National du Capitole de Toulouse en werkte hij ook met het Konzerthausorchester Berlin, de Berliner Philharmoniker, het Royal Liverpool Philharmonic Orchestra, het Mahler Chamber Orchestra, het Orchestra della Svizzera Italiana, het Orchestre de Paris en orkesten in Tokio, Osaka, Seattle en Toronto. In oktober 2021 dirigeerde hij voor het eerst het Concertgebouworkest en hij keerde er terug in 2023 en 2024.

Het Orchestra of the Age of Enlightenment leidde hij in opera’s van Händel op het Glyndebourne Festival (Rinaldo) en in Covent Garden in Londen (Agrippina). In april 2019 ontving Maxim Emelyanychev een International Opera Award in de categorie Nieuwkomers, en een jaar eerder werd zijn cd met Mozartsonates op fortepiano bekroond met een Choc de Classica.

In de Kleine Zaal maakt de veelzijdige musicus nu zijn debuut als pianist.