Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
historie

Het verhaal van een foto

door Johan Giskes
25 aug. 2022 25 augustus 2022

Deze maand treedt The Cleveland Orchestra op in Het Concertgebouw. Niet voor het eerst: het wereldberoemde orkest debuteerde er in 1957. Een bijzonder archiefstuk herinnert aan de eerste kennismaking.

In het archief van het Koninklijk Concertgebouworkest bevindt zich een foto van The Cleveland Orchestra en zijn dirigent George Szell, gevat in een royale passe-partout. Op deze passe-partout hebben dirigent en orkestleden hun handtekening gezet. Het document draagt als datum 4 december 1957 en is een geschenk van de leden van het Amerikaanse orkest aan de leden van het Concertgebouworkest.

In het archief van het Koninklijk Concertgebouworkest bevindt zich een foto van The Cleveland Orchestra en zijn dirigent George Szell, gevat in een royale passe-partout. Op deze passe-partout hebben dirigent en orkestleden hun handtekening gezet. Het document draagt als datum 4 december 1957 en is een geschenk van de leden van het Amerikaanse orkest aan de leden van het Concertgebouworkest.

  • The Cleveland Orchestra in een door de orkestleden gesigneerde passe-partout

    The Cleveland Orchestra in een door de orkestleden gesigneerde passe-partout

  • The Cleveland Orchestra in een door de orkestleden gesigneerde passe-partout

    The Cleveland Orchestra in een door de orkestleden gesigneerde passe-partout

Ongetwijfeld ligt de verbinding in de persoon van George Szell (Boedapest 1897 - Cleveland 1970). Hij had enkele maanden eerder met ‘zijn’ orkest in de Grote Zaal opgetreden en gaf eind 1957 met het Concertgebouworkest een reeks concerten. Het was niet zijn eerste optreden als gastdirigent bij het Concertgebouworkest: dat had al op 6 februari 1936 plaatsgevonden. Szell werkte toen in Praag als Generalmusikdirektor van de Duitse Opera en dirigeerde er de Filharmonie. Ook had hij al het Residentie Orkest geleid.

Het programmaboekje van 1936 meldt dat Szell in verschillende Europese landen, maar voornamelijk in Engeland, zeer gevierd was als ‘een kunstenaar en vertolker van universeele begaafdheid’. In het gastenboek van Het Concertgebouw schreef hij hoe hij de kennismaking met het Amsterdamse orkest ervoer: ‘Mit diesem Orchester musizieren zu können ist das gewaltigste, rührendste und erschütterndste Erlebnis!’ Op 8 en 9 februari 1936 volgden nog twee concerten. Daarna zou George Szell pas weer vanaf 1948 voor het Concertgebouworkest staan.

Hoogwaardig musiceren

Het optreden van The Cleveland Orchestra op 15 juni 1957, in het Holland Festival, was het eerste van dit orkest in Het Concertgebouw. Op het programma stonden de Ouverture ‘La gazza ladra’ van Rossini, Music for a Scene from Shelley van Barber, Beethovens Vierde pianoconcert met Leon Fleisher als solist, de Sinfonische Metamorphosen über Themen von Carl Maria von Weber van Hindemith en de Vierde symfonie van Schumann.

Het publiek reageerde geestdriftig

In de recensies van dit concert werd gerept van muzikale charme en spiritualiteit, bijzonder plezierige luisterervaring, voortreffelijke dirigent, aanstekelijke musiceerlust, uitstekende prestaties, onalledaags, hartverwarmend concert. Szell had met spaarzame gebaren gedecideerd en alles controlerend gedirigeerd. Vaak bij het nuchtere af, vond De Maasbode. Niemand kon zijn aanwijzingen misverstaan en de musici bleken uiterst gedisciplineerd en precies te reageren. Het Vrije Volk kopte dan ook: ‘Cleveland Orchestra is bijna TE perfect’.

Componist-recensent Lex van Delden van Het Parool vond dat in vergelijking met het Concertgebouworkest de strijkers een minder volle toonvorming hadden, terwijl de blazersgroepen een minder gecondenseerde klank lieten horen. Het was even wennen ‘om ook deze geluidsproduktie als waardevol te accepteren, een klankbeeld dat van andere, lichtere gemiddelden uitgaat, maar daarom nog niet van geringer kwaliteit is. Bovendien bleken deze musici stuk voor stuk tot grote virtuositeit in staat’. Volgens De Maasbode had het koper de klankkleur van een oud orgel.

Ongetwijfeld ligt de verbinding in de persoon van George Szell (Boedapest 1897 - Cleveland 1970). Hij had enkele maanden eerder met ‘zijn’ orkest in de Grote Zaal opgetreden en gaf eind 1957 met het Concertgebouworkest een reeks concerten. Het was niet zijn eerste optreden als gastdirigent bij het Concertgebouworkest: dat had al op 6 februari 1936 plaatsgevonden. Szell werkte toen in Praag als Generalmusikdirektor van de Duitse Opera en dirigeerde er de Filharmonie. Ook had hij al het Residentie Orkest geleid.

Het programmaboekje van 1936 meldt dat Szell in verschillende Europese landen, maar voornamelijk in Engeland, zeer gevierd was als ‘een kunstenaar en vertolker van universeele begaafdheid’. In het gastenboek van Het Concertgebouw schreef hij hoe hij de kennismaking met het Amsterdamse orkest ervoer: ‘Mit diesem Orchester musizieren zu können ist das gewaltigste, rührendste und erschütterndste Erlebnis!’ Op 8 en 9 februari 1936 volgden nog twee concerten. Daarna zou George Szell pas weer vanaf 1948 voor het Concertgebouworkest staan.

Hoogwaardig musiceren

Het optreden van The Cleveland Orchestra op 15 juni 1957, in het Holland Festival, was het eerste van dit orkest in Het Concertgebouw. Op het programma stonden de Ouverture ‘La gazza ladra’ van Rossini, Music for a Scene from Shelley van Barber, Beethovens Vierde pianoconcert met Leon Fleisher als solist, de Sinfonische Metamorphosen über Themen von Carl Maria von Weber van Hindemith en de Vierde symfonie van Schumann.

Het publiek reageerde geestdriftig

In de recensies van dit concert werd gerept van muzikale charme en spiritualiteit, bijzonder plezierige luisterervaring, voortreffelijke dirigent, aanstekelijke musiceerlust, uitstekende prestaties, onalledaags, hartverwarmend concert. Szell had met spaarzame gebaren gedecideerd en alles controlerend gedirigeerd. Vaak bij het nuchtere af, vond De Maasbode. Niemand kon zijn aanwijzingen misverstaan en de musici bleken uiterst gedisciplineerd en precies te reageren. Het Vrije Volk kopte dan ook: ‘Cleveland Orchestra is bijna TE perfect’.

Componist-recensent Lex van Delden van Het Parool vond dat in vergelijking met het Concertgebouworkest de strijkers een minder volle toonvorming hadden, terwijl de blazersgroepen een minder gecondenseerde klank lieten horen. Het was even wennen ‘om ook deze geluidsproduktie als waardevol te accepteren, een klankbeeld dat van andere, lichtere gemiddelden uitgaat, maar daarom nog niet van geringer kwaliteit is. Bovendien bleken deze musici stuk voor stuk tot grote virtuositeit in staat’. Volgens De Maasbode had het koper de klankkleur van een oud orgel.

  • Vertrek naar Brussel vanaf luchthaven Idlewild (nu JFK), 6 mei 1957

    foto: Bert Arenson

    Vertrek naar Brussel vanaf luchthaven Idlewild (nu JFK), 6 mei 1957

    foto: Bert Arenson

  • Vertrek naar Brussel vanaf luchthaven Idlewild (nu JFK), 6 mei 1957

    foto: Bert Arenson

    Vertrek naar Brussel vanaf luchthaven Idlewild (nu JFK), 6 mei 1957

    foto: Bert Arenson

Het publiek reageerde geestdriftig. Onder meer twee kransen zetten de positieve stemming luister bij. Eén was afkomstig van het Concertgebouworkest dat zelf in die weken in Zweden en Finland optrad.

Vaste gastdirigent

Bij het bezoek van het Amerikaanse orkest werd ook geschreven dat George Szell in het komende seizoen een grote en enorm noodzakelijke taak in het Nederlandse muziekleven zou gaan vervullen. Zijn directieperiode eind 1957 zou de eerste worden van een reeks langere periodes bij het Concertgebouworkest: met ingang van seizoen 1958/59 zou hij voor een termijn van drie jaar een vast gastdirigentschap bekleden. Met de enorm noodzakelijke taak werd het verbeteren van het technische niveau van het orkest bedoeld. Szell zou daaraan moeten werken, zowel vanwege de slechte gezondheidstoestand van eerste dirigent Eduard van Beinum als vanwege diens andere verplichtingen.

Door de orkestleden werd ook wel gesproken van ‘Szell-straf’

Maar Szell kwam minder vaak dan gepland. In de eerste plaats bleek dat orkest en dirigent het slecht met elkaar konden vinden. Szell repeteerde minutieus en wilde alleen zíjn opvatting gerealiseerd horen. Niet voor niets werd er door de orkestleden wel gesproken van ‘Szell-straf’. Illustratief is ook de uitspraak van orkestmusici – volgens overlevering – dat The Cleveland Orchestra het enige orkest ter wereld was waar de strijkers voor een plaats naar áchteren opteerden.

In zijn concertprogramma’s legde Szell in Amsterdam weinig durf aan de dag. En hij was duur. Bovendien ging er tijdens de concerten door de spanning aan beide kanten nog wel eens iets mis. Maar hij toonde zich ook een integer, vakkundig en groot musicus, die zijn partituren volledig beheerste. De plaatopnamen onder zijn leiding zijn daarvan de klinkende getuigen.

Dit artikel verscheen eerder in Preludium (september 2014).

Het publiek reageerde geestdriftig. Onder meer twee kransen zetten de positieve stemming luister bij. Eén was afkomstig van het Concertgebouworkest dat zelf in die weken in Zweden en Finland optrad.

Vaste gastdirigent

Bij het bezoek van het Amerikaanse orkest werd ook geschreven dat George Szell in het komende seizoen een grote en enorm noodzakelijke taak in het Nederlandse muziekleven zou gaan vervullen. Zijn directieperiode eind 1957 zou de eerste worden van een reeks langere periodes bij het Concertgebouworkest: met ingang van seizoen 1958/59 zou hij voor een termijn van drie jaar een vast gastdirigentschap bekleden. Met de enorm noodzakelijke taak werd het verbeteren van het technische niveau van het orkest bedoeld. Szell zou daaraan moeten werken, zowel vanwege de slechte gezondheidstoestand van eerste dirigent Eduard van Beinum als vanwege diens andere verplichtingen.

Door de orkestleden werd ook wel gesproken van ‘Szell-straf’

Maar Szell kwam minder vaak dan gepland. In de eerste plaats bleek dat orkest en dirigent het slecht met elkaar konden vinden. Szell repeteerde minutieus en wilde alleen zíjn opvatting gerealiseerd horen. Niet voor niets werd er door de orkestleden wel gesproken van ‘Szell-straf’. Illustratief is ook de uitspraak van orkestmusici – volgens overlevering – dat The Cleveland Orchestra het enige orkest ter wereld was waar de strijkers voor een plaats naar áchteren opteerden.

In zijn concertprogramma’s legde Szell in Amsterdam weinig durf aan de dag. En hij was duur. Bovendien ging er tijdens de concerten door de spanning aan beide kanten nog wel eens iets mis. Maar hij toonde zich ook een integer, vakkundig en groot musicus, die zijn partituren volledig beheerste. De plaatopnamen onder zijn leiding zijn daarvan de klinkende getuigen.

Dit artikel verscheen eerder in Preludium (september 2014).

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.