Trombonist Bart Claessens: het jongste orkestlid dat in dienst kwam
door Liesbeth Immink 01 mei 2015 01 mei 2015
Bart Claessens was het jongste orkestlid ooit toen hij in dienst kwam. Inmiddels, dertien jaar later, heeft de solotrombonist al onder drie chef-dirigenten gespeeld.
Dertien jaar geleden, toen hij in dienst kwam bij het Koninklijk Concertgebouworkest, vestigde trombonist Bart Claessens meteen een record. Als negentienjarige werd hij het jongste orkestlid ooit, een record dat nog altijd niet gebroken is.
Als Daniele Gatti met ingang van seizoen 2016/17 aantreedt, wordt dat na Chailly en Jansons zijn derde chef-dirigent. ‘Ja, als je erover nadenkt is dat inderdaad bijzonder. Ik studeerde in die tijd aan het conservatorium in Rotterdam, onder anderen bij Jörgen van Rijen, nu mijn collega. Hij attendeerde me toen op de auditie. Ik zat al vanaf mijn veertiende in de juniorenklas, maar was eigenlijk nog maar net begonnen aan mijn “echte” studie.'
‘Ook de jongere groep orkestleden moet goed vertegenwoordigd zijn’
'Omdat ik kort daarvoor bij het Concertgebouworkest geremplaceerd had, wist ik een beetje hoe het eraan toe ging en zo’n baan leek me wel wat. Maar ik was vooral erg jong en dacht er niet zo bij na.’
De auditie ging om een wisselplek, een constructie waar de trombonesectie nog steeds mee werkt. ‘De wisselplek zorgt ervoor dat het seizoen – naast de aanvoerders – onder drie trombonisten verdeeld kan worden, waardoor er gerouleerd wordt tussen tenor- en bastrombone. In Nederland is dat helemaal geen gangbare positie.'
Dertien jaar geleden, toen hij in dienst kwam bij het Koninklijk Concertgebouworkest, vestigde trombonist Bart Claessens meteen een record. Als negentienjarige werd hij het jongste orkestlid ooit, een record dat nog altijd niet gebroken is.
Als Daniele Gatti met ingang van seizoen 2016/17 aantreedt, wordt dat na Chailly en Jansons zijn derde chef-dirigent. ‘Ja, als je erover nadenkt is dat inderdaad bijzonder. Ik studeerde in die tijd aan het conservatorium in Rotterdam, onder anderen bij Jörgen van Rijen, nu mijn collega. Hij attendeerde me toen op de auditie. Ik zat al vanaf mijn veertiende in de juniorenklas, maar was eigenlijk nog maar net begonnen aan mijn “echte” studie.'
‘Ook de jongere groep orkestleden moet goed vertegenwoordigd zijn’
'Omdat ik kort daarvoor bij het Concertgebouworkest geremplaceerd had, wist ik een beetje hoe het eraan toe ging en zo’n baan leek me wel wat. Maar ik was vooral erg jong en dacht er niet zo bij na.’
De auditie ging om een wisselplek, een constructie waar de trombonesectie nog steeds mee werkt. ‘De wisselplek zorgt ervoor dat het seizoen – naast de aanvoerders – onder drie trombonisten verdeeld kan worden, waardoor er gerouleerd wordt tussen tenor- en bastrombone. In Nederland is dat helemaal geen gangbare positie.'
'Trombonisten die mee wilden doen aan het proefspel moesten de tenor- en de bastrombone onder de knie hebben, maar voor bijna iedereen die meedeed was de bastrombone nieuw. Ik heb zelf toen een tijdje een bas geleend, maar omdat die me niet zo beviel heeft m’n vader uiteindelijk een nieuwe voor me gekocht. “Als je auditie gaat doen, moet het wel goed voelen”, vond hij. M’n ouders waren de eersten die ik belde toen ik hoorde dat ik gewonnen had. En Noëlle natuurlijk.’
Strijken of blazen
Met Noëlle, financieel assistent in de staf van het orkest, heeft hij inmiddels vier kinderen (Chloë van zes jaar, Faye van vier, Noah van twee en Yannick, nu drie maanden). ‘We hebben elkaar zeventien jaar geleden leren kennen bij de harmonie in Maasbracht, waar mijn vader dirigent was. Toen ik naar Rotterdam verhuisde is ze met me meegegaan en gelukkig is ze nooit meer weggegaan’, zegt hij lachend.
‘We zitten dit jaar samen twintig jaar bij het orkest. Toen we nog geen kinderen hadden is ze regelmatig mee geweest op tournee. Onder andere daardoor weet ze als geen ander wat mijn baan inhoudt: de dagen die we maken en de spanning die er soms bij komt kijken.’
‘Ik kom uit een muzikaal gezin. Mijn moeder is trompettist en muziekdocent en mijn vader saxofonist en dirigent. Hij heeft bijna 25 jaar bij de Marinierskapel gespeeld, maar is inmiddels met pensioen. Mijn jongere broer is ook saxofonist bij de Marinierskapel, ze zijn zelfs nog een poosje collega’s geweest. Mijn oudere broer is klarinettist bij de Koninklijke Militaire Kapel in Assen. Een echte blazersfamilie dus.'
‘Ik was in mijn puberteit groot fan van het orkest, dus toen ik daar op mijn negentiende ineens middenin zat, was dat ergens ook heel raar.'
'Maar ik koos op mijn vijfde voor de viool. Uit het niets. Ik was er volledig van overtuigd: ik was weg van die klank en ik denk dat mijn voorliefde voor een groot orkest toen ontstaan is. De klank van strijkers, daar wil ik nog steeds door omringd zijn. Naast viool speelde ik ook trompet en op mijn elfde maakte ik de overstap naar trombone. De viool is toen geleidelijk naar de achtergrond verdwenen. Bij vlagen vind ik dat nog weleens jammer, want ik kon er best wel wat op. Maar des te leuker dat onze oudste dochter nu ook viool wil spelen. Ze is net zes geworden, dus dat gaat er binnenkort wel van komen.’
Belangen behartigen
Sinds september 2012 werkt Bart ook als docent aan het conservatorium van Maastricht. En alsof zijn agenda nog niet vol genoeg zit, is hij sinds kort ook bestuurslid van de Vereniging ‘Het Concertgebouworchest’, die dit jaar zijn honderdjarig bestaan viert en de belangen van de orkest- en stafleden behartigt. Alleen orkest- en stafleden kunnen lid van de Vereniging zijn: een unicum in de Nederlandse orkestwereld.
‘Ik vind het belangrijk om voor dergelijke dingen tijd te maken. Het orkest heeft in de laatste jaren een sterke verjonging doorgemaakt en het is belangrijk dat ook de jongere groep orkestleden goed vertegenwoordigd is. Ondanks mijn vlieguren bij het orkest reken ik mezelf nog steeds tot die categorie. Het bestuur is opgedeeld in verschillende commissies. Zelf ga ik plaatsnemen in de personele commissie. Dat lijkt me best heftig, je kunt het vergelijken met personeelszaken en zoals bij elk bedrijf krijg je dan te maken met heel persoonlijke verhalen en situaties. Het is een functie waarin je echt iets kan betekenen voor de leden van de vereniging.’
Hét stuk voor trombonisten
Het allermooiste concert uit zijn loopbaan blijkt lastig te kiezen. ‘Ik was in mijn puberteit groot fan van het orkest, dus toen ik daar op mijn negentiende ineens middenin zat, was dat ergens ook heel raar. Ik ben in een rijdende trein gesprongen en daardoor gingen er in het begin weleens wat concerten langs me heen. Maar uiteraard is er ook heel veel blijven hangen.
'Bijvoorbeeld de eerste opera die ik speelde: Turandot met Riccardo Chailly in 2002. Ik had nog nauwelijks opera gespeeld, laat staan in zo’n enorme orkestbak. Ik was overweldigd door het geheel. Maar het concert dat ik het meest koester is de Derde symfonie van Mahler met Mariss Jansons in 2010. Dat is sowieso hét stuk voor trombonisten en we gingen er meteen mee naar Groot-Brittannië, Spanje, Zwitserland, Japan en Amerika.'
'Het was echt een geluk dat ik die solo mocht doen – we hadden er namelijk om geloot – en als je die solo dan ook meteen in Carnegie Hall mag spelen, dan blijft dat je eeuwig bij.’ Mariss Jansons blijkt het met Bart eens te zijn: bij zijn afscheid als chef-dirigent noemde hij Mahlers Derde in New York als hoogtepunt.
De trombones van Bart Claessens
‘In het meeste repertoire bestaat de trombonesectie uit twee tenortrombones en een bastrombone. Mijn eerste functie in het orkest was die van tenor- en bastrombonist. Sinds 2007 ben ik solotrombonist, en speel ik tenor- en alttrombone. De alt is het kleinere broertje van de tenor en wordt veel bij bijvoorbeeld Beethoven, Mahler en Bruckner gebruikt.'
'Bij trombones zit het verschil ’m vooral in de bouw: Amerikaans of Duits – en dan voornamelijk in de schuiven'
'Bij trombones zit het verschil ’m vooral in de bouw: Amerikaans of Duits – en dan voornamelijk in de schuiven. De ene variant is niet per se beter dan de andere, het heeft ook te maken met de verdere samenstelling, de beker en de trombonist zelf. In het orkest spelen we vooral op Amerikaanse instrumenten, maar bij bijvoorbeeld Bruckner gebruiken we de set Duitse trombones van het orkest uit de collectie van de Stichting Donateurs Koninklijk Concertgebouworkest. Die zijn heel geschikt voor de koralen. De klank van die trombones grijpt heel erg mooi in elkaar.'
'Mijn alt is een Throja, Duitse bouw. Toevallig hetzelfde merk als de Duitse set van het orkest. Mijn tenor is een Vincent Bach, Amerikaanse bouw, recentelijk aangeschaft door de Stichting Donateurs. Ook heb ik nog mijn oude instrument, dat ik van mijn veertiende tot m’n twintigste heb bespeeld. Hij klinkt nog steeds geweldig. Nou ja, zo blijf je altijd zoeken naar de perfecte klank.’
'Trombonisten die mee wilden doen aan het proefspel moesten de tenor- en de bastrombone onder de knie hebben, maar voor bijna iedereen die meedeed was de bastrombone nieuw. Ik heb zelf toen een tijdje een bas geleend, maar omdat die me niet zo beviel heeft m’n vader uiteindelijk een nieuwe voor me gekocht. “Als je auditie gaat doen, moet het wel goed voelen”, vond hij. M’n ouders waren de eersten die ik belde toen ik hoorde dat ik gewonnen had. En Noëlle natuurlijk.’
Strijken of blazen
Met Noëlle, financieel assistent in de staf van het orkest, heeft hij inmiddels vier kinderen (Chloë van zes jaar, Faye van vier, Noah van twee en Yannick, nu drie maanden). ‘We hebben elkaar zeventien jaar geleden leren kennen bij de harmonie in Maasbracht, waar mijn vader dirigent was. Toen ik naar Rotterdam verhuisde is ze met me meegegaan en gelukkig is ze nooit meer weggegaan’, zegt hij lachend.
‘We zitten dit jaar samen twintig jaar bij het orkest. Toen we nog geen kinderen hadden is ze regelmatig mee geweest op tournee. Onder andere daardoor weet ze als geen ander wat mijn baan inhoudt: de dagen die we maken en de spanning die er soms bij komt kijken.’
‘Ik kom uit een muzikaal gezin. Mijn moeder is trompettist en muziekdocent en mijn vader saxofonist en dirigent. Hij heeft bijna 25 jaar bij de Marinierskapel gespeeld, maar is inmiddels met pensioen. Mijn jongere broer is ook saxofonist bij de Marinierskapel, ze zijn zelfs nog een poosje collega’s geweest. Mijn oudere broer is klarinettist bij de Koninklijke Militaire Kapel in Assen. Een echte blazersfamilie dus.'
‘Ik was in mijn puberteit groot fan van het orkest, dus toen ik daar op mijn negentiende ineens middenin zat, was dat ergens ook heel raar.'
'Maar ik koos op mijn vijfde voor de viool. Uit het niets. Ik was er volledig van overtuigd: ik was weg van die klank en ik denk dat mijn voorliefde voor een groot orkest toen ontstaan is. De klank van strijkers, daar wil ik nog steeds door omringd zijn. Naast viool speelde ik ook trompet en op mijn elfde maakte ik de overstap naar trombone. De viool is toen geleidelijk naar de achtergrond verdwenen. Bij vlagen vind ik dat nog weleens jammer, want ik kon er best wel wat op. Maar des te leuker dat onze oudste dochter nu ook viool wil spelen. Ze is net zes geworden, dus dat gaat er binnenkort wel van komen.’
Belangen behartigen
Sinds september 2012 werkt Bart ook als docent aan het conservatorium van Maastricht. En alsof zijn agenda nog niet vol genoeg zit, is hij sinds kort ook bestuurslid van de Vereniging ‘Het Concertgebouworchest’, die dit jaar zijn honderdjarig bestaan viert en de belangen van de orkest- en stafleden behartigt. Alleen orkest- en stafleden kunnen lid van de Vereniging zijn: een unicum in de Nederlandse orkestwereld.
‘Ik vind het belangrijk om voor dergelijke dingen tijd te maken. Het orkest heeft in de laatste jaren een sterke verjonging doorgemaakt en het is belangrijk dat ook de jongere groep orkestleden goed vertegenwoordigd is. Ondanks mijn vlieguren bij het orkest reken ik mezelf nog steeds tot die categorie. Het bestuur is opgedeeld in verschillende commissies. Zelf ga ik plaatsnemen in de personele commissie. Dat lijkt me best heftig, je kunt het vergelijken met personeelszaken en zoals bij elk bedrijf krijg je dan te maken met heel persoonlijke verhalen en situaties. Het is een functie waarin je echt iets kan betekenen voor de leden van de vereniging.’
Hét stuk voor trombonisten
Het allermooiste concert uit zijn loopbaan blijkt lastig te kiezen. ‘Ik was in mijn puberteit groot fan van het orkest, dus toen ik daar op mijn negentiende ineens middenin zat, was dat ergens ook heel raar. Ik ben in een rijdende trein gesprongen en daardoor gingen er in het begin weleens wat concerten langs me heen. Maar uiteraard is er ook heel veel blijven hangen.
'Bijvoorbeeld de eerste opera die ik speelde: Turandot met Riccardo Chailly in 2002. Ik had nog nauwelijks opera gespeeld, laat staan in zo’n enorme orkestbak. Ik was overweldigd door het geheel. Maar het concert dat ik het meest koester is de Derde symfonie van Mahler met Mariss Jansons in 2010. Dat is sowieso hét stuk voor trombonisten en we gingen er meteen mee naar Groot-Brittannië, Spanje, Zwitserland, Japan en Amerika.'
'Het was echt een geluk dat ik die solo mocht doen – we hadden er namelijk om geloot – en als je die solo dan ook meteen in Carnegie Hall mag spelen, dan blijft dat je eeuwig bij.’ Mariss Jansons blijkt het met Bart eens te zijn: bij zijn afscheid als chef-dirigent noemde hij Mahlers Derde in New York als hoogtepunt.
De trombones van Bart Claessens
‘In het meeste repertoire bestaat de trombonesectie uit twee tenortrombones en een bastrombone. Mijn eerste functie in het orkest was die van tenor- en bastrombonist. Sinds 2007 ben ik solotrombonist, en speel ik tenor- en alttrombone. De alt is het kleinere broertje van de tenor en wordt veel bij bijvoorbeeld Beethoven, Mahler en Bruckner gebruikt.'
'Bij trombones zit het verschil ’m vooral in de bouw: Amerikaans of Duits – en dan voornamelijk in de schuiven'
'Bij trombones zit het verschil ’m vooral in de bouw: Amerikaans of Duits – en dan voornamelijk in de schuiven. De ene variant is niet per se beter dan de andere, het heeft ook te maken met de verdere samenstelling, de beker en de trombonist zelf. In het orkest spelen we vooral op Amerikaanse instrumenten, maar bij bijvoorbeeld Bruckner gebruiken we de set Duitse trombones van het orkest uit de collectie van de Stichting Donateurs Koninklijk Concertgebouworkest. Die zijn heel geschikt voor de koralen. De klank van die trombones grijpt heel erg mooi in elkaar.'
'Mijn alt is een Throja, Duitse bouw. Toevallig hetzelfde merk als de Duitse set van het orkest. Mijn tenor is een Vincent Bach, Amerikaanse bouw, recentelijk aangeschaft door de Stichting Donateurs. Ook heb ik nog mijn oude instrument, dat ik van mijn veertiende tot m’n twintigste heb bespeeld. Hij klinkt nog steeds geweldig. Nou ja, zo blijf je altijd zoeken naar de perfecte klank.’