Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
achtergrond

Hoe werd Mahlers Eerste symfonie in Nederland ontvangen?

door Carine Alders
20 apr. 2025 20 april 2025

Het heeft lang geduurd voor het Amsterdamse publiek de muziek van Gustav Mahler omarmde. ‘Mahler was voor het publiek destijds heel nieuw en ongewoon’, zei dirigent Klaus Mäkelä eerder tegen Preludium, ‘maar Mengelberg was zo overtuigd van de zeggingskracht van de muziek dat hij haar bleef programmeren.’ Hoe werd de Eerste symfonie in Nederland destijds ontvangen?

  • Gustav Mahler in de bergen

    Foto: onbekend

    Gustav Mahler in de bergen

    Foto: onbekend

  • Gustav Mahler in de bergen

    Foto: onbekend

    Gustav Mahler in de bergen

    Foto: onbekend

Op zondagavond 25 oktober 1903 dirigeerde Mahler voor het eerst zijn Eerste symfonie bij het Concertgebouworkest. Net als bij de eerste uitvoering van zijn Derde symfonie drie dagen eerder, bracht het concert op z’n zachtst gezegd gemengde reacties teweeg. ‘Gerechte hemel, als dát muziek is! Muziek die mij lichamelijk pijn doet, mij de haren te bergen doet rijzen’, schreef Otto Knaap in De Telegraaf over de Derde symfonie. In De Nieuwe Courant schreef Barend Kwast teleurgesteld over de Eerste symfonie: ‘Ook hierin veel ongezonde, veel gezochte, veel onechte muziek. Bijna alles techniek, berekening en zelfverloochening. In de instrumentatie zelfs veel onechte kleuren voor niets-beteekenende beeldjes en gedachtetjes.’ Daniël de Lange was in Het Nieuws van den Dag milder in zijn oordeel, hij herkende het enorme vakmanschap van Mahler in de manier waarop hij met motieven, ritmes en klanken speelde en vond het laatste deel ‘werkelijk een der allerknapste stukken kunst uit den modernen tijd.’ Maar ook hij was kritisch en vond de muziek oppervlakkig, alsof een goochelaar zijn kunsten vertoonde. Het is niet ondenkbaar dat eerdere berichten uit Wenen de toon hadden gezet. Mahler werd omschreven als een ‘ultramodern componist’ en op 6 december 1900 haalde een ooggetuigenverslag van de Weense première van de Eerste symfonie de voorpagina van de Nederlandse krant Het Vaderland.

Na afloop werd verhit gediscussieerd en sommige toehoorders eisten zelfs hun geld terug.

In Wenen was het concert het gesprek van de dag geweest en de eerste verrassing kwam toen het programmaboekje in plaats van de gebruikelijke analyses alleen advertenties bevatte. Een eerdere poging tot uitleg had een averechts effect gehad, dus Mahler deed er maar liever het zwijgen toe. Zodra de componist-dirigent op de lessenaar tikte en alle ogen en oren op hem gericht waren, ving de muziek aan ‘met het gepiep van een wagenrad over kiezelsteen’ en vervolgens ‘allerlei vogelgefluit, jachtfanfares en belgerinkel’. Het publiek moet elkaar verbaasd hebben aangekeken en alleen Mahlers vrienden zouden stormachtig geapplaudisseerd hebben. Het laatste deel van de symfonie omschreef de anonieme auteur als ‘een wilde rondedans van de onmogelijkste geluiden’. Na afloop werd verhit gediscussieerd en sommige toehoorders eisten zelfs hun geld terug.

Ondanks de minder gunstige eerste indrukken zou de symfonie in Amsterdam een vaste plek op het repertoire veroveren, voornamelijk dankzij de inzet van dirigent Willem Mengelberg, die al vroeg overtuigd was van het genie van de componist. Tot 1940 kwam Mahlers Eerste bij het Concertgebouworkest maar liefst 109 keer op de lessenaar, totdat de bezetter de muziek van de Joodse componist verbood. Toen de eveneens verbannen Bruno Walter voor het eerst na de oorlog de symfonie weer met het Concertgebouworkest uitvoerde, kregen orkest en dirigent ‘grootse ovaties’. Inmiddels kon de recensent van het Algemeen Dagblad constateren dat ‘zelfs het “effen” Hollandse publiek’ dit werk liefhad.

Op zondagavond 25 oktober 1903 dirigeerde Mahler voor het eerst zijn Eerste symfonie bij het Concertgebouworkest. Net als bij de eerste uitvoering van zijn Derde symfonie drie dagen eerder, bracht het concert op z’n zachtst gezegd gemengde reacties teweeg. ‘Gerechte hemel, als dát muziek is! Muziek die mij lichamelijk pijn doet, mij de haren te bergen doet rijzen’, schreef Otto Knaap in De Telegraaf over de Derde symfonie. In De Nieuwe Courant schreef Barend Kwast teleurgesteld over de Eerste symfonie: ‘Ook hierin veel ongezonde, veel gezochte, veel onechte muziek. Bijna alles techniek, berekening en zelfverloochening. In de instrumentatie zelfs veel onechte kleuren voor niets-beteekenende beeldjes en gedachtetjes.’ Daniël de Lange was in Het Nieuws van den Dag milder in zijn oordeel, hij herkende het enorme vakmanschap van Mahler in de manier waarop hij met motieven, ritmes en klanken speelde en vond het laatste deel ‘werkelijk een der allerknapste stukken kunst uit den modernen tijd.’ Maar ook hij was kritisch en vond de muziek oppervlakkig, alsof een goochelaar zijn kunsten vertoonde. Het is niet ondenkbaar dat eerdere berichten uit Wenen de toon hadden gezet. Mahler werd omschreven als een ‘ultramodern componist’ en op 6 december 1900 haalde een ooggetuigenverslag van de Weense première van de Eerste symfonie de voorpagina van de Nederlandse krant Het Vaderland.

Na afloop werd verhit gediscussieerd en sommige toehoorders eisten zelfs hun geld terug.

In Wenen was het concert het gesprek van de dag geweest en de eerste verrassing kwam toen het programmaboekje in plaats van de gebruikelijke analyses alleen advertenties bevatte. Een eerdere poging tot uitleg had een averechts effect gehad, dus Mahler deed er maar liever het zwijgen toe. Zodra de componist-dirigent op de lessenaar tikte en alle ogen en oren op hem gericht waren, ving de muziek aan ‘met het gepiep van een wagenrad over kiezelsteen’ en vervolgens ‘allerlei vogelgefluit, jachtfanfares en belgerinkel’. Het publiek moet elkaar verbaasd hebben aangekeken en alleen Mahlers vrienden zouden stormachtig geapplaudisseerd hebben. Het laatste deel van de symfonie omschreef de anonieme auteur als ‘een wilde rondedans van de onmogelijkste geluiden’. Na afloop werd verhit gediscussieerd en sommige toehoorders eisten zelfs hun geld terug.

Ondanks de minder gunstige eerste indrukken zou de symfonie in Amsterdam een vaste plek op het repertoire veroveren, voornamelijk dankzij de inzet van dirigent Willem Mengelberg, die al vroeg overtuigd was van het genie van de componist. Tot 1940 kwam Mahlers Eerste bij het Concertgebouworkest maar liefst 109 keer op de lessenaar, totdat de bezetter de muziek van de Joodse componist verbood. Toen de eveneens verbannen Bruno Walter voor het eerst na de oorlog de symfonie weer met het Concertgebouworkest uitvoerde, kregen orkest en dirigent ‘grootse ovaties’. Inmiddels kon de recensent van het Algemeen Dagblad constateren dat ‘zelfs het “effen” Hollandse publiek’ dit werk liefhad.

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.