Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertprogramma

Concertprogramma

Meesters op de gitaar: Zoran Dukić

Meesters op de gitaar: Zoran Dukić

Kleine Zaal
24 februari 2024
20.15 uur

Print dit programma

Zoran Dukić gitaar

Dit concert maakt deel uit van de serie Meesters op de Gitaar.

Johann Sebastian Bach (1685-1750)

Siciliana
uit ‘Sonate nr. 1 in g kl.t.’, BWV 1001 (1720)
oorspronkelijk voor viool solo

Astor Piazzolla (1921-1992)

Invierno Porteño
uit ‘Las cuatro estaciones Porteñas’ (1965-70)

Johann Sebastian Bach

Andante
uit ‘Sonate nr. 2 in a kl.t.’, BWV 1003 (1720)
oorspronkelijk voor viool solo

Astor Piazzolla

Adiós Nonino (1959)

Johann Sebastian Bach

Largo
uit ‘Sonate nr. 3 in C gr.t.’, BWV 1005 (1720)
oorspronkelijk voor viool solo

Astor Piazzolla

La muerte del ángel (1962)

Johann Sebastian Bach

Sarabande
uit ‘Partita nr. 2 in d kl.t.’, BWV 1004 (1720)
oorspronkelijk voor viool solo

pauze ± 21.00 uur

Dušan Bogdanović (1955)

Lament (1996)

Agustín Barrios Mangoré (1885-1944)

Chôro da saudade (jaartal onbekend)
Caazapá (jaartal onbekend)

Stephen Goss (1964)

Cinema Paradiso (2017)
Paris, Texas
Modern Times
Noir
Mandalay
451
Tarantino

einde ± 22.15 uur

Kleine Zaal 24 februari 2024 20.15 uur

Zoran Dukić gitaar

Dit concert maakt deel uit van de serie Meesters op de Gitaar.

Johann Sebastian Bach (1685-1750)

Siciliana
uit ‘Sonate nr. 1 in g kl.t.’, BWV 1001 (1720)
oorspronkelijk voor viool solo

Astor Piazzolla (1921-1992)

Invierno Porteño
uit ‘Las cuatro estaciones Porteñas’ (1965-70)

Johann Sebastian Bach

Andante
uit ‘Sonate nr. 2 in a kl.t.’, BWV 1003 (1720)
oorspronkelijk voor viool solo

Astor Piazzolla

Adiós Nonino (1959)

Johann Sebastian Bach

Largo
uit ‘Sonate nr. 3 in C gr.t.’, BWV 1005 (1720)
oorspronkelijk voor viool solo

Astor Piazzolla

La muerte del ángel (1962)

Johann Sebastian Bach

Sarabande
uit ‘Partita nr. 2 in d kl.t.’, BWV 1004 (1720)
oorspronkelijk voor viool solo

pauze ± 21.00 uur

Dušan Bogdanović (1955)

Lament (1996)

Agustín Barrios Mangoré (1885-1944)

Chôro da saudade (jaartal onbekend)
Caazapá (jaartal onbekend)

Stephen Goss (1964)

Cinema Paradiso (2017)
Paris, Texas
Modern Times
Noir
Mandalay
451
Tarantino

einde ± 22.15 uur

Toelichting

Meesters op de gitaar: Zoran Dukić

door Paul Janssen

Zoran Dukić besteedt tijdens zijn gitaarrecital aandacht aan twee zaken. In het eerste deel staan Johann Sebastian Bach en Astor Piazzolla naast elkaar. In het tweede deel klinken voornamelijk originele werken voor gitaar van Agustín Barrios Mangoré, Stephen Goss en Dušan Bogdanović.

Piazzolla

Dat Bach en Piazzolla zo broederlijk naast elkaar staan is minder vreemd dan het lijkt. De Argentijnse tangokoning Astor Piazzolla werd geboren in Mar del Plata, maar trok al jong met zijn ouders naar New York. Daar kreeg hij voor zijn achtste verjaardag een bandoneon van zijn vader, maar hij liet het instrument links liggen. Tot hij op twaalfjarige leeftijd uit het huis van de buren pianoklanken opving. Het bleek te gaan om de Hongaarse pianist Béla Wilda die muziek van Bach speelde. De jonge Piazzolla kreeg les van hem en Wilda daagde hem uit om Bach op de bandoneon te spelen. Daarmee was een levenslange fascinatie en liefde voor Bach geboren die terug te horen is in tangos’s als Invierno Porteño, Adiós Nonino en La muerte del ángel. In deze werken gebruikt Piazzolla regelmatig meerstemmigheid en fugatische passages die geïnspireerd zijn op het werk van Bach. Hoewel Piazzolla onder andere Cinco piezas voor gitaar solo schreef, en Histoire du tango voor gitaar en fluit, zijn de werken op het programma van vandaag stuk voor stuk bewerkingen voor gitaar.

Zoran Dukić besteedt tijdens zijn gitaarrecital aandacht aan twee zaken. In het eerste deel staan Johann Sebastian Bach en Astor Piazzolla naast elkaar. In het tweede deel klinken voornamelijk originele werken voor gitaar van Agustín Barrios Mangoré, Stephen Goss en Dušan Bogdanović.

Piazzolla

Dat Bach en Piazzolla zo broederlijk naast elkaar staan is minder vreemd dan het lijkt. De Argentijnse tangokoning Astor Piazzolla werd geboren in Mar del Plata, maar trok al jong met zijn ouders naar New York. Daar kreeg hij voor zijn achtste verjaardag een bandoneon van zijn vader, maar hij liet het instrument links liggen. Tot hij op twaalfjarige leeftijd uit het huis van de buren pianoklanken opving. Het bleek te gaan om de Hongaarse pianist Béla Wilda die muziek van Bach speelde. De jonge Piazzolla kreeg les van hem en Wilda daagde hem uit om Bach op de bandoneon te spelen. Daarmee was een levenslange fascinatie en liefde voor Bach geboren die terug te horen is in tangos’s als Invierno Porteño, Adiós Nonino en La muerte del ángel. In deze werken gebruikt Piazzolla regelmatig meerstemmigheid en fugatische passages die geïnspireerd zijn op het werk van Bach. Hoewel Piazzolla onder andere Cinco piezas voor gitaar solo schreef, en Histoire du tango voor gitaar en fluit, zijn de werken op het programma van vandaag stuk voor stuk bewerkingen voor gitaar.

Bach

De werken van Piazzolla doen het, ook als ze niet voor het instrument geschreven zijn, uitstekend op de gitaar. Hetzelfde geldt voor veel composities van Johann Sebastian Bach. Nu zijn er van Bach vier luitsuites bekend, waarvan alleen de eerste echt voor luit geschreven lijkt. De andere zijn door Bach zelf gemaakte bewerkingen. Zo is de Derde luitsuite een transcriptie van de Vijfde cellosuite en is de Vierde luitsuite een bewerking van de Derde partita voor viool.

Met die wetenschap in het achterhoofd heeft Dukić de langzame delen uit de eerste drie sonates en de Tweede partita voor viool solo voor de gitaar bewerkt. Dat vanavond juist de langzame delen klinken heeft alles te maken met de belangrijkste reden om Bach met Piazzolla te combineren. Voor Dukić gaat het vooral om het contrast tussen hun werelden. Piazzolla’s tango’s zijn gepassioneerd, sensueel, wild soms, terwijl Bach rust en orde biedt. Zo ontstaat een cadans van opwinding en ontspanning.

Barrios Mangoré

Bach is niet weg te denken uit het werk van Piazzolla, zoals hij ook niet weg te denken is uit het werk van de Paraguayaanse gitarist-componist Agustín Barrios Mangoré die veel betekende voor de opkomst van de gitaar in de twintigste eeuw en de bloei van het Latijns-­Amerikaanse gitaarrepertoire. Zijn belangrijkste inspiratiebronnen – naast Bach – waren de romantische traditie en de Paraguayaanse volksmuziek. Dat is goed te horen in Chôro da saudade, een nostalgisch ‘volkslied’ in rondovorm, en in Caazapá, waarvan de ondertitel Ayre popular Paraguayo genoeg zegt. Hoewel Barrios Mangoré na zijn dood in 1944 meer en meer in de vergetelheid leek te raken, werd hij mede dankzij de inspanningen van de Britse gitarist John Williams een van de ijkpunten voor de generatie gitaristen na Andrés Segovia. In die zin bracht Barrios Mangoré de gitaar niet alleen naar de twintigste eeuw, maar zorgde zijn muziek er ook voor dat recentere generaties voortborduurden op het werk van deze ‘Paganini van de gitaar’ en nieuwe wegen en klanken zochten. Met Dušan Bogdanović en Stephen Goss komen twee belangwekkende vertegenwoordigers van de hedendaagse gitaarmuziek tot klinken.

Bogdanović

Dušan Bogdanović, geboren in het voormalige Joegoslavië, kreeg zijn onderricht van onder anderen de Argentijnse componist – en tevens leraar van Astor Piazzolla – Alberto Ginastera en ontwikkelde een geheel eigen stijl geïnspireerd op de klassieke muziek, jazz en de volksmuziek van de Balkan. Het is vooral de volksmuziek die de belangrijkste inspiratiebron lijkt voor zijn twaalf minuten durende Lament, een werk dat zich organisch ontwikkelt vanuit het eerste melodische statement aan het begin van het werk dat hij in 1996 schreef ter nagedachtenis aan zijn vader en eerste gitaardocent Caslav Bogdanović.

Goss

De Welshe componist Stephen Goss slaat met zijn voor Zoran Dukić geschreven Cinema Paradiso heel andere en avontuurlijker wegen in. Het werk is, zoals de titel doet vermoeden, geïnspireerd op Goss’ liefde voor de film. In vijf delen geeft hij zijn visie op achtereenvolgens Paris, Texas van Wim We­nders, Modern Times van Charlie Chaplin, de film noir, Manderlay van Lars von Trier, Fahrenheit 451 van François Truffaut (naar de science fiction-klassieker van Ray Bradbury) en Pulp Fiction van Quentin Tarantino.

De zes delen laten zich omschrijven als sfeerschetsen die refereren aan een film en een bijbehorende soundtrack. Zo schrijft Goss in Paris, Texas het gebruik van een flessenhals voor om de slidegitaar van Ry Cooder in herinnering te roepen, is Modern Times een even mechanisch als repetitief deel dat de machinale waanzin in Chaplins film parafraseert en mondt Tarantino, een soort tarantella, uit in gewelddadige virtuositeit, ‘completely out of control’, zoals de speelaanwijzing luidt. Bijzonder is het voorlaatste deel, 451. De partituur bevat slechts een titel en een metronoomsnelheid. Verder is er geen noot te bekennen. Analoog aan de 451 mensen die in Fahrenheit 451 in de periferie van een dystopische samenleving leven waaruit alle boeken verbannen zijn en die de laatste boeken uit hun hoofd leren om ze te kunnen doorgeven, is het de bedoeling dat de uitvoerder het even statige als vervreemdende koraal uit het hoofd leert door het na te spelen van een video, een opname of een andere gitarist. Een mooie metafoor voor het doorgeven van de gitaartraditie van generatie op generatie. 

Bach

De werken van Piazzolla doen het, ook als ze niet voor het instrument geschreven zijn, uitstekend op de gitaar. Hetzelfde geldt voor veel composities van Johann Sebastian Bach. Nu zijn er van Bach vier luitsuites bekend, waarvan alleen de eerste echt voor luit geschreven lijkt. De andere zijn door Bach zelf gemaakte bewerkingen. Zo is de Derde luitsuite een transcriptie van de Vijfde cellosuite en is de Vierde luitsuite een bewerking van de Derde partita voor viool.

Met die wetenschap in het achterhoofd heeft Dukić de langzame delen uit de eerste drie sonates en de Tweede partita voor viool solo voor de gitaar bewerkt. Dat vanavond juist de langzame delen klinken heeft alles te maken met de belangrijkste reden om Bach met Piazzolla te combineren. Voor Dukić gaat het vooral om het contrast tussen hun werelden. Piazzolla’s tango’s zijn gepassioneerd, sensueel, wild soms, terwijl Bach rust en orde biedt. Zo ontstaat een cadans van opwinding en ontspanning.

Barrios Mangoré

Bach is niet weg te denken uit het werk van Piazzolla, zoals hij ook niet weg te denken is uit het werk van de Paraguayaanse gitarist-componist Agustín Barrios Mangoré die veel betekende voor de opkomst van de gitaar in de twintigste eeuw en de bloei van het Latijns-­Amerikaanse gitaarrepertoire. Zijn belangrijkste inspiratiebronnen – naast Bach – waren de romantische traditie en de Paraguayaanse volksmuziek. Dat is goed te horen in Chôro da saudade, een nostalgisch ‘volkslied’ in rondovorm, en in Caazapá, waarvan de ondertitel Ayre popular Paraguayo genoeg zegt. Hoewel Barrios Mangoré na zijn dood in 1944 meer en meer in de vergetelheid leek te raken, werd hij mede dankzij de inspanningen van de Britse gitarist John Williams een van de ijkpunten voor de generatie gitaristen na Andrés Segovia. In die zin bracht Barrios Mangoré de gitaar niet alleen naar de twintigste eeuw, maar zorgde zijn muziek er ook voor dat recentere generaties voortborduurden op het werk van deze ‘Paganini van de gitaar’ en nieuwe wegen en klanken zochten. Met Dušan Bogdanović en Stephen Goss komen twee belangwekkende vertegenwoordigers van de hedendaagse gitaarmuziek tot klinken.

Bogdanović

Dušan Bogdanović, geboren in het voormalige Joegoslavië, kreeg zijn onderricht van onder anderen de Argentijnse componist – en tevens leraar van Astor Piazzolla – Alberto Ginastera en ontwikkelde een geheel eigen stijl geïnspireerd op de klassieke muziek, jazz en de volksmuziek van de Balkan. Het is vooral de volksmuziek die de belangrijkste inspiratiebron lijkt voor zijn twaalf minuten durende Lament, een werk dat zich organisch ontwikkelt vanuit het eerste melodische statement aan het begin van het werk dat hij in 1996 schreef ter nagedachtenis aan zijn vader en eerste gitaardocent Caslav Bogdanović.

Goss

De Welshe componist Stephen Goss slaat met zijn voor Zoran Dukić geschreven Cinema Paradiso heel andere en avontuurlijker wegen in. Het werk is, zoals de titel doet vermoeden, geïnspireerd op Goss’ liefde voor de film. In vijf delen geeft hij zijn visie op achtereenvolgens Paris, Texas van Wim We­nders, Modern Times van Charlie Chaplin, de film noir, Manderlay van Lars von Trier, Fahrenheit 451 van François Truffaut (naar de science fiction-klassieker van Ray Bradbury) en Pulp Fiction van Quentin Tarantino.

De zes delen laten zich omschrijven als sfeerschetsen die refereren aan een film en een bijbehorende soundtrack. Zo schrijft Goss in Paris, Texas het gebruik van een flessenhals voor om de slidegitaar van Ry Cooder in herinnering te roepen, is Modern Times een even mechanisch als repetitief deel dat de machinale waanzin in Chaplins film parafraseert en mondt Tarantino, een soort tarantella, uit in gewelddadige virtuositeit, ‘completely out of control’, zoals de speelaanwijzing luidt. Bijzonder is het voorlaatste deel, 451. De partituur bevat slechts een titel en een metronoomsnelheid. Verder is er geen noot te bekennen. Analoog aan de 451 mensen die in Fahrenheit 451 in de periferie van een dystopische samenleving leven waaruit alle boeken verbannen zijn en die de laatste boeken uit hun hoofd leren om ze te kunnen doorgeven, is het de bedoeling dat de uitvoerder het even statige als vervreemdende koraal uit het hoofd leert door het na te spelen van een video, een opname of een andere gitarist. Een mooie metafoor voor het doorgeven van de gitaartraditie van generatie op generatie. 

door Paul Janssen

Meesters op de gitaar: Zoran Dukić

door Paul Janssen

Zoran Dukić besteedt tijdens zijn gitaarrecital aandacht aan twee zaken. In het eerste deel staan Johann Sebastian Bach en Astor Piazzolla naast elkaar. In het tweede deel klinken voornamelijk originele werken voor gitaar van Agustín Barrios Mangoré, Stephen Goss en Dušan Bogdanović.

Piazzolla

Dat Bach en Piazzolla zo broederlijk naast elkaar staan is minder vreemd dan het lijkt. De Argentijnse tangokoning Astor Piazzolla werd geboren in Mar del Plata, maar trok al jong met zijn ouders naar New York. Daar kreeg hij voor zijn achtste verjaardag een bandoneon van zijn vader, maar hij liet het instrument links liggen. Tot hij op twaalfjarige leeftijd uit het huis van de buren pianoklanken opving. Het bleek te gaan om de Hongaarse pianist Béla Wilda die muziek van Bach speelde. De jonge Piazzolla kreeg les van hem en Wilda daagde hem uit om Bach op de bandoneon te spelen. Daarmee was een levenslange fascinatie en liefde voor Bach geboren die terug te horen is in tangos’s als Invierno Porteño, Adiós Nonino en La muerte del ángel. In deze werken gebruikt Piazzolla regelmatig meerstemmigheid en fugatische passages die geïnspireerd zijn op het werk van Bach. Hoewel Piazzolla onder andere Cinco piezas voor gitaar solo schreef, en Histoire du tango voor gitaar en fluit, zijn de werken op het programma van vandaag stuk voor stuk bewerkingen voor gitaar.

Zoran Dukić besteedt tijdens zijn gitaarrecital aandacht aan twee zaken. In het eerste deel staan Johann Sebastian Bach en Astor Piazzolla naast elkaar. In het tweede deel klinken voornamelijk originele werken voor gitaar van Agustín Barrios Mangoré, Stephen Goss en Dušan Bogdanović.

Piazzolla

Dat Bach en Piazzolla zo broederlijk naast elkaar staan is minder vreemd dan het lijkt. De Argentijnse tangokoning Astor Piazzolla werd geboren in Mar del Plata, maar trok al jong met zijn ouders naar New York. Daar kreeg hij voor zijn achtste verjaardag een bandoneon van zijn vader, maar hij liet het instrument links liggen. Tot hij op twaalfjarige leeftijd uit het huis van de buren pianoklanken opving. Het bleek te gaan om de Hongaarse pianist Béla Wilda die muziek van Bach speelde. De jonge Piazzolla kreeg les van hem en Wilda daagde hem uit om Bach op de bandoneon te spelen. Daarmee was een levenslange fascinatie en liefde voor Bach geboren die terug te horen is in tangos’s als Invierno Porteño, Adiós Nonino en La muerte del ángel. In deze werken gebruikt Piazzolla regelmatig meerstemmigheid en fugatische passages die geïnspireerd zijn op het werk van Bach. Hoewel Piazzolla onder andere Cinco piezas voor gitaar solo schreef, en Histoire du tango voor gitaar en fluit, zijn de werken op het programma van vandaag stuk voor stuk bewerkingen voor gitaar.

Bach

De werken van Piazzolla doen het, ook als ze niet voor het instrument geschreven zijn, uitstekend op de gitaar. Hetzelfde geldt voor veel composities van Johann Sebastian Bach. Nu zijn er van Bach vier luitsuites bekend, waarvan alleen de eerste echt voor luit geschreven lijkt. De andere zijn door Bach zelf gemaakte bewerkingen. Zo is de Derde luitsuite een transcriptie van de Vijfde cellosuite en is de Vierde luitsuite een bewerking van de Derde partita voor viool.

Met die wetenschap in het achterhoofd heeft Dukić de langzame delen uit de eerste drie sonates en de Tweede partita voor viool solo voor de gitaar bewerkt. Dat vanavond juist de langzame delen klinken heeft alles te maken met de belangrijkste reden om Bach met Piazzolla te combineren. Voor Dukić gaat het vooral om het contrast tussen hun werelden. Piazzolla’s tango’s zijn gepassioneerd, sensueel, wild soms, terwijl Bach rust en orde biedt. Zo ontstaat een cadans van opwinding en ontspanning.

Barrios Mangoré

Bach is niet weg te denken uit het werk van Piazzolla, zoals hij ook niet weg te denken is uit het werk van de Paraguayaanse gitarist-componist Agustín Barrios Mangoré die veel betekende voor de opkomst van de gitaar in de twintigste eeuw en de bloei van het Latijns-­Amerikaanse gitaarrepertoire. Zijn belangrijkste inspiratiebronnen – naast Bach – waren de romantische traditie en de Paraguayaanse volksmuziek. Dat is goed te horen in Chôro da saudade, een nostalgisch ‘volkslied’ in rondovorm, en in Caazapá, waarvan de ondertitel Ayre popular Paraguayo genoeg zegt. Hoewel Barrios Mangoré na zijn dood in 1944 meer en meer in de vergetelheid leek te raken, werd hij mede dankzij de inspanningen van de Britse gitarist John Williams een van de ijkpunten voor de generatie gitaristen na Andrés Segovia. In die zin bracht Barrios Mangoré de gitaar niet alleen naar de twintigste eeuw, maar zorgde zijn muziek er ook voor dat recentere generaties voortborduurden op het werk van deze ‘Paganini van de gitaar’ en nieuwe wegen en klanken zochten. Met Dušan Bogdanović en Stephen Goss komen twee belangwekkende vertegenwoordigers van de hedendaagse gitaarmuziek tot klinken.

Bogdanović

Dušan Bogdanović, geboren in het voormalige Joegoslavië, kreeg zijn onderricht van onder anderen de Argentijnse componist – en tevens leraar van Astor Piazzolla – Alberto Ginastera en ontwikkelde een geheel eigen stijl geïnspireerd op de klassieke muziek, jazz en de volksmuziek van de Balkan. Het is vooral de volksmuziek die de belangrijkste inspiratiebron lijkt voor zijn twaalf minuten durende Lament, een werk dat zich organisch ontwikkelt vanuit het eerste melodische statement aan het begin van het werk dat hij in 1996 schreef ter nagedachtenis aan zijn vader en eerste gitaardocent Caslav Bogdanović.

Goss

De Welshe componist Stephen Goss slaat met zijn voor Zoran Dukić geschreven Cinema Paradiso heel andere en avontuurlijker wegen in. Het werk is, zoals de titel doet vermoeden, geïnspireerd op Goss’ liefde voor de film. In vijf delen geeft hij zijn visie op achtereenvolgens Paris, Texas van Wim We­nders, Modern Times van Charlie Chaplin, de film noir, Manderlay van Lars von Trier, Fahrenheit 451 van François Truffaut (naar de science fiction-klassieker van Ray Bradbury) en Pulp Fiction van Quentin Tarantino.

De zes delen laten zich omschrijven als sfeerschetsen die refereren aan een film en een bijbehorende soundtrack. Zo schrijft Goss in Paris, Texas het gebruik van een flessenhals voor om de slidegitaar van Ry Cooder in herinnering te roepen, is Modern Times een even mechanisch als repetitief deel dat de machinale waanzin in Chaplins film parafraseert en mondt Tarantino, een soort tarantella, uit in gewelddadige virtuositeit, ‘completely out of control’, zoals de speelaanwijzing luidt. Bijzonder is het voorlaatste deel, 451. De partituur bevat slechts een titel en een metronoomsnelheid. Verder is er geen noot te bekennen. Analoog aan de 451 mensen die in Fahrenheit 451 in de periferie van een dystopische samenleving leven waaruit alle boeken verbannen zijn en die de laatste boeken uit hun hoofd leren om ze te kunnen doorgeven, is het de bedoeling dat de uitvoerder het even statige als vervreemdende koraal uit het hoofd leert door het na te spelen van een video, een opname of een andere gitarist. Een mooie metafoor voor het doorgeven van de gitaartraditie van generatie op generatie. 

Bach

De werken van Piazzolla doen het, ook als ze niet voor het instrument geschreven zijn, uitstekend op de gitaar. Hetzelfde geldt voor veel composities van Johann Sebastian Bach. Nu zijn er van Bach vier luitsuites bekend, waarvan alleen de eerste echt voor luit geschreven lijkt. De andere zijn door Bach zelf gemaakte bewerkingen. Zo is de Derde luitsuite een transcriptie van de Vijfde cellosuite en is de Vierde luitsuite een bewerking van de Derde partita voor viool.

Met die wetenschap in het achterhoofd heeft Dukić de langzame delen uit de eerste drie sonates en de Tweede partita voor viool solo voor de gitaar bewerkt. Dat vanavond juist de langzame delen klinken heeft alles te maken met de belangrijkste reden om Bach met Piazzolla te combineren. Voor Dukić gaat het vooral om het contrast tussen hun werelden. Piazzolla’s tango’s zijn gepassioneerd, sensueel, wild soms, terwijl Bach rust en orde biedt. Zo ontstaat een cadans van opwinding en ontspanning.

Barrios Mangoré

Bach is niet weg te denken uit het werk van Piazzolla, zoals hij ook niet weg te denken is uit het werk van de Paraguayaanse gitarist-componist Agustín Barrios Mangoré die veel betekende voor de opkomst van de gitaar in de twintigste eeuw en de bloei van het Latijns-­Amerikaanse gitaarrepertoire. Zijn belangrijkste inspiratiebronnen – naast Bach – waren de romantische traditie en de Paraguayaanse volksmuziek. Dat is goed te horen in Chôro da saudade, een nostalgisch ‘volkslied’ in rondovorm, en in Caazapá, waarvan de ondertitel Ayre popular Paraguayo genoeg zegt. Hoewel Barrios Mangoré na zijn dood in 1944 meer en meer in de vergetelheid leek te raken, werd hij mede dankzij de inspanningen van de Britse gitarist John Williams een van de ijkpunten voor de generatie gitaristen na Andrés Segovia. In die zin bracht Barrios Mangoré de gitaar niet alleen naar de twintigste eeuw, maar zorgde zijn muziek er ook voor dat recentere generaties voortborduurden op het werk van deze ‘Paganini van de gitaar’ en nieuwe wegen en klanken zochten. Met Dušan Bogdanović en Stephen Goss komen twee belangwekkende vertegenwoordigers van de hedendaagse gitaarmuziek tot klinken.

Bogdanović

Dušan Bogdanović, geboren in het voormalige Joegoslavië, kreeg zijn onderricht van onder anderen de Argentijnse componist – en tevens leraar van Astor Piazzolla – Alberto Ginastera en ontwikkelde een geheel eigen stijl geïnspireerd op de klassieke muziek, jazz en de volksmuziek van de Balkan. Het is vooral de volksmuziek die de belangrijkste inspiratiebron lijkt voor zijn twaalf minuten durende Lament, een werk dat zich organisch ontwikkelt vanuit het eerste melodische statement aan het begin van het werk dat hij in 1996 schreef ter nagedachtenis aan zijn vader en eerste gitaardocent Caslav Bogdanović.

Goss

De Welshe componist Stephen Goss slaat met zijn voor Zoran Dukić geschreven Cinema Paradiso heel andere en avontuurlijker wegen in. Het werk is, zoals de titel doet vermoeden, geïnspireerd op Goss’ liefde voor de film. In vijf delen geeft hij zijn visie op achtereenvolgens Paris, Texas van Wim We­nders, Modern Times van Charlie Chaplin, de film noir, Manderlay van Lars von Trier, Fahrenheit 451 van François Truffaut (naar de science fiction-klassieker van Ray Bradbury) en Pulp Fiction van Quentin Tarantino.

De zes delen laten zich omschrijven als sfeerschetsen die refereren aan een film en een bijbehorende soundtrack. Zo schrijft Goss in Paris, Texas het gebruik van een flessenhals voor om de slidegitaar van Ry Cooder in herinnering te roepen, is Modern Times een even mechanisch als repetitief deel dat de machinale waanzin in Chaplins film parafraseert en mondt Tarantino, een soort tarantella, uit in gewelddadige virtuositeit, ‘completely out of control’, zoals de speelaanwijzing luidt. Bijzonder is het voorlaatste deel, 451. De partituur bevat slechts een titel en een metronoomsnelheid. Verder is er geen noot te bekennen. Analoog aan de 451 mensen die in Fahrenheit 451 in de periferie van een dystopische samenleving leven waaruit alle boeken verbannen zijn en die de laatste boeken uit hun hoofd leren om ze te kunnen doorgeven, is het de bedoeling dat de uitvoerder het even statige als vervreemdende koraal uit het hoofd leert door het na te spelen van een video, een opname of een andere gitarist. Een mooie metafoor voor het doorgeven van de gitaartraditie van generatie op generatie. 

door Paul Janssen

Biografie

Zoran Dukić, gitaar

Zoran Dukić begon gitaar te spelen op zijn zesde, studeerde aan de muziekacademie in zijn geboortestad Zagreb af bij Darko Petrinjak en voltooide zijn opleiding bij Hubert Käppel aan de Hochschule für Musik in Keulen.

Sinds 1997 is hij zelf verbonden aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag.

Na eerdere verbintenissen met de Hochschule für Musik in Aachen en de Escuela Superior de Musica Barcelona geeft hij tegenwoordig ook les aan het Royal Welsh College of Music & Drama. In de periode 1990-1997 won Zoran Dukić als twintiger vele gitaarconcoursen, inclusief de Guerrero International Guitar Competition in Madrid (1992), de International Guitar Competition in Viña del Mar, Chili (1993), Printemps de la Guitarre in België (1994), de Andrés Segovia Competition in Granada (1996) en de De Bonis International Guitar Competition in Cosenza, Italië (1997).

Solorecitals gaf hij in meer dan dertig landen; hij was onder meer te gast in De Munt in Brussel, de Tsjai­kovski Zaal in Moskou, het Maison de Radio France in Parijs, Carnegie Hall in New York, de National Art Gallery in Ottawa en de Luis Angel Arango Hall in Bogota. Masterclasses geeft hij wereldwijd, en als solist bij klassieke orkesten was hij te horen in Spanje, Duitsland, België, Hongarije, Zwitserland, Taiwan, Columbia, Chili en Kroatië. Bovendien speelt hij graag kamermuziek, en hij richtte het gitaartrio Tr­io de Cologne en het Croatian Guitar Quartet op. Al meerdere keren is Zoran Dukić te gast geweest in de serie Meesters op de Gitaar, en in de Eigen Programmering speelde hij ook op de Scherpdenkers-avond Wij zijn ons brein op 11 oktober 2012 met Dick Swaab en Asko|Schönberg.