Mozart: Klarinetconcert
door Clemens Romijn 26 jan. 2024 26 januari 2024
Ondanks de majeurtoonsoort is Mozarts Klarinetconcert in A groot doordrenkt van weemoed. De menselijke klank van de klarinet maakt dat effect alleen maar sterker.
Een prachtig moment waarin de wereld van de muziek en die van de film bij elkaar kwamen was in 1985 in Out of Africa, naar de autobiografische roman Den afrikanske farm uit 1937 van de Deense schrijfster Karen Blixen. Op hun safari door de Afrikaanse wildernis sjouwden Robert Redford en Meryl Streep met een oude koffergrammofoon en één plaat: een opname van Mozarts Klarinetconcer in A groot, KV 622. Redford draaide die met de ‘goede’ kant naar boven: het Adagio. Het mooiste moment uit de film: een aap die klassieke muziek hoort, Mozart zelfs!
Herfst en melancholie
Waarom wordt in beschrijvingen van dit laatste concert van Mozarts hand toch zo vaak gerept over een herfstachtige sfeer, over melancholie en zelfs over vermoedens van zijn aanstaande dood? De Nederlandse componist Tristan Keuris vond dat componeren voor klarinet ‘iets griezeligs’ heeft, ‘want de mooiste klarinetmuziek werd geschreven door lui met wie het daarna snel afgelopen was’. Dat klopt inderdaad voor wat betreft Wolfgang Amadeus Mozart en Johannes Brahms.
Het hart danst, maar niet uit vreugde
Van buitenaf valt die herfstachtige melancholie niet aan het Klarinetconcert af te lezen. Alle drie de delen staan in majeur, achtereenvolgens een Allegro in sonatevorm in de zonnige toonsoort A groot, een Adagio-drieluik (ABA) in D groot en een Finale, een Allegro in A groot, die een combinatie is van rondo- en sonatevorm. Voor de klarinet ligt A groot voor de hand, maar het is ook een zomerse toonsoort, de toonsoort van rijke kleuren, zoals Alfred Einstein het formuleerde. Dezelfde als die van het Pianoconcert nr. 23 in A groot, KV 488, een soort zusterwerk dat nagenoeg met dezelfde noten begint.
In alle drie de delen van het Klarinetconcert vinden onderweg echter zulke ‘gevoelige’ en weinig zomerse excursies plaats naar mineurtoonsoorten, zoals het dramatische fis klein in maat 91, dat de zon lang ver weg is. Dat was wat romantici als Robert Schumann zo in Mozart bewonderden. Om het prachtige mengsel van majeur en mineur in het slotrondo te omschrijven citeerde musicoloog H.C. Robbins Landon zelfs uit Shakespeares A Winter’s Tale: ‘Het hart danst, maar niet uit vreugde.’ Eenzelfde tweeslachtigheid heeft het ontroerende middendeel: ondanks een stralend D groot ook hier weer vlagen van diepe weemoed.
Menselijke klank
Vaak is die tweeslachtigheid uitgelegd vanuit Mozarts opvatting van het soloconcert als een ‘antropomorf’ genre, een instrumentaal werk met een ‘zingend personage’ dat uit een opera is komen wandelen maar zijn woorden kwijt is. ‘Ik had nooit kunnen bedenken dat de klarinet zo goed in staat was de menselijke stem te imiteren, zo goed als u deed!’ Zo luidde een reactie op een optreden van Anton Stadler met muziek van Mozart in 1784.
Mozart wilde Stadlers bassetklarinet een stem en zoveel mogelijk de ruimte geven
Niet vreemd ook dat die ‘menselijke klank’ doorklinkt in het Klarinetconcert als teken van een lange vriendschap tussen Mozart en die begaafde Oostenrijkse klarinettist en bassethoornspeler Anton Stadler (1753-1812). Eerder trakteerde Mozart hem op het Klarinetkwintet (KV 581), op solo’s in zijn opera La clemenza di Tito en een Concert-Allegro voor bassethoorn in F groot (KV 584b). Tijdens de voorbereidingen van Tito in Praag vroeg Stadler Mozart dat Allegro uit te werken tot een compleet driedelig concert, en dan voor bassetklarinet. Zo kwam in oktober 1791 het (Basset)Klarinetconcert tot stand.
Mozart wilde Stadlers bassetklarinet een stem en zoveel mogelijk de ruimte geven, namelijk door een ingetogen klank, als ging het om kamermuziek. Door weglating van hobo’s, trompetten en pauken uit het orkest wordt de solist overwegend door strijkers begeleid. Daarbij is de klarinet in de solo-expositie van het eerste deel maar liefst bijna honderd maten lang aan het woord, uitzonderlijk lang vergeleken met de klavierconcerten.
Een prachtig moment waarin de wereld van de muziek en die van de film bij elkaar kwamen was in 1985 in Out of Africa, naar de autobiografische roman Den afrikanske farm uit 1937 van de Deense schrijfster Karen Blixen. Op hun safari door de Afrikaanse wildernis sjouwden Robert Redford en Meryl Streep met een oude koffergrammofoon en één plaat: een opname van Mozarts Klarinetconcer in A groot, KV 622. Redford draaide die met de ‘goede’ kant naar boven: het Adagio. Het mooiste moment uit de film: een aap die klassieke muziek hoort, Mozart zelfs!
Herfst en melancholie
Waarom wordt in beschrijvingen van dit laatste concert van Mozarts hand toch zo vaak gerept over een herfstachtige sfeer, over melancholie en zelfs over vermoedens van zijn aanstaande dood? De Nederlandse componist Tristan Keuris vond dat componeren voor klarinet ‘iets griezeligs’ heeft, ‘want de mooiste klarinetmuziek werd geschreven door lui met wie het daarna snel afgelopen was’. Dat klopt inderdaad voor wat betreft Wolfgang Amadeus Mozart en Johannes Brahms.
Het hart danst, maar niet uit vreugde
Van buitenaf valt die herfstachtige melancholie niet aan het Klarinetconcert af te lezen. Alle drie de delen staan in majeur, achtereenvolgens een Allegro in sonatevorm in de zonnige toonsoort A groot, een Adagio-drieluik (ABA) in D groot en een Finale, een Allegro in A groot, die een combinatie is van rondo- en sonatevorm. Voor de klarinet ligt A groot voor de hand, maar het is ook een zomerse toonsoort, de toonsoort van rijke kleuren, zoals Alfred Einstein het formuleerde. Dezelfde als die van het Pianoconcert nr. 23 in A groot, KV 488, een soort zusterwerk dat nagenoeg met dezelfde noten begint.
In alle drie de delen van het Klarinetconcert vinden onderweg echter zulke ‘gevoelige’ en weinig zomerse excursies plaats naar mineurtoonsoorten, zoals het dramatische fis klein in maat 91, dat de zon lang ver weg is. Dat was wat romantici als Robert Schumann zo in Mozart bewonderden. Om het prachtige mengsel van majeur en mineur in het slotrondo te omschrijven citeerde musicoloog H.C. Robbins Landon zelfs uit Shakespeares A Winter’s Tale: ‘Het hart danst, maar niet uit vreugde.’ Eenzelfde tweeslachtigheid heeft het ontroerende middendeel: ondanks een stralend D groot ook hier weer vlagen van diepe weemoed.
Menselijke klank
Vaak is die tweeslachtigheid uitgelegd vanuit Mozarts opvatting van het soloconcert als een ‘antropomorf’ genre, een instrumentaal werk met een ‘zingend personage’ dat uit een opera is komen wandelen maar zijn woorden kwijt is. ‘Ik had nooit kunnen bedenken dat de klarinet zo goed in staat was de menselijke stem te imiteren, zo goed als u deed!’ Zo luidde een reactie op een optreden van Anton Stadler met muziek van Mozart in 1784.
Mozart wilde Stadlers bassetklarinet een stem en zoveel mogelijk de ruimte geven
Niet vreemd ook dat die ‘menselijke klank’ doorklinkt in het Klarinetconcert als teken van een lange vriendschap tussen Mozart en die begaafde Oostenrijkse klarinettist en bassethoornspeler Anton Stadler (1753-1812). Eerder trakteerde Mozart hem op het Klarinetkwintet (KV 581), op solo’s in zijn opera La clemenza di Tito en een Concert-Allegro voor bassethoorn in F groot (KV 584b). Tijdens de voorbereidingen van Tito in Praag vroeg Stadler Mozart dat Allegro uit te werken tot een compleet driedelig concert, en dan voor bassetklarinet. Zo kwam in oktober 1791 het (Basset)Klarinetconcert tot stand.
Mozart wilde Stadlers bassetklarinet een stem en zoveel mogelijk de ruimte geven, namelijk door een ingetogen klank, als ging het om kamermuziek. Door weglating van hobo’s, trompetten en pauken uit het orkest wordt de solist overwegend door strijkers begeleid. Daarbij is de klarinet in de solo-expositie van het eerste deel maar liefst bijna honderd maten lang aan het woord, uitzonderlijk lang vergeleken met de klavierconcerten.
Ingeweven solist
Maar de solist is zelden alleen, hij is eerder een primus inter pares. Zo klinkt het hoofdthema in het eerste deel geregeld in parallelle tertsen of sexten, dus gespeeld door twee instrumenten die samen optrekken als compagnons (figuur 1 en 2). Dat is wel uitgelegd als vrijmetselaarssymboliek, aangezien Mozart en Stadler lid waren van dezelfde Weense vrijmetselaarsloge. Net als bij de opening van het Pianoconcert in A groot, KV 488 en van het Klarinetkwintet begint het eerste thema op de kwint en neigt dan neerwaarts. Verder valt het canonische contrapunt op tussen de strijkers onderling en tussen de strijkers en de klarinet (figuur 2).
Figuur 1: Het hoofdthema met parallele tertsen en sexten.
Figuur 2: Canonische imitatie en parallelle sexten.
Een dergelijke canonische imitatie speelt zich ook af in het langzame tweede deel (figuur 3).
Figuur 3: Ook in het langzame deel valt de canonische imitatie op.
De uiterst virtuoze klarinetpartij beslaat de complete toonomvang van het instrument. Lange toonladderlopen op en neer, snelle arpeggio’s met een grote omvang, chromatische lijnen en voortdurende verandering en variatie van het hoofdthema, alles is zorgvuldig en met groot gevoel voor retorica ingebed in het betoog.
De hoofdthema’s liggen grotendeels in het bovenregister van het instrument, al zijn er regelmatig uitstapjes naar het lage en het middenregister. Snelle registerwisselingen van laag naar hoog en andersom hebben grote melodische sprongen tot gevolg, tot wel twee octaven. En in de oorspronkelijke versie voor bassetklarinet zelfs van drie of meer (figuur 4).
Figuur 4: Een van de grote sprongen in de bassetklarinetpartij.
De vier chromatische tonen die de bassetklarinet in de laagte meer heeft dan de gewone klarinet gebruikte Mozart meer dan dertig keer! En daarop was hij gebrand, zoals blijkt uit de bewaard gebleven conversatie tijdens het componeren:
Mozart: ‘Heb je de noten op je instrument?’
Stadler: ‘Jazeker, die zitten er op!’
Mozart: ‘Voor het geval ze er op zitten, aan jou de taak ze te produceren!’
In de uitgave van het Klarinetconcert na Mozarts dood paste de uitgever de muziek aan de toonomvang van de gangbare klarinet aan en werden die laagste noten omhoog geoctaveerd. Ook dat verklaart een deel van de soms merkwaardige grote sprongen in de melodie. Mozarts manuscript is verloren gegaan, maar uit het Concert-Allegro voor bassethoorn is wel af te leiden wat Mozart oorspronkelijk bedoelde, althans in het eerste deel.
Mozart was in de ban geraakt van de klarinet toen hij die voor het eerste hoorde in Milaan in 1779. Van heerlijke partijen voorzag hij het instrument in blazersserenades, symfonieën, concerten en opera’s in zijn Weense jaren, en hij verlangde naar het instrument wanneer het ergens ontbrak: ‘Wenn wir doch eine Klarinette hätten, Sie können sich die grossartige Wirkung einer Sinfonie mit Flöten, Oboen und Klarinetten nicht vorstellen.’ De meest magnifieke rol gaf hij het zo menselijke instrument in zijn Klarinetconcert.
Ingeweven solist
Maar de solist is zelden alleen, hij is eerder een primus inter pares. Zo klinkt het hoofdthema in het eerste deel geregeld in parallelle tertsen of sexten, dus gespeeld door twee instrumenten die samen optrekken als compagnons (figuur 1 en 2). Dat is wel uitgelegd als vrijmetselaarssymboliek, aangezien Mozart en Stadler lid waren van dezelfde Weense vrijmetselaarsloge. Net als bij de opening van het Pianoconcert in A groot, KV 488 en van het Klarinetkwintet begint het eerste thema op de kwint en neigt dan neerwaarts. Verder valt het canonische contrapunt op tussen de strijkers onderling en tussen de strijkers en de klarinet (figuur 2).
Figuur 1: Het hoofdthema met parallele tertsen en sexten.
Figuur 2: Canonische imitatie en parallelle sexten.
Een dergelijke canonische imitatie speelt zich ook af in het langzame tweede deel (figuur 3).
Figuur 3: Ook in het langzame deel valt de canonische imitatie op.
De uiterst virtuoze klarinetpartij beslaat de complete toonomvang van het instrument. Lange toonladderlopen op en neer, snelle arpeggio’s met een grote omvang, chromatische lijnen en voortdurende verandering en variatie van het hoofdthema, alles is zorgvuldig en met groot gevoel voor retorica ingebed in het betoog.
De hoofdthema’s liggen grotendeels in het bovenregister van het instrument, al zijn er regelmatig uitstapjes naar het lage en het middenregister. Snelle registerwisselingen van laag naar hoog en andersom hebben grote melodische sprongen tot gevolg, tot wel twee octaven. En in de oorspronkelijke versie voor bassetklarinet zelfs van drie of meer (figuur 4).
Figuur 4: Een van de grote sprongen in de bassetklarinetpartij.
De vier chromatische tonen die de bassetklarinet in de laagte meer heeft dan de gewone klarinet gebruikte Mozart meer dan dertig keer! En daarop was hij gebrand, zoals blijkt uit de bewaard gebleven conversatie tijdens het componeren:
Mozart: ‘Heb je de noten op je instrument?’
Stadler: ‘Jazeker, die zitten er op!’
Mozart: ‘Voor het geval ze er op zitten, aan jou de taak ze te produceren!’
In de uitgave van het Klarinetconcert na Mozarts dood paste de uitgever de muziek aan de toonomvang van de gangbare klarinet aan en werden die laagste noten omhoog geoctaveerd. Ook dat verklaart een deel van de soms merkwaardige grote sprongen in de melodie. Mozarts manuscript is verloren gegaan, maar uit het Concert-Allegro voor bassethoorn is wel af te leiden wat Mozart oorspronkelijk bedoelde, althans in het eerste deel.
Mozart was in de ban geraakt van de klarinet toen hij die voor het eerste hoorde in Milaan in 1779. Van heerlijke partijen voorzag hij het instrument in blazersserenades, symfonieën, concerten en opera’s in zijn Weense jaren, en hij verlangde naar het instrument wanneer het ergens ontbrak: ‘Wenn wir doch eine Klarinette hätten, Sie können sich die grossartige Wirkung einer Sinfonie mit Flöten, Oboen und Klarinetten nicht vorstellen.’ De meest magnifieke rol gaf hij het zo menselijke instrument in zijn Klarinetconcert.