Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
achtergrond

Hoe goed kenden Brahms en Tsjaikovski elkaar?

door Lonneke Tausch
20 sep. 2024 20 september 2024

Kenden ze elkaar, Johannes Brahms en Pjotr Tsjaikovski? En wat vonden ze van elkaars muziek? Deze vragen hangen boven het jubileum­seizoen van het Borodin Quartet, waarin het ensemble de strijkkwartetten van beide componisten zal spelen. We gingen op onderzoek uit.

  • Johannes Brahms en Pjotr ­Tsjaikovski

    door Olivia Ettema

    Johannes Brahms en Pjotr ­Tsjaikovski

    door Olivia Ettema

  • Johannes Brahms en Pjotr ­Tsjaikovski

    door Olivia Ettema

    Johannes Brahms en Pjotr ­Tsjaikovski

    door Olivia Ettema

‘Brahms en Tsjaikovski hebben de beste kwartetmuziek uit de Russische en Europese Laatromantiek afgeleverd’, zo vertelt Igor Naidin, altviolist van het Borodin Quartet. ‘Dit zijn extreem emotionele werken, drie stuks Tsjaikovski plus een kort jeugdwerk en drie Brahms-kwartetten. Ze lagen elkaar niet, maar hun muziek overstijgt alle onderlinge verschillen.’ Dit impliceert dat de twee generatiegenoten, gelijktijdig componerend in respectievelijk Rusland en Duitsland/Oostenrijk, elkaar wel degelijk hebben gekend. Dat zat zo.

Brahms ging nooit naar Rusland, Tsjaikovski daarentegen was reislustig. Op nieuwjaarsdag 1888 was hij in Leipzig en ging hij langs bij zijn landgenoot Adolph Brodsky (die in 1881 in Wenen Tsjaikovski’s Vioolconcert in première had gebracht). De violist bleek op dat moment juist met Brahms zelf aan de piano diens splinternieuwe Pianotrio in c klein, opus 101 aan het repeteren te zijn. Brahms’ muziek kende Tsjaikovski toen al zeker een jaar of tien, zoals blijkt uit een brief die hij eind 1877 had geschreven aan Nadezjda von Meck. Hij legde zijn maecenas daarin uit het ongemakkelijk te vinden als hij Brahms zou treffen: ‘Zonder valse bescheidenheid moet ik zeggen dat ik denk dat ik beter ben dan Brahms. Wat moet ik tegen hem zeggen? ‘Ik schat je helemaal niet hoog in en beschouw je met de grootste neerbuigendheid. Maar ik heb je nodig, en daarom ben ik naar je toe gekomen.’ Als ik echter oneerlijk ben en onwaarachtig, dan zeg ik precies het tegenovergestelde. Ik kan noch het een noch het ander.’

Tsjaikovski: ‘Er is iets droogs, kouds, vaags en neveligs in Brahms’ muziek dat Russische harten afstoot’

Destijds in Wenen had de buiten Rusland nog onbekende Tsjaikovski er van afgezien contact te leggen met de al beroemde Brahms. Nu, een decennium later, was er in huize Brodsky plots alsnog die eerste ontmoeting. Maar nog steeds stond Brahms’ werk Tsjaikovski’s niet aan, blijkens zijn uitgebreide reisnotities: ‘Zoals al mijn Russische muzikale vrienden, zonder uitzondering, respecteerde ik Brahms alleen als een eervolle, energieke musicus met sterke overtuigingen; maar ondanks alle pogingen heb ik en zal ik zijn muziek nooit kunnen bewonderen... Er is iets droogs, kouds, vaags en neveligs in de muziek van deze meester dat Russische harten afstoot. Vanuit onze Russische blik beschikt Brahms niet over melodische vindingrijkheid. Zijn muzikale ideeën zijn nooit kernachtig; nauwelijks hebben we een toespeling gehoord op een concrete melodie en dan verdwijnt het weer... alsof het de bedoeling van de componist was om onbegrijpelijk en obscuur te zijn. Zo prikkelt hij als het ware onze muzikale waarneming, zonder aan de verwachtingen te voldoen; hij lijkt zich te schamen om duidelijk te spreken en het hart te raken...’

‘Brahms en Tsjaikovski hebben de beste kwartetmuziek uit de Russische en Europese Laatromantiek afgeleverd’, zo vertelt Igor Naidin, altviolist van het Borodin Quartet. ‘Dit zijn extreem emotionele werken, drie stuks Tsjaikovski plus een kort jeugdwerk en drie Brahms-kwartetten. Ze lagen elkaar niet, maar hun muziek overstijgt alle onderlinge verschillen.’ Dit impliceert dat de twee generatiegenoten, gelijktijdig componerend in respectievelijk Rusland en Duitsland/Oostenrijk, elkaar wel degelijk hebben gekend. Dat zat zo.

Brahms ging nooit naar Rusland, Tsjaikovski daarentegen was reislustig. Op nieuwjaarsdag 1888 was hij in Leipzig en ging hij langs bij zijn landgenoot Adolph Brodsky (die in 1881 in Wenen Tsjaikovski’s Vioolconcert in première had gebracht). De violist bleek op dat moment juist met Brahms zelf aan de piano diens splinternieuwe Pianotrio in c klein, opus 101 aan het repeteren te zijn. Brahms’ muziek kende Tsjaikovski toen al zeker een jaar of tien, zoals blijkt uit een brief die hij eind 1877 had geschreven aan Nadezjda von Meck. Hij legde zijn maecenas daarin uit het ongemakkelijk te vinden als hij Brahms zou treffen: ‘Zonder valse bescheidenheid moet ik zeggen dat ik denk dat ik beter ben dan Brahms. Wat moet ik tegen hem zeggen? ‘Ik schat je helemaal niet hoog in en beschouw je met de grootste neerbuigendheid. Maar ik heb je nodig, en daarom ben ik naar je toe gekomen.’ Als ik echter oneerlijk ben en onwaarachtig, dan zeg ik precies het tegenovergestelde. Ik kan noch het een noch het ander.’

Tsjaikovski: ‘Er is iets droogs, kouds, vaags en neveligs in Brahms’ muziek dat Russische harten afstoot’

Destijds in Wenen had de buiten Rusland nog onbekende Tsjaikovski er van afgezien contact te leggen met de al beroemde Brahms. Nu, een decennium later, was er in huize Brodsky plots alsnog die eerste ontmoeting. Maar nog steeds stond Brahms’ werk Tsjaikovski’s niet aan, blijkens zijn uitgebreide reisnotities: ‘Zoals al mijn Russische muzikale vrienden, zonder uitzondering, respecteerde ik Brahms alleen als een eervolle, energieke musicus met sterke overtuigingen; maar ondanks alle pogingen heb ik en zal ik zijn muziek nooit kunnen bewonderen... Er is iets droogs, kouds, vaags en neveligs in de muziek van deze meester dat Russische harten afstoot. Vanuit onze Russische blik beschikt Brahms niet over melodische vindingrijkheid. Zijn muzikale ideeën zijn nooit kernachtig; nauwelijks hebben we een toespeling gehoord op een concrete melodie en dan verdwijnt het weer... alsof het de bedoeling van de componist was om onbegrijpelijk en obscuur te zijn. Zo prikkelt hij als het ware onze muzikale waarneming, zonder aan de verwachtingen te voldoen; hij lijkt zich te schamen om duidelijk te spreken en het hart te raken...’

  • Johannes Brahms

    Johannes Brahms

  • Ingekleurde foto van Pjotr Tsjaikovski uit 1888

    Ingekleurde foto van Pjotr Tsjaikovski uit 1888

  • Johannes Brahms

    Johannes Brahms

  • Ingekleurde foto van Pjotr Tsjaikovski uit 1888

    Ingekleurde foto van Pjotr Tsjaikovski uit 1888

‘Het is onmogelijk om bij het luisteren naar de muziek van Brahms te zeggen dat ze zwak of onopvallend is’, vervolgt de Rus. ‘Zijn stijl is altijd verheven. In tegenstelling tot al onze hedendaagse musici neemt hij nooit zijn toevlucht tot puur externe effecten; nooit probeert hij ons versteld te doen staan, ons te treffen met een nieuwe en briljante combinatie; ook komen we in zijn muziek niets triviaals tegen, of imitaties. Het is allemaal heel ernstig, heel voornaam, schijnbaar zelfs origineel, maar ondanks dit alles ontbreekt het voornaamste – schoonheid!

Toen ik een paar jaar geleden eerlijk mijn mening over Brahms deelde met [pianist en dirigent, red.] Hans von Bülow, antwoordde deze: ‘[…] Ook bij mij duurde het lang voordat ik hem begreep, maar geleidelijk aan werd ik gezegend door de openbaring van zijn genie. Zo zal het jou ook vergaan.’ En nog steeds wacht ik; maar de openbaring blijft uit. Ik heb grote waardering voor de artistieke persoonlijkheid van Brahms. Ik buig voor de zuiverheid van zijn muziek, […], maar ik geef niet om zijn muziek.’

Op dezelfde dagboekpagina’s prijst Tsjai­kovski overigens ook de ‘zeer sympathieke uitstraling’ van zijn vakgenoot: ‘Een zekere zachtheid van contouren, aangename rondingen, tamelijk lang en enigszins grijs haar, vriendelijke grijze ogen en een dikke rijkelijk met wit besprenkelde baard – dit alles deed me onmiddellijk denken aan het type van een raszuivere Groot-Rus, zoals we zo vaak onder onze geestelijken aantreffen...  Brahms’ manier van doen is heel eenvoudig, vrij van ijdelheid, zijn humor is joviaal en mijn herinnering aan de paar uren die ik in zijn gezelschap heb doorgebracht is zeer aangenaam.’

Tsjaikovski vroeg Brahms te komen dirigeren in Moskou. Hij ging niet op de uitnodiging in.

Nog op diezelfde avond van 1 januari 1888 woonde Tsjaikovski een uitvoering bij van Brahms’ Dubbelconcert, maar het fraaie spel van violist Joseph Joachim en cellist Robert Hausmann ten spijt liet het stuk hem onbewogen. De volgende dag kwam Brahms op zijn beurt naar een repetitie van het Gewandhausorchester, dat de ­premiè­re van Tsjaikovski’s Eerste orkestsuite voorbereidde. Aan zijn broer Modest zou Tsjaikovski over Brahms’ bezoek schrijven: ‘We zijn niet op ons gemak, want we mogen elkaar niet echt, maar hij doet veel moeite om aardig voor me te zijn.’

Toch ontmoetten de twee componisten elkaar nogmaals, in maart 1889 in Brahms’ geboorteplaats Hamburg, waar Tsjai­kovski zijn Vijfde symfonie ­dirigeerde. Volgens Modest Tsjaikovski had Brahms zich positief uitgelaten over de symfonie, behalve over het slotdeel. Pianist en componist Zygmunt ­Stojowski herinnerde zich later dat Pjotr Tsjaikovski tegen hem gezegd had dat hij diep gekwetst zou zijn geweest door de kritiek van Brahms als hij zelf niet zo’n hekel had gehad aan diens symfonieën. Uit Stojowski’s memoires: ‘Brahms behield niettemin een sympathiek respect voor Tsjaikovski, welke fouten hij ook vond in de muziek van de Rus. Ik meldde Brahms dat Tsjaikovski tijdens de repetities zo slecht was behandeld door het orkest dat hij de stad nog vóór het concert verliet. ‘Dat spijt me zeer’, zei Brahms herhaaldelijk met duidelijke bezorgdheid.’

Dat Tsjaikovski zeker wel waardering had voor Brahms kunnen we afleiden uit het feit dat de Rus de Duitser vroeg te komen dirigeren in Moskou. Brahms ging niet op Tsjaikovski’s uitnodiging in en voor zover bekend zouden de twee elkaar niet meer weerzien.

‘Het is onmogelijk om bij het luisteren naar de muziek van Brahms te zeggen dat ze zwak of onopvallend is’, vervolgt de Rus. ‘Zijn stijl is altijd verheven. In tegenstelling tot al onze hedendaagse musici neemt hij nooit zijn toevlucht tot puur externe effecten; nooit probeert hij ons versteld te doen staan, ons te treffen met een nieuwe en briljante combinatie; ook komen we in zijn muziek niets triviaals tegen, of imitaties. Het is allemaal heel ernstig, heel voornaam, schijnbaar zelfs origineel, maar ondanks dit alles ontbreekt het voornaamste – schoonheid!

Toen ik een paar jaar geleden eerlijk mijn mening over Brahms deelde met [pianist en dirigent, red.] Hans von Bülow, antwoordde deze: ‘[…] Ook bij mij duurde het lang voordat ik hem begreep, maar geleidelijk aan werd ik gezegend door de openbaring van zijn genie. Zo zal het jou ook vergaan.’ En nog steeds wacht ik; maar de openbaring blijft uit. Ik heb grote waardering voor de artistieke persoonlijkheid van Brahms. Ik buig voor de zuiverheid van zijn muziek, […], maar ik geef niet om zijn muziek.’

Op dezelfde dagboekpagina’s prijst Tsjai­kovski overigens ook de ‘zeer sympathieke uitstraling’ van zijn vakgenoot: ‘Een zekere zachtheid van contouren, aangename rondingen, tamelijk lang en enigszins grijs haar, vriendelijke grijze ogen en een dikke rijkelijk met wit besprenkelde baard – dit alles deed me onmiddellijk denken aan het type van een raszuivere Groot-Rus, zoals we zo vaak onder onze geestelijken aantreffen...  Brahms’ manier van doen is heel eenvoudig, vrij van ijdelheid, zijn humor is joviaal en mijn herinnering aan de paar uren die ik in zijn gezelschap heb doorgebracht is zeer aangenaam.’

Tsjaikovski vroeg Brahms te komen dirigeren in Moskou. Hij ging niet op de uitnodiging in.

Nog op diezelfde avond van 1 januari 1888 woonde Tsjaikovski een uitvoering bij van Brahms’ Dubbelconcert, maar het fraaie spel van violist Joseph Joachim en cellist Robert Hausmann ten spijt liet het stuk hem onbewogen. De volgende dag kwam Brahms op zijn beurt naar een repetitie van het Gewandhausorchester, dat de ­premiè­re van Tsjaikovski’s Eerste orkestsuite voorbereidde. Aan zijn broer Modest zou Tsjaikovski over Brahms’ bezoek schrijven: ‘We zijn niet op ons gemak, want we mogen elkaar niet echt, maar hij doet veel moeite om aardig voor me te zijn.’

Toch ontmoetten de twee componisten elkaar nogmaals, in maart 1889 in Brahms’ geboorteplaats Hamburg, waar Tsjai­kovski zijn Vijfde symfonie ­dirigeerde. Volgens Modest Tsjaikovski had Brahms zich positief uitgelaten over de symfonie, behalve over het slotdeel. Pianist en componist Zygmunt ­Stojowski herinnerde zich later dat Pjotr Tsjaikovski tegen hem gezegd had dat hij diep gekwetst zou zijn geweest door de kritiek van Brahms als hij zelf niet zo’n hekel had gehad aan diens symfonieën. Uit Stojowski’s memoires: ‘Brahms behield niettemin een sympathiek respect voor Tsjaikovski, welke fouten hij ook vond in de muziek van de Rus. Ik meldde Brahms dat Tsjaikovski tijdens de repetities zo slecht was behandeld door het orkest dat hij de stad nog vóór het concert verliet. ‘Dat spijt me zeer’, zei Brahms herhaaldelijk met duidelijke bezorgdheid.’

Dat Tsjaikovski zeker wel waardering had voor Brahms kunnen we afleiden uit het feit dat de Rus de Duitser vroeg te komen dirigeren in Moskou. Brahms ging niet op Tsjaikovski’s uitnodiging in en voor zover bekend zouden de twee elkaar niet meer weerzien.

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.