Componist Theo Loevendie: ‘Dat gevoel van achterliggen zorgde voor een open blik’
door Vrouwkje Tuinman 16 mrt. 2022 16 maart 2022
Aan het Dudok Quartet Amsterdam de eer een nieuw werk van Theo Loevendie in première te brengen: het Tweede strijkkwartet. De 91-jarige componist fantaseert al over uitbreiding.
Eigenlijk zou het interview met Theo Loevendie plaatsvinden in café Welling, tegenover zijn huis, direct achter Het Concertgebouw. Voor corona kwam hij er vaak én trad hij er maandelijks op, vaak met gloednieuwe composities. ‘Een echte uitlaatklep, en bovendien een goede locatie om met nieuwe musici te werken. Hopelijk kan dat spoedig weer.’
Loevendies meest recente publieke première was die van La calle door het Radio Filharmonisch Orkest [NTR ZaterdagMatinee, 15 februari 2020, red.]. ‘Vlak voor de ellende begon, daar had ik geluk mee. Alles wat ik sindsdien schreef ligt te wachten. Maar ik houd de moed erin. Muziek bestaat óók zonder te klinken. Mijn fantasie is grenzeloos. Dat vermogen is ontstaan door een jeugd waarin mijn hoofd vol muziek zat, die niet naar buiten kon.’
Inhaalslag
Loevendie groeide op in de Amsterdamse Kinkerbuurt. Er was thuis weinig geld. ‘Je hebt in die omstandigheden – die ook in onze huidige welvaartsmaatschappij nog bestaan, tot mijn verdriet – geen idee van je capaciteiten. Je hebt een natuurlijke drang, maar geen idee dat je echt iets zou kunnen.’ Op de MULO stond Loevendie bekend als ‘kwajongen die overal maling aan had. Ik kon wel leren, maar wilde niet’. De uitzondering was muziekles. ‘Op de eerste rij zat ik alles te observeren wat de leraar zei. Hij sprak over Sjostakovitsj, over Tsjaikovski. De ‘Notenkrakersuite’ was voor mij een bevrijding. Ik wist niet wat ik meemaakte.’
Pas op zijn vijfentwintigste ging Loevendie naar het conservatorium. ‘Mijn jaren daar waren een grote inhaalslag. Ik verloor mijn Amsterdamse accent en ontdekte de muziek – op heel andere wijze dan studiegenoten. De Notenkrakersgeneratie was al bezig, die jongens waren een stuk jonger en schreven muziek waar ik niets van snapte. Ik zat met groot plezier contrapuntoefeningen te doen. Heel archaïsch, maar precies de gedegen basis die ik ontbeerde.’
Fris
Met de ‘wijsheid van de ouderdom’ vermoedt Loevendie dat juist zijn achterstand hem hielp zichzelf te worden. ‘Dat gevoel van achterliggen zorgde ervoor dat ik altijd een open blik hield. Nooit oogkleppen heb opgezet. Ik barst werkelijk nog dagelijks van de nieuwsgierigheid.’
Zo is Loevendie tegenwoordig ‘beginnend pianist’. ‘Van de oogarts moest ik een aantal jaren terug acuut stoppen met blaasinstrumenten. Toen heb ik me eindelijk gestort op mijn jeugdliefde, de piano. Vroeger was er geen geld voor, nu wel. Dat is genieten. Als het even kan studeer ik een uur per dag. Dat houdt me mentaal fris. Met hulp van genieën als Johann Sebastian Bach en Domenico Scarlatti ontdek ik nieuw terrein.’
Eigenlijk zou het interview met Theo Loevendie plaatsvinden in café Welling, tegenover zijn huis, direct achter Het Concertgebouw. Voor corona kwam hij er vaak én trad hij er maandelijks op, vaak met gloednieuwe composities. ‘Een echte uitlaatklep, en bovendien een goede locatie om met nieuwe musici te werken. Hopelijk kan dat spoedig weer.’
Loevendies meest recente publieke première was die van La calle door het Radio Filharmonisch Orkest [NTR ZaterdagMatinee, 15 februari 2020, red.]. ‘Vlak voor de ellende begon, daar had ik geluk mee. Alles wat ik sindsdien schreef ligt te wachten. Maar ik houd de moed erin. Muziek bestaat óók zonder te klinken. Mijn fantasie is grenzeloos. Dat vermogen is ontstaan door een jeugd waarin mijn hoofd vol muziek zat, die niet naar buiten kon.’
Inhaalslag
Loevendie groeide op in de Amsterdamse Kinkerbuurt. Er was thuis weinig geld. ‘Je hebt in die omstandigheden – die ook in onze huidige welvaartsmaatschappij nog bestaan, tot mijn verdriet – geen idee van je capaciteiten. Je hebt een natuurlijke drang, maar geen idee dat je echt iets zou kunnen.’ Op de MULO stond Loevendie bekend als ‘kwajongen die overal maling aan had. Ik kon wel leren, maar wilde niet’. De uitzondering was muziekles. ‘Op de eerste rij zat ik alles te observeren wat de leraar zei. Hij sprak over Sjostakovitsj, over Tsjaikovski. De ‘Notenkrakersuite’ was voor mij een bevrijding. Ik wist niet wat ik meemaakte.’
Pas op zijn vijfentwintigste ging Loevendie naar het conservatorium. ‘Mijn jaren daar waren een grote inhaalslag. Ik verloor mijn Amsterdamse accent en ontdekte de muziek – op heel andere wijze dan studiegenoten. De Notenkrakersgeneratie was al bezig, die jongens waren een stuk jonger en schreven muziek waar ik niets van snapte. Ik zat met groot plezier contrapuntoefeningen te doen. Heel archaïsch, maar precies de gedegen basis die ik ontbeerde.’
Fris
Met de ‘wijsheid van de ouderdom’ vermoedt Loevendie dat juist zijn achterstand hem hielp zichzelf te worden. ‘Dat gevoel van achterliggen zorgde ervoor dat ik altijd een open blik hield. Nooit oogkleppen heb opgezet. Ik barst werkelijk nog dagelijks van de nieuwsgierigheid.’
Zo is Loevendie tegenwoordig ‘beginnend pianist’. ‘Van de oogarts moest ik een aantal jaren terug acuut stoppen met blaasinstrumenten. Toen heb ik me eindelijk gestort op mijn jeugdliefde, de piano. Vroeger was er geen geld voor, nu wel. Dat is genieten. Als het even kan studeer ik een uur per dag. Dat houdt me mentaal fris. Met hulp van genieën als Johann Sebastian Bach en Domenico Scarlatti ontdek ik nieuw terrein.’
Verkocht
Loevendies Eerste strijkkwartet ontstond aan het eind van zijn studietijd. ‘Het is een soort aanloop van een aanloop, mijn eerste sprongetje richting hedendaagse muziek.’ De ‘opvolger’ schreef hij zestig jaar later, en in de tussentijd beleefde hij een uitgebreide loopbaan in zowel de jazz en improvisatie als de klassieke muziek. Het Tweede strijkkwartet is opgedragen aan het jonge Amsterdamse Dudok Quartet, dat hij online leerde kennen. ‘In 99,9% van de gevallen word ik gevraagd om een stuk te maken. Er zijn slechts twee uitzonderingen geweest. Nadat ik de violiste Emmy Verhey op tv Beethoven-sonates zag spelen, dacht ik: voor haar wil ik schrijven. Dat was eind jaren zeventig. De tweede uitzondering is het Dudok Quartet. Ik liep al een tijdje met de gedachte een kwartet te gaan schrijven, misschien wel als laatste compositie, daar moet je op mijn leeftijd rekening mee houden. Toen ben ik een beetje gaan googelen. Het is echt verbluffend hoeveel goede strijkkwartetten we in Nederland hebben! Maar voor Dudok viel ik volkomen. Ik wist niet eens of het mannen of vrouwen waren, maar hoorde ze Ligeti spelen, en aansluitend een kwartet van Haydn, een van mijn favorieten. Heel bijzonder aan hun vertolking was dat ze het non vibrato speelden, maar het toch niet steriel klonk.’
Van Loevendie mag ‘het vibratoregister’ wat vaker uitgezet worden. Ik ben er niet dogmatisch tegen, maar het is een middel, geen doel. Het Dudok Quartet bleek speciale strijkstokken te hebben laten maken om goed non vibrato te spelen maar met een natuurlijk geluid. Ik schreef ze een brief.’ Er kwam onmiddellijk een enthousiaste reactie. Inmiddels hebben de partijen elkaar leren kennen, voor zover de huidige omstandigheden dat toelaten. ‘Het klikt enorm, ook op menselijk niveau. Het is interessant dat werelden die zo verschrikkelijk gescheiden zijn – jazz en de klassieke muziek – hier en daar naar elkaar toegroeien. Die beweging komt vooral van klassieke kamermusici.’
‘Aan Haydns finales vind ik de vitaliteit zo heerlijk, dus kon ik niet anders dan dynamisch eindigen’
Dansen
Loevendie’s nieuwe strijkkwartet bestaat uit een ouverture en drie dansen: Wooden Shoe Dance, Zeybek en Fugitive Jig. ‘Dansvormen vinden in klassieke muziek altijd hun oorsprong in ritmes en muzieksoorten die er in de maatschappij al zijn. De gigue, zoals hij bij Bach heet, heeft hetzelfde ritme als de jig uit de Engelse en Schotse zeemansliederen. Bovendien raast hij lekker door. Aan Haydns finales vind ik de vitaliteit zo heerlijk. Dus kon ik niet anders dan dynamisch eindigen.’ Hoewel, eindigen? ‘Het is een soort suite geworden. Misschien ga ik er nog wel meer dansen bij schrijven.’
Verkocht
Loevendies Eerste strijkkwartet ontstond aan het eind van zijn studietijd. ‘Het is een soort aanloop van een aanloop, mijn eerste sprongetje richting hedendaagse muziek.’ De ‘opvolger’ schreef hij zestig jaar later, en in de tussentijd beleefde hij een uitgebreide loopbaan in zowel de jazz en improvisatie als de klassieke muziek. Het Tweede strijkkwartet is opgedragen aan het jonge Amsterdamse Dudok Quartet, dat hij online leerde kennen. ‘In 99,9% van de gevallen word ik gevraagd om een stuk te maken. Er zijn slechts twee uitzonderingen geweest. Nadat ik de violiste Emmy Verhey op tv Beethoven-sonates zag spelen, dacht ik: voor haar wil ik schrijven. Dat was eind jaren zeventig. De tweede uitzondering is het Dudok Quartet. Ik liep al een tijdje met de gedachte een kwartet te gaan schrijven, misschien wel als laatste compositie, daar moet je op mijn leeftijd rekening mee houden. Toen ben ik een beetje gaan googelen. Het is echt verbluffend hoeveel goede strijkkwartetten we in Nederland hebben! Maar voor Dudok viel ik volkomen. Ik wist niet eens of het mannen of vrouwen waren, maar hoorde ze Ligeti spelen, en aansluitend een kwartet van Haydn, een van mijn favorieten. Heel bijzonder aan hun vertolking was dat ze het non vibrato speelden, maar het toch niet steriel klonk.’
Van Loevendie mag ‘het vibratoregister’ wat vaker uitgezet worden. Ik ben er niet dogmatisch tegen, maar het is een middel, geen doel. Het Dudok Quartet bleek speciale strijkstokken te hebben laten maken om goed non vibrato te spelen maar met een natuurlijk geluid. Ik schreef ze een brief.’ Er kwam onmiddellijk een enthousiaste reactie. Inmiddels hebben de partijen elkaar leren kennen, voor zover de huidige omstandigheden dat toelaten. ‘Het klikt enorm, ook op menselijk niveau. Het is interessant dat werelden die zo verschrikkelijk gescheiden zijn – jazz en de klassieke muziek – hier en daar naar elkaar toegroeien. Die beweging komt vooral van klassieke kamermusici.’
‘Aan Haydns finales vind ik de vitaliteit zo heerlijk, dus kon ik niet anders dan dynamisch eindigen’
Dansen
Loevendie’s nieuwe strijkkwartet bestaat uit een ouverture en drie dansen: Wooden Shoe Dance, Zeybek en Fugitive Jig. ‘Dansvormen vinden in klassieke muziek altijd hun oorsprong in ritmes en muzieksoorten die er in de maatschappij al zijn. De gigue, zoals hij bij Bach heet, heeft hetzelfde ritme als de jig uit de Engelse en Schotse zeemansliederen. Bovendien raast hij lekker door. Aan Haydns finales vind ik de vitaliteit zo heerlijk. Dus kon ik niet anders dan dynamisch eindigen.’ Hoewel, eindigen? ‘Het is een soort suite geworden. Misschien ga ik er nog wel meer dansen bij schrijven.’