Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertprogramma

Concertprogramma

Liza Ferschtman en het Concertgebouw Kamerorkest

Liza Ferschtman en het Concertgebouw Kamerorkest

Kleine Zaal
21 januari 2023
20.15 uur

Print dit programma

Liza Ferschtman viool

Solisten van het Concertgebouw Kamerorkest:
Jelena Ristic viool
Michael Waterman viool
Frederik Boits altviool
Vilem Kijonka altviool
Gregor Horsch cello
Joris van den Berg cello
Rob Dirksen contrabas

Dit concert maakt deel uit van de serie Strijkers met Variatie.

Lees hier de tekst van het gedicht Verklärte Nacht van Richard Dehmel.

Ook interessant: De werkdag van Liza Ferschtman

Verklankte vertellingen

 

Eugène Ysaÿe (1858-1931)

Sonate in d kl.t., op. 27 nr. 3 (1923) ‘Ballade à Enesco’voor viool solo
Ballades, Lento molto sostenuto
Allegro in tempo giusto e con bravura

Ralph Vaughan Williams (1872-1958)

The Lark Ascending (1914, herzien 1920) 
oorspronkelijk voor viool en orkest

Felix Mendelssohn (1809-1847)

Lieder ohne Worte
oorspronkelijk voor piano solo, bewerking voor viool en strijkseptet (M. van Prooijen, 2022)
Venetianisches Gondellied in g kl.t., op. 19b nr. 6 (1830)
Venetianisches Gondellied in fis kl.t., op. 30 nr. 6 (1830)
Verlorenes Glück in c kl.t., op. 38 nr. 2 (1836)
Wiegenlied in E gr.t., op. 67 nr. 6 (1841)

pauze ± 21.00 uur

Fant de Kanter (1969)

An Awful Time to Be Alive (2022)
‘A Requiem for Hope’ voor viool en strijkseptet

Arnold Schönberg (1874-1951)

Verklärte Nacht, op. 4 (1917, herziene versie 1943)
voor strijksextet

einde ± 22.00 uur

Kleine Zaal 21 januari 2023 20.15 uur

Liza Ferschtman viool

Solisten van het Concertgebouw Kamerorkest:
Jelena Ristic viool
Michael Waterman viool
Frederik Boits altviool
Vilem Kijonka altviool
Gregor Horsch cello
Joris van den Berg cello
Rob Dirksen contrabas

Dit concert maakt deel uit van de serie Strijkers met Variatie.

Lees hier de tekst van het gedicht Verklärte Nacht van Richard Dehmel.

Ook interessant: De werkdag van Liza Ferschtman

Verklankte vertellingen

 

Eugène Ysaÿe (1858-1931)

Sonate in d kl.t., op. 27 nr. 3 (1923) ‘Ballade à Enesco’voor viool solo
Ballades, Lento molto sostenuto
Allegro in tempo giusto e con bravura

Ralph Vaughan Williams (1872-1958)

The Lark Ascending (1914, herzien 1920) 
oorspronkelijk voor viool en orkest

Felix Mendelssohn (1809-1847)

Lieder ohne Worte
oorspronkelijk voor piano solo, bewerking voor viool en strijkseptet (M. van Prooijen, 2022)
Venetianisches Gondellied in g kl.t., op. 19b nr. 6 (1830)
Venetianisches Gondellied in fis kl.t., op. 30 nr. 6 (1830)
Verlorenes Glück in c kl.t., op. 38 nr. 2 (1836)
Wiegenlied in E gr.t., op. 67 nr. 6 (1841)

pauze ± 21.00 uur

Fant de Kanter (1969)

An Awful Time to Be Alive (2022)
‘A Requiem for Hope’ voor viool en strijkseptet

Arnold Schönberg (1874-1951)

Verklärte Nacht, op. 4 (1917, herziene versie 1943)
voor strijksextet

einde ± 22.00 uur

Toelichting

Eugène Ysaÿe (1858-1931)

‘Ballade à Enesco’

door Michiel Cleij

In de negentiende eeuw waren er heel wat podiumvirtuozen die solostukken schreven voor eigen gebruik. Daar zijn veel vergeetbare composities bij, maar het kleine oeuvre van de Belgische vioolgigant Eugène Ysaÿe ontstijgt het klatergoud-niveau. Van zijn zes superkorte vioolsonates kreeg vooral nummer 3 eeuwigheidswaarde.

Het stuk – opgedragen aan de Roemeense componist en collega-violist George Enescu – demonstreert in krap zes minuten niet alleen dat een viool als een meervoudig ensemble kan klinken (met dubbelgrepen en ‘dieptewerking’ door grote contrasten tussen luid en zacht), maar ook hoe ­vanzelfsprekend Ysaÿe het oude met het nieuwe weet te verbinden.

Het is een typisch laat-negentiende-eeuws virtuozenstuk, maar soms hoor je een Bach-achtige zinsbouw, zeker in de gedecideerde manier waarop de muzikale zinnen worden afgerond. En er hangt ook een zweem van moderniteit over: afgeronde samenklanken zitten er nauwelijks in, waardoor het stuk in harmonisch opzicht bijna nergens tot rust komt. Ineens lijkt de stap naar atonale muziek niet zo groot meer – maar het was dan ook al 1923.

In de negentiende eeuw waren er heel wat podiumvirtuozen die solostukken schreven voor eigen gebruik. Daar zijn veel vergeetbare composities bij, maar het kleine oeuvre van de Belgische vioolgigant Eugène Ysaÿe ontstijgt het klatergoud-niveau. Van zijn zes superkorte vioolsonates kreeg vooral nummer 3 eeuwigheidswaarde.

Het stuk – opgedragen aan de Roemeense componist en collega-violist George Enescu – demonstreert in krap zes minuten niet alleen dat een viool als een meervoudig ensemble kan klinken (met dubbelgrepen en ‘dieptewerking’ door grote contrasten tussen luid en zacht), maar ook hoe ­vanzelfsprekend Ysaÿe het oude met het nieuwe weet te verbinden.

Het is een typisch laat-negentiende-eeuws virtuozenstuk, maar soms hoor je een Bach-achtige zinsbouw, zeker in de gedecideerde manier waarop de muzikale zinnen worden afgerond. En er hangt ook een zweem van moderniteit over: afgeronde samenklanken zitten er nauwelijks in, waardoor het stuk in harmonisch opzicht bijna nergens tot rust komt. Ineens lijkt de stap naar atonale muziek niet zo groot meer – maar het was dan ook al 1923.

door Michiel Cleij

Ralph Vaughan Williams (1872-1958)

The Lark Ascending

door Michiel Cleij

De veldleeuwerik is als onophoudelijk kwinkelerende hoogvlieger een typische componistenvogel; onder anderen Haydn, Debussy en Messiaen lieten zich erdoor inspireren. In Ralph Vaughan Williams’ The Lark Ascending klinkt zijn gezang niet alleen landelijk maar ook bezwerend, op het extatische af. Bij de verlate première in 1921 – het werk was al in 1914 voltooid – had het een therapeutisch effect.

Deze conflictloze, nostalgische muziek was precies wat het Engelse publiek wilde horen

De Grote Oorlog was nog maar net voorbij en deze conflictloze, nostalgische muziek was precies wat het Engelse publiek wilde horen. Het vredige karakter wordt nog versterkt door de ruimte die solist en begeleiding elkaar geven: nergens zitten ze elkaar op een concertant-competitieve manier in de haren. En scherpe dissonanten, zo kenmerkend voor vroeg-twintigste-­eeuwse muziek, ontbreken; in plaats daarvan neigt Vaughan Williams’ palet sterk naar de soberheid van oude Engelse volksdeuntjes, waarvan hij een groot kenner was.

Als inspiratiebron diende een gedicht van George Meredith waarin de leeuwerik zich als een ware leermeester gedraagt: He rises and begins to round, / He drops the silver chain of sound. / Of many links without a break, / In chirrup, whistle, slur and shake.

De veldleeuwerik is als onophoudelijk kwinkelerende hoogvlieger een typische componistenvogel; onder anderen Haydn, Debussy en Messiaen lieten zich erdoor inspireren. In Ralph Vaughan Williams’ The Lark Ascending klinkt zijn gezang niet alleen landelijk maar ook bezwerend, op het extatische af. Bij de verlate première in 1921 – het werk was al in 1914 voltooid – had het een therapeutisch effect.

Deze conflictloze, nostalgische muziek was precies wat het Engelse publiek wilde horen

De Grote Oorlog was nog maar net voorbij en deze conflictloze, nostalgische muziek was precies wat het Engelse publiek wilde horen. Het vredige karakter wordt nog versterkt door de ruimte die solist en begeleiding elkaar geven: nergens zitten ze elkaar op een concertant-competitieve manier in de haren. En scherpe dissonanten, zo kenmerkend voor vroeg-twintigste-­eeuwse muziek, ontbreken; in plaats daarvan neigt Vaughan Williams’ palet sterk naar de soberheid van oude Engelse volksdeuntjes, waarvan hij een groot kenner was.

Als inspiratiebron diende een gedicht van George Meredith waarin de leeuwerik zich als een ware leermeester gedraagt: He rises and begins to round, / He drops the silver chain of sound. / Of many links without a break, / In chirrup, whistle, slur and shake.

door Michiel Cleij

Felix Mendelssohn (1809-1847)

Lieder ohne Worte

door Michiel Cleij

Halverwege de negentiende eeuw voorzagen Felix Mendelssohns Lieder ohne Worte perfect in de groeiende behoefte aan pianomuziek voor gevorderde amateurs. Dat wil niet zeggen dat het muziek is met een laag artistiek profiel: veel van deze stukken – Mendelssohn componeerde er ruim vijftig, verspreid over zestien jaar – zijn technisch uitdagend en vrijwel alle vragen om een smaakvolle voordracht die niet elke pianist weet te realiseren: expressief, maar niet kitscherig of sentimenteel.

Complexe of hemelbestormende muziek is het evenwel niet, en in de afgelopen anderhalve eeuw hebben ze heel wat Mendelssohn-bashers munitie verschaft: als de componist ergens zijn vermeende gebrek aan diepgang demonstreerde was het hier. Maar ondertussen staan ze nog steeds fier overeind als staaltjes van ­Mendelssohns melodische gaven.

Overigens publiceerde hij de eerste serie van deze stukken als ‘Melodieën voor de pianoforte’; de definitieve titel dook voor het eerst op in een brief van zijn zus Fanny, die in 1828 schreef: ‘Van Felix kreeg ik een ‘Lied zonder woorden’ voor mijn album. Hij heeft onlangs een paar heel mooie gecomponeerd.’  

Halverwege de negentiende eeuw voorzagen Felix Mendelssohns Lieder ohne Worte perfect in de groeiende behoefte aan pianomuziek voor gevorderde amateurs. Dat wil niet zeggen dat het muziek is met een laag artistiek profiel: veel van deze stukken – Mendelssohn componeerde er ruim vijftig, verspreid over zestien jaar – zijn technisch uitdagend en vrijwel alle vragen om een smaakvolle voordracht die niet elke pianist weet te realiseren: expressief, maar niet kitscherig of sentimenteel.

Complexe of hemelbestormende muziek is het evenwel niet, en in de afgelopen anderhalve eeuw hebben ze heel wat Mendelssohn-bashers munitie verschaft: als de componist ergens zijn vermeende gebrek aan diepgang demonstreerde was het hier. Maar ondertussen staan ze nog steeds fier overeind als staaltjes van ­Mendelssohns melodische gaven.

Overigens publiceerde hij de eerste serie van deze stukken als ‘Melodieën voor de pianoforte’; de definitieve titel dook voor het eerst op in een brief van zijn zus Fanny, die in 1828 schreef: ‘Van Felix kreeg ik een ‘Lied zonder woorden’ voor mijn album. Hij heeft onlangs een paar heel mooie gecomponeerd.’  

door Michiel Cleij

Fant de Kanter (1969)

An Awful Time to Be Alive

door Michiel Cleij

Tijdens de lockdown vroeg violiste Liza Ferschtman diverse componisten om een vioolstuk van één minuut. De mooiste minuut, mede bepaald door het publiek, zou tot een volwassen stuk ontwikkeld mogen worden. En die kwam van de veelstijlige Fant de Kanter, die zich bij klassieke bezettingen evenzeer thuis voelt als bij pop en dance. Hij zag hier een uitgelezen kans om eindelijk eens af te rekenen met het hem onwelgevallige The Lark Ascending van Vaughan Williams, en koos als werktitel A Dark Descending.

‘What an awful time to be alive’, laat Pasternak zijn personage Lara verzuchten.

Uiteindelijk werd De Kanters nieuwe stuk geen parodie of pastiche, maar een companion piece in negatief: zoals Vaughan Williams oorlogstrauma’s verzachtte, zo vertolkt De Kanter hier juist hedendaagse angsten (‘van corona en klimaat tot Trump en Poetin’). En net als zijn Engelse voorganger wilde De Kanter uitgaan van een gedicht. Zijn keus viel op de Varykino Ballade van de hedendaagse Chinese dichter Wang Jiaxin, die leeft in ballingschap.

Het gedicht is geschreven in het najaar van 1989, in de nasleep van de Tiananmen-protesten, en is een hommage aan de Russische schrijver/dichter/componist Boris Pasternak, een slachtoffer van de Sovjet-dictatuur; de titel refereert aan diens roman Dokter Zjivago. Maar bovenal is het een aanklacht tegen terreur en onderdrukking, waarin wolven een symbolische rol spelen: steeds weer klinkt hun gehuil, op de plekken waar je veilig dacht te zijn. ‘What an awful time to be alive’, laat Pasternak zijn personage Lara op zo’n moment verzuchten.

Tijdens de lockdown vroeg violiste Liza Ferschtman diverse componisten om een vioolstuk van één minuut. De mooiste minuut, mede bepaald door het publiek, zou tot een volwassen stuk ontwikkeld mogen worden. En die kwam van de veelstijlige Fant de Kanter, die zich bij klassieke bezettingen evenzeer thuis voelt als bij pop en dance. Hij zag hier een uitgelezen kans om eindelijk eens af te rekenen met het hem onwelgevallige The Lark Ascending van Vaughan Williams, en koos als werktitel A Dark Descending.

‘What an awful time to be alive’, laat Pasternak zijn personage Lara verzuchten.

Uiteindelijk werd De Kanters nieuwe stuk geen parodie of pastiche, maar een companion piece in negatief: zoals Vaughan Williams oorlogstrauma’s verzachtte, zo vertolkt De Kanter hier juist hedendaagse angsten (‘van corona en klimaat tot Trump en Poetin’). En net als zijn Engelse voorganger wilde De Kanter uitgaan van een gedicht. Zijn keus viel op de Varykino Ballade van de hedendaagse Chinese dichter Wang Jiaxin, die leeft in ballingschap.

Het gedicht is geschreven in het najaar van 1989, in de nasleep van de Tiananmen-protesten, en is een hommage aan de Russische schrijver/dichter/componist Boris Pasternak, een slachtoffer van de Sovjet-dictatuur; de titel refereert aan diens roman Dokter Zjivago. Maar bovenal is het een aanklacht tegen terreur en onderdrukking, waarin wolven een symbolische rol spelen: steeds weer klinkt hun gehuil, op de plekken waar je veilig dacht te zijn. ‘What an awful time to be alive’, laat Pasternak zijn personage Lara op zo’n moment verzuchten.

door Michiel Cleij

Arnold Schönberg (1874-1951)

Verklärte Nacht

door Michiel Cleij

Ooit was Arnold Schönberg de schrik van het muziek­leven. Hij ageerde tegen de gezapigheid van zijn (Weense) omgeving, propageerde atonaliteit en sleepte uiteindelijk generaties componisten mee. Vaak is gezegd dat Schönberg de kiem legde voor de ontoegankelijkheid van ‘nieuwe muziek’. Maar een echte extremist was hij niet. Zelfs zijn weerbarstigste stukken zijn romantisch in hun bewegingen en gepassioneerdheid.

In het vroege strijksextet ­Verklärte Nacht is dat goed te horen. Schönberg stond nog sterk onder invloed van Johannes Brahms: doortimmerde muziek, alle thema’s en motieven staan met elkaar in verband. Maar het zit al vol moderne samenklanken. Uitgangspunt was een gedicht van Richard Dehmel (1863-1920) over een buitenechtelijke zwangerschap – iets wat in het toenmalige Wenen schandelijk en decadent werd gevonden maar in hogere kringen schering en inslag was.

Die hypocrisie was Dehmels doelwit. Schönbergs muziek wringt en zoekt de grenzen op: de harmonieën zijn zoet tot ze ongemakkelijk beginnen te schuren, sierlijke melodieën ontsporen en vliegen uit de bocht. Zó klinkt de geboorte van de twintigste eeuw. 

 

Ooit was Arnold Schönberg de schrik van het muziek­leven. Hij ageerde tegen de gezapigheid van zijn (Weense) omgeving, propageerde atonaliteit en sleepte uiteindelijk generaties componisten mee. Vaak is gezegd dat Schönberg de kiem legde voor de ontoegankelijkheid van ‘nieuwe muziek’. Maar een echte extremist was hij niet. Zelfs zijn weerbarstigste stukken zijn romantisch in hun bewegingen en gepassioneerdheid.

In het vroege strijksextet ­Verklärte Nacht is dat goed te horen. Schönberg stond nog sterk onder invloed van Johannes Brahms: doortimmerde muziek, alle thema’s en motieven staan met elkaar in verband. Maar het zit al vol moderne samenklanken. Uitgangspunt was een gedicht van Richard Dehmel (1863-1920) over een buitenechtelijke zwangerschap – iets wat in het toenmalige Wenen schandelijk en decadent werd gevonden maar in hogere kringen schering en inslag was.

Die hypocrisie was Dehmels doelwit. Schönbergs muziek wringt en zoekt de grenzen op: de harmonieën zijn zoet tot ze ongemakkelijk beginnen te schuren, sierlijke melodieën ontsporen en vliegen uit de bocht. Zó klinkt de geboorte van de twintigste eeuw. 

 

door Michiel Cleij

Eugène Ysaÿe (1858-1931)

‘Ballade à Enesco’

door Michiel Cleij

In de negentiende eeuw waren er heel wat podiumvirtuozen die solostukken schreven voor eigen gebruik. Daar zijn veel vergeetbare composities bij, maar het kleine oeuvre van de Belgische vioolgigant Eugène Ysaÿe ontstijgt het klatergoud-niveau. Van zijn zes superkorte vioolsonates kreeg vooral nummer 3 eeuwigheidswaarde.

Het stuk – opgedragen aan de Roemeense componist en collega-violist George Enescu – demonstreert in krap zes minuten niet alleen dat een viool als een meervoudig ensemble kan klinken (met dubbelgrepen en ‘dieptewerking’ door grote contrasten tussen luid en zacht), maar ook hoe ­vanzelfsprekend Ysaÿe het oude met het nieuwe weet te verbinden.

Het is een typisch laat-negentiende-eeuws virtuozenstuk, maar soms hoor je een Bach-achtige zinsbouw, zeker in de gedecideerde manier waarop de muzikale zinnen worden afgerond. En er hangt ook een zweem van moderniteit over: afgeronde samenklanken zitten er nauwelijks in, waardoor het stuk in harmonisch opzicht bijna nergens tot rust komt. Ineens lijkt de stap naar atonale muziek niet zo groot meer – maar het was dan ook al 1923.

In de negentiende eeuw waren er heel wat podiumvirtuozen die solostukken schreven voor eigen gebruik. Daar zijn veel vergeetbare composities bij, maar het kleine oeuvre van de Belgische vioolgigant Eugène Ysaÿe ontstijgt het klatergoud-niveau. Van zijn zes superkorte vioolsonates kreeg vooral nummer 3 eeuwigheidswaarde.

Het stuk – opgedragen aan de Roemeense componist en collega-violist George Enescu – demonstreert in krap zes minuten niet alleen dat een viool als een meervoudig ensemble kan klinken (met dubbelgrepen en ‘dieptewerking’ door grote contrasten tussen luid en zacht), maar ook hoe ­vanzelfsprekend Ysaÿe het oude met het nieuwe weet te verbinden.

Het is een typisch laat-negentiende-eeuws virtuozenstuk, maar soms hoor je een Bach-achtige zinsbouw, zeker in de gedecideerde manier waarop de muzikale zinnen worden afgerond. En er hangt ook een zweem van moderniteit over: afgeronde samenklanken zitten er nauwelijks in, waardoor het stuk in harmonisch opzicht bijna nergens tot rust komt. Ineens lijkt de stap naar atonale muziek niet zo groot meer – maar het was dan ook al 1923.

door Michiel Cleij

Ralph Vaughan Williams (1872-1958)

The Lark Ascending

door Michiel Cleij

De veldleeuwerik is als onophoudelijk kwinkelerende hoogvlieger een typische componistenvogel; onder anderen Haydn, Debussy en Messiaen lieten zich erdoor inspireren. In Ralph Vaughan Williams’ The Lark Ascending klinkt zijn gezang niet alleen landelijk maar ook bezwerend, op het extatische af. Bij de verlate première in 1921 – het werk was al in 1914 voltooid – had het een therapeutisch effect.

Deze conflictloze, nostalgische muziek was precies wat het Engelse publiek wilde horen

De Grote Oorlog was nog maar net voorbij en deze conflictloze, nostalgische muziek was precies wat het Engelse publiek wilde horen. Het vredige karakter wordt nog versterkt door de ruimte die solist en begeleiding elkaar geven: nergens zitten ze elkaar op een concertant-competitieve manier in de haren. En scherpe dissonanten, zo kenmerkend voor vroeg-twintigste-­eeuwse muziek, ontbreken; in plaats daarvan neigt Vaughan Williams’ palet sterk naar de soberheid van oude Engelse volksdeuntjes, waarvan hij een groot kenner was.

Als inspiratiebron diende een gedicht van George Meredith waarin de leeuwerik zich als een ware leermeester gedraagt: He rises and begins to round, / He drops the silver chain of sound. / Of many links without a break, / In chirrup, whistle, slur and shake.

De veldleeuwerik is als onophoudelijk kwinkelerende hoogvlieger een typische componistenvogel; onder anderen Haydn, Debussy en Messiaen lieten zich erdoor inspireren. In Ralph Vaughan Williams’ The Lark Ascending klinkt zijn gezang niet alleen landelijk maar ook bezwerend, op het extatische af. Bij de verlate première in 1921 – het werk was al in 1914 voltooid – had het een therapeutisch effect.

Deze conflictloze, nostalgische muziek was precies wat het Engelse publiek wilde horen

De Grote Oorlog was nog maar net voorbij en deze conflictloze, nostalgische muziek was precies wat het Engelse publiek wilde horen. Het vredige karakter wordt nog versterkt door de ruimte die solist en begeleiding elkaar geven: nergens zitten ze elkaar op een concertant-competitieve manier in de haren. En scherpe dissonanten, zo kenmerkend voor vroeg-twintigste-­eeuwse muziek, ontbreken; in plaats daarvan neigt Vaughan Williams’ palet sterk naar de soberheid van oude Engelse volksdeuntjes, waarvan hij een groot kenner was.

Als inspiratiebron diende een gedicht van George Meredith waarin de leeuwerik zich als een ware leermeester gedraagt: He rises and begins to round, / He drops the silver chain of sound. / Of many links without a break, / In chirrup, whistle, slur and shake.

door Michiel Cleij

Felix Mendelssohn (1809-1847)

Lieder ohne Worte

door Michiel Cleij

Halverwege de negentiende eeuw voorzagen Felix Mendelssohns Lieder ohne Worte perfect in de groeiende behoefte aan pianomuziek voor gevorderde amateurs. Dat wil niet zeggen dat het muziek is met een laag artistiek profiel: veel van deze stukken – Mendelssohn componeerde er ruim vijftig, verspreid over zestien jaar – zijn technisch uitdagend en vrijwel alle vragen om een smaakvolle voordracht die niet elke pianist weet te realiseren: expressief, maar niet kitscherig of sentimenteel.

Complexe of hemelbestormende muziek is het evenwel niet, en in de afgelopen anderhalve eeuw hebben ze heel wat Mendelssohn-bashers munitie verschaft: als de componist ergens zijn vermeende gebrek aan diepgang demonstreerde was het hier. Maar ondertussen staan ze nog steeds fier overeind als staaltjes van ­Mendelssohns melodische gaven.

Overigens publiceerde hij de eerste serie van deze stukken als ‘Melodieën voor de pianoforte’; de definitieve titel dook voor het eerst op in een brief van zijn zus Fanny, die in 1828 schreef: ‘Van Felix kreeg ik een ‘Lied zonder woorden’ voor mijn album. Hij heeft onlangs een paar heel mooie gecomponeerd.’  

Halverwege de negentiende eeuw voorzagen Felix Mendelssohns Lieder ohne Worte perfect in de groeiende behoefte aan pianomuziek voor gevorderde amateurs. Dat wil niet zeggen dat het muziek is met een laag artistiek profiel: veel van deze stukken – Mendelssohn componeerde er ruim vijftig, verspreid over zestien jaar – zijn technisch uitdagend en vrijwel alle vragen om een smaakvolle voordracht die niet elke pianist weet te realiseren: expressief, maar niet kitscherig of sentimenteel.

Complexe of hemelbestormende muziek is het evenwel niet, en in de afgelopen anderhalve eeuw hebben ze heel wat Mendelssohn-bashers munitie verschaft: als de componist ergens zijn vermeende gebrek aan diepgang demonstreerde was het hier. Maar ondertussen staan ze nog steeds fier overeind als staaltjes van ­Mendelssohns melodische gaven.

Overigens publiceerde hij de eerste serie van deze stukken als ‘Melodieën voor de pianoforte’; de definitieve titel dook voor het eerst op in een brief van zijn zus Fanny, die in 1828 schreef: ‘Van Felix kreeg ik een ‘Lied zonder woorden’ voor mijn album. Hij heeft onlangs een paar heel mooie gecomponeerd.’  

door Michiel Cleij

Fant de Kanter (1969)

An Awful Time to Be Alive

door Michiel Cleij

Tijdens de lockdown vroeg violiste Liza Ferschtman diverse componisten om een vioolstuk van één minuut. De mooiste minuut, mede bepaald door het publiek, zou tot een volwassen stuk ontwikkeld mogen worden. En die kwam van de veelstijlige Fant de Kanter, die zich bij klassieke bezettingen evenzeer thuis voelt als bij pop en dance. Hij zag hier een uitgelezen kans om eindelijk eens af te rekenen met het hem onwelgevallige The Lark Ascending van Vaughan Williams, en koos als werktitel A Dark Descending.

‘What an awful time to be alive’, laat Pasternak zijn personage Lara verzuchten.

Uiteindelijk werd De Kanters nieuwe stuk geen parodie of pastiche, maar een companion piece in negatief: zoals Vaughan Williams oorlogstrauma’s verzachtte, zo vertolkt De Kanter hier juist hedendaagse angsten (‘van corona en klimaat tot Trump en Poetin’). En net als zijn Engelse voorganger wilde De Kanter uitgaan van een gedicht. Zijn keus viel op de Varykino Ballade van de hedendaagse Chinese dichter Wang Jiaxin, die leeft in ballingschap.

Het gedicht is geschreven in het najaar van 1989, in de nasleep van de Tiananmen-protesten, en is een hommage aan de Russische schrijver/dichter/componist Boris Pasternak, een slachtoffer van de Sovjet-dictatuur; de titel refereert aan diens roman Dokter Zjivago. Maar bovenal is het een aanklacht tegen terreur en onderdrukking, waarin wolven een symbolische rol spelen: steeds weer klinkt hun gehuil, op de plekken waar je veilig dacht te zijn. ‘What an awful time to be alive’, laat Pasternak zijn personage Lara op zo’n moment verzuchten.

Tijdens de lockdown vroeg violiste Liza Ferschtman diverse componisten om een vioolstuk van één minuut. De mooiste minuut, mede bepaald door het publiek, zou tot een volwassen stuk ontwikkeld mogen worden. En die kwam van de veelstijlige Fant de Kanter, die zich bij klassieke bezettingen evenzeer thuis voelt als bij pop en dance. Hij zag hier een uitgelezen kans om eindelijk eens af te rekenen met het hem onwelgevallige The Lark Ascending van Vaughan Williams, en koos als werktitel A Dark Descending.

‘What an awful time to be alive’, laat Pasternak zijn personage Lara verzuchten.

Uiteindelijk werd De Kanters nieuwe stuk geen parodie of pastiche, maar een companion piece in negatief: zoals Vaughan Williams oorlogstrauma’s verzachtte, zo vertolkt De Kanter hier juist hedendaagse angsten (‘van corona en klimaat tot Trump en Poetin’). En net als zijn Engelse voorganger wilde De Kanter uitgaan van een gedicht. Zijn keus viel op de Varykino Ballade van de hedendaagse Chinese dichter Wang Jiaxin, die leeft in ballingschap.

Het gedicht is geschreven in het najaar van 1989, in de nasleep van de Tiananmen-protesten, en is een hommage aan de Russische schrijver/dichter/componist Boris Pasternak, een slachtoffer van de Sovjet-dictatuur; de titel refereert aan diens roman Dokter Zjivago. Maar bovenal is het een aanklacht tegen terreur en onderdrukking, waarin wolven een symbolische rol spelen: steeds weer klinkt hun gehuil, op de plekken waar je veilig dacht te zijn. ‘What an awful time to be alive’, laat Pasternak zijn personage Lara op zo’n moment verzuchten.

door Michiel Cleij

Arnold Schönberg (1874-1951)

Verklärte Nacht

door Michiel Cleij

Ooit was Arnold Schönberg de schrik van het muziek­leven. Hij ageerde tegen de gezapigheid van zijn (Weense) omgeving, propageerde atonaliteit en sleepte uiteindelijk generaties componisten mee. Vaak is gezegd dat Schönberg de kiem legde voor de ontoegankelijkheid van ‘nieuwe muziek’. Maar een echte extremist was hij niet. Zelfs zijn weerbarstigste stukken zijn romantisch in hun bewegingen en gepassioneerdheid.

In het vroege strijksextet ­Verklärte Nacht is dat goed te horen. Schönberg stond nog sterk onder invloed van Johannes Brahms: doortimmerde muziek, alle thema’s en motieven staan met elkaar in verband. Maar het zit al vol moderne samenklanken. Uitgangspunt was een gedicht van Richard Dehmel (1863-1920) over een buitenechtelijke zwangerschap – iets wat in het toenmalige Wenen schandelijk en decadent werd gevonden maar in hogere kringen schering en inslag was.

Die hypocrisie was Dehmels doelwit. Schönbergs muziek wringt en zoekt de grenzen op: de harmonieën zijn zoet tot ze ongemakkelijk beginnen te schuren, sierlijke melodieën ontsporen en vliegen uit de bocht. Zó klinkt de geboorte van de twintigste eeuw. 

 

Ooit was Arnold Schönberg de schrik van het muziek­leven. Hij ageerde tegen de gezapigheid van zijn (Weense) omgeving, propageerde atonaliteit en sleepte uiteindelijk generaties componisten mee. Vaak is gezegd dat Schönberg de kiem legde voor de ontoegankelijkheid van ‘nieuwe muziek’. Maar een echte extremist was hij niet. Zelfs zijn weerbarstigste stukken zijn romantisch in hun bewegingen en gepassioneerdheid.

In het vroege strijksextet ­Verklärte Nacht is dat goed te horen. Schönberg stond nog sterk onder invloed van Johannes Brahms: doortimmerde muziek, alle thema’s en motieven staan met elkaar in verband. Maar het zit al vol moderne samenklanken. Uitgangspunt was een gedicht van Richard Dehmel (1863-1920) over een buitenechtelijke zwangerschap – iets wat in het toenmalige Wenen schandelijk en decadent werd gevonden maar in hogere kringen schering en inslag was.

Die hypocrisie was Dehmels doelwit. Schönbergs muziek wringt en zoekt de grenzen op: de harmonieën zijn zoet tot ze ongemakkelijk beginnen te schuren, sierlijke melodieën ontsporen en vliegen uit de bocht. Zó klinkt de geboorte van de twintigste eeuw. 

 

door Michiel Cleij

Biografie

Liza Ferschtman, viool

Liza Ferschtman had vanaf haar vijfde les van Philipp Hirshhorn, studeerde in Amsterdam bij Herman Krebbers, in Philadelphia bij Ida Kavafian en in Londen bij David Takeno.

In 1997 won ze het Nationaal Vioolconcours ‘Oskar Back’ en in 2006 ontving ze de Nederlandse Muziekprijs. Haar Concertgebouwdebuut was in Het Zondagochtend Concert van 6 oktober 1996 met het Radio Kamerorkest. Zomer 1998 volgde haar Kleine Zaal-debuut en op 12 oktober 1999 stond ze in de serie Jonge Nederlanders.

Liza Ferschtman soleerde bij vrijwel alle Nederlandse orkesten en ook bij het London Philharmonic Orchestra, de orkesten van Dallas, San Francisco, Boston en Hongkong, de Staatskapelle Weimar, de Essener, Bremer en Stuttgarter Philharmoniker, het Symfonieorkest Vlaanderen en het Yomiuri Nippon Orchestra.

Met het Budapest Festival Orchestra onder leiding van Iván Fischer debuteerde ze in 2013 in Montréal en New York. Kamermuziek speelt ze met Enrico Pace, Elisabeth Leonskaja, Jonathan Biss, Christian Poltéra en vele anderen. De violiste was van 2007 tot 2022 artistiek leider van het Delft Chamber Music Festival. Solorecitals zijn een belangrijk onderdeel van haar agenda en met solo-opnames van Bach, Ysaÿe, Biber, Bartók en Berio ook van haar discografie.

Liza Ferschtman bespeelt de Guarnerius del Gesù ‘Benno Rabinof’ uit 1742. 

Concertgebouw Kamerorkest, orkest

Het Concertgebouw Kamer­orkest, ook opererend onder de naam Concertgebouw Chamber Orchestra (CCO), is samengesteld uit leden van het Koninklijk Concert­gebouworkest.

Het ensemble werkte in recente jaren samen met nationale en internationale solisten als Nicolas Altstaedt, Ronald Brautigam, Noa Wildschut, Niek Baar, Ben Kim, Stefan Vladar, Harriet Krijgh, Lavinia Meijer en Amihai Grosz. 

Ook musici uit het Concertgebouw­orkest – ­Dominic Seldis, Vesko Eschkenazy, Tjeerd Top, Alexei Ogrintchouk, Emily Beynon – traden als solist op met hun collega’s van het Concertgebouw Kamerorkest. Het gezelschap wordt regelmatig uitgenodigd in de series Het Zondagochtend Concert (in Het Concertgebouw) en De Vrijdag van Vredenburg (in TivoliVredenburg in Utrecht), en ging op tournee naar onder meer België, Spanje, Duitsland, Turkije, Argentinië en Brazilië.

Van 1957 tot 1987 trad het Concertgebouw Kamer­orkest op onder de naam Amsterdams Kamerorkest; dat verzorgde in die drie decennia vele concerten in binnen- en buitenland en maakte talloze opnames met dirigenten als Andre Rieu sr., Anton van der Horst en Marinus Voorberg. In de periode 1994-2012 werd het orkest geleid door chef-dirigent Marco Boni.

Al meer dan 35 jaar behoort Bachs Matthäus-Passion tot de vaste pijlers van het Concertgebouw Kamerorkest; de uitvoeringen op Witte Donderdag en Goede Vrijdag worden traditiegetrouw bezocht door leden van het kabinet en andere prominente gasten.