Het nu
door Anna de Vey Mestdagh 22 apr. 2021 22 april 2021
Tweede violiste in het Concertgebouworkest Anna de Vey Mestdagh laat in haar maandelijkse column voor Preludium weten wat haar zoal bezighoudt. Deze maand: hoe behoud je de typische klank van het Concertgebouworkest met zoveel nieuwkomers?
De babyboomgeneratie is nu echt uitgespeeld. Van de cellisten die er dertig jaar geleden zaten toen ik in het orkest kwam is er geen één meer over. Al die geweldige, ervaren musici die soms tegen wil en dank afscheid hebben moeten nemen van het orkest. Maar daarom niet getreurd: een golf van jonge getalenteerde en gemotiveerde spelers stroomt binnen. Wat doet dat met de veelgeprezen Concertgebouworkestklank? Blijft die nog hetzelfde, en hoe wordt de traditie dan doorgegeven?
De klank van een orkest is sowieso een heel beweeglijk iets. Verschillende dirigenten hebben duidelijk hun stempel gedrukt. Onder Eduard van Beinum en Bernard Haitink ging het orkest met steeds minder scherpe accenten spelen, onder invloed van Nikolaus Harnoncourt werd spaarzamer omgesprongen met het gebruik van vibrato en meer op balans en articulatie gelet. Riccardo Chailly was erg van de verticale precisie, Mariss Jansons vroeg juist om een diepe en krachtige toon.
Maar ook de spelers zelf hebben invloed op het geluid. Het technische niveau is bijvoorbeeld enorm gestegen. Een tweede blazer doet vaak niet meer onder voor een eerste blazer, waardoor er een homogenere klank ontstaat. Waar vroeger de ijle klank van de Nederlandse hoboschool het ideaal was, waar de bovenhandse strijkstokhouding van de contrabassen en het Franse klarinetsysteem absoluut niet geaccepteerd werden bij audities, je werd niet eens uitgenodigd, zitten nu ‘Frans’ en ‘Duits’ spelende blazers en boven- en onderhandse strijkers gemoedelijk naast elkaar.
Toch is dit alles uiteindelijk van veel minder groot belang dan de altijd aanwezige bereidwilligheid van de orkestleden om elkaar te steunen en dienstbaar te zijn aan de muziek in zijn geheel. Dit credo wordt als vanzelf overgenomen door iedere nieuwkomer in het orkest, al 133 jaar lang. Zo wordt de klank steeds weer gemaakt met de kennis van toen en gedragen door de kracht van het nu.
De babyboomgeneratie is nu echt uitgespeeld. Van de cellisten die er dertig jaar geleden zaten toen ik in het orkest kwam is er geen één meer over. Al die geweldige, ervaren musici die soms tegen wil en dank afscheid hebben moeten nemen van het orkest. Maar daarom niet getreurd: een golf van jonge getalenteerde en gemotiveerde spelers stroomt binnen. Wat doet dat met de veelgeprezen Concertgebouworkestklank? Blijft die nog hetzelfde, en hoe wordt de traditie dan doorgegeven?
De klank van een orkest is sowieso een heel beweeglijk iets. Verschillende dirigenten hebben duidelijk hun stempel gedrukt. Onder Eduard van Beinum en Bernard Haitink ging het orkest met steeds minder scherpe accenten spelen, onder invloed van Nikolaus Harnoncourt werd spaarzamer omgesprongen met het gebruik van vibrato en meer op balans en articulatie gelet. Riccardo Chailly was erg van de verticale precisie, Mariss Jansons vroeg juist om een diepe en krachtige toon.
Maar ook de spelers zelf hebben invloed op het geluid. Het technische niveau is bijvoorbeeld enorm gestegen. Een tweede blazer doet vaak niet meer onder voor een eerste blazer, waardoor er een homogenere klank ontstaat. Waar vroeger de ijle klank van de Nederlandse hoboschool het ideaal was, waar de bovenhandse strijkstokhouding van de contrabassen en het Franse klarinetsysteem absoluut niet geaccepteerd werden bij audities, je werd niet eens uitgenodigd, zitten nu ‘Frans’ en ‘Duits’ spelende blazers en boven- en onderhandse strijkers gemoedelijk naast elkaar.
Toch is dit alles uiteindelijk van veel minder groot belang dan de altijd aanwezige bereidwilligheid van de orkestleden om elkaar te steunen en dienstbaar te zijn aan de muziek in zijn geheel. Dit credo wordt als vanzelf overgenomen door iedere nieuwkomer in het orkest, al 133 jaar lang. Zo wordt de klank steeds weer gemaakt met de kennis van toen en gedragen door de kracht van het nu.