Laat die dirigentes nu maar aanschuiven
door Anna de Vey Mestdagh 10 jun. 2018 10 juni 2018
Inmiddels is 40% van de orkestleden vrouw en is recht op zwangerschaps- en ouderschapsverlof een vanzelfsprekend goed. Maar waar blijven de dirigenten?
Mijn eerste vriendje, lang geleden in 1984, woonde op kamers in de Van Breestraat bij de 96-jarige Mevrouw Elly Bijsterius Heemskerk. Ooit was zij een van de eerste vrouwelijke violisten van het Concertgebouworkest en een trouwe volgelinge en verzorgster van de grote Mengelberg. Terwijl wij boven op de zolderkamer tussen het studeren van de Kreutzer-etudes door onze eerste schuchtere toenaderingspogingen deden zat zij beneden te mijmeren over voorbije tijden, omringd door portretten van haar geliefde Willem Mengelberg.
In de tijd dat Elly tot het orkest toetrad, om precies te zijn zeventig jaar eerder, waren er nauwelijks vrouwelijke orkestleden. Een harpiste? Vooruit dan maar, de harp was toch meer iets voor een vrouw met haar sierlijke vingers dan voor een man. Een violiste of een celliste? Dat zou eventueel kunnen, maar dan moesten ze zich wel als vrouw gedragen, volgzaam en gedwee. En als er kinderen kwamen dan was het vanzelfsprekend klaar. Elly kreeg geen kinderen en had geen aspiraties om zich op te werken tot concertmeester of dirigent, dus ze mocht blijven.
Hoe anders is het tegenwoordig. Op dit moment is zo’n 40% van de orkestleden vrouw, met of zonder kinderen, en ook het percentage vrouwelijke aanvoerders neemt gestaag toe. Recht op zwangerschaps- en ouderschapsverlof is een vanzelfsprekend goed geworden. Er is geen ontkomen meer aan, aan die stroom van getalenteerde vrouwen. Maar, vraag ik me dan af, waar blijven de dirigenten? Ze zijn op de vingers van één hand te tellen, de vrouwelijke kanshebbers van de topcategorie.
Toen ooit in 1890 een jonge dirigente, de Belgische Juliette Folville, het aandurfde om tijdens een concert heel even het stokje van Willem Kes over te nemen en haar eigen compositie te dirigeren, verscheen het volgende commentaar in muziektijdschrift Caecilia: ‘Hoever de emancipatie van de vrouw ook moge gaan, het is voor de gratie dezer aanbedenen niet wenschelijk dat dit voorbeeld navolging vinde.’
Men ging er klaarblijkelijk vanuit dat een vrouw zich sowieso moest aanpassen aan de mannelijke, meer dwingende manier van dirigeren. Ook vrouwelijke dirigenten zelf hebben in de loop van de tijd soms gemeend mannen te moeten imiteren om succesvol te kunnen zijn. De recensent van Caecilia had gelijk: deze aanpak was niet bevorderlijk voor de gratie. Maar wat nog jammerlijker is: het heeft niet tot grote successen mogen leiden.
Zo langzamerhand groeit gelukkig het besef dat het ook anders kan. Tijdens het schrijven van deze column bereikte me het bericht dat de charmante en zeer vrouwelijke Karina Canellakis benoemd is tot chef-dirigent van het Radio Filharmonisch Orkest. Laat die dirigentes nu maar schuiven en gratie zal ons deel zijn.
Mijn eerste vriendje, lang geleden in 1984, woonde op kamers in de Van Breestraat bij de 96-jarige Mevrouw Elly Bijsterius Heemskerk. Ooit was zij een van de eerste vrouwelijke violisten van het Concertgebouworkest en een trouwe volgelinge en verzorgster van de grote Mengelberg. Terwijl wij boven op de zolderkamer tussen het studeren van de Kreutzer-etudes door onze eerste schuchtere toenaderingspogingen deden zat zij beneden te mijmeren over voorbije tijden, omringd door portretten van haar geliefde Willem Mengelberg.
In de tijd dat Elly tot het orkest toetrad, om precies te zijn zeventig jaar eerder, waren er nauwelijks vrouwelijke orkestleden. Een harpiste? Vooruit dan maar, de harp was toch meer iets voor een vrouw met haar sierlijke vingers dan voor een man. Een violiste of een celliste? Dat zou eventueel kunnen, maar dan moesten ze zich wel als vrouw gedragen, volgzaam en gedwee. En als er kinderen kwamen dan was het vanzelfsprekend klaar. Elly kreeg geen kinderen en had geen aspiraties om zich op te werken tot concertmeester of dirigent, dus ze mocht blijven.
Hoe anders is het tegenwoordig. Op dit moment is zo’n 40% van de orkestleden vrouw, met of zonder kinderen, en ook het percentage vrouwelijke aanvoerders neemt gestaag toe. Recht op zwangerschaps- en ouderschapsverlof is een vanzelfsprekend goed geworden. Er is geen ontkomen meer aan, aan die stroom van getalenteerde vrouwen. Maar, vraag ik me dan af, waar blijven de dirigenten? Ze zijn op de vingers van één hand te tellen, de vrouwelijke kanshebbers van de topcategorie.
Toen ooit in 1890 een jonge dirigente, de Belgische Juliette Folville, het aandurfde om tijdens een concert heel even het stokje van Willem Kes over te nemen en haar eigen compositie te dirigeren, verscheen het volgende commentaar in muziektijdschrift Caecilia: ‘Hoever de emancipatie van de vrouw ook moge gaan, het is voor de gratie dezer aanbedenen niet wenschelijk dat dit voorbeeld navolging vinde.’
Men ging er klaarblijkelijk vanuit dat een vrouw zich sowieso moest aanpassen aan de mannelijke, meer dwingende manier van dirigeren. Ook vrouwelijke dirigenten zelf hebben in de loop van de tijd soms gemeend mannen te moeten imiteren om succesvol te kunnen zijn. De recensent van Caecilia had gelijk: deze aanpak was niet bevorderlijk voor de gratie. Maar wat nog jammerlijker is: het heeft niet tot grote successen mogen leiden.
Zo langzamerhand groeit gelukkig het besef dat het ook anders kan. Tijdens het schrijven van deze column bereikte me het bericht dat de charmante en zeer vrouwelijke Karina Canellakis benoemd is tot chef-dirigent van het Radio Filharmonisch Orkest. Laat die dirigentes nu maar schuiven en gratie zal ons deel zijn.
Anna de Vey Mestdagh is tweede violiste in het Koninklijk Concertgebouworkest. Maandelijks schrijft ze openhartig over het orkestleven.
Anna de Vey Mestdagh is tweede violiste in het Koninklijk Concertgebouworkest. Maandelijks schrijft ze openhartig over het orkestleven.