Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertprogramma

Concertprogramma

Het Middagconcert: Bach, Telemann en Vivaldi met Horsch, Kobekina en Taylor

Het Middagconcert: Bach, Telemann en Vivaldi met Horsch, Kobekina en Taylor

Kleine Zaal
24 november 2024
16.00 uur

Print dit programma

Lucie Horsch blokfluit
Anastasia Kobekina barokcello
Justin Taylor klavecimbel

Dit concert maakt deel uit van de serie Het Middagconcert.

Johann Sebastian Bach (1685-1750)

Sonate in e kl.t., BWV 1034 (1724)
voor fluit en basso continuo
Allegro ma non tanto
Allegro
Andante
Allegro

Georg Philipp Telemann (1681-1767)

Sonate in G gr.t., TWV 40:101 (1727)
voor twee instrumenten zonder bas
Soave
Allegro
Andante
Allegro

Concert in a kl.t., TWV 52:a1 (ca. 1725-35)
voor fluit, viola da gamba en basso continuo
Grave
Allegro
Dolce
Allegro

Antonio Vivaldi (1678-1741)

Sonate nr. 5 in e kl.t., RV 40 (1740)
voor cello en basso continuo
Largo
Allegro
Largo
Allegro

Georg Philipp Telemann (1681-1767)

Fantasia nr. 7 in D gr.t., TWV 40:8 (ca. 1733)
voor fluit solo

Johann Sebastian Bach

Prelude
Menuetto I & II
uit ‘Suite nr. 1 in G gr.t.’, BWV 1007 (1720)
voor cello solo

Andante spiccato
uit ‘Concert in d kl.t.’, BWV 974 (ca. 1713/14)
voor klavecimbel

Antonio Vivaldi

Triosonate in a kl.t., RV 86
oorspronkelijk voor blokfluit, fagot en basso continuo
Largo
Allegro
Largo cantabile
Allegro molto

er is geen pauze
einde ± 17.15 uur

Met dank aan de begunstigers van het Fonds Topmusici Kleine Zaal.

Kleine Zaal 24 november 2024 16.00 uur

Lucie Horsch blokfluit
Anastasia Kobekina barokcello
Justin Taylor klavecimbel

Dit concert maakt deel uit van de serie Het Middagconcert.

Johann Sebastian Bach (1685-1750)

Sonate in e kl.t., BWV 1034 (1724)
voor fluit en basso continuo
Allegro ma non tanto
Allegro
Andante
Allegro

Georg Philipp Telemann (1681-1767)

Sonate in G gr.t., TWV 40:101 (1727)
voor twee instrumenten zonder bas
Soave
Allegro
Andante
Allegro

Concert in a kl.t., TWV 52:a1 (ca. 1725-35)
voor fluit, viola da gamba en basso continuo
Grave
Allegro
Dolce
Allegro

Antonio Vivaldi (1678-1741)

Sonate nr. 5 in e kl.t., RV 40 (1740)
voor cello en basso continuo
Largo
Allegro
Largo
Allegro

Georg Philipp Telemann (1681-1767)

Fantasia nr. 7 in D gr.t., TWV 40:8 (ca. 1733)
voor fluit solo

Johann Sebastian Bach

Prelude
Menuetto I & II
uit ‘Suite nr. 1 in G gr.t.’, BWV 1007 (1720)
voor cello solo

Andante spiccato
uit ‘Concert in d kl.t.’, BWV 974 (ca. 1713/14)
voor klavecimbel

Antonio Vivaldi

Triosonate in a kl.t., RV 86
oorspronkelijk voor blokfluit, fagot en basso continuo
Largo
Allegro
Largo cantabile
Allegro molto

er is geen pauze
einde ± 17.15 uur

Met dank aan de begunstigers van het Fonds Topmusici Kleine Zaal.

Toelichting

Toelichting

door Marike Tuin

Omdat het echte blokfluit­repertoire enigszins beperkt is, zijn blokfluitisten voor hun programmasamenstelling vaak aangewezen op het uitgebreidere repertoire voor traverso, de houten dwarsfluit. Veel barokcomponisten vonden het helemaal niet erg als hun composities op andere instrumenten gespeeld werden; als dit betekende dat de werken meer verkocht werden juichten ze het vaak alleen maar toe. Met name Georg Philipp Telemann was behoorlijk commercieel ingesteld. Zo gaf hij zelf een tijdschrift uit, Der getreue Music-­Meister, het eerste Duitse muziektijdschrift, waarin hij zijn composities publiceerde. Hij zorgde ervoor dat ze nooit compleet waren zodat men steeds ook het volgende nummer moest bestellen om alle delen van een stuk te verkrijgen. 

Bach: Fluitsonate

Johann Sebastian Bach hoefde deze moeite niet te doen omdat hij zijn leven lang in loondienst was. Zijn bekendste kamermuziekwerken ontstonden in zijn periode als kapelmeester aan het hof van Köthen. Ondanks het treurige feit dat in die periode zijn eerste vrouw en een aantal van zijn kinderen overleden, was het in professioneel opzicht een gelukkige tijd voor Bach. Hij had een werkgever die hem enorm waardeerde en hij had fantastische musici ter beschikking. Prins Leopold gaf niet minder dan een kwart van zijn budget uit aan muziek. Omdat Bach in die tijd niet aan een kerk verbonden was componeerde hij vooral instrumentale muziek. Zo stammen de Brandenburgse concerten, de orkest­suites, de fluit-, viool- en gambasonates en de solowerken voor viool en cello uit deze periode. Bachs Fluitsonate in e klein, BWV 1034 ontstond waarschijnlijk ook aan het Köthense hof. Het eerste deel begint in een melancholisch e klein. Er volgt een sombere conversatie tussen fluit en basso continuo. Het tweede deel danst met sprankelende virtuositeit. Het derde deel staat in een troostrijk G groot. De fluit speelt een prachtige melodie boven een zich steeds herhalende baslijn in achtste noten. In het laatste deel horen we vuurwerk met een canonische conversatie tussen de instrumenten. 

Telemann

Waar Bach componeerde wat en hoe hij het zelf wilde, had Georg Philipp Telemann een goede neus voor wat het publiek wilde horen en ging hij mee met de laatste mode. Onder andere hierdoor was niet Bach maar Telemann de populairste Duitse componist van de achttiende eeuw. Vanaf zijn kindertijd was zijn passie voor muziek duidelijk.

Omdat het echte blokfluit­repertoire enigszins beperkt is, zijn blokfluitisten voor hun programmasamenstelling vaak aangewezen op het uitgebreidere repertoire voor traverso, de houten dwarsfluit. Veel barokcomponisten vonden het helemaal niet erg als hun composities op andere instrumenten gespeeld werden; als dit betekende dat de werken meer verkocht werden juichten ze het vaak alleen maar toe. Met name Georg Philipp Telemann was behoorlijk commercieel ingesteld. Zo gaf hij zelf een tijdschrift uit, Der getreue Music-­Meister, het eerste Duitse muziektijdschrift, waarin hij zijn composities publiceerde. Hij zorgde ervoor dat ze nooit compleet waren zodat men steeds ook het volgende nummer moest bestellen om alle delen van een stuk te verkrijgen. 

Bach: Fluitsonate

Johann Sebastian Bach hoefde deze moeite niet te doen omdat hij zijn leven lang in loondienst was. Zijn bekendste kamermuziekwerken ontstonden in zijn periode als kapelmeester aan het hof van Köthen. Ondanks het treurige feit dat in die periode zijn eerste vrouw en een aantal van zijn kinderen overleden, was het in professioneel opzicht een gelukkige tijd voor Bach. Hij had een werkgever die hem enorm waardeerde en hij had fantastische musici ter beschikking. Prins Leopold gaf niet minder dan een kwart van zijn budget uit aan muziek. Omdat Bach in die tijd niet aan een kerk verbonden was componeerde hij vooral instrumentale muziek. Zo stammen de Brandenburgse concerten, de orkest­suites, de fluit-, viool- en gambasonates en de solowerken voor viool en cello uit deze periode. Bachs Fluitsonate in e klein, BWV 1034 ontstond waarschijnlijk ook aan het Köthense hof. Het eerste deel begint in een melancholisch e klein. Er volgt een sombere conversatie tussen fluit en basso continuo. Het tweede deel danst met sprankelende virtuositeit. Het derde deel staat in een troostrijk G groot. De fluit speelt een prachtige melodie boven een zich steeds herhalende baslijn in achtste noten. In het laatste deel horen we vuurwerk met een canonische conversatie tussen de instrumenten. 

Telemann

Waar Bach componeerde wat en hoe hij het zelf wilde, had Georg Philipp Telemann een goede neus voor wat het publiek wilde horen en ging hij mee met de laatste mode. Onder andere hierdoor was niet Bach maar Telemann de populairste Duitse componist van de achttiende eeuw. Vanaf zijn kindertijd was zijn passie voor muziek duidelijk.

  • Georg Philipp Telemann

    Georg Philipp Telemann

  • Georg Philipp Telemann

    Georg Philipp Telemann

Hij schreef in zijn autobiografie: ‘Ik leerde ook viool, fluit en citer te bespelen, waarmee ik de buren onderhield, zonder me te realiseren dat muziek ook opgeschreven kon worden.’ Op zijn twaalfde componeerde hij al een opera waarin hij zelf de hoofdrol zong. Hij schreef dat er als reactie een menigte muzikale vijanden naar zijn moeder kwam om haar te vertellen dat hij minstreel, koorddanser of caviatrainer zou worden als zijn muzikale activiteiten niet snel zouden stoppen. 

Het bloed kroop echter waar het niet gaan kon. Hoewel hij van plan was om voor de lieve vrede rechten te gaan studeren in Leipzig, is zijn naam nergens te vinden op lijsten van ingeschreven studenten. Hij wijdde zich volledig aan de muziek. Hij verdiepte zich in de Franse barokmuziek en in Polen verkende hij met groot enthousiasme de Poolse volksmuziek. Ergens in het eerste decennium van de achttiende eeuw ontmoetten Telemann en Bach elkaar en raakten ze bevriend. 

In tegenstelling tot Bach, die een echte strijker en toetsenist was, was Telemann een multi-instrumentalist. In zijn auto­biografie schrijft hij dat hij klavierinstru­menten, viool, blokfluit, hobo, traverso, chalumeau, viola da gamba, contrabas en bastrombone speelde. Hij publiceerde verschillende collecties met kamermuziekwerken maar ook series solo-fantasieën voor fluit, viola da gamba, klavecimbel en viool.

Vivaldi, Bach en Telemann zagen alledrie het potentieel van de cello

Zijn Concert in a klein voor blokfluit, viola da gamba en basso continuo is een voorbeeld van de bijzondere combinaties waar Telemann voor componeerde. In dit concert worden Franse, Italiaanse en Duitse elementen verweven tot een samenhangend werk in de ‘gemengde smaak’ (‘les goûts réunis’). Met zijn gepuncteerde ritmes doet het eerste deel Frans aan. De twee langzame delen zijn eigenlijk meer triosonates en hier vinden we diepe emotie en melancholie. De twee virtuoze snelle delen zijn meer Italiaans, al is het laatste deel ook geïnspireerd op de Poolse volksmuziek. 

Vivaldi

Een grote inspiratiebron voor zowel Bach als Telemann was de priester-componist Antonio Vivaldi. Vivaldi’s uitzonderlijk virtuoze vioolspel was zo beroemd dat musici uit heel Europa naar Venetië kwamen om les van hem te nemen. Veel van zijn muziek werd gepubliceerd in Amsterdam, waarna de partituren hun weg vonden naar muzikale centra als Weimar, Hamburg, Berlijn en Londen. Zo leerden Bach en Telemann ook Vivaldi’s muziek kennen zonder ooit een voet in Italië gezet te hebben. Zij ontleedden en imiteerden Vivaldi’s concerten en sonates en verwerkten elementen in hun eigen stijl. 

Vivaldi’s Triosonate in a klein, RV 86 voor blokfluit, fagot en basso continuo is een voorbeeld van de vindingrijkheid in instrumentatie die zowel Telemann als Vivaldi aan de dag legden. De blokfluit en fagot (hier cello) hebben een heel verschillend karakter en klinken in totaal andere registers, net als in Telemanns Concert in a klein voor blokfluit en viola da gamba. Evenals bij Telemanns concert kunnen in Vivaldi’s sonate de solisten al hun virtuositeit tentoonspreiden en eindigen ze met spetterende razendsnelle triolen.

Bach: Cellosuite en Klavecimbelconcert

Vivaldi, Bach en Telemann zagen alle drie het potentieel van de cello. Vivaldi componeerde in ieder geval tien cellosonates en minstens zevenentwintig celloconcerten. Bach componeerde alleen zes cellosuites, maar die zijn zo rijk dat ze voor cellisten als een soort bijbel fungeren. In zijn suites voor cello solo laat Bach horen dat één enkel melodisch instrument zowel melodie als begeleiding kan geven. De Eerste suite in G groot, BWV 1007 begint met een Prelude die wordt gekenmerkt door een doorgaande beweging in zestiende-noten vol arpeggio’s en toonladdermotieven. De spanning wordt opgebouwd tot aan het eind het slotakkoord met de hoge g klinkt. Het eerste Menuetto is een galant stukje en het tweede staat in een meer melancholisch g klein.

Bach bewerkte graag muziek van Italiaanse tijdgenoten voor eigen gebruik. Zo is zijn Klavecimbelconcert in d klein, BWV 974 een bewerking van een concert voor hobo en strijkers van Alessandro Marcello, de oudere broer van de bekendere componist Benedetto. Het hoboconcert circuleerde in Noord-Europa. Bachs klavierbewerking maakt het tot echte kamermuziek en het zou Bach niet zijn als hij zijn bewerking niet interessanter zou maken dan het origineel.

Hij schreef in zijn autobiografie: ‘Ik leerde ook viool, fluit en citer te bespelen, waarmee ik de buren onderhield, zonder me te realiseren dat muziek ook opgeschreven kon worden.’ Op zijn twaalfde componeerde hij al een opera waarin hij zelf de hoofdrol zong. Hij schreef dat er als reactie een menigte muzikale vijanden naar zijn moeder kwam om haar te vertellen dat hij minstreel, koorddanser of caviatrainer zou worden als zijn muzikale activiteiten niet snel zouden stoppen. 

Het bloed kroop echter waar het niet gaan kon. Hoewel hij van plan was om voor de lieve vrede rechten te gaan studeren in Leipzig, is zijn naam nergens te vinden op lijsten van ingeschreven studenten. Hij wijdde zich volledig aan de muziek. Hij verdiepte zich in de Franse barokmuziek en in Polen verkende hij met groot enthousiasme de Poolse volksmuziek. Ergens in het eerste decennium van de achttiende eeuw ontmoetten Telemann en Bach elkaar en raakten ze bevriend. 

In tegenstelling tot Bach, die een echte strijker en toetsenist was, was Telemann een multi-instrumentalist. In zijn auto­biografie schrijft hij dat hij klavierinstru­menten, viool, blokfluit, hobo, traverso, chalumeau, viola da gamba, contrabas en bastrombone speelde. Hij publiceerde verschillende collecties met kamermuziekwerken maar ook series solo-fantasieën voor fluit, viola da gamba, klavecimbel en viool.

Vivaldi, Bach en Telemann zagen alledrie het potentieel van de cello

Zijn Concert in a klein voor blokfluit, viola da gamba en basso continuo is een voorbeeld van de bijzondere combinaties waar Telemann voor componeerde. In dit concert worden Franse, Italiaanse en Duitse elementen verweven tot een samenhangend werk in de ‘gemengde smaak’ (‘les goûts réunis’). Met zijn gepuncteerde ritmes doet het eerste deel Frans aan. De twee langzame delen zijn eigenlijk meer triosonates en hier vinden we diepe emotie en melancholie. De twee virtuoze snelle delen zijn meer Italiaans, al is het laatste deel ook geïnspireerd op de Poolse volksmuziek. 

Vivaldi

Een grote inspiratiebron voor zowel Bach als Telemann was de priester-componist Antonio Vivaldi. Vivaldi’s uitzonderlijk virtuoze vioolspel was zo beroemd dat musici uit heel Europa naar Venetië kwamen om les van hem te nemen. Veel van zijn muziek werd gepubliceerd in Amsterdam, waarna de partituren hun weg vonden naar muzikale centra als Weimar, Hamburg, Berlijn en Londen. Zo leerden Bach en Telemann ook Vivaldi’s muziek kennen zonder ooit een voet in Italië gezet te hebben. Zij ontleedden en imiteerden Vivaldi’s concerten en sonates en verwerkten elementen in hun eigen stijl. 

Vivaldi’s Triosonate in a klein, RV 86 voor blokfluit, fagot en basso continuo is een voorbeeld van de vindingrijkheid in instrumentatie die zowel Telemann als Vivaldi aan de dag legden. De blokfluit en fagot (hier cello) hebben een heel verschillend karakter en klinken in totaal andere registers, net als in Telemanns Concert in a klein voor blokfluit en viola da gamba. Evenals bij Telemanns concert kunnen in Vivaldi’s sonate de solisten al hun virtuositeit tentoonspreiden en eindigen ze met spetterende razendsnelle triolen.

Bach: Cellosuite en Klavecimbelconcert

Vivaldi, Bach en Telemann zagen alle drie het potentieel van de cello. Vivaldi componeerde in ieder geval tien cellosonates en minstens zevenentwintig celloconcerten. Bach componeerde alleen zes cellosuites, maar die zijn zo rijk dat ze voor cellisten als een soort bijbel fungeren. In zijn suites voor cello solo laat Bach horen dat één enkel melodisch instrument zowel melodie als begeleiding kan geven. De Eerste suite in G groot, BWV 1007 begint met een Prelude die wordt gekenmerkt door een doorgaande beweging in zestiende-noten vol arpeggio’s en toonladdermotieven. De spanning wordt opgebouwd tot aan het eind het slotakkoord met de hoge g klinkt. Het eerste Menuetto is een galant stukje en het tweede staat in een meer melancholisch g klein.

Bach bewerkte graag muziek van Italiaanse tijdgenoten voor eigen gebruik. Zo is zijn Klavecimbelconcert in d klein, BWV 974 een bewerking van een concert voor hobo en strijkers van Alessandro Marcello, de oudere broer van de bekendere componist Benedetto. Het hoboconcert circuleerde in Noord-Europa. Bachs klavierbewerking maakt het tot echte kamermuziek en het zou Bach niet zijn als hij zijn bewerking niet interessanter zou maken dan het origineel.

door Marike Tuin

Toelichting

door Marike Tuin

Omdat het echte blokfluit­repertoire enigszins beperkt is, zijn blokfluitisten voor hun programmasamenstelling vaak aangewezen op het uitgebreidere repertoire voor traverso, de houten dwarsfluit. Veel barokcomponisten vonden het helemaal niet erg als hun composities op andere instrumenten gespeeld werden; als dit betekende dat de werken meer verkocht werden juichten ze het vaak alleen maar toe. Met name Georg Philipp Telemann was behoorlijk commercieel ingesteld. Zo gaf hij zelf een tijdschrift uit, Der getreue Music-­Meister, het eerste Duitse muziektijdschrift, waarin hij zijn composities publiceerde. Hij zorgde ervoor dat ze nooit compleet waren zodat men steeds ook het volgende nummer moest bestellen om alle delen van een stuk te verkrijgen. 

Bach: Fluitsonate

Johann Sebastian Bach hoefde deze moeite niet te doen omdat hij zijn leven lang in loondienst was. Zijn bekendste kamermuziekwerken ontstonden in zijn periode als kapelmeester aan het hof van Köthen. Ondanks het treurige feit dat in die periode zijn eerste vrouw en een aantal van zijn kinderen overleden, was het in professioneel opzicht een gelukkige tijd voor Bach. Hij had een werkgever die hem enorm waardeerde en hij had fantastische musici ter beschikking. Prins Leopold gaf niet minder dan een kwart van zijn budget uit aan muziek. Omdat Bach in die tijd niet aan een kerk verbonden was componeerde hij vooral instrumentale muziek. Zo stammen de Brandenburgse concerten, de orkest­suites, de fluit-, viool- en gambasonates en de solowerken voor viool en cello uit deze periode. Bachs Fluitsonate in e klein, BWV 1034 ontstond waarschijnlijk ook aan het Köthense hof. Het eerste deel begint in een melancholisch e klein. Er volgt een sombere conversatie tussen fluit en basso continuo. Het tweede deel danst met sprankelende virtuositeit. Het derde deel staat in een troostrijk G groot. De fluit speelt een prachtige melodie boven een zich steeds herhalende baslijn in achtste noten. In het laatste deel horen we vuurwerk met een canonische conversatie tussen de instrumenten. 

Telemann

Waar Bach componeerde wat en hoe hij het zelf wilde, had Georg Philipp Telemann een goede neus voor wat het publiek wilde horen en ging hij mee met de laatste mode. Onder andere hierdoor was niet Bach maar Telemann de populairste Duitse componist van de achttiende eeuw. Vanaf zijn kindertijd was zijn passie voor muziek duidelijk.

Omdat het echte blokfluit­repertoire enigszins beperkt is, zijn blokfluitisten voor hun programmasamenstelling vaak aangewezen op het uitgebreidere repertoire voor traverso, de houten dwarsfluit. Veel barokcomponisten vonden het helemaal niet erg als hun composities op andere instrumenten gespeeld werden; als dit betekende dat de werken meer verkocht werden juichten ze het vaak alleen maar toe. Met name Georg Philipp Telemann was behoorlijk commercieel ingesteld. Zo gaf hij zelf een tijdschrift uit, Der getreue Music-­Meister, het eerste Duitse muziektijdschrift, waarin hij zijn composities publiceerde. Hij zorgde ervoor dat ze nooit compleet waren zodat men steeds ook het volgende nummer moest bestellen om alle delen van een stuk te verkrijgen. 

Bach: Fluitsonate

Johann Sebastian Bach hoefde deze moeite niet te doen omdat hij zijn leven lang in loondienst was. Zijn bekendste kamermuziekwerken ontstonden in zijn periode als kapelmeester aan het hof van Köthen. Ondanks het treurige feit dat in die periode zijn eerste vrouw en een aantal van zijn kinderen overleden, was het in professioneel opzicht een gelukkige tijd voor Bach. Hij had een werkgever die hem enorm waardeerde en hij had fantastische musici ter beschikking. Prins Leopold gaf niet minder dan een kwart van zijn budget uit aan muziek. Omdat Bach in die tijd niet aan een kerk verbonden was componeerde hij vooral instrumentale muziek. Zo stammen de Brandenburgse concerten, de orkest­suites, de fluit-, viool- en gambasonates en de solowerken voor viool en cello uit deze periode. Bachs Fluitsonate in e klein, BWV 1034 ontstond waarschijnlijk ook aan het Köthense hof. Het eerste deel begint in een melancholisch e klein. Er volgt een sombere conversatie tussen fluit en basso continuo. Het tweede deel danst met sprankelende virtuositeit. Het derde deel staat in een troostrijk G groot. De fluit speelt een prachtige melodie boven een zich steeds herhalende baslijn in achtste noten. In het laatste deel horen we vuurwerk met een canonische conversatie tussen de instrumenten. 

Telemann

Waar Bach componeerde wat en hoe hij het zelf wilde, had Georg Philipp Telemann een goede neus voor wat het publiek wilde horen en ging hij mee met de laatste mode. Onder andere hierdoor was niet Bach maar Telemann de populairste Duitse componist van de achttiende eeuw. Vanaf zijn kindertijd was zijn passie voor muziek duidelijk.

  • Georg Philipp Telemann

    Georg Philipp Telemann

  • Georg Philipp Telemann

    Georg Philipp Telemann

Hij schreef in zijn autobiografie: ‘Ik leerde ook viool, fluit en citer te bespelen, waarmee ik de buren onderhield, zonder me te realiseren dat muziek ook opgeschreven kon worden.’ Op zijn twaalfde componeerde hij al een opera waarin hij zelf de hoofdrol zong. Hij schreef dat er als reactie een menigte muzikale vijanden naar zijn moeder kwam om haar te vertellen dat hij minstreel, koorddanser of caviatrainer zou worden als zijn muzikale activiteiten niet snel zouden stoppen. 

Het bloed kroop echter waar het niet gaan kon. Hoewel hij van plan was om voor de lieve vrede rechten te gaan studeren in Leipzig, is zijn naam nergens te vinden op lijsten van ingeschreven studenten. Hij wijdde zich volledig aan de muziek. Hij verdiepte zich in de Franse barokmuziek en in Polen verkende hij met groot enthousiasme de Poolse volksmuziek. Ergens in het eerste decennium van de achttiende eeuw ontmoetten Telemann en Bach elkaar en raakten ze bevriend. 

In tegenstelling tot Bach, die een echte strijker en toetsenist was, was Telemann een multi-instrumentalist. In zijn auto­biografie schrijft hij dat hij klavierinstru­menten, viool, blokfluit, hobo, traverso, chalumeau, viola da gamba, contrabas en bastrombone speelde. Hij publiceerde verschillende collecties met kamermuziekwerken maar ook series solo-fantasieën voor fluit, viola da gamba, klavecimbel en viool.

Vivaldi, Bach en Telemann zagen alledrie het potentieel van de cello

Zijn Concert in a klein voor blokfluit, viola da gamba en basso continuo is een voorbeeld van de bijzondere combinaties waar Telemann voor componeerde. In dit concert worden Franse, Italiaanse en Duitse elementen verweven tot een samenhangend werk in de ‘gemengde smaak’ (‘les goûts réunis’). Met zijn gepuncteerde ritmes doet het eerste deel Frans aan. De twee langzame delen zijn eigenlijk meer triosonates en hier vinden we diepe emotie en melancholie. De twee virtuoze snelle delen zijn meer Italiaans, al is het laatste deel ook geïnspireerd op de Poolse volksmuziek. 

Vivaldi

Een grote inspiratiebron voor zowel Bach als Telemann was de priester-componist Antonio Vivaldi. Vivaldi’s uitzonderlijk virtuoze vioolspel was zo beroemd dat musici uit heel Europa naar Venetië kwamen om les van hem te nemen. Veel van zijn muziek werd gepubliceerd in Amsterdam, waarna de partituren hun weg vonden naar muzikale centra als Weimar, Hamburg, Berlijn en Londen. Zo leerden Bach en Telemann ook Vivaldi’s muziek kennen zonder ooit een voet in Italië gezet te hebben. Zij ontleedden en imiteerden Vivaldi’s concerten en sonates en verwerkten elementen in hun eigen stijl. 

Vivaldi’s Triosonate in a klein, RV 86 voor blokfluit, fagot en basso continuo is een voorbeeld van de vindingrijkheid in instrumentatie die zowel Telemann als Vivaldi aan de dag legden. De blokfluit en fagot (hier cello) hebben een heel verschillend karakter en klinken in totaal andere registers, net als in Telemanns Concert in a klein voor blokfluit en viola da gamba. Evenals bij Telemanns concert kunnen in Vivaldi’s sonate de solisten al hun virtuositeit tentoonspreiden en eindigen ze met spetterende razendsnelle triolen.

Bach: Cellosuite en Klavecimbelconcert

Vivaldi, Bach en Telemann zagen alle drie het potentieel van de cello. Vivaldi componeerde in ieder geval tien cellosonates en minstens zevenentwintig celloconcerten. Bach componeerde alleen zes cellosuites, maar die zijn zo rijk dat ze voor cellisten als een soort bijbel fungeren. In zijn suites voor cello solo laat Bach horen dat één enkel melodisch instrument zowel melodie als begeleiding kan geven. De Eerste suite in G groot, BWV 1007 begint met een Prelude die wordt gekenmerkt door een doorgaande beweging in zestiende-noten vol arpeggio’s en toonladdermotieven. De spanning wordt opgebouwd tot aan het eind het slotakkoord met de hoge g klinkt. Het eerste Menuetto is een galant stukje en het tweede staat in een meer melancholisch g klein.

Bach bewerkte graag muziek van Italiaanse tijdgenoten voor eigen gebruik. Zo is zijn Klavecimbelconcert in d klein, BWV 974 een bewerking van een concert voor hobo en strijkers van Alessandro Marcello, de oudere broer van de bekendere componist Benedetto. Het hoboconcert circuleerde in Noord-Europa. Bachs klavierbewerking maakt het tot echte kamermuziek en het zou Bach niet zijn als hij zijn bewerking niet interessanter zou maken dan het origineel.

Hij schreef in zijn autobiografie: ‘Ik leerde ook viool, fluit en citer te bespelen, waarmee ik de buren onderhield, zonder me te realiseren dat muziek ook opgeschreven kon worden.’ Op zijn twaalfde componeerde hij al een opera waarin hij zelf de hoofdrol zong. Hij schreef dat er als reactie een menigte muzikale vijanden naar zijn moeder kwam om haar te vertellen dat hij minstreel, koorddanser of caviatrainer zou worden als zijn muzikale activiteiten niet snel zouden stoppen. 

Het bloed kroop echter waar het niet gaan kon. Hoewel hij van plan was om voor de lieve vrede rechten te gaan studeren in Leipzig, is zijn naam nergens te vinden op lijsten van ingeschreven studenten. Hij wijdde zich volledig aan de muziek. Hij verdiepte zich in de Franse barokmuziek en in Polen verkende hij met groot enthousiasme de Poolse volksmuziek. Ergens in het eerste decennium van de achttiende eeuw ontmoetten Telemann en Bach elkaar en raakten ze bevriend. 

In tegenstelling tot Bach, die een echte strijker en toetsenist was, was Telemann een multi-instrumentalist. In zijn auto­biografie schrijft hij dat hij klavierinstru­menten, viool, blokfluit, hobo, traverso, chalumeau, viola da gamba, contrabas en bastrombone speelde. Hij publiceerde verschillende collecties met kamermuziekwerken maar ook series solo-fantasieën voor fluit, viola da gamba, klavecimbel en viool.

Vivaldi, Bach en Telemann zagen alledrie het potentieel van de cello

Zijn Concert in a klein voor blokfluit, viola da gamba en basso continuo is een voorbeeld van de bijzondere combinaties waar Telemann voor componeerde. In dit concert worden Franse, Italiaanse en Duitse elementen verweven tot een samenhangend werk in de ‘gemengde smaak’ (‘les goûts réunis’). Met zijn gepuncteerde ritmes doet het eerste deel Frans aan. De twee langzame delen zijn eigenlijk meer triosonates en hier vinden we diepe emotie en melancholie. De twee virtuoze snelle delen zijn meer Italiaans, al is het laatste deel ook geïnspireerd op de Poolse volksmuziek. 

Vivaldi

Een grote inspiratiebron voor zowel Bach als Telemann was de priester-componist Antonio Vivaldi. Vivaldi’s uitzonderlijk virtuoze vioolspel was zo beroemd dat musici uit heel Europa naar Venetië kwamen om les van hem te nemen. Veel van zijn muziek werd gepubliceerd in Amsterdam, waarna de partituren hun weg vonden naar muzikale centra als Weimar, Hamburg, Berlijn en Londen. Zo leerden Bach en Telemann ook Vivaldi’s muziek kennen zonder ooit een voet in Italië gezet te hebben. Zij ontleedden en imiteerden Vivaldi’s concerten en sonates en verwerkten elementen in hun eigen stijl. 

Vivaldi’s Triosonate in a klein, RV 86 voor blokfluit, fagot en basso continuo is een voorbeeld van de vindingrijkheid in instrumentatie die zowel Telemann als Vivaldi aan de dag legden. De blokfluit en fagot (hier cello) hebben een heel verschillend karakter en klinken in totaal andere registers, net als in Telemanns Concert in a klein voor blokfluit en viola da gamba. Evenals bij Telemanns concert kunnen in Vivaldi’s sonate de solisten al hun virtuositeit tentoonspreiden en eindigen ze met spetterende razendsnelle triolen.

Bach: Cellosuite en Klavecimbelconcert

Vivaldi, Bach en Telemann zagen alle drie het potentieel van de cello. Vivaldi componeerde in ieder geval tien cellosonates en minstens zevenentwintig celloconcerten. Bach componeerde alleen zes cellosuites, maar die zijn zo rijk dat ze voor cellisten als een soort bijbel fungeren. In zijn suites voor cello solo laat Bach horen dat één enkel melodisch instrument zowel melodie als begeleiding kan geven. De Eerste suite in G groot, BWV 1007 begint met een Prelude die wordt gekenmerkt door een doorgaande beweging in zestiende-noten vol arpeggio’s en toonladdermotieven. De spanning wordt opgebouwd tot aan het eind het slotakkoord met de hoge g klinkt. Het eerste Menuetto is een galant stukje en het tweede staat in een meer melancholisch g klein.

Bach bewerkte graag muziek van Italiaanse tijdgenoten voor eigen gebruik. Zo is zijn Klavecimbelconcert in d klein, BWV 974 een bewerking van een concert voor hobo en strijkers van Alessandro Marcello, de oudere broer van de bekendere componist Benedetto. Het hoboconcert circuleerde in Noord-Europa. Bachs klavierbewerking maakt het tot echte kamermuziek en het zou Bach niet zijn als hij zijn bewerking niet interessanter zou maken dan het origineel.

door Marike Tuin

Biografie

Lucie Horsch, blokfluit

Lucie Horsch studeerde vanaf haar elfde bij Walter van Hauwe aan het Conservatorium van Amsterdam. Pianolessen kreeg ze van Marjes Benoist en Jan Wijn, en in 2023 behaalde ze haar master ­fortepiano bij Olga Pashchenko.

Haar liefde voor zang – ze zong zeven jaar in het Nationaal Kinderkoor – resulteerde in een tweede masterstudie in de klas van Xenia Meijer, en masterclasses kreeg ze van Elly Ameling en Margreet Honig.

 Lucie Horsch soleerde bij het Concertgebouworkest onder Ton Koopman en bij het Hong Kong Philharmonic Orchestra, en tourde in Nederland met het Orkest van de Achttiende Eeuw, in Japan met B’Rock en in Europa met de Academy of Ancient Music. Ook werkte ze met het Los Angeles Chamber Orchestra, ensemble LUDWIG en Amsterdam Sinfonietta.

Voor kamermuziek ging ze onder ander naar de Sommets Musicaux de Gstaad, de Thüringer Ba­chwochen en het paasfestival in Aix-en-Provence, Wigmore Hall in Londen, KKL Luzern en het Wiener Konzerthaus.

Haar debuut-cd gewijd aan Vivaldi won in 2017 een Edison; de opvolger, Baroque Journey, kreeg in 2019 een Op­us Klassik. Haar derde cd, Origins, kreeg in 2023 de Edison Klassiek Publieksprijs. Ze won in 2010 het Koninklijk Concertgebouw Concours, in 2016 de Concertgebouw Young Talent Award, in 2020 de Nederlandse Muziekprijs en in 2022 een Borletti-Buitoni Trust Fellowship.

Haar blokfluiten zijn gebouwd door Seiji Hirao, Frederick Morgan, Stephan Blezinger en anderen.

Haar vorige optreden in de Kleine Zaal was op 2 juni jongstleden in duo met violiste Rachel Podger.

Anastasia Kobekina, cello

Als solist trad Anastasia Kobekina op met het Konzerthausorchester Berlin, Die Deutsche Kammerphilharmonie Bremen, de Wiener Symphoniker en het Wiener Kammerorchester, het BBC Philharmonic Orchestra, de Royal Liverpool Philharmonic, de Kremerata Baltica en orkesten in Spanje, Frankrijk en Italië en haar geboorteland Rusland.

Vorig seizoen was ze te gast bij het Tonhalle-Orchester Zürich en Paavo Järvi en bij het Tsjechisch Philharmonisch Orkest en Jakub Hrůša, op het Gstaad Menuhin Festival, het Rheingau Musik Festival en het Dvořák Prague International Music Festival.

Eerder was ze te beluisteren in Lincoln Center in New York en Wigmore Hall in Londen, op het Festival de Pâques in Aix-en-Provence en op de Festspiele Mecklenburg Vorpommern.

Anastasia Kobekina studeerde in Duitsland bij Frans Helmerson en Jens-Peter Maintz en in Parijs bij Jérôme Pernoo. Barokcello studeert ze bij Kristin von der Goltz in Frankfurt. Prijzen won de celliste op het Tsjaikovski Concours (2019, Sint-Petersburg) en het Enescu Concours (2016, Boekarest). Van 2018 tot 2021 was ze BBC New Generation Artist, in 2022 kreeg ze een Borletti-Buitoni Trust Award en eerder dit jaar ontving ze de Leonard Bernstein Award van het Schleswig-­Holstein Musik Festival. Afgelopen februari presenteerde ze haar debuut-cd, getiteld Venice. Anastasia Kobekina heeft een instrument van Antonio Stradivari uit 1698 in bruikleen.

In de Eigen Programmering van Het Concertgebouw speelde ze eerder in oktober 2023 in de Kleine Zaal en in Het Zondagochtend Concert van 8 september jl. in de Grote Zaal: Tsjaikovski’s Rococo-­variaties met het Residentie Orkest Den Haag.

Justin Taylor, klavecimbel

In 2015 won Justin Taylor op Musica Antiqua in Brugge niet alleen de eerste prijs maar ook de publieksprijs en nog twee andere prijzen. Al jong speelde hij klavecimbel en piano; aan het conservatorium in Parijs studeerde hij piano bij Roger Muraro en klavecimbel bij Olivier Baumont en Blandine Rannou.

De Franse klavecinist van Amerikaanse origine leverde al meer dan een dozijn cd’s af: de eerste, La Famille Forqueray (2016), werd bij Gramophone Editor’s Choice en kreeg een Choc de l’année Classica, en de tweede, gewijd aan Scarlatti en Ligeti, werd door Le Monde geschaard onder de vijf beste van 2018.

Het Japanse recitaldebuut van Justin Taylor dateert van 2019/2020, en in datzelfde seizoen tourde hij ook voor het eerst in de Verenigde Staten. Naast zijn soloprogramma’s werd hij uitgenodigd door bijvoorbeeld het Orchestre National d’Île-de-France, het Orchestre de Chambre de Genève en het Orchestre de Picardie.

De musicus heeft een voorliefde voor het herwaarderen van vergeten oude muziek, wat hij onder meer doet met zijn eigen ensemble Le Consort. In 2017 won Le Consort de eerste prijs en de publieksprijs van het Concours de Musique Ancienne du Val de Loire, voorgezeten door William Christie, en op 29 september jongstleden maakte Le Consort zijn debuut in de Kleine Zaal.