Wie is Heinrich Schütz?
Heinrich Schütz
componist
Heinrich Schütz was de belangrijkste Duitse componist van de zeventiende eeuw. Met zijn geestelijke koormuziek, vol stijlen die hij in Venetië had opgepikt, luidde hij het begin van de Duitse Barok in.
Jonge jaren
Heinrich Schütz wordt in 1685 geboren als zoon van een waard in Weissenfels. Op zijn dertiende wordt hij ontdekt. Maurits, de landgraaf van Hassen-Kassel, hoort zijn goede stem en nodigt hem uit zich aan te sluiten bij zijn hofkapel. Heinrich volgt de landgraaf naar Kassel, waar hem een gedegen opleiding aan het lokale gymnasium wacht.
Maurits stelt Schütz later in staat naar Venetië te trekken en in de leer te gaan bij Giovanni Gabrieli, een van de grootste componisten van Italië. Bij Gabrieli leert hij de Venetiaanse meerkorigheid, die veel invloed zal hebben op zijn latere muziek. In de meerkorige stijl verdeelt de componist de zangers en instrumentalisten in verschillende ‘koren’ die om beurten zingen en spelen en vaak ook door de ruimte verspreid zijn. Zo komt de muziek letterlijk uit elke hoek van de zaal.
Dresden
Als Schütz terugkeert uit Venetië in 1613 is hij volleerd componist. Hij is erg gewild. Maurits en de keurvorst van Saksen, Johan George, ruziën om zijn diensten. Johan George wint de strijd en neemt Schütz een jaar later op in zijn hofkapel.
Schütz’ belangrijkste werken schrijft hij voor deze groep musici. Zo verschijnt in 1619 zijn Psalmen Davids, 26 meerkorige zettingen van de psalmen. Ook schrijft hij de Historia der Auferstehung Jesu Christi, waarin hij het paasverhaal vertelt in een dramatisch oratorium.
In Oorlog
Helaas kan Schütz niet lang blijven experimenteren met deze weelderige hoeveelheden uitvoerders. Bij terugkomst van een studiereis in Venetië ziet hij hoe het hofleven in Dresden steeds meer verlamd raakt als gevolg van de Dertigjarige Oorlog.
Schütz moet noodgedwongen schrijven voor steeds kleinere bezettingen. Vlak na Venetië zijn die nog gevariëerd, zoals je kunt horen in zijn Symphoniae Sacrae van 1629. Maar de Kleine geistliche Konzerte van 1636 reflecteren hoe de prioriteiten van het hof van Johan George zijn verschoven. Vaak zijn deze geestelijke concertjes geschreven voor slechts één zanger en basso continuo. Schütz schrijft in deze periode wel een van zijn bekendste werken: de Musikalische Exequien, een Luthers requiem.
Laatste jaren
In 1645 vraagt Schütz zijn meester om pensioen. Pas in 1657, met de dood van Johan George, krijgt hij het. Hij is dan bijna 82. Hij blijft formeel aan als hoofdkapelmeester, maar hoeft zich niet meer elke dag te bekommeren zijn dagelijkse bezigheden.
In deze laatste jaren gaat Schütz door met componeren, maar op een lager tempo en in een meer ingetogen stijl. In de jaren zestig schrijft hij zijn Matthäus-, Lukas-, Marcus- en Johannes-Passion en zijn Historia der Geburt.
Kort voor zijn dood schrijft hij een dubbelkorige zetting van onder andere Psalm 119, dat bekend is komen te staan als Schwanengesang. Hij sterft in 1672.
Schütz’ belangrijkste werken schrijft hij voor deze groep musici. Zo verschijnt in 1619 zijn Psalmen Davids, 26 meerkorige zettingen van de psalmen. Ook schrijft hij de Historia der Auferstehung Jesu Christi, waarin hij het paasverhaal vertelt in een dramatisch oratorium.
In Oorlog
Helaas kan Schütz niet lang blijven experimenteren met deze weelderige hoeveelheden uitvoerders. Bij terugkomst van een studiereis in Venetië ziet hij hoe het hofleven in Dresden steeds meer verlamd raakt als gevolg van de Dertigjarige Oorlog.
Schütz moet noodgedwongen schrijven voor steeds kleinere bezettingen. Vlak na Venetië zijn die nog gevariëerd, zoals je kunt horen in zijn Symphoniae Sacrae van 1629. Maar de Kleine geistliche Konzerte van 1636 reflecteren hoe de prioriteiten van het hof van Johan George zijn verschoven. Vaak zijn deze geestelijke concertjes geschreven voor slechts één zanger en basso continuo. Schütz schrijft in deze periode wel een van zijn bekendste werken: de Musikalische Exequien, een Luthers requiem.
Laatste jaren
In 1645 vraagt Schütz zijn meester om pensioen. Pas in 1657, met de dood van Johan George, krijgt hij het. Hij is dan bijna 82. Hij blijft formeel aan als hoofdkapelmeester, maar hoeft zich niet meer elke dag te bekommeren zijn dagelijkse bezigheden.
In deze laatste jaren gaat Schütz door met componeren, maar op een lager tempo en in een meer ingetogen stijl. In de jaren zestig schrijft hij zijn Matthäus-, Lukas-, Marcus- en Johannes-Passion en zijn Historia der Geburt.
Kort voor zijn dood schrijft hij een dubbelkorige zetting van onder andere Psalm 119, dat bekend is komen te staan als Schwanengesang. Hij sterft in 1672.
Bijgewerkt op donderdag 07 november 2019