Hoe uniek is de Nederlandse passietraditie?
door Noortje Zanen 21 mrt. 2023 21 maart 2023
In de weken voor Pasen klinken er jaarlijks door het hele land tientallen uitvoeringen van Bachs Passionen. Hoe uniek is de Nederlandse passietraditie? We vroegen het aan twee Britse dirigenten die ‘de Matthäus’ leiden in Het Concertgebouw.
Traditiegetrouw speelt het Concertgebouworkest de Matthäus-Passion op of rond Palmzondag, een gewoonte die al in 1899 werd geïntroduceerd door de toenmalige chef-dirigent Willem Mengelberg. Dit jaar maakt de Britse dirigent, klavecinist, organist én musicoloog John Butt zijn debuut bij het orkest. Een paar dagen later is het opnieuw een Britse dirigent die Bachs meesterwerk komt vertolken: Justin Doyle met zijn RIAS Kammerchor en de Akademie für Alte Musik Berlin.
Hoewel iedere dirigent natuurlijk zijn eigen voorkeuren heeft, verwachten beide dirigenten niet dat ze het Amsterdamse publiek zullen overrompelen met nieuwe interpretaties. Maar dat ze hun luisteraars zullen ontroeren met Bachs muziek is evident. Hoe verklaren Butt en Doyle het succes?
Dramatisch geschenk
Volgens Doyle heeft dat zowel met de tijdloze kracht van Christus’ lijdensverhaal te maken als met de genialiteit van Bach. ‘De humoristische schrijver en criticus Douglas Adams heeft het verhaal van Christus’ lijden ooit teruggebracht tot één zin: ‘And then, one Thursday, nearly two thousand years after one man had been nailed to a tree for saying how great it would be to be nice to people for a change...’
Doyle noemt het een interessante formulering van een atheïst, die laat zien hoe eenvoudig de plot eigenlijk is van dit verhaal dat al twee millennia onze cultuur domineert. ‘Het gaat over optimisme en nederlaag, over hoopvolle beloftes en lijden, over liefde en haat. Op het meest basale dramatische niveau is het een buitengewoon verhaal over een man die lijdt door toedoen van – en ter wille van – alle anderen om hem heen. Dus wat iemands spirituele overtuiging ook is, het is een dramatisch geschenk voor elke componist.
En Bachs ongelooflijke prestatie om dat verhaal zo indringend tot leven te brengen zorgt ervoor dat het generatie na generatie aanspreekt. Op een meer wetenschappelijk niveau bekeken: Bachs begrip en verfijning van harmonie, contrapunt en retoriek zorgen ervoor dat het menselijk brein veel ‘begrijpt’ van wat zijn muziek in de Matthäus doet, en dat geldt ook voor luisteraars die nooit enige muzikale training hebben gehad. Bachs muziek spreekt tot het hart.’
‘Het is bij jullie bijna een ‘gekte’ vergelijkbaar met de Engelse obsessie met Händels Messiah’
Ook Butt oppert dat het tijdloze succes te maken heeft met de manier waarop Bach contrastrijke en herkenbare gevoelens tot klinken brengt, en uiteraard ook met zijn unieke vaardigheden om zulke geniale muziek te schrijven. ‘Bach wilde met zijn Matthäus het menselijke gemoed beroeren. De luisteraar ondergaat de emotionele reis van Christus, van het verraad tot zijn kruisiging en zijn dood. En mede dankzij Bachs retorische trucs en zijn doorwrochte harmonieën zijn die emoties herkenbaar en indringend.’
Traditiegetrouw speelt het Concertgebouworkest de Matthäus-Passion op of rond Palmzondag, een gewoonte die al in 1899 werd geïntroduceerd door de toenmalige chef-dirigent Willem Mengelberg. Dit jaar maakt de Britse dirigent, klavecinist, organist én musicoloog John Butt zijn debuut bij het orkest. Een paar dagen later is het opnieuw een Britse dirigent die Bachs meesterwerk komt vertolken: Justin Doyle met zijn RIAS Kammerchor en de Akademie für Alte Musik Berlin.
Hoewel iedere dirigent natuurlijk zijn eigen voorkeuren heeft, verwachten beide dirigenten niet dat ze het Amsterdamse publiek zullen overrompelen met nieuwe interpretaties. Maar dat ze hun luisteraars zullen ontroeren met Bachs muziek is evident. Hoe verklaren Butt en Doyle het succes?
Dramatisch geschenk
Volgens Doyle heeft dat zowel met de tijdloze kracht van Christus’ lijdensverhaal te maken als met de genialiteit van Bach. ‘De humoristische schrijver en criticus Douglas Adams heeft het verhaal van Christus’ lijden ooit teruggebracht tot één zin: ‘And then, one Thursday, nearly two thousand years after one man had been nailed to a tree for saying how great it would be to be nice to people for a change...’
Doyle noemt het een interessante formulering van een atheïst, die laat zien hoe eenvoudig de plot eigenlijk is van dit verhaal dat al twee millennia onze cultuur domineert. ‘Het gaat over optimisme en nederlaag, over hoopvolle beloftes en lijden, over liefde en haat. Op het meest basale dramatische niveau is het een buitengewoon verhaal over een man die lijdt door toedoen van – en ter wille van – alle anderen om hem heen. Dus wat iemands spirituele overtuiging ook is, het is een dramatisch geschenk voor elke componist.
En Bachs ongelooflijke prestatie om dat verhaal zo indringend tot leven te brengen zorgt ervoor dat het generatie na generatie aanspreekt. Op een meer wetenschappelijk niveau bekeken: Bachs begrip en verfijning van harmonie, contrapunt en retoriek zorgen ervoor dat het menselijk brein veel ‘begrijpt’ van wat zijn muziek in de Matthäus doet, en dat geldt ook voor luisteraars die nooit enige muzikale training hebben gehad. Bachs muziek spreekt tot het hart.’
‘Het is bij jullie bijna een ‘gekte’ vergelijkbaar met de Engelse obsessie met Händels Messiah’
Ook Butt oppert dat het tijdloze succes te maken heeft met de manier waarop Bach contrastrijke en herkenbare gevoelens tot klinken brengt, en uiteraard ook met zijn unieke vaardigheden om zulke geniale muziek te schrijven. ‘Bach wilde met zijn Matthäus het menselijke gemoed beroeren. De luisteraar ondergaat de emotionele reis van Christus, van het verraad tot zijn kruisiging en zijn dood. En mede dankzij Bachs retorische trucs en zijn doorwrochte harmonieën zijn die emoties herkenbaar en indringend.’
Een extreem voorbeeld is volgens Butt de overgang van ‘Aus Liebe will mein Heiland sterben’ – een van de mooiste aria’s over Christus’ allerhoogste liefdesdaad, met de prachtige fluitsolo – naar de hernieuwde kooroproep om Christus te kruisigen (‘Kreuzige’).
‘Deze abrupte terugkeer naar de woede van het volk en de brute kruisiging is een van de meest verontrustende momenten in de geschiedenis van de westerse muziek.’ Ook Bachs weloverwogen instrumentatie draagt bij aan de zeggingskracht van zijn muziek. Ter illustratie noemt Butt de allerlaatste aria: ‘Mache dich, mein Herze, rein’, over berusting en verzoening. ‘Het geruststellende gevoel dat alles weer samenkomt en dat er ruimte is voor eendracht en bezinning wordt door Bach tot klinken gebracht in een troostrijke melodie waarin de hobo’s en de violen unisono spelen, de enige aria in de Matthäus waarin dat voorkomt.’
Inhoud
Op de vraag wat het verschil is tussen de Nederlandse en de Britse uitvoeringspraktijk van de Matthäus reageren Butt en Doyle genuanceerd. Beide dirigenten zijn vooral inhoudelijk bezig met Bachs meesterwerk, dat sinds de herneming door Felix Mendelssohn in Berlijn in 1829 zo’n belangrijke rol speelt in onze westerse culturele traditie.
‘Bachs muziek spreekt tot het hart, ook voor luisteraars die nooit enige muzikale training hebben gehad’
Beiden noemen ze het belang van de spanningsboog, van de momenten van rust versus de continuïteit van het dramatische verhaal. Waar Butt een specialist is die zich vooral bezighoudt met de historische uitvoeringspraktijk van Bach, is Doyle veel breder georiënteerd en dirigeert hij ook veel romantische composities en eigentijdse muziek. Doyle: ‘Toch denk ik dat onze Matthäus-uitvoeringen in Amsterdam straks niet wezenlijk van elkaar zullen verschillen. We brengen de partituur tot leven en gaan zo precies mogelijk om met de informatie die Bach ons heeft gegeven. Bovendien denk ik dat dit stuk performer proof is – het kan veel verschillende interpretaties overleven!’
Verrassing
Dat er in Nederland sprake is van een Matthäus-traditie vinden beide dirigenten bijzonder. ‘Ik ben eerlijk gezegd verbaasd dat wij buitenlandse musici ook nog een kans krijgen om de Matthäus-Passion uit te voeren in Nederland, omdat jullie al zo ontzettend veel uitvoeringen hebben van Nederlandse koren en orkesten,’ zegt Doyle lachend.
Butt benadrukt dat de Matthäus ook in Engeland veel wordt uitgevoerd: ‘Niet op dezelfde grote schaal als in Nederland – het is bij jullie bijna een ‘gekte’ die vergelijkbaar is met de Engelse obsessie met Händels Messiah – maar toch vaak genoeg om ook van een Engelse traditie te kunnen spreken.
Een belangrijk verschil is wellicht dat de grote, moderne symfonieorkesten in Engeland sinds de opkomst van de oudemuziekbeweging in de jaren 1950 een soort ‘angst’ voelen om de Matthäus uit te voeren op een niet historisch-verantwoorde manier. Dat is volgens mij veel minder het geval in Nederland. Bovendien zijn de musici in de Nederlandse symfonieorkesten óók heel goed geïnformeerd in de historische uitvoeringspraktijk, omdat ze regelmatig met oudemuziekspecialisten werken. Ik realiseer me heel goed dat het Amsterdamse publiek onderdeel is van deze rijke traditie en respecteer hun verwachtingen. Toch hoop ik dat ik de luisteraars een nieuwe interpretatie kan laten horen die verrassend anders is, zonder dat duidelijk wordt op welke manier ik dat doe.’
Een extreem voorbeeld is volgens Butt de overgang van ‘Aus Liebe will mein Heiland sterben’ – een van de mooiste aria’s over Christus’ allerhoogste liefdesdaad, met de prachtige fluitsolo – naar de hernieuwde kooroproep om Christus te kruisigen (‘Kreuzige’).
‘Deze abrupte terugkeer naar de woede van het volk en de brute kruisiging is een van de meest verontrustende momenten in de geschiedenis van de westerse muziek.’ Ook Bachs weloverwogen instrumentatie draagt bij aan de zeggingskracht van zijn muziek. Ter illustratie noemt Butt de allerlaatste aria: ‘Mache dich, mein Herze, rein’, over berusting en verzoening. ‘Het geruststellende gevoel dat alles weer samenkomt en dat er ruimte is voor eendracht en bezinning wordt door Bach tot klinken gebracht in een troostrijke melodie waarin de hobo’s en de violen unisono spelen, de enige aria in de Matthäus waarin dat voorkomt.’
Inhoud
Op de vraag wat het verschil is tussen de Nederlandse en de Britse uitvoeringspraktijk van de Matthäus reageren Butt en Doyle genuanceerd. Beide dirigenten zijn vooral inhoudelijk bezig met Bachs meesterwerk, dat sinds de herneming door Felix Mendelssohn in Berlijn in 1829 zo’n belangrijke rol speelt in onze westerse culturele traditie.
‘Bachs muziek spreekt tot het hart, ook voor luisteraars die nooit enige muzikale training hebben gehad’
Beiden noemen ze het belang van de spanningsboog, van de momenten van rust versus de continuïteit van het dramatische verhaal. Waar Butt een specialist is die zich vooral bezighoudt met de historische uitvoeringspraktijk van Bach, is Doyle veel breder georiënteerd en dirigeert hij ook veel romantische composities en eigentijdse muziek. Doyle: ‘Toch denk ik dat onze Matthäus-uitvoeringen in Amsterdam straks niet wezenlijk van elkaar zullen verschillen. We brengen de partituur tot leven en gaan zo precies mogelijk om met de informatie die Bach ons heeft gegeven. Bovendien denk ik dat dit stuk performer proof is – het kan veel verschillende interpretaties overleven!’
Verrassing
Dat er in Nederland sprake is van een Matthäus-traditie vinden beide dirigenten bijzonder. ‘Ik ben eerlijk gezegd verbaasd dat wij buitenlandse musici ook nog een kans krijgen om de Matthäus-Passion uit te voeren in Nederland, omdat jullie al zo ontzettend veel uitvoeringen hebben van Nederlandse koren en orkesten,’ zegt Doyle lachend.
Butt benadrukt dat de Matthäus ook in Engeland veel wordt uitgevoerd: ‘Niet op dezelfde grote schaal als in Nederland – het is bij jullie bijna een ‘gekte’ die vergelijkbaar is met de Engelse obsessie met Händels Messiah – maar toch vaak genoeg om ook van een Engelse traditie te kunnen spreken.
Een belangrijk verschil is wellicht dat de grote, moderne symfonieorkesten in Engeland sinds de opkomst van de oudemuziekbeweging in de jaren 1950 een soort ‘angst’ voelen om de Matthäus uit te voeren op een niet historisch-verantwoorde manier. Dat is volgens mij veel minder het geval in Nederland. Bovendien zijn de musici in de Nederlandse symfonieorkesten óók heel goed geïnformeerd in de historische uitvoeringspraktijk, omdat ze regelmatig met oudemuziekspecialisten werken. Ik realiseer me heel goed dat het Amsterdamse publiek onderdeel is van deze rijke traditie en respecteer hun verwachtingen. Toch hoop ik dat ik de luisteraars een nieuwe interpretatie kan laten horen die verrassend anders is, zonder dat duidelijk wordt op welke manier ik dat doe.’