Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertprogramma

Concertprogramma

Kelemen, Altstaedt en Lonquich spelen Brahms en Schumann

Kelemen, Altstaedt en Lonquich spelen Brahms en Schumann

Kleine Zaal
15 maart 2024
20.15 uur

Print dit programma

Alexander Lonquich piano
Barnabás Kelemen viool
Nicolas Altstaedt cello

Dit concert maakt deel uit van de serie Kleine Zaal Melange.

Johannes Brahms (1833-1897)

Sonate nr. 1 in e kl.t., op. 38 (1862-65)
voor cello en piano
Allegro non troppo
Allegretto quasi menuetto
Allegro

Sonate nr. 3 in d kl.t., op. 108 (1886-88)
voor piano en viool
Allegro
Adagio
Un poco presto e con sentimento
Presto agitato

pauze ± 21.05 uur

Robert Schumann (1810-1856)

Arabeske in C gr.t., op. 18 (1839)
voor piano solo

Johannes Brahms

Pianotrio nr. 3 in c kl.t., op. 101 (1886)
Allegro energico
Presto non assai
Andante grazioso
Allegro molto

einde ± 21.55 uur

Kleine Zaal 15 maart 2024 20.15 uur

Alexander Lonquich piano
Barnabás Kelemen viool
Nicolas Altstaedt cello

Dit concert maakt deel uit van de serie Kleine Zaal Melange.

Johannes Brahms (1833-1897)

Sonate nr. 1 in e kl.t., op. 38 (1862-65)
voor cello en piano
Allegro non troppo
Allegretto quasi menuetto
Allegro

Sonate nr. 3 in d kl.t., op. 108 (1886-88)
voor piano en viool
Allegro
Adagio
Un poco presto e con sentimento
Presto agitato

pauze ± 21.05 uur

Robert Schumann (1810-1856)

Arabeske in C gr.t., op. 18 (1839)
voor piano solo

Johannes Brahms

Pianotrio nr. 3 in c kl.t., op. 101 (1886)
Allegro energico
Presto non assai
Andante grazioso
Allegro molto

einde ± 21.55 uur

Toelichting

Kelemen, Altstaedt en Lonquich spelen Brahms en Schumann

door Stephen Westra

Brahms: Eerste cellosonate

Johannes Brahms oriënteerde zich in zijn muziek graag op het verleden. Het heden, laat staan de toekomst, interesseerden hem niet zo. Hij was het dan ook die in de negentiende eeuw, in de hoogtijdagen van de Romantiek, Bach en Händel bestudeerde, een nieuwe uitgave verzorgde van motetten van Mozart en, voor die tijd haast excentriek, een dikke band Scarlatti-sonates bezat. Kroon­juweel van zijn eigen bibliotheek was het handschrift van Mozarts Symfonie nr. 40 in g klein, KV 550. In het voorbije groef hij zijn schatten op. En dat merk je in zijn composities. Brahms beproeft de grote oude vormen en genres. Allegretto quasi Menuetto heet het tweede deel van zijn Eerste cellosonate. Anno 1862 deed bijna niemand meer zoiets, maar Brahms verwijlde graag bij deze oude, elegante barokdans. En de finale is een heuse fuga.

Friedrich Nietzsche noemde Brahms ‘de eunuch van de muziek’

Beethoven en Mozart hadden daar ook in uitgeblonken, maar de gloriedagen van deze kunstvorm lagen één tot anderhalve eeuw terug: bij Johann Sebastian Bach. Brahms blaast haar nieuw leven in. Het hoofdthema is zelfs rechtstreeks ontleend aan Contrapunctus XIII uit Bachs Die Kunst der Fuge – nadat het begin van het eerste deel al aanknoopte bij Contrapunctus III. Opmerkelijk is ook dat deze sonate geen echt langzaam deel heeft. De noodzakelijke pas op de plaats is het ‘quasi menuetto’. Daar staat tegenover dat het uitgebreide eerste deel enkele bijna mahleriaans-­verzaligde passages van grote rust bevat.

Brahms: Derde vioolsonate

Heeft Brahms alle drama dat een romantisch componist kan ontlokken aan het samenspel van piano en viool bewaard voor zijn derde en laatste vioolsonate? De eerste twee waren vriendelijk en zachtaardig; nu zien trieste gedachtenschimmen hun kans schoon, spelen demonen op, kan melancholie niet langer worden bedwongen. De uitbarstingen zijn abrupt – zoals in de doorwerking van het eerste deel, waar de piano ongewoon lang een afwachtend org­elpunt, nee, twéé org­elpunten aanhoudt en dan opeens hartstocht oplaait. Geschrokken wisselen eerste en tweede thema in de reprise opeens van plaats… Meest dramatisch is de grootse finale, het zwaartepunt van de sonate. De twee middendelen zijn eerder aforistisch te noemen; vooral het Adagio lijkt weinig meer dan een aanduiding.

Het dramatische, melancholieke karakter van de Derde vioolsonate werd direct al opgemerkt. Niet altijd op zachtzinnige wijze. Friedrich Nietzsche beledigde Brahms naar hartenlust, noemde hem ‘de eunuch van de muziek’, uit wiens composities ‘de melancholie van de impotentie’ sprak. Hoewel vrienden Brahms verzekerden dat hij zich niets hoefde aan te trekken van iemand ‘die nog eens in het gekkenhuis zou belanden’ (wat ook zou gebeuren), was hij toch aangedaan. Maar gelukkig, Clara Schumann schreef hem prompt: ‘Wat voor schitterends heb je ons gegeven.’ Brahms besloot aan de woorden van een wijze en getalenteerde vrouw te hechten en niet aan wat verbale stuiptrekkingen van een complexe filosoof.

Schumann: Arabeske

We laten Brahms even los en horen zijn vriend en mentor Robert Schumann, die in 1838 in Wenen verbleef. Hij was zijn woonplaats Leipzig ontvlucht vanwege de lastige kwestie met zijn schoonvader Friedrich Wieck, die niet wilde dat hij met diens dochter Clara trouwde, en die hun voorgenomen huwelijk met alle middelen dwarsboomde – een paar jaar later zou ze toch Clara Schumann worden. Per brief hield Schumann Clara op de hoogte van zijn reilen en zeilen. ‘Ik componeer nu een Rondolette […] en andere kleine dingen […] die ik op een leuke manier aan elkaar wil rijgen onder de titel ‘kleine Blumenstücke’, zo’n beetje zoals je een serie schilderijen noemt.’ Ranke pianostukken, waarvan er één Arabeske zou gaan heten. Het begrip verwijst naar het uit de beeldende kunst bekende versieringsmotief, vaak bestaande uit een sierlijke lijnvormige tak met bladeren en bloemen. ‘Delicaat – voor vrouwen,’ zou Schumann er later een beetje denigrerend naar verwijzen. In Wenen leek hij afstand te nemen van zijn eerdere, vaak ‘mannelijkere’, virtuozere idioom. ‘Noem mij voortaan géén Jean Paul II of Beethoven II meer, ik wil tien keer kleiner zijn dan zij’; hij wilde niet meer met die twee titanen – de één op literair, de ander op muzikaal gebied – worden geassocieerd ‘maar slechts met mijzelf’.

Brahms: Derde pianotrio

Brahms vierde op een typische manier vakantie: hij werkte dan juist extra hard. Zoals in die zomer van 1886, toen hij in Hofstetten aan de Thunersee in Zwitserland verbleef. Hij huurde er een kamer met prachtig uitzicht op het meer en de bergen. En componeerde. De Tweede cellosonate, de Tweede vioolsonate, het eerste deel van de Derde vioolsonate, en het Derde pianotrio. Wat een zomerse oogst! Eindelijk had hij weer gelegenheid om, nadat hij het genre vier jaar had laten rusten, kamermuziek te schrijven – wat hij toch het liefste deed. 

Het Derde pianotrio is typisch voor de late Brahms. Was ‘expansie’ het woord om zijn vroegere muziek mee aan te duiden – denk aan het eerste deel van de Eerste cellosonate – nu schijft hij compact, geconcentreerd, soms bijna no nonsense. Vier delen heeft het Derde pianotrio maar die duren bij elkaar aardig wat korter dan de drie van de Eerste cellosonate. Zeer Brahms is de soms bruuske humor, zoals de plotselinge klap waarmee het tweede deel eindigt. Brahms is ook de toon van het Andante, bijna een volksliedje. Met de voortdurende maatwisselingen – met als algemene tendens 3/4 plus twee maal 2/4 – versterkt hij de associatie met volksmuziek nog eens.  

Brahms: Eerste cellosonate

Johannes Brahms oriënteerde zich in zijn muziek graag op het verleden. Het heden, laat staan de toekomst, interesseerden hem niet zo. Hij was het dan ook die in de negentiende eeuw, in de hoogtijdagen van de Romantiek, Bach en Händel bestudeerde, een nieuwe uitgave verzorgde van motetten van Mozart en, voor die tijd haast excentriek, een dikke band Scarlatti-sonates bezat. Kroon­juweel van zijn eigen bibliotheek was het handschrift van Mozarts Symfonie nr. 40 in g klein, KV 550. In het voorbije groef hij zijn schatten op. En dat merk je in zijn composities. Brahms beproeft de grote oude vormen en genres. Allegretto quasi Menuetto heet het tweede deel van zijn Eerste cellosonate. Anno 1862 deed bijna niemand meer zoiets, maar Brahms verwijlde graag bij deze oude, elegante barokdans. En de finale is een heuse fuga.

Friedrich Nietzsche noemde Brahms ‘de eunuch van de muziek’

Beethoven en Mozart hadden daar ook in uitgeblonken, maar de gloriedagen van deze kunstvorm lagen één tot anderhalve eeuw terug: bij Johann Sebastian Bach. Brahms blaast haar nieuw leven in. Het hoofdthema is zelfs rechtstreeks ontleend aan Contrapunctus XIII uit Bachs Die Kunst der Fuge – nadat het begin van het eerste deel al aanknoopte bij Contrapunctus III. Opmerkelijk is ook dat deze sonate geen echt langzaam deel heeft. De noodzakelijke pas op de plaats is het ‘quasi menuetto’. Daar staat tegenover dat het uitgebreide eerste deel enkele bijna mahleriaans-­verzaligde passages van grote rust bevat.

Brahms: Derde vioolsonate

Heeft Brahms alle drama dat een romantisch componist kan ontlokken aan het samenspel van piano en viool bewaard voor zijn derde en laatste vioolsonate? De eerste twee waren vriendelijk en zachtaardig; nu zien trieste gedachtenschimmen hun kans schoon, spelen demonen op, kan melancholie niet langer worden bedwongen. De uitbarstingen zijn abrupt – zoals in de doorwerking van het eerste deel, waar de piano ongewoon lang een afwachtend org­elpunt, nee, twéé org­elpunten aanhoudt en dan opeens hartstocht oplaait. Geschrokken wisselen eerste en tweede thema in de reprise opeens van plaats… Meest dramatisch is de grootse finale, het zwaartepunt van de sonate. De twee middendelen zijn eerder aforistisch te noemen; vooral het Adagio lijkt weinig meer dan een aanduiding.

Het dramatische, melancholieke karakter van de Derde vioolsonate werd direct al opgemerkt. Niet altijd op zachtzinnige wijze. Friedrich Nietzsche beledigde Brahms naar hartenlust, noemde hem ‘de eunuch van de muziek’, uit wiens composities ‘de melancholie van de impotentie’ sprak. Hoewel vrienden Brahms verzekerden dat hij zich niets hoefde aan te trekken van iemand ‘die nog eens in het gekkenhuis zou belanden’ (wat ook zou gebeuren), was hij toch aangedaan. Maar gelukkig, Clara Schumann schreef hem prompt: ‘Wat voor schitterends heb je ons gegeven.’ Brahms besloot aan de woorden van een wijze en getalenteerde vrouw te hechten en niet aan wat verbale stuiptrekkingen van een complexe filosoof.

Schumann: Arabeske

We laten Brahms even los en horen zijn vriend en mentor Robert Schumann, die in 1838 in Wenen verbleef. Hij was zijn woonplaats Leipzig ontvlucht vanwege de lastige kwestie met zijn schoonvader Friedrich Wieck, die niet wilde dat hij met diens dochter Clara trouwde, en die hun voorgenomen huwelijk met alle middelen dwarsboomde – een paar jaar later zou ze toch Clara Schumann worden. Per brief hield Schumann Clara op de hoogte van zijn reilen en zeilen. ‘Ik componeer nu een Rondolette […] en andere kleine dingen […] die ik op een leuke manier aan elkaar wil rijgen onder de titel ‘kleine Blumenstücke’, zo’n beetje zoals je een serie schilderijen noemt.’ Ranke pianostukken, waarvan er één Arabeske zou gaan heten. Het begrip verwijst naar het uit de beeldende kunst bekende versieringsmotief, vaak bestaande uit een sierlijke lijnvormige tak met bladeren en bloemen. ‘Delicaat – voor vrouwen,’ zou Schumann er later een beetje denigrerend naar verwijzen. In Wenen leek hij afstand te nemen van zijn eerdere, vaak ‘mannelijkere’, virtuozere idioom. ‘Noem mij voortaan géén Jean Paul II of Beethoven II meer, ik wil tien keer kleiner zijn dan zij’; hij wilde niet meer met die twee titanen – de één op literair, de ander op muzikaal gebied – worden geassocieerd ‘maar slechts met mijzelf’.

Brahms: Derde pianotrio

Brahms vierde op een typische manier vakantie: hij werkte dan juist extra hard. Zoals in die zomer van 1886, toen hij in Hofstetten aan de Thunersee in Zwitserland verbleef. Hij huurde er een kamer met prachtig uitzicht op het meer en de bergen. En componeerde. De Tweede cellosonate, de Tweede vioolsonate, het eerste deel van de Derde vioolsonate, en het Derde pianotrio. Wat een zomerse oogst! Eindelijk had hij weer gelegenheid om, nadat hij het genre vier jaar had laten rusten, kamermuziek te schrijven – wat hij toch het liefste deed. 

Het Derde pianotrio is typisch voor de late Brahms. Was ‘expansie’ het woord om zijn vroegere muziek mee aan te duiden – denk aan het eerste deel van de Eerste cellosonate – nu schijft hij compact, geconcentreerd, soms bijna no nonsense. Vier delen heeft het Derde pianotrio maar die duren bij elkaar aardig wat korter dan de drie van de Eerste cellosonate. Zeer Brahms is de soms bruuske humor, zoals de plotselinge klap waarmee het tweede deel eindigt. Brahms is ook de toon van het Andante, bijna een volksliedje. Met de voortdurende maatwisselingen – met als algemene tendens 3/4 plus twee maal 2/4 – versterkt hij de associatie met volksmuziek nog eens.  

door Stephen Westra

Kelemen, Altstaedt en Lonquich spelen Brahms en Schumann

door Stephen Westra

Brahms: Eerste cellosonate

Johannes Brahms oriënteerde zich in zijn muziek graag op het verleden. Het heden, laat staan de toekomst, interesseerden hem niet zo. Hij was het dan ook die in de negentiende eeuw, in de hoogtijdagen van de Romantiek, Bach en Händel bestudeerde, een nieuwe uitgave verzorgde van motetten van Mozart en, voor die tijd haast excentriek, een dikke band Scarlatti-sonates bezat. Kroon­juweel van zijn eigen bibliotheek was het handschrift van Mozarts Symfonie nr. 40 in g klein, KV 550. In het voorbije groef hij zijn schatten op. En dat merk je in zijn composities. Brahms beproeft de grote oude vormen en genres. Allegretto quasi Menuetto heet het tweede deel van zijn Eerste cellosonate. Anno 1862 deed bijna niemand meer zoiets, maar Brahms verwijlde graag bij deze oude, elegante barokdans. En de finale is een heuse fuga.

Friedrich Nietzsche noemde Brahms ‘de eunuch van de muziek’

Beethoven en Mozart hadden daar ook in uitgeblonken, maar de gloriedagen van deze kunstvorm lagen één tot anderhalve eeuw terug: bij Johann Sebastian Bach. Brahms blaast haar nieuw leven in. Het hoofdthema is zelfs rechtstreeks ontleend aan Contrapunctus XIII uit Bachs Die Kunst der Fuge – nadat het begin van het eerste deel al aanknoopte bij Contrapunctus III. Opmerkelijk is ook dat deze sonate geen echt langzaam deel heeft. De noodzakelijke pas op de plaats is het ‘quasi menuetto’. Daar staat tegenover dat het uitgebreide eerste deel enkele bijna mahleriaans-­verzaligde passages van grote rust bevat.

Brahms: Derde vioolsonate

Heeft Brahms alle drama dat een romantisch componist kan ontlokken aan het samenspel van piano en viool bewaard voor zijn derde en laatste vioolsonate? De eerste twee waren vriendelijk en zachtaardig; nu zien trieste gedachtenschimmen hun kans schoon, spelen demonen op, kan melancholie niet langer worden bedwongen. De uitbarstingen zijn abrupt – zoals in de doorwerking van het eerste deel, waar de piano ongewoon lang een afwachtend org­elpunt, nee, twéé org­elpunten aanhoudt en dan opeens hartstocht oplaait. Geschrokken wisselen eerste en tweede thema in de reprise opeens van plaats… Meest dramatisch is de grootse finale, het zwaartepunt van de sonate. De twee middendelen zijn eerder aforistisch te noemen; vooral het Adagio lijkt weinig meer dan een aanduiding.

Het dramatische, melancholieke karakter van de Derde vioolsonate werd direct al opgemerkt. Niet altijd op zachtzinnige wijze. Friedrich Nietzsche beledigde Brahms naar hartenlust, noemde hem ‘de eunuch van de muziek’, uit wiens composities ‘de melancholie van de impotentie’ sprak. Hoewel vrienden Brahms verzekerden dat hij zich niets hoefde aan te trekken van iemand ‘die nog eens in het gekkenhuis zou belanden’ (wat ook zou gebeuren), was hij toch aangedaan. Maar gelukkig, Clara Schumann schreef hem prompt: ‘Wat voor schitterends heb je ons gegeven.’ Brahms besloot aan de woorden van een wijze en getalenteerde vrouw te hechten en niet aan wat verbale stuiptrekkingen van een complexe filosoof.

Schumann: Arabeske

We laten Brahms even los en horen zijn vriend en mentor Robert Schumann, die in 1838 in Wenen verbleef. Hij was zijn woonplaats Leipzig ontvlucht vanwege de lastige kwestie met zijn schoonvader Friedrich Wieck, die niet wilde dat hij met diens dochter Clara trouwde, en die hun voorgenomen huwelijk met alle middelen dwarsboomde – een paar jaar later zou ze toch Clara Schumann worden. Per brief hield Schumann Clara op de hoogte van zijn reilen en zeilen. ‘Ik componeer nu een Rondolette […] en andere kleine dingen […] die ik op een leuke manier aan elkaar wil rijgen onder de titel ‘kleine Blumenstücke’, zo’n beetje zoals je een serie schilderijen noemt.’ Ranke pianostukken, waarvan er één Arabeske zou gaan heten. Het begrip verwijst naar het uit de beeldende kunst bekende versieringsmotief, vaak bestaande uit een sierlijke lijnvormige tak met bladeren en bloemen. ‘Delicaat – voor vrouwen,’ zou Schumann er later een beetje denigrerend naar verwijzen. In Wenen leek hij afstand te nemen van zijn eerdere, vaak ‘mannelijkere’, virtuozere idioom. ‘Noem mij voortaan géén Jean Paul II of Beethoven II meer, ik wil tien keer kleiner zijn dan zij’; hij wilde niet meer met die twee titanen – de één op literair, de ander op muzikaal gebied – worden geassocieerd ‘maar slechts met mijzelf’.

Brahms: Derde pianotrio

Brahms vierde op een typische manier vakantie: hij werkte dan juist extra hard. Zoals in die zomer van 1886, toen hij in Hofstetten aan de Thunersee in Zwitserland verbleef. Hij huurde er een kamer met prachtig uitzicht op het meer en de bergen. En componeerde. De Tweede cellosonate, de Tweede vioolsonate, het eerste deel van de Derde vioolsonate, en het Derde pianotrio. Wat een zomerse oogst! Eindelijk had hij weer gelegenheid om, nadat hij het genre vier jaar had laten rusten, kamermuziek te schrijven – wat hij toch het liefste deed. 

Het Derde pianotrio is typisch voor de late Brahms. Was ‘expansie’ het woord om zijn vroegere muziek mee aan te duiden – denk aan het eerste deel van de Eerste cellosonate – nu schijft hij compact, geconcentreerd, soms bijna no nonsense. Vier delen heeft het Derde pianotrio maar die duren bij elkaar aardig wat korter dan de drie van de Eerste cellosonate. Zeer Brahms is de soms bruuske humor, zoals de plotselinge klap waarmee het tweede deel eindigt. Brahms is ook de toon van het Andante, bijna een volksliedje. Met de voortdurende maatwisselingen – met als algemene tendens 3/4 plus twee maal 2/4 – versterkt hij de associatie met volksmuziek nog eens.  

Brahms: Eerste cellosonate

Johannes Brahms oriënteerde zich in zijn muziek graag op het verleden. Het heden, laat staan de toekomst, interesseerden hem niet zo. Hij was het dan ook die in de negentiende eeuw, in de hoogtijdagen van de Romantiek, Bach en Händel bestudeerde, een nieuwe uitgave verzorgde van motetten van Mozart en, voor die tijd haast excentriek, een dikke band Scarlatti-sonates bezat. Kroon­juweel van zijn eigen bibliotheek was het handschrift van Mozarts Symfonie nr. 40 in g klein, KV 550. In het voorbije groef hij zijn schatten op. En dat merk je in zijn composities. Brahms beproeft de grote oude vormen en genres. Allegretto quasi Menuetto heet het tweede deel van zijn Eerste cellosonate. Anno 1862 deed bijna niemand meer zoiets, maar Brahms verwijlde graag bij deze oude, elegante barokdans. En de finale is een heuse fuga.

Friedrich Nietzsche noemde Brahms ‘de eunuch van de muziek’

Beethoven en Mozart hadden daar ook in uitgeblonken, maar de gloriedagen van deze kunstvorm lagen één tot anderhalve eeuw terug: bij Johann Sebastian Bach. Brahms blaast haar nieuw leven in. Het hoofdthema is zelfs rechtstreeks ontleend aan Contrapunctus XIII uit Bachs Die Kunst der Fuge – nadat het begin van het eerste deel al aanknoopte bij Contrapunctus III. Opmerkelijk is ook dat deze sonate geen echt langzaam deel heeft. De noodzakelijke pas op de plaats is het ‘quasi menuetto’. Daar staat tegenover dat het uitgebreide eerste deel enkele bijna mahleriaans-­verzaligde passages van grote rust bevat.

Brahms: Derde vioolsonate

Heeft Brahms alle drama dat een romantisch componist kan ontlokken aan het samenspel van piano en viool bewaard voor zijn derde en laatste vioolsonate? De eerste twee waren vriendelijk en zachtaardig; nu zien trieste gedachtenschimmen hun kans schoon, spelen demonen op, kan melancholie niet langer worden bedwongen. De uitbarstingen zijn abrupt – zoals in de doorwerking van het eerste deel, waar de piano ongewoon lang een afwachtend org­elpunt, nee, twéé org­elpunten aanhoudt en dan opeens hartstocht oplaait. Geschrokken wisselen eerste en tweede thema in de reprise opeens van plaats… Meest dramatisch is de grootse finale, het zwaartepunt van de sonate. De twee middendelen zijn eerder aforistisch te noemen; vooral het Adagio lijkt weinig meer dan een aanduiding.

Het dramatische, melancholieke karakter van de Derde vioolsonate werd direct al opgemerkt. Niet altijd op zachtzinnige wijze. Friedrich Nietzsche beledigde Brahms naar hartenlust, noemde hem ‘de eunuch van de muziek’, uit wiens composities ‘de melancholie van de impotentie’ sprak. Hoewel vrienden Brahms verzekerden dat hij zich niets hoefde aan te trekken van iemand ‘die nog eens in het gekkenhuis zou belanden’ (wat ook zou gebeuren), was hij toch aangedaan. Maar gelukkig, Clara Schumann schreef hem prompt: ‘Wat voor schitterends heb je ons gegeven.’ Brahms besloot aan de woorden van een wijze en getalenteerde vrouw te hechten en niet aan wat verbale stuiptrekkingen van een complexe filosoof.

Schumann: Arabeske

We laten Brahms even los en horen zijn vriend en mentor Robert Schumann, die in 1838 in Wenen verbleef. Hij was zijn woonplaats Leipzig ontvlucht vanwege de lastige kwestie met zijn schoonvader Friedrich Wieck, die niet wilde dat hij met diens dochter Clara trouwde, en die hun voorgenomen huwelijk met alle middelen dwarsboomde – een paar jaar later zou ze toch Clara Schumann worden. Per brief hield Schumann Clara op de hoogte van zijn reilen en zeilen. ‘Ik componeer nu een Rondolette […] en andere kleine dingen […] die ik op een leuke manier aan elkaar wil rijgen onder de titel ‘kleine Blumenstücke’, zo’n beetje zoals je een serie schilderijen noemt.’ Ranke pianostukken, waarvan er één Arabeske zou gaan heten. Het begrip verwijst naar het uit de beeldende kunst bekende versieringsmotief, vaak bestaande uit een sierlijke lijnvormige tak met bladeren en bloemen. ‘Delicaat – voor vrouwen,’ zou Schumann er later een beetje denigrerend naar verwijzen. In Wenen leek hij afstand te nemen van zijn eerdere, vaak ‘mannelijkere’, virtuozere idioom. ‘Noem mij voortaan géén Jean Paul II of Beethoven II meer, ik wil tien keer kleiner zijn dan zij’; hij wilde niet meer met die twee titanen – de één op literair, de ander op muzikaal gebied – worden geassocieerd ‘maar slechts met mijzelf’.

Brahms: Derde pianotrio

Brahms vierde op een typische manier vakantie: hij werkte dan juist extra hard. Zoals in die zomer van 1886, toen hij in Hofstetten aan de Thunersee in Zwitserland verbleef. Hij huurde er een kamer met prachtig uitzicht op het meer en de bergen. En componeerde. De Tweede cellosonate, de Tweede vioolsonate, het eerste deel van de Derde vioolsonate, en het Derde pianotrio. Wat een zomerse oogst! Eindelijk had hij weer gelegenheid om, nadat hij het genre vier jaar had laten rusten, kamermuziek te schrijven – wat hij toch het liefste deed. 

Het Derde pianotrio is typisch voor de late Brahms. Was ‘expansie’ het woord om zijn vroegere muziek mee aan te duiden – denk aan het eerste deel van de Eerste cellosonate – nu schijft hij compact, geconcentreerd, soms bijna no nonsense. Vier delen heeft het Derde pianotrio maar die duren bij elkaar aardig wat korter dan de drie van de Eerste cellosonate. Zeer Brahms is de soms bruuske humor, zoals de plotselinge klap waarmee het tweede deel eindigt. Brahms is ook de toon van het Andante, bijna een volksliedje. Met de voortdurende maatwisselingen – met als algemene tendens 3/4 plus twee maal 2/4 – versterkt hij de associatie met volksmuziek nog eens.  

door Stephen Westra

Biografie

Alexander Lonquich, piano

Alexander Lonquich, afkomstig uit Trier, is een graag geziene gast op de bekende Europese kamermuziekfestivals. In de dubbelrol van pianist en dirigent verscheen hij bij de Camerata Salzburg, het Orchestre des Champs-­Elysées, het Royal Philharmonic Orchestra, het Mahler Chamber Orchestra, het hr Sinfonieorchester ­­Frankfurt, het Kammerorchester Basel en de ­Accademia Nazionale di Santa Cecilia in Rome.

Solist was hij bijvoorbeeld bij de Wiener Philharmoniker, het Orchestre Philharmonique du Luxembourg, de Filarmonica della Scala, het WDR Sinfonieorchester Köln en de nationale orkesten van Tsjechië en Hongarije, en hij soleerde onder dirigenten als Claudio Abbado, Yuri Bashmet, Philippe Herreweghe, Ton Koopman, Kurt Sanderling en Sándor Végh. 

Kamermuziek speelt Alexander Lonquich met partners als Vilde Frang, Heinz Holliger, Sabine Meyer, Christian Tetzlaff, Carolin Widmann, Jörg Widmann en Tabea Zimmermann. Voor zijn cd-opnames ontving de pianist onder meer een Diapason d’Or en een Edison, en met Nicolas Altstaedt nam hij al Beethovens werken voor cello en klavier op.

Hoogtepunten van de afgelopen seizoenen waren Beethovens vijf pianoconcerten met het Münchener Kammerorchester en een residency bij het NDR Elbphilharmonie Orchester in Hamburg. In december 2019 speelde Alexander Lonquich in de Kleine Zaal met het Cuarteto Casals, en op 1 december 2022 keerde hij er terug in hetzelfde trio als vandaag.

Barnabás Kelemen, viool

Barnabás Kelemen studeerde in 2001 aan de Franz Liszt Academie in Boedapest af bij Eszter Perényi, waarna hij nog lessen volgde bij Isaac Stern, Ferenc Rados en Zoltán Kocsis.

Hij heeft premières op zijn naam van Kurtág, Ligeti, Schnittke, Goebaidoelina, Reich, Pärt en Auerbach, en soleerde bij het London Symphony Orchestra, het BBC Symphony Orchestra, de omroeporkesten van Berlijn, Hannover en München, het Budapest Festival Orchestra en de Hong Kong Philharmonic.

Bij het Concertgebouworkest debuteerde hij in september 2022 met het Eerste vioolconcert van Bartók onder leiding van landgenoot Iván Fischer. De violist treedt op met zijn Kelemen Quartet en met muzikale partners als Andreas Ottensamer, Steven Isserlis, Vilde Frang en Alina Ibragimova.

Hij neemt geregeld zitting in concours­jury’s, geeft masterclasses en doceert aan zijn alma mater. Steeds vaker profileert hij zich als dirigent; hij ging in de leer bij Leif Segerstam en Jorma Panula en stond voor het Hongaars Nationaal Philharmonisch Orkest, het Indianapolis Symphony Orchestra en het Concertgebouw Chamber Orchestra.

In de Kleine Zaal was Barnabás Kelemen één keer eerder te gast, in december 2022 in een programma rondom Janáček, Kodály en Dvořák met Alexander Lonquich en Nicolas Altstaedt. Van de Hongaarse staat heeft hij de ‘ex-Dénes Kovács’-Guarneri del Gesù uit 1742 in bruikleen.

Nicolas Altstaedt, cello

De afgelopen seizoenen maakte de Duits-Franse cellist Nicolas Altstaedt solodebuten bij het National Symphony Orchestra in Washington, de orkesten van Seattle en Sydney, het London Philharmonic Orchestra, Philharmonia, het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks, de Staatskapelle Berlin en de Seoul Philharmonic en was hij in residence bij het NDR Elbphilharmonie Orchester, het SWR Symphonieorchester en het Barcelona Symphony Orchestra.

Vorige maand debuteerde hij bij het Concertgebouworkest met een nieuw werk van Liza Lim, en eerder werd hij uitgenodigd door de Wiener en de Münchner Philharmoniker, het Orchestre National de France, alle BBC-orkesten en het NHK Symphony Orchestra, Tokyo.

Met de componist zelf op de bok gaf hij de Finse première van Esa-Pekka Salonens Celloconcert en in 2023 won zijn opname ervan met het Rotterdams Philharmonisch Orkest een International Classic Music Award.

Nicolas Altstaedt was de hoofdgast van het Prinsengrachtconcert 2022 en soleerde bij het Nederlands Philharmonisch, het Residentie en het Radio Filharmonisch Orkest. De cellist werkte recent ook met oudemuziekgezelschappen als Arcangelo en het Orchestre des Champs-Elysées.

Als dirigent heeft hij een nauwe band met het Scottish Chamber Orchestra, het Münchner Kammerorchester en het Orchestre Philharmonique de Radio France, maar stond hij ook voor het Budapest Festival Orchestra, het Kyoto Symphony Orchestra en het Orkest van de Achttiende Eeuw. In 2012 volgde Nicolas Altstaedt Gidon Kremer op als artistiek leider van het Kammermusikfestival Lockenhaus.

In seizoen 2017/2018 had hij een Spotlightserie in de Kleine Zaal, en zijn laatste optreden daar was op 15 maart met pianist Alexander Lonquich en violist Barnabás Kelemen.